Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 13, Tussen de wereldoorlogen

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1772 woorden
  • 14 november 2007
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Literatuur Samenvatting H13: Na de Tweede Wereldoorlog

§98: Historische achtergrond 1945 – 1970
Politieke spanningen: Hongaarse* opstand, oprichting Berlijnse Muur, Cuba-crisis, Vietnamoorlog.
Jaren 60* NL: economische bloei, opkomst sociale voorzieningen, ontzuiling.
* Verzuiling: verdeling van de samenleving in gesloten groepen op basis van geloof of politieke overtuiging Er waren 5 zuilen => katholieken, hervormden, gereformeerden, socialisten + communisten. Elke zuil had zijn eigen radio, krant, omroep, partij, sportclubs etc.
Grote provorellen (1965/ 1966):* jongeren die er een sport van maakten de autoriteiten te provoceren met ‘ludieke’ (speelse) acties.


§99: Beeldende kunst, muziek en film
1e* internationale kunststroming afkomstig uit VS => abstracte expressionisme => 2 richtingen:
Action painters: manier van schilderen is belangrijkerõ dan het resultaat (Willem de Kooning).
Colorfield painters: werkten met
õ enorme egaal geschilderde kleurvlakken (Mark Rothko).

Cobra: (1948)* internationale kunststroming, opgezet door de Karel Appel, Corneille + Constant. Cobra-groep liet zich inspireren door kindertekeningen + primitieve Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse kunst. COBRA komt van de beginletters van Copenhagen, Brussel + Amsterdam.
Popart: (jaren 60, VS) kunstenaars zochten hun* inspiratie in de moderne consumptiemaatschappij + amusementsindustrie => conserven, strips, huishoudelijke apparatuur (Liechtenstein, Warhol)
* Nouveau réalisme: kunstenaars probeerden het gewone ongewoon te maken door bijv. het opstapelen van grote hoeveelheden objecten, objecten in te pakken etc. (Yves Klein, Daniel Spoerri)
Verschil popart + nouveau réalisme: popart* =>objecten namaken + nouveau réalisme => nieuwe objecten maken met bestaande objecten
Muziek jaren 60, VS: opkomst van grote orkesten +* rock-‘n-roll, bloei protestsong (Bob Dylan).
Bloei artistieke film (jaren* 60, Europa): Vittorio de Sica ‘fietsendieven’ 1948 => Italiaanse neorealisme.
Nouvelle vague: (eind jaren 50, FRA) in deze stroming lag de* nadruk veel minder op de montage maar meer op de opname zelf (François Truffaut).

§100: Literatuur
Existentialisme: voedingsbodem van deze* stroming was de herinnering aan de gruwelen van de oorlog. De mens is ‘geworpen’ in een wereld waar hij niet om heeft gevraagd en waarin hij het slachtoffer van de omstandigheden is. De mens dient authentiek te zijn en is echter wel vrij in die wereld (Jean-Paul Sartre). Existentialisme leidde tot:
Geëngageerde
õ literatuur: veel gerekend tot de roman noir => sombere, zwarte romans waarin het leven uitzichtloos is + de eenzame mens hulpeloos ronddwaalt in een chaotische werkelijkheid.
Absurdistische literatuur: de mens gevangen zit
õ in absurde, zinloze + onverklaarbare situaties.
Doorbroken taboes jaren 60:* homoseksualiteit (Reve) + beschrijven van erotiek (Wolkers).
Tot het midden* van de jaren 60 overheerste het existentialisme, daarna maakte het plaats voor het ik-tijdperk (betrokkenheid met zichzelf) en het academische (vormtechnische aspecten) in de literatuur.

§101: Willem Frederik Hermans (1921 – 1995):
Nooit meer slapen =*> geoloog gaat op zoek naar meteorieten.
* De donkere kamer van Damocles => ’Hermans meesterwerk’. Het zwaard van Damocles verwijst naar een voortdurende dreiging. Het zwaard is de foto die Osewoudts onschuld moet bewijzen. Het gevaar is dat de foto mislukt, wat ook gebeurt.
Zeer belangrijk en spraakmakend is Hermans’ essayistische werk.* Hij neemt geen blad voor de mond en levert in zijn polemieken kritiek op literaire critici, uitgevers, ministers, collega-schrijvers etc.
* Overeenkomst tussen zijn essays + fictionele werk => Hermans heeft een volstrekt wantrouwen tegen alles wat meent de waarheid in pacht te hebben.
* Hermans heeft een pessimistisch wereldbeeld: de mens begrijpt noch de wereld noch de medemens noch zichzelf en richt voornamelijk ellende aan.

§102: Gerard Reve (1923):
Eerste boek =*> De avonden: een winterverhaal. Thema van dit boek is totale verveling.
Melancholia =*> verhaal, gepubliceerd in het blad ‘Podium’. Er was veel ophef hierover omdat Reve een masturberende man beschreef. Het tijdschrift werd ingenomen door het departement van OK&W. Reve was woedend en zei dat hij nooit meer in het Nederlands zou schrijven en vertrok naar Engeland.
Vanaf 1962 begon Reve in een tijdschrift reisbrieven* te publiceren: verslagen van reizen onderbroken door overpeinzingen over zijn drankzucht, homoseksuele geaardheid + vrees om zijn creativiteit te verliezen.
Vaste thema’s van Reve: dood, drankzucht, seks, godsdienst,* uiterst rechtse meningen.

§103: Harry Mulisch (1927):
Boeken: Twee* vrouwen, De ontdekking van de hemel =>‘magnus opus’.
‘De aanslag’ (1982)* => verfilmd in 1986. Deze film kreeg de Oscar voor beste niet-Amerikaanse film. Verhaal gaat over de geschiedenis van Anton Steenwijk, die in januari 1945 meemaakt hoe zijn ouders en broer door de Duitsers worden meegenomen omdat voor hun huis een aanslag op een NSB’er is gepleegd.
Mulisch is in zekere zin* een on-Nederlandse schrijver, want Nederlandse literatuur is overwegend realistisch, nuchter + zakelijk en Mulisch’ verhalen zijn visionair, fantastisch + geheimzinnig.
Mulisch verwerkt veel beeldspraak + mythologie in zijn* verhalen.
Centrale thema: de mens wordt gedreven door krachten die hij niet* kan beheersen, die hij vaak niet eens kent.

§104: Leo Vroman (1915):
* Vroman is een overgangsfiguur tussen 2 soorten poëzie => nieuwe zakelijkheid + experimentele poëzie.
Gedichten: Over de dichtkunst (1961), God en godin* (1967), Fabels (bundel 1962).
Poëzie nieuwe zakelijkheid =*> parlando-stijl, anekdotische inhoud.+ experimentele poëzie => rijke beeldspraak, vrije versvorm, woordspelletjes.
Vromans gedichten =*> vaak autobiografisch, humoristische ondertoon, didactisch.

§105: De experimentele poëzie (1950)
‘Vijftigers’/ ‘Experimentelen’: groep dichters,* debuteerden rond 1950. Experimenteel verwijst naar ‘experiment’ + ‘experience’ (ervaring). Werkend vanuit en experimenterend met de taal zochten zij naar nieuwe uitdrukkingsvormen.
Poëzie Vijftigers is verwant aan expressionisme* + dadaïsme => ze gaan beide uit van een engagement. Zoals het dadaïstische engagement zich uitte in spot en sarcasme, is de poëzie van de Vijftigers vaak ironisch, baldadig, vol woordspelingen en klankspelletjes.
Autonome* beeldspraak in de experimentele poëzie => inhoud bestaat grotendeels uit beelden. Deze beelden roepen samen iets op (sfeer, gevoel, idee), ze zijn associatief.
Experimentele poëzie heeft nauwe banden met de beeldende kunst* => ‘Experimentele Groep Holland’ (Karel Appel, Corneille + Constant). In hun tijdschrift ‘Reflex’ schreven ook dichters.

§106: Lucebert (L.J. Swaanswijk) (1924 – 1994):
Ook wel ‘de keizer der Vijftigers’ genoemd =*> hij is de voornaamste experimenteel.
Thema’s van zijn poëzie: kunst,* mythologie, oosterse filosofie. Zijn gedichten zijn vaak moeilijk door de vele associaties, woordspelingen, paradoxe tegenstellingen etc.
Zijn poëzie wil* de lezer wakker schudden: verzet tegen instellingen van de Kerk en staat, ontdoen van zijn burgerlijke levenswijze + terug laten keren tot oorspronkelijke zuiverheid.

§107: Andere experimentele dichters:
Hans Lodeizen:* voorloper Vijftigers. Overheersende thema => romantisch verlangen naar een andere wereld dan het bestaande.
Gerrit Kouwenaar: samen met Lucebert* beschouwd als de belangrijkste dichters van de Vijftigers.
Jan G. Elburg:* ‘Vijftigers’. Sterk geëngageerde + emotionele (verwant aan Lucebert) poëzie.
Hans Andreus: hoorde niet bij de Vijftigers, maar was goed bevriend met* diverse Vijftigers. Schreef lichte + speelse poëzie, later somber + zakelijk.

§108: Remco Campert (1929):
Meest gematigde ‘Vijftiger’ en* daarom ook de meest toegankelijke => hij schrijft in alledaagse taal.
* Overeenkomst tussen zijn proza + poëzie is dat beide luchtig en humoristisch zijn.
Romans: Het leven is verrukkulluk (1961), De Harm en Miepje Kurk* story (1983).

§109: Nederlandse romanschrijvers 1950 – 1970
* Hella S. Haasse: werd bekend door Oeroeg. Ze schrijft veel over Indonesië. Twee bij elkaar horende romans van Haasse zijn De verborgen bron + De ingewijden.
A. Alberts schrijft vooral historische studies. Bekende roman* => De vergaderzaal.
Jan Wolkers: werd bekend met Kort Amerikaans. Andere* boeken: Terug naar Oegstgeest, Turks fruit.
Thema’s => dood, verderf + veel seks. Zijn boeken uit de jaren 60 + vroege jaren 70 maakten grote indruk door de ruwe vitaliteit, cynische humor, mengeling van sadisme en tederheid + zijn stijl van felle korte zinnen.
Andreas Burnier: belangrijkste* feministische schrijfster jaren 60 + 70. Thema’s => verzet tegen discriminatie van vrouwen, homo’s + antisemitisme.
Jeroen Brouwers:* bekendste boek => Bezonken rood, omdat er veel kritiek op dit boek is geweest. Brouwers oeuvre is sterk autobiografisch.

§110: Anton Koolhaas (1912 – 1992):
Publiceert rond jaren 30 dierenverhalen. Deze* dieren hebben typisch menselijke eigenschappen: ijdelheid, vraatzucht, domheid, hulpvaardigheid, dienstbaarheid, onderzoekingsdrang.
Vergeet niet de* leeuwen te aaien wordt beschouwd als een van zijn beste dierenverhalen.

§111: De Vlaamse Roman 1950 – 1970
Louis Paul Boon:* tot 1960 werden zijn boeken in België geweerd uit de katholieke bibliotheken door zijn radicaal linkse opvattingen, afkeer van godsdienst + grote nadruk op seksualiteit.
Boons meesterwerk is de tweeluik De Kapellekensbaan + Zomer te Ter-Muren.
Hugo Claus: wordt beschouwd als de voornaamste Nederlandstalige* toneelschrijver van na WO2. Claus’ meesterwerk is Het verdriet van België => beschrijft een Vlaamse familie uit de middenklasse voor + tijdens de oorlogsjaren (mengeling van een familie- en ontwikkelingsroman).
Ward* Ruyslinck: beste boek is het antiutopische Het reservaat. Hij geeft veel sociale kritiek.
Hugo Raes: qua stijl + compositie lijken zijn verhalen op* Borderwijk: korte zinnen, beeldende stijl + aaneenrijging van korte alinea’s die tamelijk los van elkaar staan.
Jef Geeraerts: zijn vroege werk gaat over* zijn ervaringen als bestuursambtenaar in het Belgisch-Kongo. Overheersende thema => tegenstelling tussen de blanke (schijn) cultuur + het primitieve natuurleven van de inlanders. Vanaf 1979 schrijft hij alleen maar thrillers met kritiek op de overheid.

§112: De poëzie van Barbarber
Barbarber* (1958): tijdschrift waarin de speelse geest van dada veel duidelijker tot uiting kwam. Het blad had het formaat van een in de lengte gevouwen foliovel.
* Grappen Barbarber => verwant aan dadaïsme, maar er is ook een band met popart + nouveau réalisme.
K. Schippers: in zijn gedichten, essays + romans* probeert hij de werkelijkheid anders dan gewoonlijk te benaderen. Bekendste roman => Eerste indrukken.
C. Buddingh: werd bekend met ‘Gorgelrijmen’* (1953) => nonsensgedichten over vreemde dieren als de domoorworm, lariekoekkoek, olibrie, slurfparkiet etc. beschreven.
J. Bernlef: schrijft* altijd over geïsoleerde personen, met als thema ruimte. Werd bekend met Hersenschimmen.

§113: Andere dichters uit de jaren 60
Judith* Herzberg: meest verwant aan poëzie van Barbarber.
Rutger Kopland:* belangrijkste dichter buiten Barbarber. Persoonlijke + gevoelige poëzie. Schrijft veel over de zuiverheid van de natuur, waar in dieren een belangrijke rol spelen. ‘Een lege plek om te blijven’ (1975) is zijn beste bundel.
Hans* Faverey: kreeg eerst veel kritiek, totdat men inzag dat zijn poëzie de moderne variant was van de expressionistische ‘poésie pure’. Veel gedichten beelden ‘het proces van afsterven en verdwijnen’ uit.

§114: Essayisten en columnisten
Verschil tussen essay + column: essay =*> verhandeling van een aantal blz., los gepubliceerd + column => korte tekst, gepubliceerd in een krant of weekblad op een vaste plaats en/ of in een vaste typografie en lay-out én is luchtiger, minder serieus, speelser + persoonlijker.
4* columnisten: van het Reve, Kousbroek, Corstius + Komrij vormen in zekere zin een groep omdat zij allen tegen de stroom ingaan en een afkeer hebben van alles wat ‘in’ is. Ze houden een pleidooi voor de rationaliteit en kunnen daarom gezien worden als voortzetters van de 18e eeuwse Verlichting.
Karel van het Reve:* door zijn enorme eruditie schreef hij over allerlei uiteenlopende onderwerpen.
Rudy Kousbroek: ‘Intellectualist’ genoemd omdat hij zich fel verzet tegen* alle vormen van religie, mystiek + oosterse wijsheid en vindt dat alleen de ratio en natuurwetenschappen een uitweg bieden voor de problemen waarmee de mens kampt.
Hugo Brandt Corstius: het koninklijke huis, diverse CDA +* VVD-politici zijn vooral het slachtoffer geworden van de kwetsende + hatelijke spotlust in zijn stukken.
Opperlandse taal-en letterkunde => hierin heeft hij allerlei taalspelletjes bijeengebracht.
Gerrit Komrij: Horen, zien en* zwijgen => hierin valt hij aan wat voor hem het toppunt van smakeloosheid is: de Nederlandse tv.
Overeenkomst Corstius, Kousbroek + Komrij =*> zij hebben zich allen met taalspelletjes beziggehouden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.