Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Russische revolutie

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 3301 woorden
  • 1 februari 1999
  • 145 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
145 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding De gevolgen van bepaalde revoluties worden in ieder geschiedenisboek wel beschreven. Maar wat zijn de oorzaken van deze omvormingen in de maatschappij? Dat is in elk geval natuurlijk verschillend. Mijn vraagstelling is dan ook gericht: hoe is de Russische revolutie ontstaan? Ik probeer in deze scriptie de redenen voor deze revolutie zo goed mogelijk te belichten, van het Rusland in de 19e eeuw tot de laatste fase van het tsaristisch regime en de werkelijke revolutie. Om een vage karakterschets van de belangrijkste personen uit die tijd te maken, vergelijk ik ze met de personages uit het boek “Animal Farm”. Ik heb voor dit, toch wel uitdagende onderwerp gekozen, omdat ik de werkelijke gedachte achter de chaotische revolutie van 1917 te weten wilde komen. Rusland in de eerste helft van de 19e eeuw. De historische wortels van de Russische revolutie van 1917 liggen niet uitsluitend in het marxisme. Wil je ze zoeken, dan moet je daarbij ver teruggaan, naar het begin van de 19e eeuw. Rusland heeft een andere geschiedenis gekend dan West-Europa. Tot 1917 was het zowel politiek als economisch en sociaal achtergebleven. Bijna heel de bevolking was analfabeet en stond buiten elke intellectuele ontwikkeling. Er was slechts een kleine bovenlaag. Politiek was Rusland jarenlang een eigenmachtig geregeerd land. De tsaar bezat de absolute macht en werd bijgestaan door een, van hem afhankelijke, bureaucratie. Zowel binnen als buiten de staatskerk waren er wel christenen die zich keerden tegen het absolutisme. Maar elk streven naar hervormingen werd door de tsaar beschouwd als revolutionair, als een aantasting van “het goddelijke karakter van het tsaristisch gezag”. Van volksinvloed op de regering was natuurlijk geen sprake. Zelfs werd het absolutisme nog verscherpt in de tijd dat in West-Europa de democratisering op gang kwam. Dit is mede te verklaren als een reactie op de revolutionaire bewegingen in het westen. Economisch gezien was Rusland toen een agrarisch land. Alles wat er aan handel en nijverheid bestond, was in handen van buitenlanders, voornamelijk Joden. Voor meer dan 90 % bestond de bevolking uit boeren, die tot 1861 bijna allen lijfeigenen waren. Dit gaf dan ook meerdere malen aanleiding tot boerenopstanden. Uit de officierenkring ontstond in 1825 de zgn. Dekabristenopstand (dekaber = december), de officieren hadden invoering van een grondwet geëist en afschaffing van de lijfeigenschap. Tsaar Nicolaas I was nu minder dan ooit geneigd dit te realiseren. Integendeel, hij ging over tot een strenge censuur, beperking van vrije meningsuiting en scherpe politiecontrole. Weliswaar kwam er onder Nicolaas’ bewind geen revolutionaire uitbarsting meer, maar de oorzaken van de ontevredenheid waren niet weggenomen. Dat zou later wel blijken.
Het kritisch denken. Ondanks alle censuur en politietoezicht, ging het geestelijke leven door. Studenten en andere intellectuelen vormden een kritische instelling ten aanzien van de situatie. Er ontstonden binnen deze groep twee stromingen. Aan de ene kant waren er mensen die het Westen bewonderen en wilden navolgen. Dit vanwege de vrije ontwikkeling van de geest en de vooruitgang op allerlei gebieden die zij daar meenden aan te treffen. Rusland zelf was een achterlijk land, op vrijwel elk vlak achtergebleven, ook op cultureel gebied. Men wilde een vernieuwing en hervorming geheel naar het model van het Westen. Aan de andere kant waren er mensen die alle nadruk legden op het eigene van het Russische volk en zijn geschiedenis. Zij stonden even kritisch tegenover de bestaande Russische maatschappij als de “westerlingen”, maar wilden geen westerse maar een eigen Russische weg naar het socialisme. Na het vallen van de revoluties in Europa in 1848 verminderde het geloof in het Westen en nam dat in Rusland toe. De revolutieverwachting werd nu eigenlijk een morele zaak, een zaak van het geweten. Men was diep verontrust over de huidige situatie in het land en voelde zich geroepen tot het vormen van een nieuwe, gezonde maatschappij. Maar van een echte revolutionaire actie kon in Rusland nog geen sprake zijn, voorlopig althans nog niet. Een nieuwe weg. De dood van tsaar Nicolaas I (1855) wekte bij velen nieuwe hoop. Van zijn opvolger, Alexander II, had men grote verwachtingen, die hij ook beloofde waar te maken. De nieuwe tsaar stond verzachting toe van politietoezicht en censuur. De rechtspraak werd hervormd en de militaire dienstplicht verkort van 25 naar 15 jaar. Belangrijk was ook dat de districten een zekere, weliswaar beperkte, vorm van zelfbestuur kregen door de instelling van het zemstvo. Maar verreweg de meest ingrijpende hervorming was de afschaffing van de lijfeigenschap. In februari 1861 verscheen het emancipatie-edict: een boek van meer dan 300 bladzijden. De boeren werden hierin persoonlijk vrij verklaard en kregen een stuk land toegewezen door de heer. Maar het omstreden boek bevatte een hele reeks van bepalingen die deze verbetering gedeeltelijk weer tenietdeden. De tsaar had dus hervormingen beloofd en gedeeltelijk ook wel gerealiseerd, maar aan de autocratie bleef hij vasthouden. Het regime werd ook weer strenger na allerlei revolutionaire uitbarstingen. De politie kreeg handenvol werk. Het harde optreden van de ene partij radicaliseerde weer in de andere. Door al deze hervormingen ging het oude Rusland naar zijn einde, maar het nieuwe was er nog niet. De tsaren probeerden zoveel mogelijk van het oude te handhaven en zagen niet in dat deze maatschappij staatkundige en sociale veranderingen wilde. Populisme en terrorisme Omstreeks 1865 begonnen de narodniki (narod = volk) of populisten met het “gaan naar het volk”, om zo op vreedzame wijze het socialisme te realiseren. Jonge mannen en vrouwen trokken naar het platteland om daar te gaan werken als onderwijzers, artsen, verplegers en zelfs landarbeiders. Zo hoopte men met het volk in contact te komen. Maar deze actie, meerdere malen herhaald, had geen succes. De boeren wantrouwden de jonge vertegenwoordigers en velen werden dan ook door de boeren zelf aan de politie verraden. Deze weg leek dood te lopen. Kon dan alleen gewelddadig verzet een omvorming van de maatschappij teweegbrengen? In april 1866 werd de eerste aanslag gepleegd op het leven van de tsaar en er zouden er nog veel volgen, ook op andere hoogwaardigheidsbekleders. Aanvankelijk waren het incidentele acties, maar gaandeweg kwam het tot het oprichten van terroristische verzetsgroepen. Om de staat te vernietigen en het populistische maatschappijideaal te verwezenlijken, vond men steeds weer zijn toevlucht in het plegen van moordaanslagen en allerlei ondergrondse acties. De revolutionaire vereniging “Volkswil” voerde een succesvolle aanslag uit op het leven van Alexander II. De moord op de tsaar bracht de terroristen niet wat zij hadden gehoopt. Integendeel, de nieuwe tsaar, Alexander III (1881 – 1894) keerde ter bestrijding van de terroristische en revolutionaire acties terug naar het strenge regime van Nicolaas I: de politie kreeg weer volmachten, de censuur werd verscherpt en zowel universiteiten als rechtbanken kwamen onder een uiterst streng staatstoezicht. Van een grondwet wilde de tsaar al helemaal niets weten; een op een grondwet lijkend plan, dat Alexander II vlak voor zijn dood had getekend, werd door hem reeds ongeldig verklaard, terwijl de minister die het had opgesteld zijn ambt verloor. Wel had het regeringsoptreden tegen het terrorisme resultaat: zo werden bijna alle leiders van “Volkswil” gearresteerd. Maar niet alleen de Russen waren slachtoffer van deze herstelde tirannie. Bij de Oekraïners, Wit-Russen, Finnen, Polen en meerdere Baltische volken werd een politiek doorgevoerd van “radicale russificering”: overal werd het onderwijs in de Russische taal verplicht gesteld, Lutheranen werden gedwongen zich te bekeren tot de officiële staatsgodsdienst en in het gehele rijk ondervonden niet-leden van de Russische Orthodoxe Kerk discriminerende maatregelen of werden zelfs onderdrukt. Dit kwam voornamelijk voor bij Joden. Van populisme naar marxisme. Met de geslaagde moordaanslag op Alexander II had “Volkswil” zijn doel niet bereikt. Behalve dat de regering radicaler en harder ging optreden, vond het terrorisme onder het volk geen weerklank. Weliswaar vonden er sindsdien nog verscheidene moordaanslagen plaats, aan het echte terrorisme kwam een einde. Het populisme dat ook altijd een “legale” vleugel kende, vervormde zich nu gaandeweg geheel tot een legale oppositie. Maar had dat populisme zelf nog wel zin? Het werd gekenmerkt door totale afwijzing van de industrialisatie van Rusland en door het benadrukken van de eigen weg van het Russisch socialisme, op basis van de bestaande boerencommune. De industriële ontwikkeling was echter niet te stuiten en dat was ook noodzakelijk, wilde Rusland economisch een plaats innemen in de wereld. Men kreeg toen ook oog voor deze situatie en daarmee ook voor het falen van het populisme. Het terrorisme bleek zinloos te zijn, het populisme kon de ontwikkeling niet tegenhouden en daarmee kwam de Russische revolutionaire beweging tot stilstand. In deze leegte verscheen het marxisme. Volgens deze leer van Karl Marx moest eerst de “burgerlijke” revolutie komen, die politieke vrijheid zou brengen; daarna zou het proletariaat de macht op de bourgeoisie veroveren. Enkele jonge mannen wijdden zich in de leer van het marxisme in, waaronder Oeljanow (Lenin). Lenin (1870-1924) zette zich aan het werk van de propaganda en van de eenwording van verspreide groepjes sociaal-democraten. En d.m.v. tal van geschriften en door hem opgerichte organisaties droeg hij daar goed aan bij. Bolsjewieken en mensjewieken. In 1903 kwam een congres bijeen van verschillende sociaal-democratische partijen in Rusland. Dit congres werd gehouden in Brussel en, als gevolg van het optreden van de Belgische politie, voortgezet in Londen. Op dit congres ontstond de scheuring tussen bolsjewieken (lett. meerderheid) en mensjewieken (minderheid). De bolsjewieken, onder Lenin, verloren bij de stemming over de aard van de partij (wel of niet een echte eenheid). Onder hen was ook de jonge bolsjewiek Josef Djoegasjwili (Stalin), die erg hard voor de partij werkte, maar nog te jong was om tot de kern toe te treden. De mensjewieken, onder Trotzki, wensten een democratische en federalistische opbouw van de partij en Trotzki noemde Lenins centralisme “dictatuur over het proletariaat” in plaats van “dictatuur van het proletariaat”. De bolsjewieken haalden wel de meerderheid bij de stemming over de samenstelling van het Centraal Comité. Achter deze meningsverschillen zat nog iets anders, namelijk hoe de revolutie tot stand moest komen. De mensjewieken, even goed of zelf beter marxistisch dan de bolsjewieken, waren van mening dat de sociale revolutie pas kon worden gerealiseerd als het kapitalisme het hoogtepunt had bereikt. Zij steunden dan ook de “burgerlijke” revolutionaire bewegingen: voor hen was de revolutie in feite een onvermijdelijk proces van burgerlijke revolutie tot sociale omwenteling. De bolsjewieken waren veel vrijwilliger en sloten zich aan bij de Russische revolutionaire traditie. Zij wilden met het overslaan van de fase van het kapitalisme de revolutie in Rusland versnellen en haar gelijk proletarisch maken. Men zou dus kunnen zeggen dat de mensjewieken sterker onder onvloed van het Westen stonden dan de bolsjewieken. Na de breuk stonden de partijen onverzoenlijk tegenover elkaar. Zelfs de revolutie van 1905 bracht geen verzoening.
De revolutie van 1905. Er begon een tijd van onderdrukking en vervolging, getolereerd en zelfs aangemoedigd door de autoriteiten. Sommige Joden wachtten maar af wat er hen zou overkomen en verzetten zich niet. Anderen emigreerden. Weer andere Joden kwamen terecht in de revolutionaire bewegingen; deze beschouwden zich voor het merendeel niet meer als leden van het oude volk van Israël. Voor een man als David Bronstein (Trotzki) betekende de Joodse bevolkingsgroep dan ook niets meer. Na de dood van Alexander III hoopten velen, evenals in 1855, dat de nieuwe tsaar, Nicolaas II, een meer liberaal bewind zou voeren. Maar dit was hij helemaal niet van plan te realiseren. Toen in november 1904 een in het openbaar gehouden vergadering van zemstvo-leiders, met een aanzienlijke meerderheid van stemmen, vroeg om de afschaffing van de autocratie en om de instelling van een parlement met wetgevende bevoegdheid, weigerde de tsaar dit resoluut. Het verliezen van de oorlog tegen Japan en het voedselgebrek in Rusland, vooral in de grote steden, versnelden de revolutie, waarvan de oorzaken zo ver terug lagen. Er was ook een begin gekomen aan de vorming van wat wij politieke partijen noemen. Er waren de liberalen: de constitutioneel-democraten (“cadetten”), die over het algemeen streefden naar een democratisch parlementaire regeringsvorm. Een tweede partij vormden de sociaal-revolutionairen, die in gemoderniseerde vorm het populisme wilden voortzetten. Het terrorisme wezen zij in bepaalde gevallen niet af; ze erkenden de ontwikkeling van het kapitalisme in hun land, maar richtten hun belangstelling op de eerste plaats op het platteland en vertrouwden nog steeds op de revolutionaire kracht van de boerencommune. Daarnaast waren er dan nog de onderling sterk verdeelde sociaal-democraten. Al deze partijen hadden de diepe afkeer tegen het eigenmachtige regime gemeen. Evenals de Finnen, Polen en andere volken die een einde wilden maken aan de russificering. Alles tezamen was er dus genoeg reden voor ontevredenheid. De laatste fase van het tsaristisch regime. Het tsarisme had zich in 1905 met veel moeite gehandhaafd. Toen de regering de touwtjes weer in handen had, ging ze zelfs tot de aanval over. Talloze voormannen werden gearresteerd en er werden van hogerhand verscheidene vervolgingen en uitplunderingen van Joden georganiseerd. Maar de doema was er. De constitutioneel-democraten vormden er de grootste partij, gevolgd door de sociaal-revolutionairen. Toen in mei 1906 de doema bijeenkwam, werd dit gekenmerkt door bittere ontevredenheid. De meerderheid van de afgevaardigden eiste volledige politieke vrijheid, ministeriële verantwoordelijkheid, een democratisch kiesrecht, amnestie voor de politieke gevangenen en de onafhankelijkheid van Polen en Finland. Dit was de tsaar veel te radicaal. Na tien weken werd bij keizerlijk besluit de doema ontbonden. Ook de tweede doema zat slechts kort. Nicolaas II was volkomen blind voor deze toestand. Diepgaande hervormingen waren hard nodig op verschillende vlakken, maar behalve de afschaffing van de boerencommune, gebeurde er niets. De tsaar bleef tot het einde vasthouden aan zijn “droit divin”. Toch was zijn prestige enorm gedaald. Dit kwam door de nederlaag tegen Japan, door de “bloedige zondag” van 22 januari 1905, maar vooral door een Siberische boer die het hof verscheen: Raspoetin. Deze slechte en onbeschaafde man scheen over geheime, goddelijke krachten te beschikken. Vooral op de vrome, bijgelovige tsarina Alexandra Fjodorowna (Alice van Hessen) maakte Raspoetin grote indruk, door zijn zgn. wonderdadige geneeskracht. Zijn invloed gebruikte hij om zich te mengen in de staatszaken. Toen de tsaar in 1914 naar het oorlogsfront vertrok, besliste in feite Raspoetin, via de steeds naar hem luisterende tsarina, over de hoogste belangen van het land: ministers werden door zijn toedoen benoemd en ontslagen. In 1916 hebben, ten einde raad, enkele hoge edelen, waaronder familieleden van de tsaar, Raspoetin vermoord. Eén ding had Raspoetin terecht geadviseerd: dat Rusland in 1914 niet de grote oorlog in moest gaan. Maar juist naar deze raad luisterde men niet. De oorlog werd een ramp. De fronten stortten meerdere keren ineen onder het geweld van de veel beter georganiseerde Duitse legers. De militaire leiding was onvoorstelbaar slecht en overal was sprake van corruptie. Er vielen miljoenen doden en gewonden; dit was ondraaglijk voor de bevolking. En zo brak in St. Petersburg opnieuw een revolutie uit, in maart 1917. Een revolutie, die de tsaar zijn troon kostte, die het land in verwarring en chaos bracht en die tenslotte haar radicalisering vond in een tweede revolutie, in november 1917, toen de bolsjewieken de macht veroverden. Animal Farm. Het boek Animal Farm is in 1945 geschreven door George Orwell. Het is een aanklacht tegen alle dictatoriale regimes en in het bijzonder tegen de Sovjet-Unie, waarnaar het boek een grote verwijzing is. De parallel met de revolutie van 1917 in Rusland is er erg mooi in verwerkt. Het verhaal speelt zich af op een boerderij in Engeland, omringd door andere boerderijen, de boerderij die in het verhaal voorkomt staat symbool voor het “Rusland van de tsaar”. Alle karakters die in het verhaal voorkomen, stellen een belangrijk persoon of een invloedrijke instelling uit de Russische revolutie voor. Nu ik de hele aanloop naar de revolutie in Rusland heb bestudeerd en beschreven kan ik een goede vergelijking van de karakters maken t.o.v. deze personen en instellingen. Mr. Jones, de oude eigenaar van de boerderij, komt grotendeels overeen met tsaar Nicolaas II. Hij was onverantwoordelijk tegenover zijn dieren, soms wreed (slaat zijn vee) en soms aardig (verzorgde goed, lekker voedsel). Nicolaas II was een slechte leider, wreed (harteloos tegenover zijn opponenten) en soms vriendelijk (huurde studenten in als spionnen, zodat zij geld konden verdienen). Het oude varken Major, de aanstichter van de rebellie op de boerderij, heeft als menselijke tegenhanger Karl Marx. Hij verspreidde het animalisme, vond dat de dieren voor zichzelf op moesten komen, en stierf vóór de revolutie. Marx vond het communisme uit, riep de arbeiders op zich te herenigen om een eenheid te vormen en stierf voordat de Russische revolutie begon. Snowball, de idealistische volgeling van Major, is vergelijkbaar met Trotzki. Hij was jong, slim en een goede spreker, wilde het leven voor iedereen beter maken, was één van de leiders van de revolutie en werd verjaagd door Napoleons honden. Trotzki was een echte communist, wilde het leven voor alle lagen in de samenleving van Rusland verbeteren, was één van de leiders van de Oktoberrevolutie en werd weggejaagd door de KGB (Lenins geheime politie). Napoleon, tot alles in staat om zijn positie als opvolger van Major te consolideren, heeft als tegenhanger Stalin. Hij was geen goede spreker als Snowball, maar hij was wreed, brutaal, egoïstisch en corrupt, zijn ambitie om de macht te veroveren was zo groot dat hij ervoor moordde. Stalin was ook geen goede spreker en niet zo goed opgeleid als Trotzki, hij had dezelfde karaktereigenschappen als Napoleon, wilde macht hebben en vermoordde iedereen die hem daarbij in de weg stond. En dan was er Squeler, de nimmer stoppende, wandelende propaganda-poster, die mensen goed kon inspreken en hen zo ook met het grootste gemak leugens aanpraatte. Evenals Lenins Ministerie van Propaganda. Dit waren niet alle karakters uit het boek, maar ik denk dat ik de belangrijkste beschreven heb. Zo zie je maar dat er in een boek, dat relatief zo simpel is dat kleine kinderen het begrijpen, een tweede niveau met een diepere betekenis kan zitten: iets wat Orwell in “Animal Farm” prachtig verwerkt heeft. De revolutie (conclusie). In het begin van de 19e eeuw was Rusland een land, dat op alle vlakken achtergebleven was bij de Westerse landen. Door het analfabetisme en het niet uitbreken van een revolutie kon de bureaucratie op gang komen. De maatschappij wilde veranderingen, maar Nicolaas bleef aan het strenge regime vasthouden. Tsaar Alexander II bracht wel bepaalde veranderingen aan, maar nog lang niet tot tevredenheid van het volk. Door middel van het populisme wilde men op vreedzame wijze het socialisme realiseren, toen dit niet rendabel bleek te zijn, ontstond het terrorisme. Na een geslaagde moordaanslag op de tsaar, hoopte men wederom op veranderingen, maar Alexander III keerde, om het terrorisme te temmen, terug naar het bewind van Nicolaas I. Het terrorisme had dus geen zin meer. De Russische revolutionaire beweging stond toen op een laag pitje, waardoor het marxisme verscheen. Er ontstond vervolgens weer een scheuring tussen bolsjewieken en mensjewieken, die ieder hun eigen idee hadden over de te komen revolutie. Er werd ook begonnen met het vormen van politieke partijen, die, ondanks dat ze op veel vlakken van mening verschilden, het over één ding eens waren: de autocratie moest afgeschaft worden. Dat gebeurde niet, terwijl er zo veel ontevredenheid was, dit versnelde de revolutie van 1905. Het tsarisme had zich toen, weliswaar met grote moeite, gehandhaafd. Velen werden gearresteerd en er werden verscheidende pogroms op touw gezet. Toen in 1906 de doema bijeenkwam, en een grote meerderheid volledige politieke vrijheid, democratisch kiesrecht en ministeriële verantwoordelijkheid eiste, weigerde de tsaar dit. Iedereen wilde dus grote veranderingen in de maatschappij, maar deze bleven uit. Het volk werd onderdrukt en de Joden vervolgd. In mei 1917 deed dit de deur dicht: in St. Petersburg brak de revolutie uit. De Russische revolutie is volgens mij ontstaan door de slechte situatie in het land: de boeren waren lang lijfeigenen, er was geen goed onderwijs (velen waren analfabeet), men had geen kiesrecht, geen recht op vrije meningsuiting, er was een strenge censuur en zo waren er nog veel meer dingen. Rusland was een eigenmachtig geregeerd land en de tsaren probeerden zo lang mogelijk aan de autocratie vast te houden. Totdat de bevolking er zelf iets radicaals tegen ondernam, en de revolutie losbarstte.

REACTIES

P.

P.

Tekst grotendeels letterlijk overgenomen! Zie het boekje: RUSLAND OP WEG NAAR DE REVOLUTIE van DRS. H. G. LEIH. Geen andere bronnen gebruikt.

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.