Samen met onze partner #UseTheNews doen we onderzoek naar de Europese en Amerikaanse verkiezingen. Geef jouw mening en maak kans op 20 euro Bol.com tegoed!

Regionale Beeldvorming, Module 2

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2090 woorden
  • 13 november 2007
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
3 redenen waarom je echt never nooit niet in het buitenland moet studeren

Studeren in het buitenland, de ultieme droom van veel mensen, toch? Nou,
vergeet het maar! Waarom zou je jezelf onderdompelen in nieuwe culturen,
talen en ervaringen als je ook gewoon thuis in je onesie op de bank kunt
blijven zitten?

Check het hier
1) Regionale beelden en ruimtelijk gedrag 1) Hoe ontstaat een beeld v/e gebied? 1.1) Wat is een regionaal beeld? Regionaal beeld: het beeld dat mensen v/e bepaald gebied hebben (ligging/grootte/ kenmerkende verschijnselen) Perceptie: het beeld dat iemand heeft van de werkelijkheid
1.2) Objectieve en subjectieve info
Op allerlei manieren krijgt men info over een gebied; eigen waarnemingen(primaire info), info van anderen(secundaire info). Die info kan het volgende zijn: Objectieve info: controleerbare info die berust op feiten en cijfers. Deze is zo compleet mogelijk
Subjectieve info: info die door zenders met een bepaald doel of vanuit een bepaalde opvatting wordt gegeven die onvolledig/onjuist is. Geografisch beeld: een zo objectief mogelijk beeld, waarbij gekeken wordt naar: - De ligging van een gebied - De ruimtelijke kenmerken - De samenhang tussen de kenmerken - De relaties binnen het gebied en met andere gebieden

Een zender(alle personen of groepen die met behulp van een communicatiemiddel info verstrekken aan anderen) zendt info, die aankomt bij de ontvanger(alle personen of groepen die info ontvangen via media of eigen waarnemingen); die daardoor een mentaal beeld(een verzameling van subjectieve beelden zoals deze door de ontvanger wordt samengesteld uit allerlei vormen van info (zowel objectieve en subjectieve info)) creëert. Imago: het uitgesproken beeld dat hoort bij één bepaald gebied, persoon of groep (zowel positief als negatief). Stereotype: een algemene karakterisering van een gebied of een groep mensen (zowel positief als negatief). 1.3) Regionaal beeld = mentaal beeld + geografisch beeld
I/h hoofd v/e ontvanger worden alle beelden v/e gebied samengevoegd. Hoe goed dit beeld overeenkomt met de werkelijkheid ligt a/d volgende 2 infofilters: * Externe filters: niet iedereen krijgt dezelfde info * Persoonlijk gebonden filters: de info die een persoon krijgt slaat diegene niet altijd op of bblibewerkt het zó dat het wel in het plaatje past. 2) Ruimtelijk gedrag en regionaal beeld 2.1) Factoren bij de inrichting v/d ruimte
Ruimtelijk gedrag: alle activiteiten van mensen waar ruimte voor nodig is, het wordt bepaald door: - de wensen van personen - het regionale beeld van gebieden - de beperkingen die het ruimtelijk gedrag beïnvloeden * regels en wetten * normen en waarden v/e samenleving * discriminatie: mensen als minderwaardig behandelen vanwege afkomst, kleur, cultuur etc. 2.2) Verschillen in ruimtelijk gedrag
Ruimtelijk gedrag verschilt naar leeftijd, inkomen en geslacht. Bv de mobiliteit (beweeglijkheid) v/d mensen; wie is op welk vervoer aangewezen en is dat op die plek aanwezig of kan je er goed gebruik van maken? 3) Natuurrampen en ruimtelijk gedrag 3.1) Twee vb van gevaar
Op veel plaatsen i/d wereld is ’t natuurlijk milieu(milieu zonder menselijke invloed) niet zonder gevaren, 2 vb zijn: 1) Gevaar in Nepal: wwDe gletsjers worden kleiner, waardoor er een morenewal puin achter blijft. Er kan in rap wwotempo een smeltwatermeer ontstaan. De morenewal is niet betrouwbaar en kan breken en wwoontstaat er een vloedgolf i/h dal en dat is weer de plaats waar men gaat wonen vanwege wwovruchtbare grond. Bv Tsho Rolpameer stijgt met meters en 30 dorpen dreigen te wwooverstromen. Men wil het water pompen naar de rivier i/h dal, waardoor de druk op de wwomorenewal minder wordt. De mensen kennen ’t gevaar maar verhuizen niet. 2) Gevaar in Nederland: wwoBijna heel NL licht onder het zeeniveau, waardoor andere landen soms raar tegen ons wwoland aan kijken. Wij NL vertrouwen in de strijd tegen ’t water, want we vertrouwen op de wwotechnische kennis van onze ingenieurs. 3.2) Inschatting v/h gevaar van natuurrampen
Mensen hebben de neiging ’t gevaar van natuurrampen te negeren/minimaliseren of ze zijn iet in staat om iets aan de toestand te veranderen. Het gevoel v/h gevaar klopt vaak niet met het werkelijke gevaar. Bij de inschatting v/h gevaar spelen 2 factoren een rol: 1) De frequentie van het voorkomen van natuurrampen: iNaarmate een natuurramp minder vaak voorkomt, worden er minder snel maatregenlen igenomen. Mensen die langer i/e gebied wonen nemen de gevaren serieuzer dan de inieuwkomers. Mensen negeren de gevaren voor hun eigen woonomgeving

2) Het kennis en ontwikkelingsniveau v/d mensen iSamenlevingen met een hoog kennis niveau vertrouwen vaak op hun eigen maatregelen. iMensen in een laag ontwikkeld land kunnen oorzaak en gevolg vaak niet met elkaar in iverband brengen. Sommigen hebben ook ’t idee dat ze niks aan de rampen kunnen doen ien zien het als een noodlot. Sommigen geloven in eigen kunnen en nemen preventieve imaatregelen. 2) Manipuleren van regionale beelden 1) Onvolledige beelden van zenders en ontvanger 1.1) De zender zendt niet alles uit
Veel zenders proberen de regionale beelden van personen of groepen te beïnvloeden. Iedere zender heeft zijn eigen doelen.  Beïnvloeding v/h nieuws. Nieuws kan je op verschillende manieren weergeven: objectief/subjectief/zakelijk/’smakelijk’ Sommige doelen richten zich o/h verkoopschap op economisch en commercieel terrein
Politieke doelen komen veel voor, bv over politieke macht
1.2) De ontvanger ontvangt niet alles
Een regionaal beeld is nooit volledig, Je kan niet alles onthouden. Je selecteert bewust info en het beeld dat tot stand komt verschilt per persoon. Men neemt hele selectieve waarnemingen en ieder persoon neemt waarnemingen v/e andere bron. 2) Het manipuleren van beelden 2.1) Een gunstiger beeld door ’t weglaten van info
Manipuleren: een gunstiger beeld door ’t weglaten van info. Info wordt niet altijd met opzet weggelaten, soms is er te weinig kennis of is men niet o/d hoogte van belangrijke verschijnselen i/e gebied. 2.2) Manipuleren met kaarten en grafieken: de kaartprojectie
Kaarten en grafieken zijn handig om beknopte info te geven over een gebied. Ze kunnen op verschillende manieren worden weergegeven. De kaartprojectie(de wijze waarop de ronde aarde o/e plat vlak wordt getekend) speelt een rol. Die verschillende technieken bepalen de ligging v/e gebied, de vorm en de opp. Twee bekenden projecties zijn: Mercatorprojectie: De opp van gebieden richting de polen wordt groter

Petersprojectie: De opp van gebieden is juist, maar de vorm klopt niet(de landen worden uitgerekt) 2.3) Manipuleren met kaarten en grafieken: kaartelementen en kaartkleuren
Elke kaart is opgebouwd uit kaartelementen(lijnen, symbolen) en kaartkleuren. De keuzes e/d grootte hiervan kunnen ’t beeld v/e gebied beïnvloeden: 1. Grenzen: Als je de grenzen duidelijk aangeeft, kan een land benadrukken welke gebieden erbij horen, maar als je de grenzen weglaat, lijkt het land veel groter. 2. Vorm e/d grootte v/d symbolen: Als er stippen gebruikt worden o/d verstedelijking a/t geven, zorgen grote stippen v/e verstedelijkter land dan kleine stippen. Als er brede lijnen worden gebruikt voor wegen; lijkt ’t alsof NL helemaal geasfalteerd is. In een staafgrafiek met lange dunne staven, lijkt het meer dan met korte brede staven, 3. Pijlen: Hoe dikker de pijl(die bv vluchtelingenstromen aangeven), hoe meer vluchtelingen
4. Veelgebruikte kaartkleuren: Deze leiden tot gewenning van gebruikers. Blauw is bv koud, maar als er een keer blauw is wat heel wat anders betekend, gaan ’t fout. 5. Kleuren i.v.m. gevaren: Bv politiek gevaar. Ook kan je de isolatie van landen ermee benadrukken. 2.4)Manipuleren met kaarten en grafieken: klassen en klassengrenzen
De keuzen van klassen en klassengrenzen beïnvloed sterk het kaartbeeld. Bv door meer klassen te gebruiken ontstaat het kaartbeeld dat in meer stadswijken geweldsmisdrijven voorkomen. 3) Collectieve mentale beelden van groepen en gebieden 3.1) Het collectief mentaal beeld van sociale groepen
Iedereen heeft een ander regionaal beeld van een gebied. Alleen mensen in dezelfde sociale groep hebben ongeveer ’t zelfde regionale beeld=>collectief mentaal beeld. 3.2) Het afbakenen van sociale groepen
Sociale groepen zijn mensen die iets gemeen hebben, bv: Sociaal-culturele achtergrond Economische omstandigheden
Recreatiegedrag Woongebied Je kan de collectief mentale beelden op verschillende schaalniveaus bekijken. 3.3) Hoe sterk is een collectief mentaal beeld? Het CMB kan positief/negatief/vaag zijn. Zenders kunnen positieve/negatieve info geven: - Negatieve info: Er kan een indruk gewekt worden dat de andere sociale groep een vijand/concurrent is=> wovijandbeeld. Vroeger was dat veel van belang, nu gaat ‘t om de economische concurrentie. woBv Japan wordt gezien als economisch gevaar. - Positieve info: Bv met vakantiefolders kan dat beïnvloed worden(externe zenders) of de groep verstrekt wopositieve info over een andere groep(interne zender). 3) Geografische controle van het regionale beeld 1) Waar kun je een geografisch beeld voor gebruiken? 1.1) Wat is een geografisch beeld? Als je een regionaal beeld van iemand wil veranderen, moet je hem meer objectieve info geven, zodat hij z’n regionale beeld kan veranderen/aanvullen. Dit kan: (be)zorg hem een correct geografisch beeld: zo objectief mogelijk beeld waarbij gekeken wordt naar: • ligging van een gebied • ruimtelijke kenmerken van een gebied • relaties binnen ’t gebied en met andere gebieden • samenhang tussen de kenmerken

Deze 4 onderdelen van het geografisch beeld zijn uitgewerkt in een 10-puntenplan: hulpmiddel voor het systematisch verzamelen van info over een gebied voor ’t maken van een geografisch beeld. Er zijn 10 hoofdpunten (punt algemeen); onderverdeeld in meerdere kleinere punten (inhoud punt algemeen): 1. Bepaling van absolute ligging van het gebied
2. Inventariseren van natuurlijke gebiedskenmerken • Ligging in een groter geologische geheel • Ligging in een groter klimatologisch geheel • Specifieke natuurlijke gebiedskenmerken
3. Inventariseren van menselijke inrichtingskenmerken • De ligging van het gebied in een groter geheel (landbouwgebieden) • Specifieke inrichting
4. Inventariseren van demografische kenmerken • Kenmerken van de bevolking
5. Inventariseren van culturele kenmerken • Kenmerken waarmee de cultuur van het gebied is aan te duiden
6. Inventariseren van economische kenmerken • Ligging van het gebied in een groter economisch geheel • Specifieke economische kenmerken
7. Inventariseren van politieke kenmerken • Ligging van een gebied in een groter politiek geheel • Aanwezigheid van politieke rechten
8. Inventariseren van ecologische kenmerken • Specifieke kenmerken
9. Inventariseren van relaties met andere gebieden
10. Inventariseren van samenhang tussen de verschijnselen/kenmerken binnen een gebied
Er zijn drie fasen in het werken met het 10-puntenplan: verkenning, analyse & reflectie. 1.2) Werken met het 10-puntenplan: verkenning
Tijdens de verkenningsfase geef je precies aan wat je wil bereiken. Er zijn daarin drie mogelijkheden: 1. Het samenstellen van een compleet geografisch beeld
2. Gebieden vergelijken

3. Regionale beelden controleren
1.3) Werken met het 10-puntenplan: analyse
In deze fase doe je drie dingen: 1. Selecteren: welke punten uit het 10-puntenplan ga je gebruiken en welke niet? 2. Info verzamelen: welke infobronnen kan je gebruiken? 3. Info verwerken: hoe kan je de verzamelde gegevens ordenen? 1.4) Werken met het 10-puntenplan: reflectie
In deze (laatste) fase kijk je terug; is het doel bereikt? Hoe heb je met het plan gewerkt? Daarbij zijn de volgende richtvragen belangrijk: 1. Heeft het samenstellen van een geografisch beeld nieuwe info opgeleverd? Is je regionale beeld completer geworden? 2. Was je regionale beeld gelijk aan de werkelijkheid? Was het meer gebaseerd op een mentaal beeld of een geografisch beeld? 3. Kun je nog andere infobronnen gebruiken om de gevonden gegevens aan te vullen/te controleren? Op welke manier kan je het beeld, ten behoeve van een bepaald doel, kunnen manipuleren? 2) Aan het werk met het 10-puntenplan 2.1) Een compleet regionaal beeld van Finland
Verkenning: - Als je een regionaal beeld maakt van bv Finland, maak je eerst een compleet/correct
geografisch beeld
Analyse: - Je werkt elk punt van het 10-puntenplan af. Op een kaart kan je de punten aantrekkelijker
weergeven: • Je kan ’t spreidingspatroon van een verschijnsel laten zien of de veranderingen die hebben plaatsgevonden • Je kan met kaders info geven over bepaalde kenmerken • Met pijlen kan je relaties aangeven (richting/omvang) • Met grafieken kan je de omvang van een verschijnsel laten zien
Reflectie: - Ga na of je regionale beeld van (in dit geval) Finland is verbeterd. Was ’t beeld dat je had

vooral een metaal beeld of een geografisch beeld? 2.2) Vergelijken van regionale beelden: Zwitserland en Bolivia
Verkenning: - We gaan na of de samenhang tussen reliëf en bevolkingsdichtheid voor zowel Zwitserland
als Bolivia klopt. Analyse: - Met de atlas ga je het spreidingspatroon van de bergtoppen en –dalen plus de steden
bepalen. - Als je de resultaten hebt opgeschreven zie je dat de meeste steden in B. op de
bergtoppen liggen en dat de meeste steden in Z. in de dalen liggen. Reflectie: - De vraag is waarom de steden in B. op grote hoogte liggen. Komt dit op meer plaatsen in
de wereld voor? 2.3) Het controleren van een regionaal beeld: op vakantie in ’t Ruhrgebied? Verkenning: - Klopt het standaard beeld van het Ruhrgebied (dwz: veel fabrieken/vieze lucht/drukke
wegen)? Analyse: - Om ’t regionale beeld te controleren moet je info zoeken, bv op internet. De Atlas zegt dat: • Fabrieken en steden zijn niet gelijkmatig verspreid. • Het totaal aantal steenkoolmijnen/hoogovens/staalfabrieken is verminderd • Tussen 1970-2000 de luchtverontreiniging is afgenomen • Het grootste deel bestaat uit groengebieden en landbouwgebieden
Reflectie: - Het regionale beeld dat velen van ’t Ruhrgebied hebben, blijkt niet (meer) te kloppen. Er
zijn namelijk veel mooie landschappen en recreatie mogelijkheden. De info die je krijgt
moet je wel goed checken, het kan alsnog voorkomen dat er gemanipuleerd is.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.