Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Thema 2 ademhalingsstelsel

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 835 woorden
  • 16 januari 2011
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Biologie thema 2 ademhalingsstelsel.


Basisstof 1. Wat is verbranding.

Bij een auto is bijvoorbeeld benzine een brandstof. Door der verbranding komt er energie vrij.

Er komt energie vrij in de vorm van beweging. En er komt energie vrij in de vorm van warmte. Bij de verbranding ontstaan er uitlaatgassen. Uitlaatgassen zijn verbrandingsproducten.

Bij een brandbare kaars is kaarsvet de brandstof. Er komt energie vrij in de vorm van warmte en licht. Als je een jampotje over de kaars doet gaat de vlam uit, dit komt omdat er geen zuurstof meer bij de vlam kan komen. Bij verbranding ontstaat ook water. Daardoor beslaat de binnenkant van het jampotje. Bij de verbranding ontstaat ook koolstofdioxide. Het is een gas dat in de lucht voorkomt. Je kunt koolstofdioxide aantonen met een proef.

Helder kalkwater kan troebel worden als er koolstofdioxide bij komt. Dus met helder kalkwater kan je koolstofdioxide aantonen. Dat noem je ook wel een indicator. Koolstofdioxide en water zijn de verbrandingsproducten van een brandende kaars.



Basisstof 2. Ingeademde en uitgeademde lucht.

Als je inademt neem je lucht uit je omgeving op. Lucht is een mengels van verschillende gassen. Er zit bijvoorbeeld; stikstof, zuurstof, edelgassen en koolstofdioxide in. Ingeademde lucht heeft weer een andere samenstelling dan uitgeademde lucht.

Basisstof 3. Verbranding in organismes.
Als je inademt neem je zuurstof uit de lucht op. Als je uitademt geef je koolstofdioxide aan je omgeving. Ook raak je water en energie ( warmte) kwijt. Ook in je lichaam vind verbranding plaats. Het is verbranding zonder vuur verschijnselen. Verbranding vind plaats is elke cel in je lichaam. Ook op elk moment. Het geld voor alle cellen in elk organisme. Voor verbranding in je lichaam is brandstof nodig. De meeste brandstof zit in glucose. Glucose ontstaat in planten bij een fotosynthese. Als we platen eten krijgen we al die voedingsstoffen in ons. Bij verbranding in je lichaam komt energie vrij. Alle organen in je lichaam hebben energie nodig op te kunnen functioneren.

Basisstof 3.1 koudbloedig en warmbloedig.
Bij koudbloedige dieren is de lichaamstemperatuur ongeveer hetzelfde als de omgeving. Bij warmbloedige dieren is de lichaamstemperatuur altijd hetzelfde. De meeste dieren zijn koudbloedig behalve vogels en zoogdieren. In de winter is de buiten temp erg laag daarom in de lichaams temp van de dieren ook laag, daarom vind er weinig verbranding plaats in de dieren. Ze kunne hierdoor maar weinig bewegen. Daarom houden ook veel dieren een winterslaap. Je kunt het vergelijken met bewusteloos. Bij warmbloedige dieren is de temp altijd het zelfde er vind daarom ook altijd veel verbranding plaats. Ze moeten daarom in de winter een zo actief mogelijk leven lijden. Ze hebben veel energie nodig om hun lichaams temp op peil te houden.


Basisstof 4. Het ademhalingsstelsel.

Lucht wordt door de neus of door de mond ingeademd. De lucht komt dan in de neusholte of de mondholte. Via de keelholte en het strottenhoofd komt de lucht in de luchtpijp. De luchtpijp vertakt in twee bronchiën. Een linkerlong en een rechterlong. De bronchiën vertakken zich in steeds kleineren buisjes; de luchtpijptakjes. Elk luchtpijptakje eindigt in een trosje kleine longblaasjes.

Basisstof 4.2. neusholte en mondholte.

De neusholte is bedekt met neusslijmvlies. Het is erg vochtig. Door de neusslijmvlies wordt de lucht die er langs komt vochtig. En er lopen ook veel bloedvaatjes doorheen. Vooraan in j neusholte groeien neushartjes. Hierdoor worden grove deeltjes tegen gehouden bij het inademen. Dieper bevind zich het neusslijmvlies slijm produceerde cellen en trilhaartjes. De trilhaartjes maken een golvende beweging en verplaatsen zo het slijm van de neusholte naar de keelholte. Boven in de neusholte bevindt zich het reukzintuig.


Basisstof 4.3. keelholte en strottenhoofd.
Na de neukholte of de mondholte komt de lucht in de keelholte. Tussen de keelholte en de luchtpijp ligt het strottenhoofd. In je strottenhoofd liggen je stembanden, die zijn om te kunnen praten. De keelholte is als het ware een kruispunt. Als je ademt staan alle wegen naar dit kruispunt open. Als je voedsel inslikt wordt je luchtpijp afgesloten met het stroklepje en je neus door je huig.

Basisstof 4.4. luchtpijp en bronchiën.
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op de onderkant van het strottenhoofd, de wand van de luchtpijp bevat hoefijzervormige kraakbeenringen. Het is soepel en beweegbaar maar toch heel stevig. De luchtpijp splitst zich in twee takken; de bronchiën. De wand van de bronchiën bevatten ook kraakbeenringen. Ze vertakken zich in steeds kleineren takjes; luchtpijptakjes. Ze bevatten geen kraakbeen meer maar spiertjes. Aan het einde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes. De binnenwand van de luchtwegen is bekleed met slijm producerende cellen en trilhaartjes. Ziektes en bacteriën blijven kleven aan het slijm. De trilhaartjes verplaatsen het slijm naar de keelholte.

Basisstof 4.5. longblaasjes.

Aan het einde van de luchtpijptakjes bevinden zich kleine trosjes longblaasjes. De wand van de longblaasjes is erg dun. Ze zijn omgeven door een netwerk van kleine bloedvaatjes, de longhaarvaten. In de longblaasjes bevind zich lucht en in de longhaarvaten bloed. Tussen de longblaasjes en de longhaarvaten bevind zich een gaswisseling plaats. Zuurstof wordt opgenomen in het bloed in de longhaarvaten. Zie aant.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.