Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 5.1 t/m 5.4

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 634 woorden
  • 15 mei 2011
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
aardrijkskunde hoofstuk 5 klas 3


5.1 :
thematische kaarten:

- mozaïekkaart : kaart waarop met verschillende kleuren of tekens aangegeven wordt hoe een gebied op de kaart verschilt van andere gebieden (waar wordt de grond voor gebruikt).

- stippenkaart : stippen om aan te geven waar iets ligt of hoe groot de plaats/ het verschijnsel is.

- choropleet : kleuren om de verschillen in grootte van een plaats/ verschijnsel aan te geven ( hoe donkerder de kleur hoe groter het verschijnsel).

- bewegingskaart : pijlen om aan te geven hoe mensen, goederen of geld van het ene gebied naar het andere gaan (dikte van de pijl geeft aan hoe groot of hoe klein de stroom mensen, goederen of geld is).


- diagramkaart : diagrammen om gegevens weer te geven (circel-, staafdiagrammen of lijngrafieken).

stappenplan werken met kaarten :

1. kaartlezen (kaartidentificatie) : nagaan wat er op elke kaart precies te zien is.

2. kaart indelen (analyseren) : de kaart classificeren (nagaan welke verschijnselen en/of gebieden bij elkaar horen) daarna relateren (nagaan of er een verband bestaat tussen de patronen die je hebt ontdekt).

3. kaarten verklaren (interpreteren) : verklaring zoeken bij wat je bij stap 2 gevonden hebt.


5.2 :
1. alle maanden > 18 C → ja, A-klimaat (tropische klimaten).

→ nee, bekijk stap 2.

2. warmste maand < 10 C → ja, E-klimaat (polaire klimaten).

→ nee, bekijk stap 3.

3. hele jaar < 200 mm neerslag → ja, B-klimaat (droge klimaten).

→ nee, bekijk stap 4.

4. koudste maand > -3 C → ja, C-klimaat (maritieme klimaten van de gematigde zone (zeeklimaten)).

→ nee, D-klimaat (continentale klimaten (landklimaten)).

A-klimaten : jaaramplitude (temperatuurverschil tussen de koudste en de warmste maand) is klein.

B-klimaten : neerslag bijna het hele jaar kleiner dan de verdamping.


C-klimaten : winters niet erg koud, zomers niet erg warm.

D-klimaten : jaaramplitude is groot → erg koude winters < -3 C.

E-klimaten : geen begroeiing in verband met de kou.

A-, C- en D-klimaten zijn onder verdeeld in tweede kleine letter :

f = hele jaar neerslag.

s = droge zomer.

w = droge winter.

B- en E-klimaten zijn onderverdeeld in tweede grote letter :

B-klimaten :

S = steppe

W = woestijn

E-klimaten :

T = toendra.

H = hooggebergte.

F = sneeuw (altijd < 0 C).

lijst met mogelijke combinaties en hun betekenis :

Af = tropisch regenwoudklimaat.

Aw – As = savanneklimaat.

BW = woestijnklimaat.

BS = steppeklimaat.

Cf = zeeklimaat + altijd neerslag.

Cs = middellands zeeklimaat.

Cw = China klimaat.

Df – Dw = landklimaat.

EI = toendraklimaat (altijd bevroren).


EF = poolklimaat (ook in de zomer < 0 C).

EH = hooggebergteklimaat.

equatoriaal minimum = laag luchtdrukgebied onder de evenaar.

subtropische maxima = hoog luchtdrukgebied rond de keerkringen.

verschuiving equatoriaal minimum zorgt ervoor dat in Afrika een savanneklimaat heeft met in de winter een droge periode en dat de subtropische maxima verschuift.


5.3 :

de sahel (de oever) :

sedentaire veeteelt : vorm van veeteelt waarbij de bevolking op een vaste plaats woont.

nomadische veeteelt : extensieve vorm van veeteelt – stammen trekken rond met hun vee.

transhumance : heen en weer trekken van zomer- naar winterweiden.

bevolkingsdruk : verhouding tussen het aantal bewoners en het aantal bestaansmogelijkheden in een gebied.

milieu vluchtelingen : mensen die gedwongen zijn hun woonomgeving te verlaten door de schade aan het natuurlijke milieu de kwaliteit van hun leven ernstig vermindert of hun leven in gevaar brengt.

problemen van verwoestijning oplossen :


lange termijn : minder bevolking of vervangende werkgelegenheid scheppen buiten de landbouw.

korte termijn : nieuwe landbouwmethodes :

1. verbeterde toepassing van irrigatie.

2. extra kunstmest.

3. betere afspraken over het gebruik van gras land.

4. agroforestry : samenspel van landbouw en bosbouw waarbij tussen de gewassen en boemen geplant woorden of waarbij het vee tussen de bomen graast.


5.4 :
UNHCR : vluchtelingenorganisatie van de VN.

IDP : iemand die vlucht binnen zijn eigen land.

repatrianten : vluchtelingen die terugkeren naar hun eigen land.

multinationale staten : landen waar de bevolking uit verschillende volkeren bestaat, geen van die volkeren vormt 60% van de bevolking of meer.

natiestaat : land waarin minstens 60% van de bevolking hoort tot één volk.

Rwanda : Hutu’s & Tusti’s.

vluchtelingenprobleem oplossen :


• politieke oplossingen : oorzaken van burger- en oorlogen moeten worden tegengegaan.

• sociale oplossingen : verbeteren van de omstandigheden waaronder de bevolking leeft.

• economische oplossingen : kwijtschelden van schulden en een eerlijke wereldhandel.

REACTIES

R.

R.

Goede samenvatting

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.