Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Lichaam

Beoordeling 3.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 525 woorden
  • 9 november 2010
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 3.6
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Hoofdstuk 5

5.1

Je gezondheid hangt af van:

Lichamelijke, geestelijke en sociale factoren. Bijv.:

- leefstijl = manier van leven

- je eigenschappen

- omgang met mensen (sociaal)

- leeftijd

Symptomen = verschijnsel van een ziekte

Gezond = Geen lichamelijke, geestelijke of sociale problemen hebben.

5.2

Laag Eigenschappen

Hoornlaag dode cellen, veel hoornstof

kiemlaag celdeling, bevat pigmentvormende cellen

lederhuid bindweefsel, bevat bloedvaten, zenuwen, zintuigen en zweetklieren

onderhuidbindweefsel bevat vetcellen

Je huid beschermt tegen infecties, uitdroging en UV-straling, en handhaaft je temperatuur.

Overige barrières: Slijm in luchtpijp vangen vuil op, trilhaartjes duwen het vervuilde slijm naar de keelholte. Het slijm wordt doorgeslikt, komt via de slokdarm in de maag. In de maag doodt het maagzuur de bacteriën.

5.3


Je bloed bestaat uit:

- 55% uit bloedplasma

- 45% uit bloedcellen

- Bloedcellen worden gevormd in het rode beenmerg en platte beenderen van de schedel, ribben, borstbeen en bekken.

- Bloedplasma bestaat uit water met o.a. zouten, voedingsstoffen, hormonen, eiwitten (waaronder antistoffen), afvalstoffen en opgeloste lucht

Incubatietijd = tussen het moment dat het virus binnen komt tot je je ziek voelt

Je kunt anderen besmetten door:

- lucht

- voedsel

- zoenen

- drinken uit een glas van een ander

- insectenbeet

- verwonding

Aspecifieke afweer

Fagocyten:

- Kunnen facocyteren (bacterie dood maken)

- Rond bacterie liggen, eenmaal opgenomen gaat bacterie dood en verteerd

- pus of etter zijn restanten van dode fagocyten

- bestrijden van alle type indringers

Specifieke afweer

Lymfocyten

- op het celmembraan van elke cel zitten antigenen

- passen als een sleutel in een slot (reageert maar op één ding)

- kunnen onderscheid maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd

- stoppen pas met maken van antistoffen als ziekte helemaal over is

Immuniteit

Geheugencellen = lymfocyten in een ruststadium, die ‘weten’ hoe de antistoffen tegen een bepaald antigeen gemaakt moeten worden. Wanneer je immuun bent geworden voor een ziekte, dan heeft je lichaam geheugencellen gemaakt. Deze komen snel in actie bij een herbesmetting, zodat je niet meer ziek wordt.

Vaccin = verzwakte ziekteverwekkers worden ingespoten, of soms alleen de antigenen van die ziekteverwerkers.

Kunstmatige actieve immuniteit = verzwakte vorm van virus ingespoten

Kunstmatige passieve immuniteit= injectie met kant en klare antistoffen (antiserum)

5.4

Griep is het gevolg van infectie met een virus. Doordat het griepvirus telkens muteert word je voor griep niet immuun. Als je eigen afweer tegen bacteriën niet snel genoeg op gang komt, kan het gebruik van antibiotica helpen. Deze remmen de deling van bacteriën af.

Resistentie ontstaat wanneer ziekte verwerkende organismen vaak blootgesteld worden aan een bepaalde stof, bijvoorbeeld een antibioticum. Op een gegeven moment worden de ziekteverwekkers daar ongevoelig voor.

Bij allergieën en auto-immuun ziekten werkt het afweersysteem tegen onschuldige antigenen. Bij allergieën zijn mestcellen betrokken. Als mestcellen barsten komt er histamine vrij, dat veroorzaakt jeuk e.d.

5.5

Alle cellen dragen antigenen op hun celmembraan. Hoe meer overeenkomst er is tussen de antigenen van donor en ontvanger, des te kleiner de kans op afstoting bij transplantatie.

Antigenen op de rode bloedcellen bepalen de bloedgroep. Ze zijn van belang bij bloedtransfusies. De resus-antistoffen van een resusnegatieve moeder kunnen problemen opleveren voor een resus-positief kind. Behalve antigenen A en B kunnen rode bloedcellen ook resus-antigenen bevatten.

Bron 32 en 34 is belangrijk!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.