§1
Digitale kaarten zijn actueel en aan te passen m.b.v. een Geografisch Informatie Systeem (GIS): systeem om ruimtelijke gegevens (data) te veranderen, te analyseren en te presenteren m.b.v. een computer.
Kenmerken zijn:
1. kan gebruikt worden als routeplanner
2. heeft ruimtelijke data: gegevens die een locatie op aarde aangeven, bijvoorbeeld poscodes of lengte- en breedteligging van een plaats; nodig om digitale kaarten te maken.
3. kan 2 soorten kaarten laten zien, rasterkaarten: kaart in een GIS waarbij een gebied weergegeven is als een netwerk van kleine cellen. Hiermee kun je vlakken, lijnen en punten aangeven; en vectorkaarten: kaart in een GIS waarbij een gebied weergegeven is als een netwerk van vlakken, punten en lijnen die elk gebaseerd zijn op coördinaten.
4. de kaarten bestaan uit verschillende lagen met elk hun eigen data
5. de lagen kan je combineren en vergelijken
6. de kaarten geven antwoorden op de geografische vragen: wat, waar, waarom daar, wat zijn de gevolgen?
§2
Armoede, huizenkwaliteit, opleidingsniveau bewoners, infrastructuur en plaatselijke omstandigheden kunnen van invloed zijn bij misdaaddelicten.
Een misdaad analyse maak je door verschillende lagen data te gebruiken en het selecteren van de juiste gegevens » waar en wanneer komt misdaad het vaakst voor. Dan kan je een conclusie trekken en oplossingen zoeken.
In Washington D.C. (District of Columbia), wordt de meeste misdaad van de VS gepleegd. Dat is nadelig voor de indruk van de economische stad met veel hoofdkantoren van Internationale organisaties.
§3
Global Positioning System (GPS): netwerk van 24 satellieten dat het mogelijk maakt om overal op aarde te bepalen waar je je bevindt. De satellieten hebben een vaste baan om de aarde en zenden een eigen signaal uit die een GPS-ontvanger ontvangt (als de satellieten boven de horizon komen). Deze herkent welke signalen van welke satellieten afkomstig zijn en kan zo de plaats bepalen m.b.v. dag en tijd. Voor de plaatsbepaling heb je minstens 3 signalen nodig. Het snijpunt van die signalen geeft jouw positie aan. Met een 4e signaal kan je de hoogteligging achterhalen. Voor de plaatsbepaling maak je gebruik van trilaterisatie (driehoeksmeting): wiskundige manier om een locatie te bepalen als je de afstand weet van die plek naar andere al bekende plaatsen.
WGS84 (World Geodetic System of 1984): wereldwijde afspraak over de manier van noteren van lengte- en breedtegraad in een GPS. Nadelen zijn: de ronde aarden afbeelden op een plat vlak geeft afwijkingen in de afstanden en door de tektonische beweging van de platen verschuiven plaatsen t.o.v. elkaar. Het gevolg is meetfouten. Daarom wordt er een Geodetische datum: lokaal graadnet. Dat is één punt in een land van waaruit er gemeten wordt naar andere punten in dat land. Veel landen hebben een eigen datum met eigen coördinaten; gebruikt. In Nederland gebruiken we het Rijksdriehoekstelsel (RD): Nederlandse geodetische datum. Het centrale punt van waaruit alle andere punten in Nederland gemeten worden, is een kerk in Amersfoort.
§4
Remote-sensingbeeld (RS): beeld van een gebied, ontstaan door het meten van waardes van de weerkaatste hoeveelheden licht of warmte van het aardoppervlak. Een satelliet of vliegtuig gebruikt voor dat meten een scanner. Het aardoppervlak wordt afgetast en de gegevens worden opgeslagen. Een computer zet die metingen om in beeld.
De scanner meet infraroodstraling (warmte), radar en ultraviolettestraling. Omdat wij die dingen niet kunnen zien, geeft de computer er een kleur aan. Ook kan RS maar beperkt scherp gesteld worden. Het inzoomen geeft een rasterpatroon met daarin blokjes, een pixel: kleinste oppervlak dat een scanner kan meten. Dat heet beeldresolutie: getal dat aangeeft hoe groot het oppervlak is dat de scanner kan meten. Is het getal 20, dan is dat een gebied van 20 bij 20km. Hoe kleiner het getal, hoe meer details er te zien zijn. Niet alles op aarde weerkaatst dezelfde hoeveelheden licht. Hoge waarden hebben een lichte en lage (water) een donkere pixel. Geografen, milieu- en weerkundigen en agrariërs gebruiken deze methode.
Verschil beeld: een nieuw beeld, dat ontstaat als 2 metingen van hetzelfde gebied op verschillende tijdstippen een verschil in waardes heeft.
§5
Het landijs en de gletsjers bij Groenland leveren 10.000 tot 15.000 ijsbergen per jaar. Deze worden door de Labradorstroom zuidwaarts gevoerd. In het westen van de Noord-Atlantische Oceaan liggen veel ijsbergen dichtbij de scheepvaartroutes.
Kenmerken ramp Titanic:
1. In 1912 dreven er veel ijsbergen, 10x zoveel als gemiddeld.
2. Kapitein en stuurlieden reageerden niet op de waarschuwingen
3. De waakzaamheid aan boord werd verminderd, doordat het schip ‘onzinkbaar’ was.
4. De ijsberg kwam te laat in zicht zonder verrekijkers en radar.
Daarna zijn de routes aangepast, voldoende reddingsboten en noodoefeningen voor elke boot.
Kaartprojectie: bepaalde manier waarop een deel van de ronde aarde op een platte kaart wordt weergegeven. Hierdoor veranderen afstanden, ligging, vorm en oppervlakte van continenten. Er is geen projectie die oppervlakte-, hoek-, richting-, vorm- én afstandgetrouw is. Projectietypen: manieren waarop je een deel van de ronde aarde op een platte kaart kunt projecteren. Belangrijke projectietypen zijn cilinder-, kegel- en azimutale projectie.
- Cilinder: hoekgetrouw, juiste richting. Vorm en afstanden van het landoppervlak worden sterk vervormd.
- Kegel: oppervlakgetrouw. De afwijkingen zijn het kleinst langs de snijrand met de aarde.
- Azimuthaal: afstandgetrouw. Vorm en oppervlakte worden niet goed weergegeven.
Mercator, Mollweide en Robinson zijn kaartenmakers van één van deze projecties.
§6
In vergelijking met de andere ontwikkelingslanden in Zuid-Amerika is Peru een arm land:
• Laag inkomen per hoofd van de bevolking
• Hoog percentage kindersterfte
• Hoog percentage analfabeten
• Lage levensverwachting
• Snelgroeiende bevolking
• Slechte medische voorziening
• Veel ondervoeding
• Veel mensen leven onder de armoedegrens
• Sterke urbanisatie
Vooral jonge mensen trekken van het platteland naar de steden aan de kust voor werk en een onderkomen. De overheid kan in deze dichtbevolkte steden niet goed voor de mensen zorgen. De nieuwe bewoners komen dan in krottenwijken zonder de nodige voorzieningen (geen schoon water). Cholera is een ziekte die zich via besmet water of voedsel verspreidt. Door ondervoeding en hoge bevolkingsdichtheid brak in 1991 epidemie uit in Peru. De overheid moet meer geld uitgeven aan gezondheidszorg.
REACTIES
1 seconde geleden