Middeleeuwen
Vorming nationale staten - Conflicten - Engeland + Frankrijk 100 jarige oorlog (1337-1453)
Standen – Burgerij – Iedereen kende zijn plaats
Feodale stelsel – In bruikleen geven van een stuk land
Leenheer = eigenaar, Vazal = huurder
Natureingang – Natuur als uitbeelding gebruiken
Eercultuur – Norm voor het gedrag lag in het aanzien dat men van anderen ontving
Je eer verliezen – Verstoten worden uit de gemeenschap ‘oneervol’
Achter de reële werkelijkheid gaat een diepere - niet direct waar te nemen -werkelijkheid schuil. Het alledaagse kon een teken voor iets zijn.
Christelijk geloof – Erg belangrijk! Veel religieuze symbolen, vooral Het Licht (Jezus)
Middeleeuwse auteurs hadden een maatschappelijke taak.
Ze waren Didactisch (=belerend en moraliserend) – Ze wilden het publiek iets leren.
Originaliteit speelde destijds geen rol, NA de middeleeuwen wel. Ze werkten vanuit traditie.
Teksten werden met de hand geschreven op perkament of (later) papier. Wilde je een kopie- - Kopiisten, soms warden er door vermoeidheid fouten gemaakt. Soms veranderden kopiisten de inhoud van een tekst ivm hun mening tov het verhaal.
Voorleescultuur – Grote groepen luisterden en zongen liederen mee, veel rijmgebruik
Auteurs werkten in principe in opdracht van iemand.
In opdracht gemaakt = Mecenaat, Opdrachtgever = Mecenas
Vorsten traden als Mecenas op.
Hoofsheid = De aanbevolen gedragswijze. - Zelfbeheersing, zowel mentaal als fysiek. Hoofsheid was een ideaal, zo zou het moeten zijn.
Hoofse Minnelyriek = Verhaal waar hoofsheid en de liefde centraal staan.
Ridderroman = Verhaal wat draaide om ridderavonturen (ERG geliefd)
Functies ridderroman: Vermaak, boven identificatiemogelijkheden voor gewenst en ongewenst gedrag, leverden lessen, brachten normen en waarden van de feodaliteit, ridderschap en het hofleven onder de aandacht
Epische concentratie = Historische feiten over verschillende personen worden toegedicht aan een beroemd historisch persoon.
Arthurromans hebben een hechte structuur, die een diepere les duidelijk moeten maken. De Arthurroman is fictief waar de Karelromans pretenderen historische waarheid te presenteren. In de Arthurroman wordt de hoofsheid als ideaal voorgesteld.
In de Middeleeuwen had de rooms-katholieke kerk veel macht en invloed. Geestelijke Letterkunde = teksten over het christendom. Ze zijn geschreven met de functie het geloof uit te dragen. Vooral deze letterkunde was bedoelt voor een lekenpubliek. Veel geestelijke teksten gaan over Maria, de Marialegenden.
Literatuur in de stad ging vooral over de standentheorie. Een eigen burgermoraal en burgerideologie werden soms met veel nadruk naar voren gebracht. Patriciaat = een stuwende kracht, deze stedelijke elite lonkte naar de prestigieuze hoofse cultuur. Men wilde deze navolgen (annexatie), maar men paste zich tegelijkertijd aan op de eigen burgerlijke levenswijze en moraal (adaptatie).
Sotternie = Kort wereldlijk toneelstukje met een humoristische strekking.
Standenliteratuur = Deze teksten legitimeerden het burgerbestaan en verheerlijkten het.
Einde Middeleeuwen – Boekdrukkunst.
Einde Middeleeuwen – Rederijkers: Georganiseerde verenigingen waarin men de literatuur beoefende.
Door Rutger
Vorming nationale staten - Conflicten - Engeland + Frankrijk 100 jarige oorlog (1337-1453)
Standen – Burgerij – Iedereen kende zijn plaats
Feodale stelsel – In bruikleen geven van een stuk land
Leenheer = eigenaar, Vazal = huurder
Natureingang – Natuur als uitbeelding gebruiken
Eercultuur – Norm voor het gedrag lag in het aanzien dat men van anderen ontving
Je eer verliezen – Verstoten worden uit de gemeenschap ‘oneervol’
Achter de reële werkelijkheid gaat een diepere - niet direct waar te nemen -werkelijkheid schuil. Het alledaagse kon een teken voor iets zijn.
Middeleeuwse auteurs hadden een maatschappelijke taak.
Ze waren Didactisch (=belerend en moraliserend) – Ze wilden het publiek iets leren.
Originaliteit speelde destijds geen rol, NA de middeleeuwen wel. Ze werkten vanuit traditie.
Teksten werden met de hand geschreven op perkament of (later) papier. Wilde je een kopie- - Kopiisten, soms warden er door vermoeidheid fouten gemaakt. Soms veranderden kopiisten de inhoud van een tekst ivm hun mening tov het verhaal.
Voorleescultuur – Grote groepen luisterden en zongen liederen mee, veel rijmgebruik
Auteurs werkten in principe in opdracht van iemand.
In opdracht gemaakt = Mecenaat, Opdrachtgever = Mecenas
Vorsten traden als Mecenas op.
Hoofsheid = De aanbevolen gedragswijze. - Zelfbeheersing, zowel mentaal als fysiek. Hoofsheid was een ideaal, zo zou het moeten zijn.
Hoofse Minnelyriek = Verhaal waar hoofsheid en de liefde centraal staan.
Ridderroman = Verhaal wat draaide om ridderavonturen (ERG geliefd)
Functies ridderroman: Vermaak, boven identificatiemogelijkheden voor gewenst en ongewenst gedrag, leverden lessen, brachten normen en waarden van de feodaliteit, ridderschap en het hofleven onder de aandacht
Epische concentratie = Historische feiten over verschillende personen worden toegedicht aan een beroemd historisch persoon.
In de Middeleeuwen had de rooms-katholieke kerk veel macht en invloed. Geestelijke Letterkunde = teksten over het christendom. Ze zijn geschreven met de functie het geloof uit te dragen. Vooral deze letterkunde was bedoelt voor een lekenpubliek. Veel geestelijke teksten gaan over Maria, de Marialegenden.
Literatuur in de stad ging vooral over de standentheorie. Een eigen burgermoraal en burgerideologie werden soms met veel nadruk naar voren gebracht. Patriciaat = een stuwende kracht, deze stedelijke elite lonkte naar de prestigieuze hoofse cultuur. Men wilde deze navolgen (annexatie), maar men paste zich tegelijkertijd aan op de eigen burgerlijke levenswijze en moraal (adaptatie).
Sotternie = Kort wereldlijk toneelstukje met een humoristische strekking.
Standenliteratuur = Deze teksten legitimeerden het burgerbestaan en verheerlijkten het.
Einde Middeleeuwen – Boekdrukkunst.
Einde Middeleeuwen – Rederijkers: Georganiseerde verenigingen waarin men de literatuur beoefende.
Door Rutger
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden