Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Dynamiek en Stagnatie H1 - H4

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1289 woorden
  • 14 juli 2009
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Holland in de 15e en 16e eeuw
Historisch kader
× Opkomst van de steden – de opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het
herleven van een agrarisch-urbane samenleving
× Groeiende macht van de koning – het begin van staatsvorming en centralisatie
× Nederlandse Opstand – het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat
× Kerkhervorming – de protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in
West-Europa tot gevolg had

× Ontdekken – het begin van de Europese overzeese expansie

Vroeg verstedelijke samenleving
× 14e en 15e eeuw: crisis in landbouw leidt tot urbanisatie, middelen van bestaan: handel, visserij, scheepvaart, nijverheid, Dordrecht = stapelmarkt
× Holland economisch niet sterk: steden kleiner dan in Brabant en Vlaanderen, kooplieden hebben weinig betekenis, productie broodgraan wordt minder (geld nodig voor graanimport)
× 16e eeuw: economie gaat beter dan in andere gebieden, geen Malthusiaanse* spanningen, wel 80-jarige oorlog/Nederlandse Opstand

Groei Economische macht
× Moedernegotie: handel met Oostzeegebied (goedkoop broodgraan) na Sontoorlogen en de
macht van de Hanze gebroken was, Holland spin in internationaal handelsnetwerk
(Oostzeehandel had bijzondere bedrijfsvoering: partenrederij (‘aandelen’))
× Agrarische sector verandert: voedselproducerende landbouw niet winstgevend en onmogelijk door milieuomstandigheden, dus tuinbouw, zuivelproductie en veehouderij
× Strijd met het water: droogleggerijen (wel meer grond, maar niet voor graan)
Waterschappen: boeren betalen belasting om een waterscha de dijken en vaarten te laten
beheren en hebben zo hun handen vrij om in hun bedrijf te investeren

× Geen feodale traditie

Val van Antwerpen, 1585
× Belangrijke gebeurtenis: draagt bij aan opkomst van Holland als machtig gebied en A’dam als handelscentrum van Europa
× Voorgeschiedenis: A’werp belangrijke handelsstad van Spaanse Rijk, oorlog tegen Turkije
zorgt voor staatsfaillissement, handelspartner Italië verdwijnt, getroffen door
Nederlandse Opstand × Nederlandse Opstand: 1576, Spaanse soldaten houden huis in A’werp, A’werp kiest kant van opstandige gewesten, 1585, Spanje herovert A’werp, NNL sluit de Schelde af
× Andere oorzaken: transport door Zeeuwen en Hollanders, A’dam spil in groeiende graanhandel en Oostzeehandel

Bestuur in Nederlanden
× Filips II wil Centraal Bestuur, Centrale Belastingen (Tiende Penning), einde aan stedelijke
privileges, einde aan macht van gilde, einde aan macht van stedelijke elite

* = Malthusiaanse spanningen: bevolking groeit sneller dan graanproductie

Economie in de Gouden Eeuw
Historisch kader
× Handelskapitalisme – wereldwijde handelscontracten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
× Gouden Eeuw – de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economische en

cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
× Wetenschap – de wetenschappelijke revolutie

Centrum van de wereldhandel
× Oostzeehandel: moedernegotie, oorsprong van internationale handel
× Zuid-Europa: zeehandel met F groeit, handel met Iberische Schiereiland groeit
× Nederlandse Koopvaardijvloot: grootste van Europa, niet alleen handel op Oostzee en
Zuid-Europa, transport ook in NLse handen, NNL sluit Schelde af
× Nieuwe bestemmingen: Rusland (1585, huiden/bont/graan), Noorwegen (hout), Zweden (1611, ijzer/koper/wapens), Nova Zembla (1612, levertraan), Italië (1590, marmer/agrarische
producten), Levant (zijde/katoen/angora/zuidvruchten), Azië (1595, VOC, specerijen etc.),
Zuid-Amerika (1598, zout/suiker), Noord-Amerika (1609, berenvellen/tabak)

Organisatie van handel
× A’dam stapelmarkt: handel moet makkelijk, veilig en efficiënt zijn
Financiële instituten: 1609 Wisselbank, 1614 Stedelijke Bank van Lening, 1600

Koopmansbeurs, 1613 Prijscourant
× Koopliedenondernemers: handelskapitalisme, compagnie is familiebedrijf, Azië in 1602
staatsbedrijf
× 1621, West-Indische Compagnie: vergelijkbaar met VOC, soevereine rechten, handelsmonopolie op West-Afrika en Amerika, kapercompagnie, driehoekshandel (schepen namen wapens/alcohol mee uit Europa, ruilden in Afrika voor slaven, brachten die naar Amerika, ruilden voor suiker/cacao/rum/katoen/goud/tabak voor in Europa)
× 1614, Noordse Compagnie: Nederlands monopolie op walvisvaart, hoge winsten

Relatie handel en nijverheid
× Vergroot exportmogelijkheden van nijverheidsproducten en voert industriële grondstoffen aan
× Zorgt voor groei van nijverheid en ontstaan van nieuwe nijverheidsbedrijven en trafieken

Bloeiende nijverheid
× Gunstig investeringsklimaat
× Groot vertrouwen in de Republiek leidt tot lage rente voor geldleningen
× Val van Antwerpen
× Goede waterwegen, kanalen met jaagpaden, vaste lijnverbindingen
× Technische voorsprong, natuurlijke hulpbronnen, steden met specialisme

Platteland
× Bloeiende landbouw (ondanks oorlog tegen Spanje) door groeiende steden en bevolking,
specialisatie (intensieve tuinbouw,bollen, sierbomen, etc.), vraag uit het buitenland, goed

waterbeheer
× Geld om te investeren door stedelijke investeerders (inpolderingen, trekvaarten, turfgraverijen, verplaatsen nijverheid) en boeren
× Landgewesten blijven economisch zwakker dan zeegewesten: lijden meer onder Nederlandse Opstand, arme zandgronden, niet aangesloten op waterwegennetwerk, groot deel van boeren is zelfvoorzienend

Republiek in de Gouden Eeuw
Historisch kader
× Republiek staatkundig – de bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch
en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek
× Handelskapitalisme – wereldwijde handelscontracten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
× Absolutisme – het streven van vorsten naar absolute macht

Bestuur van de republiek
× Confederatie: gewesten hebben eigen soevereiniteit, werken wel samen bij BuZa en Defensie (gewestelijke steden zette zichzelf boven alles)
× Gewestelijk Bestuur: in elk gewest anders georganiseerd en andere machtsverhoudingen, strijd vaak resultaat van economische belangen
× Belastingen: geen gezamenlijke belasting per gewest, aantal belastingen bleef groeien

(gewestelijke belastingen, stedelijke belastingen, waterschapsbelasting, konvooi- en
licentgelden

Internationale politiek en kwesties
× Oorlog met Spanje: 12-jarig Bestand (1609-1621) en Vrede van Munster (1648)
× Engelse bescherming van handel (‘mercantilisme’) leidt tot oorlogen: Eerste Engelse Zee00rlog (verlies, 1652), Acte van Navigatie ingetrokken (1654), Tweede Engelse Zeeoorlog (winst,
1655), Actie van Navigatie ingetrokken (1667)
× Franse bescherming van handel (‘mercantilisme’): onder Lodewijk XIV

Arm en rijk in de Gouden Eeuw
× Adel: rijkdom gebaseerd op grondbezit, bestuursambten, beleggingen en handel in staatsschuld
× Gegoede burgerij: regenten zeer rijk door handel en beleggen in handel/staatsschuld, betaalde politieke ambten (ook artsen, advocaten, docenten aan Latijnse school, hoge stedelijke ambtenaren en fabrikanten)
× Kleine burgerij: ambachtslieden, winkeliers, schoolmeesters
× Volksklasse: geschoolde en ongeschoolde arbeiders hadden schamel bestaan, kinderarbeid
noodzakelijk

× Het Grauw: bedeelden, bedelaars, zwervers, straathandelaren
× Nederlandse situatie minder slecht dan elders in Europa: voldoende voedsel door graanaanvoer, lonen zijn hoger, voldoende werk in de agrarische sector, goede armenzorg, veel liefdadigheidsinstellingen

Immigratie en bevolkingsgroei
× Economisch succes trekt veel mensen aan voor permanent- en seizoenswerk/transmigratie*, vooral naar Zeegewesten, godsdienst ook reden
× 1580-1620: veel immigranten uit Zuidelijke Nederlanden
× Na 1620: vooral uit het Duitse Rijk (30-jarige oorlog), ook uit Engeland en Scandinavië, A’dam trekt veel joden
× Na 1665: Hugenoten uit Frankrijk
× Gevolg: explosieve groei van steden in kustgebieden (60% urbanisatie), natuurlijke
Bevolkingsgroei blijft beperkt

* = transmigratie: het verhuizen van een bevolkingsgroep als geheel

Economie in de zeventiende eeuw
Historisch kader
× Absolutisme – het streven van vorsten naar absolute macht
× Verlichting – rationeel optimisme en een ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving
× Kolonialisme en slavernij – uitbouw van de Europese overheersing, vooral in de vorm van

plantagekoloniën en daarmee verbonden trans-atlantische slavenhandel, en de opkomst
van het abolitionisme

Terug van handelsnatie

× Oorzaken neergang: oorlogen met GB en F, handelskapitalisme van andere landen, opkomst van
voorbijlandvaart, verzanding havens en rivieren
× Graanhandel, houthandel en zeevisserij gaan achterij, totale achteruitgang blijft beperkt (zelfs sprake van opleving, maar ten opzichte van GB niet)
× Beperkende factor: binnenlands transport is traag
× Republiek blijft lang handelsland door groeiende rivierhandel met Duitse achterland

Groei koloniale handel en geldbedrijf
× 1680, koloniale handel met Azië groeit hard
× 1700-1780, enorme toename van Amerikaanse handel met Republiek
× Vanaf 1730 geen toename winst meer, bestuur en leger in Azië zijn duur, WIC was nooit
winstgevend
× Geldhandel: wordt veel geld mee verdiend, na 1750 groei van A’damse kapitaalmarkt, A’dam het centrum voor verzekeringen, commissiehandel, internationale betalingen en
kredietverleningen (oorzaak is rijkdom van Gouden Eeuw)


Nijverheid in problemen
× Problemen door toenemende concurrentie en handelskapitalisme
× Republiek beschermt eigen nijverheid en stelt gewestelijke subsidies in, maar helpt niet
× Helpt niet: Republiek dankt welvaart aan export, loonpeil te hoog, technologische voorsprong neemt af
× Verval niet dramatisch: VOC en A’dam heeft stapelmarkt nog
× Holland heeft meeste last: nijverheid en zeehandel stevig met elkaar verbonden, textiel,
scheepsbouw, pijpenproductie, suikerraffinage en steenbakkers raken in narigheid
(papierproductie en jeneverstokerijen niet)

Oplevende landbouw, Stagenerende bevolking
× 1660-1750, crisis in landbouw door dalende landbouwprijzen: houdt lang aan door hoge lonen landarbeiders, hoge pachtprijzen, hoge belastingen, natuurrampen
× Commerciële structuur blijft
× Door efficiëntie, prijsvaste producten, arbeidsextensieve producten (en boer zijn in zuiden en oosten) overleef je crisis
× 1750, herstel van landbouw: groeiende Europese bevolking, stijgende voedselprijzen, dalende belastingen

× Gevolgen: Republiek wordt exporteur van agrarische producten, landbouw wordt drager van
economie, geen economische terugval in gebieden met bloeiende plattelandsnijverheid
(Groningen en Friesland)

Bevolking
× 1670-1800 (1,9 miljoen), verschuivingen: meer inwoners in landgewesten, minder inwoners in Holland (de-urbanisatie)
× Leegloop van textielsteden in Holland: A’dam bijzondere positie (welvarendste, dichtbevolkte, meest verstedelijkte gewest), immigratie neemt af, wel groter dan emigratie, groot vrouwenoverschot, veel sterfgevallen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.