Inleiding in de Biologie

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 617 woorden
  • 26 maart 2008
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Thema 1. Inleiding in de biologie.
Doelstelling 1: fase natuurwetenschappelijk onderzoek.
Observatie: een bepaald natuurverschijnsel wordt waargenomen.
Probleemstelling: op grond van deze waarneming wordt een probleem geformuleerd
Hypothese: een mogelijke verklaring voor het natuurverschijnsel wordt gegeven
Experiment: proeven worden uitgevoerd en gegevens worden verzameld.
- de probleemstelling wordt herleid tot een onderzoeksvraag
- experiment: experimenteergroep en een controlegroep

- proeven moeten met grote aantallen worden uitgevoerd
- per proef mag slechts 1 factor worden onderzocht (omstandigheden moeten bij alle proeven gelijk zijn)
Resultaten: deze worden overzichtelijk weergegeven (tabellen, grafieken etc.).
Conclusie: de resultaten worden getoetst aan de verwachting en de hypothese.
Theorie: verklaart verschillende samenhangende hypothesen die bij experimenten juist zijn gebleken.
- elke theorie is geldig tot het tegendeel in bewezen.

Doelstelling 2: organen bij de mens herkennen en benoemen.
Orgaan: Deel van een organisme met een of meer functies. Bestaat uit meerdere weefsels. Organen werken vaak samen in een organenstelsel (bijv. het verteringsstelsel).
Weefsel: Groep cellen met dezelfde functie en vorm. Bij veel weefsels komt tussencelstof voor.
Middenrif: Scheidt de romp in de borstholte en buikholte. Organen hier zijn o.a. slokdarm, longen, hart. Organen in de buikholte: o.a. maag, lever, alvleesklier, dunne/dikke darm, nieren.

Doelstelling 4. Plantaardige cel: onderdelen en functies benoemen.
Cytoplasma: bestaat uit water met opgeloste stoffen (o.a. zouten, eiwitten)

- celmembraan: de buitenste laag van het cytoplasma.
Kernplasma: hierin bevinden zich de chromosomen.
- kernmembraan: buitenste laag van het kernplasma.
Vacuolen: blaasjes in het cytoplasma, gevuld met vacuole-vocht.
- Vacuole-vocht: water + opgeloste stoffen (zouten, glucose etc.). Vacuole is omgeven door vacuolemembraan.
- Oudere planten hebben 1 grote centrale vacuole. Het cytoplasma is dan wandstandig.
Plasticiden: ontstaan in het cytoplasma uit proplastiden.
- Chloroplasten: bladgroenkorrels. Hierin is fotosynthese.
- Chromoplasten: kleurstofkorrels. Gele/rode kleurstoffen geven de kleur aan bloemen en vruchten.
- Leukoplasten: kleurloos. In zetmeelkorrels is zetmeel opgeslagen.
- Plastiden kunnen van de ene soort overgaan in de andere soort.
Celwand: een stevig laagje om de cel heen.
- De celwand behoort niet tot de cel, maar is een tussencelstof.
- Intercellulaire ruimten: holten tussen de celwanden, gevuld met lucht.

Doelstelling 5. elektronenmicroscopie: afbeelding cel en functies benoemen.
Organel: deel van een cel met eigen functie.

Endoplasmatisch reticulum: netwerk van dubbele membranen die bijna tegen elkaar aanliggen
zodat afgeplatte holten en kanaaltjes ontstaan.
- Functie: transport van stoffen.
Ribosomen: bolvormige organellen gelegen op de membranen van ER of vrij in cytoplasma.
- Functie: synthese van eiwitten.
Golgi-systeem: opeenstapeling van platte blaasjes, elk omgeven door een membraan.
Aan de rand ontstaan kleine blaasjes.
- Functie: afgeven van eiwitten buiten de cellen (secretie) of in afgesnoerde lysosomen.
Lysosomen: blaasjes die verteringsenzymen bevatten.
Mitochondrien: ronde organellen met dubbel membraan, waarvan het binnenste
membraan is geplooid.
- Functie: het vrijmaken van energie met behulp van zuurstof (verbranding).
- De vrijgemaakte energie wordt tijdelijk opgeslagen in ATP-moleculen.
Chloroplasten: gevuld met membranen die als stapels muntstukken gerangschikt
liggen.

- Functie: fotosynthese laten plaatsvinden.
Celmembraan: twee lagen fosfolipiden, waarin eiwitten liggen.
- Functies: transport van stoffen, bescherming en regeling van de samenstelling van het cytoplasma.

Doelstelling 6. verschillen tussen cellen van bacteriën, plantaardige cellen en dierlijke cellen noemen.
Celorganellen.
Plantaardige cellen Dierlijke cellen Schimmelcellen Bacteriën
Kern (DNA) Kern (DNA) Kern (DNA) DNA los in de cel
ER ER ER Alles los in de cel
Ribosomen Ribosomen Ribosomen Geen celorganellen
Golgi-apparaat Golgi-apparaat Golgi-apparaat -
Lysosomen Lysosomen Lysosomen -
Mitochondrien Mitochondrien Mitochondrien -
Celwand - Celwand -
Membraan - - -
Bladkroenkorrels - - -
Amyloplasten - - -
Chromoplasten - - -
Vacuole - - -

DNA: Deoxyribonucleine zuur/acid.

DNA bestaat uit 4 bouwstenen:
- Adenine A
- Thymine T
- Guanine G
- Cytokine C

Je hebt strengen DNA. A staat tegen over T en G tegen over C.

Deze streng wordt in 2en geknipt en vervolgens wordt er een nieuwe streng aangeplakt. Dit heet voortplanting.
Dit wordt gedaan door messengerRNA: Ribonucleïnezuur.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.