Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Pluriforme samenleving

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 4103 woorden
  • 25 april 2008
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
§ 1 Nederland als pluriforme samenleving
Elk land heeft zijn eigen gewoontes, regels en afspraken. Maar er zijn ook veel ongeschreven regels en normen die ons gedrag bepalen en beïnvloeden. Zowel op feestjes, op straat, op school en op het werk letten we op elkaar en laten we ons beïnvloeden. Hetzelfde geldt voor kleding en muziek; we kijken en luisteren naar wat anderen zeggen, hoewel je het niet altijd eens bent met elkaar.
Wanneer mensen veel en langdurig met elkaar te maken hebben, ontwikkelen ze een eigen cultuur. Onder cultuur verstaan we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Hoe we gekleed over straat gaan, dat we beleefd zijn tegen oudere mensen en dat we ons aan de verkeersregels houden, hoort allemaal tot onze cultuur.

Cultuur staat tegenover natuur, datgene wat aangeboren is. Het gedrag van mensen is altijd een combinatie van beide; het is aangeboren en aangeleerd. Zo is het vermogen om klanken met je stem voort te brengen aangeboren, daarom behoort het tot de menselijke natuur. Maar welke taal je spreekt, is aangeleerd en daarom onderdeel van de cultuur.
Vrijheid van meningsuiting is een belangrijke waarde in de meeste westerse landen, net als de norm om mensen gelijk te behandelen. Normen en waarden zijn dus belangrijke cultuurkenmerken. Andere cultuurkenmerken zijn:
- kennis;
- gewoonten;
- kunst;
- sport;
- symbolen;
- feestdagen.
Het rood-wit-blauw en oranje is een symbool van de Nederlandse cultuur, net als de gewoonte om Sinterklaas te vieren. Zo horen stierengevechten en de flamenco weer bij de Spaanse cultuur.
Mensen met een gemeenschappelijke cultuur vormen samen een cultuurgroep. In Nederland leven veel cultuurgroepen naast en met elkaar, zoals arbeiders, gothics, mensen van adel, Feyenoordsupporters, Jehovagetuigen, boeddhisten, skaters, enzovoort. Ook de mensen uit andere landen die in Nederland wonen hebben hun eigen cultuur, evenals mensen uit verschillende streken: Amerikanen, Turken, Limburgers, Duitsers, Friezen, enzovoort. Vanwege die vele verschillende culturen noemen we Nederland ook wel multicultureel, Multi betekend namelijk veel.
In plaats van multicultureel kun je toch beter spreken van een pluriforme samenleving. Daarin:

- leven veel verschillende cultuurgroepen (religieus, etnisch, leeftijd, enzovoort);
- hebben cultuurgroepen ieder hun eigen cultuurkenmerken.
Deze pluriformiteit is vastgelegd in de grondwet.
Niet alle culturen in een samenleving zijn even sterk. We spreken van een dominante cultuur als de kenmerken van deze cultuur geaccepteerd worden door de meeste mensen binnen een samenleving.
Typische kenmerken van de dominante cultuur in Nederland:
- het spreken van de Nederlandse taal;
- de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen;
- het vieren van Koninginnedag;
- het gebruik van de kaasschaaf.
Naast de dominante cultuur komen in een samenleving talloze andere culturen voor: de subculturen. We spreken van een subcultuur wanneer binnen een groep bepaalde waarden, normen en andere cultuurkenmerken afwijken van de dominante cultuur. Vaak kun je al aan het uiterlijk zien, zoals mensen met piercings of bewoners van Staphorst die in klederdracht lopen.
Een subcultuur hoeft niet strijdig te zijn met de dominante cultuur. Dat is wel het geval bij een tegencultuur. Hiermee worden groepen aangeduid die zich duidelijk verzetten tegen de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen. Via protesten proberen deze mensen de dominante cultuur te veranderen.

In onze tijd vormen de antiglobalisten een tegencultuur. Zij zijn tegen een te sterke economische groei en de overheersende rol van de westerse landen in de wereld. Zij willen de welvaart beter over de wereld verdelen.
Sommige kenmerken van onze cultuur veranderen niet. Het verbod op moord, doodslag en diefstal vinden we zo belangrijk dat we het niet willen veranderen. Opvattingen over bijvoorbeeld kleding, omgangsvormen en vrijetijdsbesteding veranderen. Anders gezegd: cultuur is dynamisch.
Culturen verschillen niet alleen in de loop van de tijd, maar ook per plaats en per groep. Dat wat normaal en abnormaal is, verschilt per generatie en per samenleving. Zo keuren tegenwoordig veel Nederlandse moeders het topless zonnen van hun dochters goed, hoewel zij dat zelf vroeger van hun ouders niet mochten.

§ 2 Cultuuroverdracht
De belangrijkste kenmerken van een cultuur worden telkens aan nieuwe leden overgedragen, zoals bijvoorbeeld aan:
- kinderen;
- immigranten;
- leerlingen van een school;
- werknemers van een bedrijf.
Dit proces loopt via socialisatie, sociale controle en internalisatie.

Socialisatie
Socialisatie is het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel van socialisatie is aanpassing van het individu aan zijn omgeving, maar zorgt er ook voor dat een cultuur kan blijven bestaan. Bijv. het leren spreken en lopen van een kind, daarna het eten met mes en vork, fietsen en beleefdheidsvormen. Andere gewoonten worden juist afgeleerd, zoals boeren en in bed plassen.

Socialiserende instituties
Naast het gezin vindt socialisatie plaats als een kind naar de crèche gaat en naar school gaat en later naar het werk. Je kijkt televisie, wordt misschien lid van een sportvereniging en gaat met vrienden om. In dit geval spreken we van socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Onder collectieve gedragspatronen verstaan we gemeenschappelijke gebeurtenissen als:

- carnaval;
- Prinsjesdag;
- Kerstmis;
- ramadan;
- het vrije weekend;
- verkiezingen;
- Koninginnedag;
- dodenherdenking.
We onderscheiden de volgende socialiserende instituties:
- Het gezin. Vanaf de geboorte leren kinderen allerlei gedragingen: de eerste lach, de eerste stapjes, de eerste woordjes, enzovoort. Naarmate je als kind ouder wordt, gaat het steeds minder om het imiteren van gedrag en steeds meer om de ontwikkeling naar zelfstandigheid.
- De school. Ook hier leren kinderen discipline: ze moeten op tijd komen en moeten doen wat de leraar vertelt. Verder leren ze taken te verrichten binnen een bepaalde tijdsduur en worden hun prestaties beoordeeld. Ook leren ze om samen te werken met anderen.
- Het werk. Hier moet je een prestatie leveren; je moet het werk op tijd af hebben. Verder bepaalt het werk heel strikt je leefritme: meestal werk je door de week en ben je in het weekend vrij.

- Geloofsrichtingen. Mensen leren zich gedragen naar de normen en waarden van hun geloof zoals het christendom, jodendom en de islam. Ze leren bijvoorbeeld ‘je moet elke zondag naar de kerk’ of ‘je mag geen varkensvlees eten’.
- Maatschappelijke groeperingen zoals sportclubs en actiegroepen. Bij sportclubs leer je rekening te houden met anderen en tegen je verlies te kunnen. Een actiegroep op het gebied van het milieu draagt uit dat het behoud van de natuur belangrijker is dan economische groei.
- De overheid. In onze maatschappij gelden talloze wettelijke regels. Ook van nieuwkomers wordt verwacht dat ze deze overnemen. Daarom organiseert de overheid inburgeringcursussen. Ook tv-spotjes zoals van Postbus 51 zijn een vorm van cultuuroverdracht door de overheid.
- De vriendenkring. Van vrienden neem je vaak gedachten en gedragingen over, je beïnvloedt elkaar. Een vriendenkring heeft daarom grote invloed op de normen en waarden van mensen.
- De media. Televisie, kranten, films, affiches, boeken, maar vooral internet beïnvloeden het gedrag van mensen. Ze zijn steeds belangrijker geworden voor de verspreiding van onze cultuur.

Sociale controle
Sociale controle is de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Het zorgt ervoor dat het socialisatieproces goed verloopt en dat mensen zich niet onmaatschappelijk gedragen. We noemen sociale controle formeel wanneer deze gebaseerd is op geschreven regels. Dat kunnen wetten zijn, maar ook bijvoorbeeld een wedstrijdreglement of een arbeidscontract. Als het gaat om beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels, spreken we van informatie sociale controle.
Sociale controle vindt vaak plaats in de vorm van sancties, waarmee mensen ervoor zorgen dat anderen zich gedragen naar de geldende formele en informele normen. Deze kunnen een positief en negatief karakter hebben, namelijk beloningen en straffen.
Vier normen van maatregelen:
- formele positieve sancties, zoals een Koninklijke onderscheiding, een diploma of een promotie;
- formele negatieve sancties, zoals strafwerk, een boete of een gevangenisstraf;
- informele positieve sancties, zoals een compliment, een fooi of een applaus na een voorstelling;

- informele negatieve sancties, zoals een kind dat naar zijn kamer wordt gestuurd of een popgroep uitfluiten na een slecht concert.

Internalisatie
Het doel van socialisatie en sociale controle is bereikt, wanneer er internalisatie van de cultuur plaatsvindt: mensen maken zich bepaalde aspecten van hun cultuurgroep zo eigen, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.
Socialisatie en internalisatie vinden ook vaak plaats doordat kinderen het gedrag van hun ouders imiteren. In ons dagelijks gedrag zijn talloze elementen van internalisatie te vinden, zoals:
- het dragen van kleding;
- rechts rijden;
- het besturen van een auto;
- schrijven;
- typen;
- praten;
- telefoneren;
- de manier waarop we elkaar begroeten, enzovoort.
Door socialisatie en internalisatie voelen de meeste mensen zich verwant met de dominante cultuur van het land waar ze wonen, maar ook met de cultuur van een of meer kleinere groepen. Daarbij maakt het niet uit of het gaat om een etnische of religieuze cultuur of een andere groep zoals een bedrijfs- of beroepscultuur of een jongerencultuur. Door deze groepsidentificatie kan er een sterk ‘wij’-gevoel ontstaan.
Tegelijk met de deelname aan de samenleving en aan groepen binnen die samenleving is er bij ieder mens sprake van de ontwikkeling van een eigen identiteit. De verhouding tussen individu en groep is niet in iedere cultuur hetzelfde. In Nederland wordt veel nadruk gelegd op individuele ontplooiing en persoonlijke ontwikkeling. De Nederlandse samenleving noemen we daarom individualistisch. In andere culturen staat het collectief boven het individu. Dergelijke samenlevingen noemen we collectivistisch.


§ 3 Cultuurverschillen
Omdat er grote culturele verschillen tussen groepen mensen in ons land bestaan, is er sprake van een sterke culturele diversiteit. De verschillen tussen groepen zijn er niet alleen door de immigranten die uit tal van landen hierheen zijn gekomen, ook in overige aspecten zijn er grote verschillen zichtbaar. Mensen kunnen van elkaar verschillen per:
- regio;
- generatie;
- beroep;
- sekse;
- godsdienst.

Regio
Als je in een grote stad als Amsterdam of Den Haag woont, kun je soms uren rondlopen zonder dat je een bekende tegenkomt. Er is dus een grote individuele vrijheid. In een plattelandscultuur zie je meer betrokkenheid van mensen.

Generatie
Als je jezelf vergelijkt met je ouders of andere mensen van hun leeftijd, dan ontdek je waarschijnlijk een andere levensstijl. Je draagt misschien andere kleren, je luistert naar andere muziek en je doet andere dingen in je vrije tijd. Ook al heb je respect voor elkaar, er is altijd sprake van bepaalde generatieverschillen. Soms leiden die verschillen tot een generatieconflict, waarin ouders en kinderen tegenover elkaar staan en soms moeilijk begrip voor elkaars visie en leefstijl kunnen opbrengen. Ook tussen de jongeren onderling van jouw leeftijdsgroep zijn er culturele verschillen als je kijkt naar kleding, uiterlijk en vrijetijdsbesteding. Sommige jongeren kiezen ervoor om bij een echte jeugdcultuur te horen zoals gothics, alto’s, gamers en hiphoppers.

Beroep
Bedrijven ontwikkelen een eigen cultuur. Deze bedrijfscultuur bestaat uit alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden. Dat is bijvoorbeeld hoe vriendschappelijk of formeel je met je chef omgaat, de borrel op vrijdagmiddag, de uitstraling van het bedrijf, enzovoort. Als je werkt bij een bedrijf zul je je moeten aanpassen aan de bedrijfscultuur, soms zijn er zelfs kledingvoorschriften. Meestal hebben deze een functionele achtergrond, denk aan hygiëne en veiligheid of herkenning.


Sekse
Over de verschillen tussen mannen en vrouwen kom je vaak verschillende opvattingen tegen. Zo vond men een lange tijd dat een echte man niet huilt, maar vrouwen mogen hun emoties wel tonen, dat van mannen werd verwacht dat ze het initiatief namen en van vrouwen dat ze een ondergeschikte rol innamen. We noemen dit rolpatronen, verwachtingen hoe iemand zich moet gedragen. De verschillen zijn voor het grootste deel cultureel bepaald en dus aan verandering onderhevig.

Godsdienst
Bij elke godsdienst of kerk horen bepaalde gebruiken en opvattingen die van elkaar kunnen verschillen. Binnen het christendom bestaan veel verschillende stromingen, waarvan de katholieken en de protestanten de belangrijkste richtingen vormen.

§ 4 Nederland is veranderd
In de afgelopen vijftig jaar is er veel veranderd in de Nederlandse cultuur. Voor de Tweede Wereldoorlog zag de Nederlandse samenleving er nog totaal anders uit:
NL voor de 2e WO NL na de 2e WO, meer welvaart, veel sterkere gezagsverhoudingen. Grotere mondigheid, werknemers en kinderen wilden meer te zeggen hebben.
Een groot verschil tussen de sociaaleconomische klassen. Sociale mobiliteit, de mogelijkheid om te stijgen of te dalen op de maatschappelijke ladder, nam toe.
Een sterke verzuiling. Dit betekent dat mensen zich organiseerden rondom hun geloof of overtuiging. Ontzuiling, secularisatie, nieuwe spiritualiteit. Mensen van verschillende zuilen kwamen met elkaar in contact, organisaties maakten zich los van de kerk.
Het gezin stond centraal. Individualisering, er kwam meer aandacht voor het individu. Het gezin vormde niet meer voor iedereen ‘de hoeksteen van de samenleving’ en jongeren bleven niet meer tot hun huwelijk thuis wonen.

Vrouwen waren nog niet handelingsbekwaam. Vrouwen werden economisch onafhankelijk, emancipatie.
Kinderen (vooral in de lagere klassen) gingen zo snel mogelijk werken en droegen hun loon vaak af aan hun ouders. Jongeren hoeven hun loon niet meer af te staan aan hun ouders en hebben meer vrije tijd. Ze kregen geborgenheid: ze willen ergens bij horen.

§ 5 Cultuurverschillen door migratie
Iemand is allochtoon als ten minste een van de ouders in het buitenland is geboren. Hun kinderen die hier geboren worden en opgroeien, noemen we tweede generatie allochtonen.
Autochtonen zijn mensen van wie de ouders en vaak ook hun voorouders al in het land wonen. Als je ouders (en grootouders) ook hier zijn opgegroeid, ben je dus autochtoon.
In de zestiende eeuw werden mensen vervolgd vanwege hun geloof. Tegenwoordig zouden we hen politieke vluchtelingen noemen.
De nieuwkomers na de Tweede Wereldoorlog kunnen we in vijf groepen verdelen:
- mensen uit de vroegere koloniën
- arbeidsmigranten
- illegalen
- mensen uit westerse landen
- vluchtelingen

Mensen uit de vroegere koloniën
Veel Nederlandse Indiërs emigreerden na de onafhankelijkheid naar Nederland, omdat zij hier hoopten op een betere toekomst. Ook veel Molukkers, die in de koloniale tijd aan de kant van Nederland vochten, kwamen hierheen. Surinamers kwamen al naar Nederland toen dit land nog een kolonie was. Zij kwamen om te studeren of waren getrouwd met iemand uit Nederland. Veel Antillianen zijn de laatste jaren naar Nederland geëmigreerd, meestal op zoek naar werk.

Arbeidsmigranten
In de jaren zestig haalde Nederland de eerste gastarbeiders uit Italië en Spanje, later voornamelijk uit Turkije en Marokko. Zij zouden na enkele jaren terugkeren om met het gespaarde geld een nieuwe toekomst op te bouwen. Vanaf de jaren zeventig werden geen arbeidsmigranten meer binnengelaten, behalve mensen met een bijzonder beroep, zoals informatici en artsen. Doordat de EU zich in de laatste jaren heeft uitgebreid, mogen nu ook werknemers van de Oost-Europese EU-landen zich in Nederland en de andere EU-landen vestigen.


Illegalen
Mensen van buiten de EU die naar Nederland komen vanwege de armoede in eigen land, worden niet toegelaten. Toch zijn er in ons land illegalen, mensen die geen toestemming hebben om hier te wonen en te werken. Omdat illegalen officieel niet in Nederland kunnen werken, verrichten zij vaak zwart werk.

Mensen uit westerse landen
Veel mensen die naar Nederland komen, zijn afkomstig uit rijke westerse landen, zoals uit Duitsland, de Verenigde Staten en Japan. Deze immigranten werken hier vaak voor grote bedrijven, bijvoorbeeld voor Shell, de KPN of Philips. Hoewel het jaarlijks om meer dan 50.000 mensen gaat, krijgen zij in de media de minste aandacht. Een belangrijke reden hiervoor is dat deze groep westerse allochtonen meestal niet opvalt.

Vluchtelingen
Asielzoekers komen naar Nederland omdat ze in eigen land vervolgd worden vanwege hun politieke overtuiging of omdat ze hun leven niet zeker zijn vanwege oorlog. Veel van de asielzoekers worden na een ingewikkelde asielprocedure weer het land uitgezet. Anderen worden als vluchtelingen erkend en mogen blijven, zij worden politiek vluchteling genoemd.

§ 6 Het toelatingsbeleid
Al eeuwenlang vluchten mensen uit arme landen naar het rijke Westen. Ging het goed met de economie, dan waren de nieuwkomers van harte welkom. Ging het met de economie slechter, dan mochten veel minder buitenlanders ons land in. Voor mensen uit landen van buiten de Europese Unie zijn de regels veel strenger geworden. Voor hen geldt een restrictief toelatingsbeleid. Restrictief betekent beperkend. Met andere woorden: de Europese Unie is heel voorzichtig bij het toelaten van buitenlanders.
Bij toelating moeten Nederland en de andere EU-landen zich houden aan de volgende internationale wetten en verdragen:

- Volgens de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens mag Nederland niet discrimineren en moeten de rechten en vrijheden van mensen – dus ook van nieuwkomers – worden nagekomen.
- Nederland moeten volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens inwoners de gelegenheid geven tot gezinshereniging.
- Nederland heeft het Vluchtelingenverdrag van Genève ondertekend. Hierdoor is ons land verplicht volgens vastgestelde regels te beoordelen of een asielzoeker voor de status van erkende vluchteling in aanmerking komt. Is dat het geval, dan krijgt iemand een vluchtelingenstatus, waardoor hij niet teruggestuurd kan worden zolang het niet veilig is in het land van herkomst.
Mensen uit niet-EU-landen komen om diverse redenen naar ons land:
- Politieke redenen: denk hierbij aan mensen op de vlucht voor oorlog en asielzoekers.
- Mensen die ons land willen werken of studeren hebben economische redenen.
- Gezinshereniging en gezinsvorming: mensen komen bij hun familie wonen of willen een gezin stichten.
Het VN-Vluchtelingenverdrag van Genève van 1951 is het uitgangspunt voor ons asielrecht. Daarin wordt een vluchteling gedefinieerd als ‘iemand die gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuigen of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep.’
De regels voor asielzoekers zijn strenger geworden door de invoering van de Vreemdelingenwet 2000. In deze strengere wet staat dat een vluchteling een verblijfsvergunning kan krijgen als hij aan een aantal eisen voldoet, zoals:
- Hij moet geldige identiteitspapieren bij zich hebben.

- Hij moet aannemelijk maken dat hij bij uitzetting risico loopt om te worden mishandeld in zijn eigen land.
- Of hij kan om humanitaire redenen niet worden teruggestuurd naar zijn land, bijvoorbeeld als zijn godsdienst er niet wordt geaccepteerd.
De nieuwe Vreemdelingenwet kent de volgende procedure:
- Binnen 48 uur wordt bepaald of iemand een geloofwaardig vluchtverhaal heeft en dus mogelijk recht heeft op een vluchtelingenstatus. Daartoe moet hij zich melden bij een zogeheten aanmeldcentrum (AC).
- Als iemand wordt toegelaten tot de asielprocedure, dan gaat hij naar een asielzoekerscentrum (AZC), waar hij of zij de beslissing af moet wachten.
- Mensen van wie de aanvraag uiteindelijk wordt afgewezen worden opgevangen in een uitzetcentrum. Daar worden de papieren in orde gemaakt voor de terugkeer.
Er is sprake van gezinshereniging als mensen al deel uitmaakten van het gezin voordat de nieuwkomer naar Nederland kwam. Gezinsvorming betekend dat een inwoner van Nederland wil trouwen of samenwonen met een buitenlander. Om er zeker van te zijn dat iemand ook in het levensonderhoud van de partner kan worden voorzien wordt bijvoorbeeld een minimumsalaris geëist.
Het strenge toelatingsbeleid van Nederland wordt vooral gesteund door de rechtse partijen (VVD, SGP en de Partij voor de Vrijheid) en in grote lijnen ook door het CDA. De rechtse partijen vinden bovendien dat een nieuwkomer die herhaaldelijk de wet overtreedt het land uitgezet moet worden.
Ook de linkse partijen (PvdA, GroenLinks en SP) zijn voor toepassing van de regels, maar niet ten koste van alles. Er zijn ook mensen die om demografische en economische redenen een ruim toelatingsbeleid willen. Zij wijzen erop dat ons land in snel tempo vergrijst. Daardoor zal de vraag naar arbeidskrachten in met name de zorgsector sterk toenemen. Door het toelaten van buitenlands personeel zou dit tekort kunnen worden aangevuld.

§ 7 Nederland als pluriforme samenleving
Voor de manier waarop overheid en de oorspronkelijke bevolking in een land omgaan met andere etnische groepen, bestaan grofweg drie mogelijkheden:

- segregatie
- assimilatie
- integratie

Segregatie
Als cultuurgroepen volkomen langs elkaar heen leven, spreken we van segregatie, het opdelen van een samenleving in gescheiden delen. Dat gebeurd meestal onder overheidsdwang en gaat dan vaak gepaard met onderdrukking en discriminatie van minderheden. Segregatie kan ook uit vrije wil plaatsvinden.

Assimilatie
Het tegenovergestelde van segregatie is assimilatie. Dit betekent dat een bevolkingsgroep zich zo volledig aanpast aan een andere groep dat de eigen culturele identiteit vrijwel verdwijnt. Assimilatie kan voortkomen uit eigen beweging, bijvoorbeeld als nieuwkomers helemaal ‘Nederlands’ willen worden.

Integratie
De Nederlandse regering gaat uit van integratie, een gedeeltelijke aanpassing aan de dominante cultuur van een land met behoud van eigen cultuurkenmerken. Nieuwkomers moeten zich aanpassen aan de Nederlandse cultuur maar mogen gedeeltelijk hun eigen cultuur behouden. In de praktijk zie je een wederzijdse aanpassing: nieuwkomers nemen delen van de Nederlandse dominante cultuur over en de oorspronkelijke bevolking neemt delen van de nieuwe culturen over.
De emancipatiebeweging heeft met succes decennia lang gestreden voor de gelijkberechtiging van vrouwen en homo’s. Dit uitgangspunt vormt nu één van de belangrijkste grondslagen van onze huidige samenleving.

Soms is het niet duidelijk waar de grenzen van persoonlijke vrijheid liggen. Vooral drie grondrechten kunnen nog al eens met elkaar botsen, namelijk:
- het verbod op discriminatie (artikel 1 van de grondwet);
- de vrijheid van godsdienst (artikel 6 van de grondwet);
- de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de grondwet).
Artikel 7 stelt duidelijk grenzen aan de vrijheid van meningsuiting door de toevoeging ‘behoudens een ieders verantwoordelijkheid jegens de wet’. Dit betekent dat je een eigen mening mag hebben, maar je moet je daarbij wel aan de wet houden. Je mag iemand anders niet discrimineren, want dan kom je in aanraking met artikel 1.

§ 8 Het belang van sociale cohesie
Voor de continuïteit van een samenleving is het belangrijk dat iedereen, tevreden of ontevreden, erbij blijft horen. Daarvoor is nodig dat we rekening houden met de normen, waarden en belangen van anderen. Alleen dan kan er sprake zijn van een echte samenleving. We spreken van sociale cohesie als mensen het gevoel hebben bij elkaar te horen.
Sociale cohesie is gebaseerd op de bindingen die we met elkaar hebben. Voor je voedsel ben je bijvoorbeeld afhankelijk van producenten en winkels. En voor liefde en geluk heb je behoefte aan vrienden. We maken onderscheid tussen vier soorten bindingen:
- affectieve bindingen
- economische bindingen
- cognitieve bindingen
- politieke bindingen
In werkelijkheid lopen deze bindingen door elkaar heen. Als je bijvoorbeeld dagelijks een broodje koopt bij dezelfde bakker is er sprake van een economische binding, maar misschien ook van een affectieve binding als je vaak even een praatje maakt. In het algemeen geldt dat hoe meer bindingen er zijn tussen mensen, hoe meer sociale cohesie er is.

Affectieve bindingen
Mensen hebben elkaar nodig voor vriendschap steun en liefde. Maar ook het gevoel ergens bij te horen, bijvoorbeeld bij een sportclub of als inwoner van een dorp of stad, is een affectieve behoefte. Ook religie en spiritualiteit hebben een sterk bindende functie. Mensen die hetzelfde geloven voelen saamhorigheid.


Economische bindingen
Voor onze behoefte aan voedsel, onderdak en kleding zijn we afhankelijk van anderen, dit zijn onze economische bindingen. Opdat iedereen kan kopen wat hij nodig heeft is een vergaande arbeidsindeling nodig.
De economische afhankelijkheid is door de globalisering of mondialisering verder toegenomen. Onder globalisering verstaan we dat mensen wereldwijd door betere vervoers- en communicatiemogelijkheden steeds nauwer met elkaar in verband staan. Globalisering heeft een nadelig effect op de sociale cohesie in een land, als de onderlinge economische verbindingen tussen mensen in een land afnemen. Een ander gevolg van de globalisering zijn de groeiende wereldwijde migratiestromen. Veel Afrikaanse en Aziatische jongeren trekken, al dan niet illegaal, naar Europa. Aan de andere kant gaan Nederlandse jongeren een paar jaar studeren of werken in het buitenland. Dit soort migratiestromen zorgt ervoor dat mensen zich minder verbonden voelen met hun eigen land.

Cognitieve bindingen
Voor het verwerven van kennis ben je afhankelijk van anderen en met die mensen heb je dus cognitieve bindingen. Toch is de toegang tot kennis niet voor iedereen even gemakkelijk. Door gemeenschappelijke kennis, bijvoorbeeld over ons verleden, verplicht te stellen probeert de overheid de sociale cohesie te vergroten.

Politieke bindingen
Om veiligheid in een land te vergroten is het handig dat mensen afspraken met elkaar maken. Bijvoorbeeld de afspraak dat politici wetten mogen maken en dat rechters gevangenisstraf kunnen geven. Deze afspraken worden ook wel een sociaal contract genoemd, een soort stilzwijgende afspraak van de bevolking om zich te houden aan de regels (rechten en plichten) die door politici worden vastgesteld.
In een democratie zoals in Nederland is de bevolking actief betrokken bij de politiek. Als veel mensen politiek participeren, bijvoorbeeld door te stemmen, is dat goed voor de sociale cohesie in het land. Het opkomstpercentage bij Europese verkiezingen is vaak vrij laag. Dit laat goed zien dat de meeste Nederlanders zich nog niet sterk verbonden voelen met Europa. Europeanisering heeft tot nu toe dus een negatief effect op de sociale cohesie.
Zolang de vier soorten bindingen bij de meeste mensen aanwezig zijn, houdt de samenleving continuïteit en stabiliteit. Tegelijkertijd is de samenleving voortdurend in beweging.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.