Het weer in Nederland

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 12399 woorden
  • 31 juli 2001
  • 168 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
168 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Voorwoord Toen ik hoorde dat ik voor aardrijkskunde een scriptie moest maken ging ik nadenken over het onderwerp wat ik zou gaan kiezen. Ik bedacht me toen dat ik het weer wel een interessant en leuk onderwerp vond aangezien ik er niet zo heel veel van af wist. Ik kijk nu wel elke dag naar het weer bericht of ik wel of geen regenjas mee moet nemen naar school, maar wat voor een gevolgen heeft het weer allemaal? Inleiding Deze scriptie voor aardrijkskunde behandelt het weer in Nederland. Aangezien van enige volledigheid geen sprake kan zijn heb ik gekozen voor het zoeken naar antwoorden op een paar vragen die ik me stelde. Daarbij heb ik algemene beschrijvingen toegevoegd aan de onderwerpen die van belang zijn voor het antwoord op de door mij gestelde vragen. De belangrijkste vragen die in de volgende hoofdstukken aan de orde komen zijn de volgende. H1 Wat is eigenlijk het verschil tussen weer en klimaat en worden ze door verschillende factoren bepaald? H2 Waarom is het weer in Nederland zo wisselvallig en is er een weersverschil tussen gebieden in Nederland of lijkt dat alleen maar zo? H3 Welke invloed heeft het weer op onze economie? H4 Welke invloed heeft luchtverontreiniging op het weer? H5 Wat is het belang van weersvoorspellingen en hoe zat dat met de watersnood in 1953? H6 Verandert het weer en wat is er waar van de berichten over het broeikaseffect? In ieder hoofdstuk heb ik gezocht naar een antwoord op een van deze vragen en aan het eind van deze scriptie zijn ze nog eens kort samengevat in het hoofdstukje conclusies.
Hoofdstuk 1
Wat is het verschil tussen weer en klimaat? Weer
Wat verstaan we onder het weer? Onder het weer verstaan we de gehele samenstelling van alle afzonderlijke meteorologische elementen op een bepaald tijdstip en bepaalde plaats. Een moment opname dus van een plek. Bij de beoordeling van het weer vormen de wind, de neerslag en de temperatuur de belangrijkste factoren. Dit zijn dan ook de meest voorkomende elementen van een weerbericht. Ook het korte termijn karakter van het weer is goed te zien aan de weerberichten die meestal een dag (soms zelfs blokken van een paar uur zoals die op TV worden gepresenteerd) en op zijn hoogst een paar dagen bestrijken. De zogenaamde lange termijn voorspellingen beslaan meestal niet meer dan 3 tot maximaal 5 dagen. In de meteorologie kent men aan het begrip ‘weer’ een beperkte betekenis toe. Men verstaat eronder de toestand van de dampkring met betrekking tot neerslag, mist, nevel, buiigheid, onweersverschijnselen en dergelijke, maar temperatuur, wind en de vochtigheid van de lucht vallen er niet onder. De bewolkingstoestand van de hemel hoort daarentegen weer wel tot het ‘weer’. De belangrijkste factoren bij het bepalen van het weer in de meteorologische zin zijn dus neerslag, mist en nevel, ook wel hydro-meteoren genoemd. Onder hydro-meteoren verstaan we alle verschijnselen, behalve wolken, die bestaan uit vloeibare of vaste waterdeeltjes. In dit werkstuk hebben we het verder over weer in de meer algemene, ruime betekenis van het woord en dus over wind, luchtvochtigheid en neerslag, temperatuur en zonnen uren, bewolking ed. Klimaat En wat verstaan we onder het klimaat? Het klimaat van een plaats wordt bepaald door de gemiddelde weerstoestanden en het normale verloop van het weer op die plaats over een langere periode. We praten dan over gemiddelden van weersinformatie verzameld over tientallen jaren en langer. Het weer wordt dus bepaald door de neerslag, nevel en mist van dag tot dag. Het klimaat wordt bepaald door uit te gaan van de gemiddelde weersomstandigheden bijvoorbeeld de gemiddelde temperatuur in Nederland in het jaar 1968 was dertien graden, de gemiddelde jaarlijkse neerslag was 50 millimeter. Men gaat dus bij klimaat uit van het gemiddelde van een langere periode en bij het weer hebben we het over de situatie van het weer van dag tot dag bijvoorbeeld vandaag is het over het algemeen zonnig en er valt van tijd tot tijd een druppeltje. Men onderscheidt het klimaat in vijf hoofdsoorten namelijk in zee- en landklimaat, tropisch klimaat, droogklimaat en poolklimaat. De oppervlaktetemperatuur van het zeewater verandert minder snel dan de temperatuur van het land en dat geldt ook voor de luchttemperatuur boven zee en boven land. Dat zorgt ervoor dat de verandering van de luchttemperatuur op zee kleiner is dan die op het land. De zee koelt minder snel af en is minder snel warm dan het land. Een zeeklimaat is daarom veel gematigder dan een landklimaat. Gezien de aanwezigheid van grote verdampende wateroppervlakten is ook de luchtvochtigheid boven water oppervlakten veel hoger dan boven land. Een zeeklimaat is daarom ook veel vochtiger dan een land klimaat. Een andere veel gebruikte klimaatsindeling is die van de Duitser Köppen. Hij werkt met vijf klimaatsgebieden: 1. De tropische regenklimaten
De temperatuur van de “koudste” maand daalt nooit beneden de 18ºC en er is weinig seizoen variatie. De jaarlijkse neerslag is groter dan het waterverlies door de verdamping. 2. De droge klimaten (woestijn klimaat en steppe klimaat) Ongeacht uiteenlopende temperaturen hebben ze als belangrijkste kenmerk: het jaarlijkse waterverlies door verdamping overtreft de jaarlijkse neerslag. Er valt weinig regen in een jaar. 3. De zeeklimaten
Hier zijn er vooral duidelijke seizoenen, winter en zomer. De temperatuur van de koudste maand daalt nooit beneden drie graden onder nul. 4. De landklimaten
Hier daalt de temperatuur van de koudste maand beneden die drie graden onder nul, maar de temperatuur van de warmste maand ligt wel hoger dan tien graden. 5. De poolklimaten
Zelfs in de warmste maand blijft de temperatuur beneden de tien graden (boven nul). Bomen kunnen daardoor in gebieden met een poolklimaat niet groeien. Samenvatting. Het verschil tussen weer en klimaat Het verschil tussen weer en klimaat is dus vooral een verschil in tijdvak dat ze beslaan, het weer een bepaald tijdstip, het klimaat het gemiddelde weer over tientallen jaren. Maar ook de factoren die het weer dan wel het klimaat bepalen verschillen. Het weer wordt vooral beïnvloed door de luchtdruk verdeling en de daardoor veroorzaakte beweging van de luchtmassa. Dit beïnvloedt namelijk de korte termijn wisseling van het weer. Een goed voorbeeld zijn de oceaan depressies die over West Europa trekken met hun regenfronten en oorzaak zijn van de vele korte termijn weerswisselingen in ons land. Het klimaat daarentegen wordt vooral bepaald door de topografische ligging, breedtegraad - hoe verder van de evenaar hoe koeler, wel of niet aan zee en de eventuele invloed van golfstromen, en de contouren van het land - hoe hoger hoe kouder. Het Nederlandse gematigde zeeklimaat wordt vooral bepaald door onze ligging aan zee, de uitlopende warme golfstroom die ons land passeert en de overwegend westelijke luchtstromingen.
Hoofdstuk 2
Het weer in Nederland
“Vergeet je paraplu niet” word je vaak nog na geroepen als je ergens weggaat, zelfs als het droog is wanneer je vertrekt. Deze uitroep van zowel jonge als oude mensen geeft aan dat het weer en de weersverwachtingen in het leven van iedereen een rol speelt. Ook al omdat we van ouds een agrarische en zeevarende natie zijn, twee bedrijfstakken waar het weer een belangrijke rol speelt, en wonen op een plaats waar het weer zeer variabel is, ‘leeft’ het weer bij ons. Het weer varieert van dag tot dag, van moment tot moment, zelfs van uur tot uur, althans in Nederland. Deze veranderingen zijn gewoon variaties op een algemeen patroon dat zich over langere perioden uitstrekt. Het weer hangt af van factoren die in onze atmosfeer een rol spelen zoals temperatuur, vochtigheid van de lucht en neerslag. Verwachtingen zeggen iets over de omstandigheden en de luchtbewegingen in de atmosfeer en de daaruit voortvloeiende weersbeelden. Welke factoren zijn voor ons weer in Nederland van belang? Hoe komt Nederland aan zijn weer? Het weer in Nederland ontstaat buiten onze grenzen. Nederland komt aan z’n weer door de westenwinddrift. Doordat ons weer gedurende grote delen van het jaar onder invloed staat van een hoge druk gebied op de Atlantische Oceaan (Azoren hoog) dat zich vaak tot de Middellandse Zee uitstrekt en een lage druk gebied bij IJsland, ontstaat een (Zuid)Westelijke luchtstroming. De lucht die zo wordt meegevoerd bepaalt onze gemiddelde temperatuur, neerslag hoeveelheid etc. De meegevoerde depressies komen vooral van de Atlantische Oceaan. Een depressie bepaalt niet zijn eigen koers maar wordt gestuurd door de luchtstromingen. Ze komen alleen vaak vanuit de Atlantische Oceaan omdat de sturende stroming van de westenwinddrift bij ons meestal west is. Nederland ligt op een plaats waar 4 luchtstromen elkaar ontmoeten namelijk: - de koude natte poollucht - de koude droge poollucht - de droge warmere zuidelijke lucht - de nattere, warmere zuid- west lucht (vanaf de Atlantische Oceaan) Kleine veranderingen in de luchtdruk verdeling kunnen dan resulteren in de toevoer van een andere luchtsoort, vandaar dat ons weer zo veranderlijk is. Bij weersverwachtingen speelt ook een rol: de temperatuur die varieert met de breedtegraad (van de evenaar tot pool) en met de hoogte van het land. Vlak aan het oppervlak van de aarde waaien winden in voorspelbare richtingen net zoals op grotere hoogte. Wolken ontstaan meestal in bepaalde gebieden, bijvoorbeeld boven zee, en regen en sneeuw komen in sommige streken vaker voor dan ergens anders, bijvoorbeeld tegen berg hellingen, dit noemt men stuwingsregens. Wolken ontstaan uit miljoenen hele kleine, lichte druppeltjes water of deeltjes ijs. Ze ontstaan als lucht wordt afgekoeld tot onder het dauwpunt, en er condensatie plaatsvindt. Het dauwpunt is de temperatuur waarop de lucht door afkoeling haar verzadigingspunt bereikt. Het klimaat evolueert over de gehele ontstaansgeschiedenis van de aarde met de zonneactiviteit. In een, gemiddeld 11 jarige, cyclus verandert de hoeveelheid zonnevlekken. De exacte relatie is nog niet helemaal duidelijk maar er bestaat een direct verband tussen de temperatuur op aarde en de zonnevlekactiviteiten op de zon. Zo heeft men achteraf kunnen vaststellen dat de ijstijden in Nederland samen vallen met periodes van geringe activiteit op de zon. Weersverschillen binnen Nederland De Noordzee heeft invloed op ons weer door de warme golfstroom. Dit heeft voor Nederland een aantal klimaatverschillen tot gevolg maar verklaart toch nog niet alle verschillen. In het kustklimaat zijn er in het voorjaar veel opklaringen en in het najaar hebben we last van de Noordzee-buien, het gaat hier echter om een zeer kleine strook aan de kust. De afremming van de wind speelt ook een grote rol in het weer van Nederland, de wind is afkomstig van de Noordzee en neemt af naar mate ze verder het land in gaat. De begroeiing van ons land en de oneffenheden in ons aardoppervlak remmen de wind af. Zo ontstaan er dus kleine klimaatsverschillen tussen West en Oost Nederland. Aan de kust is er zo gemiddeld iets meer zon, zijn er iets warmere winters maar koudere en nattere zomers en is er meer wind. De weersverschillen in ons land zijn niet alleen te danken aan de invloed van de Noordzee met de overgang van zee naar land. Zo is er in Nederland ook sprake van een systematisch onderscheid tussen noord en zuid en niet alleen omdat Zuid-Nederland nu eenmaal wat dichter bij de evenaar ligt dan Noord-Nederland. De oorzaak van veel systematische weersverschillen tussen noord en zuid moet vooral gezocht worden in het feit dat Nederland een soort voorkeur plaatsje is waar fronten vanuit het zuiden worden afgeremd en stil blijven hangen. Dit komt vooral s’ winters voor en komt vanwege de ligging van ons land en het patroon van de westenwinddrift. Het komt vaak genoeg voor dat er een front uit het zuiden, zuidoosten of zuidwesten boven ons land blijft liggen en zorgt voor grote weersverschillen. In het noorden kan het dan koud zijn met een snijdende oostenwind en in het zuiden veel zachter met een voortdurende neerslag. Behalve de invloed van de Noordzee, De Atlantische Oceaan en de westenwinddrift kunnen ook de bebouwing, begroeiing en bodemeigenschappen voor kleine lokale klimaatverschillen zorgen Een zandoppervlakte wordt gauwer warm dan kleigrond). De factoren, bebouwing, begroeiing en bodemeigenschappen blijken maar een kleine invloed uit te oefenen op ons weer ten opzichte van het land – zee effect. De meeste lokale klimaatsverschillen in ons land hangen samen met de boven genoemde factoren en met hoogteverschillen; de Veluwe krijgt wat meer neerslag dan omringende gebieden. Hierbij speelt ook de vochtigheidstoestand, het warmtegeleidingsvermogen, de warmtecapaciteit en het terugkaatsend vermogen van de dampkring een rol. Dit geldt ook voor een kleine oppervlakte een asfaltweg is in de zomer veel warmer dan een grasveldje. Helaas is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar klimaatverschillen op lokaal niveau en is er dus maar weinig over bekend. De invloed van de grondsoort en het type begroeiing op het lokale klimaat is daarbij het meest onderzochte verschijnsel. Hieruit blijkt dat deze zaken vooral invloed hebben op de temperatuur. Men heeft vast gesteld dat de luchttemperatuur op een heldere nacht (op sta hoogte) met weinig wind boven een met gras bedekte bodem lager is dan wanneer dat stukje land niet begroeid zou zijn. Waarom? Doordat s’ nachts de aarde afkoelt en warmte af geeft. Als er echter begroeiing is wordt die lucht wat vastgehouden en stijgt dus niet ongehinderd omhoog. Daardoor houdt de luchtlaag met warme lucht vast , bijvoorbeeld onder de bomen, daardoor staat ook de aarde weer minder warmte af aan de lucht. Het verschil was zo’n drie tot 5 graden Celsius, bij de grond kon het verschil zelfs oplopen tot zo’n 15 graden Celsius. De rol van de stedelijke bebouwing op ons weer en klimaat is uitvoerig onderzocht in en rondom de stad Utrecht. Voor dit soort onderzoeken is er gebruik gemaakt van de
formule: Δ T = 2 log N – 4

T- het temperatuurverschil tussen stad en het platteland
N- grootte van de stad, gemeten naar het aantal inwoners
Men kwam tot de conclusie dat de temperaturen in de stad het hele jaar door hoger waren dan op het platteland. De verschillen zijn ’s nachts het grootst en kunnen vele graden bedragen. Men is te weten gekomen dat in een stad het temperatuurverschil te maken heeft met het aantal inwoners. In een miljoenen stad is het verschil acht graden en in een stad met 100.000 inwoners is het verschil ongeveer zes graden. Opvallend is dat “warmte-eiland” effect, want zo noemt men het effect dat optreedt, in de zomer iets groter is dan in de winter. Dat wijst erop dat het verschil niet alleen een gevolg is van de warmteproductie van de stad tijdens het stookseizoen. De belangrijkste oorzaak van het “warmte-eiland” effect is vermoedelijk de enorme warmtecapaciteit van de stedelijke bebouwing en de straten, waar overdag veel warmte kan worden opgeslagen in bijvoorbeeld steen, beton, en asfalt, die dan ’s nachts weer vrijkomt. Een andere factor is de geringe verdamping in de stad. Regenwater wordt door rioleringen snel afgevoerd waardoor er weinig te verdampen valt. Hierdoor kan de beschikbare zonnewarmte dan ook geheel ten goede komen aan directe verwarming en loopt de temperatuur sneller en gemakkelijker op. Samenvatting. Waarom is het weer in Nederland zo wisselvallig en: is er
een verschil tussen gebieden in Nederland of lijkt dat alleen maar zo? Ons weer wordt dus vooral bepaald door de westelijke stromingen, de daarin meegevoerde depressies en het feit dat deze lucht meestal over de Noordzee wordt aangevoerd. Doordat ons land op het kruispunt van diverse luchtsoorten ligt hebben we wisselvallig weer. Daarnaast zijn er nog een aantal relatief kleine lokale verschillen waar te nemen zelfs binnen ons kleine landje zoals tussen kust en binnenland en tussen stad en land en tussen lagere en hogere gebieden. Hoofdstuk 3
Ons weer en de Economie
Is er enig verband tussen het weer en de economie? Behalve berichten over mislukte koffieoogsten als gevolg van te veel of juist te weinig regen en de daarop omhoog schietende koffieprijzen (ik vraag me trouwens af of ze daarna ooit weer naar beneden gaan nu ik dit zo schrijf) zijn er ook in Nederland wel wat effecten te constateren. Een strenge winter heeft bijvoorbeeld grote economische consequenties. Het meest zichtbare is het vorstverlet in de bouw wereld. Als het vriest kan er niet echt doorgewerkt worden waardoor de bouw vertraging oploopt en bouwvakkers wel doorbetaald moeten worden, of erger nog, tijdelijk werkeloos worden. Als er een forse storm is geweest dan is er vaak ook veel schade aan huizen, auto’s, sportvelden etc. Bliksem inslag kan nare gevolgen hebben voor iedereen, mensen gaan er zelfs door dood. Vooral bij hoge gebouwen is het gevaar groot.. Gelukkig kunnen we er ook wat aan doen, zoals bliksem afleiders op gebouwen zetten en speciale maatregelen nemen maar dat kost wel wat. Aan de positieve zijde kunnen we denken aan een warme zomer die er voor zorgt dat strand tenten volop draaien en dat er meer frisdranken gedronken worden waardoor de frisdrank industrie op volle toeren moet gaan draaien Weer en werkgelegenheid Indirect hebben we vaak te maken met de relatie weer en economie. Soms is de invloed van het weer niet direct te meten, zoals op 20 januari 1978 toen de goederen beurs in Wallstreet gesloten bleef vanwege een hevige sneeuwstorm. Maar meestal zijn de gevolgen toch vrij duidelijk vast te stellen. Een strenge winter heeft grote economische consequenties, met name de bouw heeft te maken met langdurige werkonderbrekingen als gevolg van het weer. Er worden wel steeds meer methodes ontwikkeld om het vorstverlet zo kort mogelijk te maken. De periodes van werkeloosheid hangen dus af van het weer. Ook de vervoerssector heeft dan te kampen met extra vertragingen en Rijkswaterstaat moet het nodige strooizout aanschaffen en verspreiden. In extreme gevallen kunnen delen van het elektriciteitsnet uit vallen, hoewel dat in Nederland gelukkig vrij zeldzaam is. Ook de omvang van de oogst is afhankelijk van het weer. Daardoor is ook de hoeveelheid seizoen arbeid afhankelijk van het weer. In de zomer zijn er bijvoorbeeld ook veel meer mensen aan het werk in strandtenten, pret parken ed. Mensen gaan dan vaker uit en naar het strand en lopen in de hitte en nemen dan plaats op een terrasje. Zo zijn er in de zomer veel meer bezoekers dan in de winter en zullen er ook meer mensen in dienst moeten zijn om iedereen te kunnen helpen. In de werkeloosheidsstatistieken voert het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) een zogenoemde seizoenscorrectie uit die onder andere enige van deze effecten corrigeert.
Regenval en overstromingen wat voor een invloed heeft dat op de economie? Een hevige regenval kan grote problemen opleveren. Straten staan onder water, zodat het verkeer wordt ontwricht, kelders lopen onder water en wegen verzakken. De riolen kunnen het water soms niet verwerken. Als het langdurig regent kunnen grote gebieden onder water komen te staan, omdat de waterspiegel in de afwatering te veel stijgt. Regen kan zorgen voor grote schade. Als dit regelmatig op grote schaal gebeurt, gaat dit ten koste van de welvaartsgroei aangezien een gedeelte van onze inkomsten nu aan herstel werkzaamheden moet worden uitgegeven. Recente overstromingen in de afgelopen jaren zijn het gevolg van zowel de grote hoeveelheden neerslag in het toestromingsgebied van onze grote rivieren als ook de voortgaande kanalisering en bebouwing langs de rivieren waardoor de doorstroomsnelheid wordt verhoogd zonder dat er voor het water uitwijk mogelijkheden zijn. Regen kan echter ook in een heel ander opzicht schade berokkenen, bijvoorbeeld: bij voetbalwedstrijden, wielrenwedstrijden, bloemencorso’s, popfestivals enz. kan regen er voor zorgen dat er geen of nauwelijks toeschouwers aanwezig zijn met het verlies aan inkomsten dat daarbij hoort. Weer en visserij Een visser is erg afhankelijk van het weer. Bij hoog opgezweepte zeeёn valt niet of nauwelijks te werken. De krachten die op de netten komen te staan zijn te groot. Op het dek loopt men dan het gevaar dat men bij hevig stampen en rollen van het schip overboord slaat. Doordat de Noordzee tamelijk ondiep is worden de golven in stormachtig weer op de Noordzee veel steiler dan op de Atlantische Oceaan. Door die steile golven zal het schip veel meer stampen of slingeren en wordt het werk aan boord lastig. In de wintermaanden is er een “extra” probleem als er tijdens een periode met een oostenwind koude vrieslucht over de Noordzee wordt gevoerd, want dan kunnen er ijsafzettingen langs de wanden van het schip ontstaan. Als dit ijs niet op tijd wordt verwijderd kan een relatief klein schip met weinig diepgang zelfs kapseizen. Voor de zee visserij is het vooral van belang dat er goed, rustig weer is gedurende het visseizoen. Weer en land- en tuinbouw De land- en tuinbouw sector is in Nederland de sector die erg afhankelijk is van het weer. Men kan niet onder alle weersomstandigheden zaaien. Moderne zaaimachines krijgen problemen als de zaaibedden iets te vochtig zijn. Heeft het net geregend, dan kunnen de kanaaltjes waardoor de fijne zaden uit de machine vallen, verstopt raken met natte grond. Zijn de zaden eenmaal gezaaid, dan kunnen er nog meer problemen optreden. Een droogte kan namelijk de groei van het gewas vertragen, maar een natte periode kan hetzelfde als gevolg hebben. Langdurige regenperiodes gedurende de oogstperiodes resulteren vaak in het verloren gaan van gedeelten van de oogst omdat de zware oogstmachines niet op het land kunnen werken. Als gevolg hiervan reageren de prijzen heftig op het weerbericht. De tuinbouw heeft met zijn kassen complete kunstmatige klimaten gekweekt om de productiviteit te verhogen en zelfs gewassen te verbouwen die anders in Nederland niet zouden groeien. Daarbij heeft de temperatuur, vanwege de gasgestookte kassen, een behoorlijke invloed op de kosten. Weer en bouwnijverheid Het vorstverlet toonde al aan hoe belangrijk het weer is voor de bouwnijverheid. Van 1 november tot 1 april geeft het KNMI een telefonische weerberichtgeving ten behoeve van de bouwnijverheid verdeeld in vier rayons die elk een eigen telefoonnummer hebben. Op die nummers worden in de loop van de dag vijf verschillende weerberichten doorgegeven. We gebruiken zes weerfasecoderingen in het bouwweerbericht. Die fasen zijn in grote lijnen: zacht weer, geen vorst, geringe vorst, matige vorst, strenge vorst en zeer strenge vorst. Veel werkzaamheden zijn, als er enige voorzorgsmaatregelen worden getroffen, bijna altijd uitvoerbaar. Zo kan beton tot –7ºC worden gestort. Ten einde te weten welke maatregelen getroffen moeten worden, zijn metingen noodzakelijk. Op steeds meer bouwwerken treffen we een thermometerhut aan. Er zijn ook nog werkzaamheden die nog zeer sterk van het weer afhankelijk zijn. Zo kan een wegmarkering alleen maar bij droog weer worden aangebracht. De invloed van het weer blijkt wel uit het volgende: van 30 november tot 1 maart, dat is ongeveer 190 werkdagen, rekent men in de bouwnijverheid op slechts 160 werkbare dagen. Weer en verkeer Het verkeer is op allerlei manieren afhankelijk van het weer. In de zomer kunnen plotselinge onweersbuien ons verrassen en voor grote hoeveelheden water zorgen. Doordat het water als een film tussen de banden en het wegdek blijft, verliest de auto zijn grip op de weg. Zoab (Zeer open asfalt beton) asfalt op de wegen laat het regen water beter door waardoor de auto meer grip krijgt op de weg. In het najaar en de winter zijn er andere weersverschillen die het verkeer beïnvloeden zoals mist. Mist kan een enorme chaos veroorzaken vooral in de spitsuren. Als er een ongeluk gebeurt, is een file het gevolg. Diezelfde mist is een probleem voor de hulpverleners, ze kunnen soms niet opstijgen met hun traumahelikopters vanwege de mist en kunnen dus niet te hulp schieten. Een van de grootste problemen in de winter is de gladheid. Gladde wegen ontstaan door het aanvriezen van de mist, door natte wegdelen die opnieuw bevriezen, of door sneeuwval en ijzel. De automobilist, motorrijders of (brom)fietsers verliezen hun grip en raken van de weg. Rijkswaterstaat strooit doorgaans tonnen zout op de wegen ter bestrijding van de gladheid.
Weer en transport Naast de diverse verkeersaspecten waarmee de transportsector te maken heeft , heeft de transportsector ook met het weer te maken op een geheel andere manier. Hoe hoger de buitentemperaturen, des te sneller de vervoerde producten bederven. Bepaalde soorten levensmiddelen, zoals vis, vlees, melk, karnemelk etc. moeten zelfs bij een constante, lage temperatuur worden vervoerd. Vooral de laatste jaren worden veel diepvriesproducten gebruikt waarvoor een gespecialiseerd transportwezen is ontstaan, die geheel gericht is op het vervoer per koelwagen of koelschip. Door middel van koelinstallaties wordt de invloed van de buitentemperatuur uitgeschakeld. Zonder deze voorzorgsmaatregelen zouden wij geen profijt hebben van de producten van de moderne levensmiddelen industrie, omdat het weer, dus de buitentemperatuur, het onmogelijk
zou maken. Ook in dit geval is er dus weer een duidelijke relatie tussen weer en economie. Weer en vliegverkeer De wereld van het vliegverkeer is een vaste afnemer van het weerbericht. Vroeger werden de weerberichten voor de luchtvaart in De Bilt op gesteld en dan via het telegrafie- en radiostation, doorgegeven aan Schiphol. Mocht het weer veranderen dan kon men het niet doorgeven, omdat er toen nog geen radioverbindingen waren met het toestel. Als de weersverwachting drastisch veranderde kon dat voor de vlieger een gevaar worden. Met de piloten werd afgesproken, dat door middel van grote borden op bepaalde plaatsen waarschuwingen zouden worden aangegeven. In 1921 werkten de eerste drie medewerkers van het KNMI op Schiphol als observator en telegrafist. In 1935 besefte het ministerie dat er te veel ongelukken plaatsvonden en besloot er wat aan te doen. In 1938 werd er een aparte zelfstandige afdeling van het KNMI geopend op Schiphol. De vliegers konden nu slecht weer vermijden om zo het risico op ongelukken te verkleinen. Ook kan men er van tevoren rekening mee houden en er voor zorgen dat iedereen zou zitten als ze in erge turbulente gebieden komen. Naast het belang voor de veiligheid is er ook een groot economisch belang vooral doordat vliegers nu de gunstigste luchtstromingen kunnen opzoeken en daarmee behoorlijke brandstofbesparingen bereiken. Het weerbericht is niet alleen van belang voor de vliegers maar ook voor de luchthaven. De weersverwachting voor Schiphol zelf, is van zeer groot belang bij de bedrijfsvoering van de luchthaven. De invloed van mist is wel het meest bekend ondanks de moderne navigatie en verkeersleidingssystemen. Maar ook als er dichtbij het vliegveld onweer verwacht wordt, worden bepaalde voorzorgsmaatregelen genomen of bepaalde werkzaamheden stilgelegd. Zoals het overpompen van brandstof in de vliegtuigen. In de winter zou men last kunnen hebben van ijsafzettingen op vliegtuigen voor de start. Kort voor de start moeten er speciale vloeistoffen over het vliegtuig gesproeid worden. Inzet van mensen voor deze besproeiing kost vele duizenden guldens per toestel en dan moeten ze wel weten of het wel echt nodig is. Ook moet men de banen in de winter sneeuwvrij houden. Weer en scheepvaart Weer en scheepvaart zijn al heel lang nauw verwant. Het meest voor de hand liggende aspect is het belang van wind voor de zeilvaart of de vertragingen als gevolg van langdurig verblijf in de doldrums (de wind stille gebieden rond de evenaar, daar waar de luchtdruk van het noordelijk en het zuidelijk halfrond gescheiden zijn) met alle gevolgen van dien voor de bemanningen (o.a. voedsel en drinkwater tekorten, scheurbuik).De scheepvaart heeft ook last van zwaar weer met als gevolg schade en vertragingen en kan met behulp van weersverwachtingen worden gerouteerd, d.w.z. dat een rederij op basis van zeestromen en weersverwachtingen een zo goed mogelijk routeplan op stelt voor een schip teneinde zo weinig mogelijk brandstof te gebruiken en schade en vertragingen als gevolg van slecht weer te minimaliseren. Ook heeft weer directe gevolgen voor schepen, zo hebben schepen ijsbrekers nodig in diverse Noord Europese havens om in de winter voor de kant te kunnen komen en schepen met dekladingen, vooral hout, lopen grote risico’s omdat dekladingen kunnen schuiven door overslaand water of, zoals bij hout, zoveel water opnemen dat de stabiliteit van het schip in gevaar komt. Tegenwoordig worden houtschepen om die reden vaak dicht opgebouwd en wordt er geen blootgestelde deklading meer meegenomen. Daarnaast hebben Nederlandse schepen ook bijgedragen aan de weersvoorspelling doordat tweemaal daags metingen werden verricht zoals wind, bewolkingstype, temperatuur en luchtvochtigheid die vervolgens werden doorgeseind aan het KNMI. Die verwerkte al deze gegevens en maakte op basis daarvan weersverwachtingen. Met de komst van satellieten is het belang van deze waarnemingen aanzienlijk verminderd. Weer en de gezondheid Het weer heeft een onmiskenbare invloed op ons humeur: een zonnige dag zal de mensen eerder vrolijk stemmen dan een mistige regenachtige dag. Het weer heeft ook invloed op onze prestaties en ons werk. Waar het erg warm en vochtig is, is de omgeving minder geschikt om in te werken. Wetenschappers hebben ontdekt dat we ons het prettigst voelen bij een huidtemperatuur van ongeveer 25ºC. als het erg veel kouder wordt reageert ons lichaam daar op. Wij gaan huiveren en krijgen kippenvel. Als de temperatuur hoger wordt dan gaan we zweten, de verdamping van het zweet vergt extra energie van ons lichaam. In de Verenigde Staten sterven gemiddeld 175 mensen per jaar aan de gevolgen van grote hitte. Ten tijden van een hittegolf kan dat aantal aanzienlijk hoger zijn. Zo werden er 1401 doden geteld bij de hittegolf van 1952. Bij warm en vochtig weer worden we loom maar ook prikkelbaar. De politie houdt er rekening mee dat er dan meer misdaden plaats vinden en dat de kans op relletjes groter is. De hoge temperaturen kunnen ons indirect bedreigen, bijvoorbeeld de botulisme-epidemieën, (vergiftiging, veroorzaakt door afscheiding van bacteriёn, vooral te vinden in oppervlakte water, vlees en vis) die Nederland vooral in de zomers bij warm weer plagen en de bekende paratyfus aanvallen als het aantal bacteriën in het ijs iets te veel is toegenomen. Er is ook intensief gezocht naar de relatie tussen het aantal zelfmoorden en het weer. Er blijkt geen direct verband met wind of temperatuur te zijn, maar volgens sommige onderzoekers wel met de passage van kou- of warmtefronten en langdurige periodes van bewolking. Als fronten passeren komen er aanzienlijk meer zelfmoorden voor. Zo zijn er talloze invloeden aangetoond. Sommige atmosferische condities blijken bevallingen op te wekken, kleine kinderen worden onrustig op dagen met stormachtig weer en geesteszieken reageren op uiteenlopende weerssituaties. Ook beroemde streekgebonden winden zoals bijvoorbeeld de Mistral blijken grote invloed op de mensen te hebben. De
winden die worden veroorzaakt door de plaatselijke topografie kunnen mensen depressief, agressief of angstig maken. Het weer heeft een directe relatie met veel ziekten, zo voelen astmapatiënten zich duidelijk beter bij bepaalde weersomstandigheden zoals bij droog, helder en warm weer. Zo wordt reumatiek beïnvloed door sterke afkoeling en plotselinge hitte. In Nederland sterven veel hartpatiënten in januari en februari vanwege de flinke afkoeling. In het voorjaar en in de zomer hebben veel mensen last van hooikoorts. Hooikoorts is een allergische ontsteking van de slijmvliezen veroorzaakt door stuifmeel. In het voorjaar en in de zomer heeft men er meer last van, want de hooikoorts treedt op ten tijde van de bloei van grassen en die bloeien niet in de winter. Maar de luchtvochtigheid is in sterke mate bepalend voor het effect op hooikoorts patiënten. Droog weer betekent meer pollen in de lucht terwijl vochtige lucht het hooikoorts seizoen een stuk draaglijker maakt. Veel mensen blijken het weer te kunnen voorspellen, dat blijkt vooral te zijn bij mensen die een geamputeerde been of arm hebben. Er worden pijnreacties vastgesteld bij koufronten, regenbuien en onweer. Het onderzoek naar het verband tussen weer en gezondheid is nog in de beginfase zeker lijkt dat we nog vele andere ziektes zullen vinden die met weersomstandigheden te maken hebben.
Samenvatting. Welke invloed heeft het weer op onze economie? Het is duidelijk dat het weer een grote invloed heeft op ons dagelijks leven. Ook kan het weer verregaande economische consequenties hebben en zelfs van invloed zijn op onze welzijnsbeleving. Hoofdstuk 4
Weer en lucht verontreiniging
Door onze industrie, verkeer, huisverwarming en de landbouw brengen we ook andere producten in de atmosfeer die vervuilen onder meer stikstofoxiden. Ook de landbouw van tegenwoordig, de bio-industrie heeft een verontreinigende invloed. Een gevolg van de luchtverontreiniging is zure regen en die zure regen oefent een invloed uit op onze aarde. De invloeden van zure regen zijn dat de natuur verandert, heiden vergrassen, bossen sterven af en het wild leven verdwijnt uit meren. In Scandinavië lijken sommige meren zeer helder en kun je heel diep in het water kijken, maar dit is het gevolg van de verzuring. Ook de monumenten van de mens verdwijnen, vooral zand stenen monumenten verweren sterk. Jaren lang zijn er metingen gedaan in ons land en er is een uitgebreid netwerk opgezet in samenwerking met onze buurlanden om te analyseren en op basis daarvan waarschuwingen uit te brengen en op langere termijn luchtverontreiniging te voorkomen. In Nederland beheert het RIVM (Rijksinstituut voor Volkshygiene en Milieu) dit netwerk en onderhoudt de internationale contacten. Bij bepaalde weersomstandigheden, vooral in de zomer en met weinig wind, houdt het meetnet de verontreiniging in de gaten en worden er ‘alarmfasen’ uitgevaardigd die moeten zorgen dat er niet teveel smog komt. Bij de hogere alarmfasen worden zelfs de industriële activiteiten in bijvoorbeeld de Botlek aan banden gelegd. Het blijkt dat de situatie hierdoor goed kan worden beheerst en dat is een hele vooruitgang. Nu wordt het tijd om er iets aan te doen op wereld schaal, hoewel dit regelmatig op grote problemen blijkt te stuiten omdat ieder land zijn eigen belangen voor wil laten gaan en de economische belangen groot zijn. Grens overschrijdende aspecten Luchtverontreiniging is duidelijk een grensoverschrijdend, internationaal probleem. Het onderzoek naar grensoverschrijdende aspecten was een initiatief van internationale organisaties: de WMO (World Metreological Organisation, Wereld Weer Organisatie), de UNEP (United Nations Environmental Protection Agency) de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) de EG en het Europese Parlement. Nationale wetten en richtlijnen moeten voortdurend aan internationale verdragen worden aangepast. In de jaren 70-tig werd men bezorgd over het leef milieu. In het begin van de jaren 90-tig gingen de media veel gebruik maken van de kreten broeikas effect, de zure regen en het gat in de ozonlaag. Al jaren maken klimatologen zich zorgen over de hoeveelheid koolstofdioxide die wij mensen in de atmosfeer brengen met onze industriёle beschaving. Koolstofdioxide heeft als eigenschap dat het de zonnewarmte doorlaat maar de uitgestraalde aardwarmte tegen houdt. Het glas van een kas heeft dezelfde rol. Dat heeft het grote voordeel dat onze atmosfeer zorgt voor een temperatuur waarbij leven op aarde mogelijk is. Er is ook een mogelijkheid dat het broeikaseffect op hol slaat d.w.z. dat de concentratie aan koolstofdioxide te groot is geworden en de uitstraling te sterk afneemt waardoor de temperatuur flink op loopt en bijvoorbeeld de poolkappen smelten. Zo ziet voor ons de toekomst eruit als we niet tijdig maatregelen nemen over de gehele wereld. De grote milieu conferenties geven wat dat betreft niet echt veel hoop voor de toekomst. Hoewel iedereen het er wel over eens is dat er iets moet gebeuren, wordt er vooral aan eigen belang gedacht bijvoorbeeld: Londen met een grote auto industrie, zoals de VS vrezen anti- auto maatregelen. Bovendien willen ontwikkelingslanden hun economische vooruitgang niet vertragen omdat te compenseren voor de (te?) snelle economische groei van het westen. Zure regen Om regen te kunnen vormen is er waterdamp nodig, maar alleen waterdamp is niet genoeg. Je hebt ook nog condensatie kernen nodig. Door de toegenomen luchtverontreiniging is ook het aantal condensatiekernen toegenomen. Waar komen die condensatie kernen ook wel stofdeeltjes genoemd nu vandaan? Boven de oceanen en zeeën bestaan ze vooral uit zout en boven het land uit zand. Maar zout en zand zijn toch niet zuur? Dat klopt. De verklaring waarom er dan toch sprake is van zure regen vinden we aan de rand van zout en zand korreltjes. De rand is vervuild met metalen en chemische verbindingen. De chemische verbindingen zijn vooral sulfaten, zwavelverbindingen, nitraten en stikstofverbindingen. Maar hoe komen die nou in onze lucht terecht? Sulfaten en nitraten komen op een natuurlijke manier in de lucht terecht, doormiddel van bacteriologische processen, de kringlopen en vulkaanuitbarstingen. Men zou kunnen zeggen dat de natuur de ene helft van de regen zuur maakt, maar de andere helft komt toch echt door de mens. De mens verzuurt de regen als gevolg van de industrie. Onze industriële beschaving zorgt er niet alleen voor dat er zwavelverbindingen in de lucht ontstaan. Onze belangrijkste energiebron, fossiele brandstoffen helpen bij verbranding ook een aardig handje mee. Wat maakt de regen zuur? Er zijn vier ‘‘menselijke’’ bronnen die zorgen voor luchtverontreiniging, dat zijn namelijk: huisverwarming en elektrische centrales, verkeer, industrie en landbouw. In de winter maken wij allemaal gebruik van huisverwarming om te zorgen voor een aangename temperatuur in huis. Helaas zorgt huisverwarming tegelijkertijd voor luchtverontreiniging. Als we ons huis elektrisch verwarmen vervuilt dat niet, maar elektrische centrales doen dat helaas wel. Thermische centrales verbranden namelijk stookolie, steenkool of aardgas. In België zorgen deze centrales nog maar voor een kwart van de elektriciteit. Een groot deel wordt daar geproduceerd in kerncentrales die alleen vervuilen als ze van hun brandstof af moeten of als er iets misgaat zoals bij Tsjernobyl. In het laatste geval was het grensoverschrijdende karakter van de radioactieve besmetting wel erg duidelijk en dus ook de noodzaak om in internationaal verband de veiligheid te verbeteren van kernreactoren. Dat kerncentrales niet milieu belastend zijn, zoals door de ‘atoom lobby’ nogal eens werd beweerd gelooft niemand meer, alhoewel ze geen zure regen veroorzaken. Wel bleek het belang van goede weersvoorspellingen, met name wind richting om mensen en dieren te kunnen waarschuwen voor de naderende fall-out en radioactieve regen. In Nederland zijn er slechts twee hele kleine kerncentrales. Gas gestookte elektriciteitcentrales zijn het minst vervuilend van de centrales die met fossiele brandstoffen worden gestookt. We rijden allemaal wel eens in een auto, maar we staan ook geregeld in de file. Autorijden, ook stil staan met de motor aan, vervuilt de lucht. Hoe sneller we rijden, hoe meer we de lucht verontreinigen. Wie met een diesel rijdt, brengt driemaal zoveel roet in de lucht als een benzinemotor. Maar wie met een benzinemotor rijdt, brengt driemaal zoveel stikstofoxiden, vijf keer meer koolwaterstoffen en tien maal zoveel koolstofmonoxide in de lucht als een auto met een dieselmotor. Veruit de schoonste brandstof is LPG, maar door de extra belastingen en de hogere investeringen heeft de politiek het rijden op LPG steeds onaantrekkelijker gemaakt, zodat volgens de Bovag, de verkoop van LPG auto’s geheel is ingestort in Nederland

De industrie zorgt ervoor dat er vooral stof, roet, stikstofoxiden en zwaveloxiden in de lucht terecht komen. Verder heeft iedere industrie z’n specialiteit. Zo brengt de metaal industrie zware metalen in de lucht en bij eventuele ongelukken misschien ook wel koolwaterstoffen.In ons land weten we nu bijna allemaal dat ook onze intensieve veeteelt zorgt voor een verzuring van de lucht via de overbemesting (waar de ammoniakverbindingen in de mest voor zorgen). De verzuring van de natuur De verzuring van de natuur komt door het verzuren van de lucht, regen en bodem. De bio-industrie zorgt voor de uitstoot van ammoniak en nitraatvervuiling in het grondwater. Dat zorgt ervoor dat op sommige plekken de bodem zo verzuurd is dat bijvoorbeeld het gras sneller groeit dan de heide. In onze bossen sterven bomen hetgeen je vaak goed kunt zien omdat ze kalende toppen krijgen, water verzuurt wat vaak is te zien aan de toenemende algengroei waardoor op den duur het water zuurstofarm wordt. Waarom sterven nu onze bossen af? Dit is meestal het gevolg van meerdere oorzaken tegelijkertijd. De grond bevat niet genoeg kalk, zuurstof, te weinig of te veel water en er zijn te grote temperatuursverschillen. Dit zijn allemaal natuurlijke oorzaken maar er kan ook nog eens sprake zijn van verzuring van het grondwater. Soms is dit de druppel die de emmer doet overlopen. De verzuring van de natuur is echt alleen tengevolge van de zure neerslag, wat we te danken hebben aan de vier “menselijke’’ bronnen van luchtverontreiniging. De ozonlaag Kooldioxide is niet de enige stof in de atmosfeer die de klimaatonderzoekers bezighoudt. In de atmosfeer komen nog andere stoffen voor die grote gevolgen kunnen hebben op het klimaat en milieu op aarde. Een van die stoffen is ozon, een gas dat van nature in de lucht voorkomt. Ozon houdt ultraviolette straling vooral de zogenaamde UV-B straling van de zon tegen. Deze straling is voor de mens, dier en plant schadelijk: veel ziekten worden in verband gebracht met UV-straling, onder andere huidkanker en staar. Een afname van de ozonlaag leidt tot een toename van de hoeveelheid ultraviolette straling. De voornaamste oorzaak dat ozon wordt afgebroken en er zelfs hele gaten in de ozonlaag zitten is de reactie met Chloorfluorkoolstoffen (CFK’s).Het is een groep chemicaliën die gebruikt wordt in koelkasten, air conditioners, brand blus installaties en veel spuit bussen. Dit heeft inmiddels al geleid tot een wereldwijd akkoord om het gebruik van CFK’s terug te dringen. Samenvatting. Welke invloed heeft luchtverontreiniging op het weer? Dat luchtverontreiniging invloed heeft op het weer is duidelijk, maar wat de effecten nu precies zijn, is men niet helemaal met elkaar eens. Wel is men het er over eens dat de toegenomen hoeveelheid condensatiekernen zal leiden tot meer regen, maar over de invloed op de temperatuur op aarde lopen de meningen uiteen. Het veranderende weer en het broeikaseffect worden nog uitgebreid behandeld in hoofdstuk zes. Wel is het effect van zure regen duidelijk waarneembaar en ook de gaten in de ozonlaag hebben al geleid tot een verbod op CFK’s. Hoofdstuk 5
Weersvoorspellingen
De geschiedenis van het voorspellen Pas in de 17de eeuw zette de weerkunde een stap vooruit, toen werden instrumenten uitgevonden die het mogelijk maakten om waarnemingen te doen. In 1641 werd de eerste thermometer uitgevonden en in 1643 de eerste barometer. Vanaf die tijd kan men zich dus gaan bezig houden met het beschrijven van het klimaat en weer. In de tweede helft van de 17de eeuw ging men zich bezig houden met meteorologische waarnemingen. In Nederland waren we echter nog niet zo ver gekomen. In Nederland volgden we het voorbeeld pas aan het eind van de 17de eeuw. De oudste bewaard gebleven waarnemingen van de temperatuur en luchtdruk in ons land werden in Leiden verricht door Senguerdus en dateren uit 1697 en 1698. In 1705 waren er opnieuw systematische waarnemingen van de temperatuur. Het gebeurde voor het eerst in Delft maar daarop volgden andere plaatsen. In het begin van de 18de eeuw waren er al 11 waarnemingsreeksen beschikbaar van verschillend lengten, die door hun onderlinge overlapping dit hele tijdperk beslaan. Belangrijk was de oprichting van het meetstation Zwanenburg waar vanaf 1735 tot 1861 meteorologische gegevens zijn vastgesteld. Tegenwoordig Vanaf 1861 worden de weersvoorspellingen voornamelijk opgesteld door het KNMI, dat in 1854 werd op gericht. Wat de afkorting is voor het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut dat zich bevindt in De Bilt. Het KNMI is vooral bekend geworden door dagelijkse weerpraatjes op de televisie en radio. Tegenwoordig kunnen we de weerberichten in huis krijgen via de televisie, radio, krant, telefoon en het internet. In de dagbladen drukken ze meestal twee weerkaartjes af. Het ene kaartje geeft de actuele situatie weer, het andere geeft de voorspelling weer. Radio en televisie hebben het voordeel dat ze steeds de laatste weersverwachting kunnen geven.Het weerbericht op internet wordt ook steeds weer bij gewerkt en je kan altijd de weer infolijn bellen voor de nieuwste verwachtingen

De voorspellingen van het KNMI zijn van belang voor een grote groep mensen bijvoorbeeld: bouwvakkers, zeilers, strand bezoekers, boeren, mensen die werkzaam zijn in de scheepvaart en luchtvaart. Weersvoorspellingen Een gewone weersvoorspelling geldt voor ongeveer 36 uur. Soms is het ook mogelijk de weersvoorspelling te geven van een wat langere periode. Als het aantal actieve depressies tijdelijk wat minder is, kunnen voorspellingen tot 5 dagen met een redelijke zekerheid worden gemaakt. Verrassingen in het weer zijn niet uitgesloten en kunnen zich snel ontwikkelen zoals bleek tijdens de rampnacht van 31 januari op 1 februari in 1953. Het weer had zich in enkele uren van normaal tot een uitermate gevaarlijke situatie
ontwikkeld. Weerkaart van 1 februari 00:00 G.M.T. Het gebied met zeer zware noordwesterstorm, dat 12 uur tevoren bij de oostkust van Schotland lag, heeft zich naar het zuiden van de Noordzee verplaatst. Men gaat er bij het weer voorspellen vanuit, dat de statistische betrekkingen tussen de temperatuur en de luchtdruk op andere plaatsen in het verleden en het betrokken gebied enige tijd later steeds waar blijken te zijn. Gebaseerd op die aanname wordt telkens het te verwachten weer uitgerekend. Er is hier helaas veel rekenwerk bij verbonden maar gelukkig bestaan er nu computers waardoor het rekenen allemaal een stuk eenvoudiger wordt. Tegelijkertijd zijn de rekenmodellen die de voorspellingen maken steeds ingewikkelder geworden, maar daardoor is wel de betrouwbaarheid toegenomen. De ramp van 1 februari 1953 De stormvloed van 1 februari 1953 heeft alle stormvloeden van de afgelopen 100 jaar zwaar overtroffen. Stormvloeden zijn bijzonder hoge vloeden, die een gevolg zijn van een zware storm. De golfslag en de hoge zeeën, die tijdens zware stormen tegen de dijken aan beuken zijn niet de belangrijkste factoren. Dat is het opstuwen van zeewater door de wind tegen de kust, waardoor het waterpeil behoorlijk stijgt. De definitie van een stormvloed is eigenlijk een vloed, die door de wind wordt opgestuwd tot boven het grenspeil. Het normale zeewaterpeil vertoont eb en vloed. Normaal zijn eb en vloed afhankelijk van de aantrekkingskracht van de maan, die een dubbele vloedgolf om de aarde veroorzaakt. Als de maan en de zon op een lijn staan, bij volle maan of nieuwe maan, werken ze samen en veroorzaken dan een vloed, die hoger is dan gemiddeld, dit noemen we springvloed. Springtij of springvloed komt een maal per 14 dagen voor. Door de wrijving van het water over de bodem valt springtij in werkelijkheid 2 dagen later dan nieuwe en volle maan. De maand januari 1953 had tot de 30ste zeer rustig weer gebracht. Ook op 30 januari leek het heel rustig te zijn. Er bevond zich alleen wel ten zuiden van IJsland een depressie in het begin stadium van haar ontwikkeling maar Nederland bevond zich dichtbij een hoogdrukgebied, waarvan het centrum ten zuiden van Parijs lag. In de loop van de dag bleek dat men de depressie niet moest onderschatten, hij nam snel in omvang toe, terwijl het hogedrukgebied via de Alpen begon weg te trekken naar het Oosten. Om 20:15 werd aan alle districten van de Nederlandse kust een waarschuwing voor een harde zuidwestelijke wind gegeven. De ontwikkeling van de depressie ging snel voort en op 31 januari om 01:00 had de depressie een stormveld ontwikkeld, dat toen vlak ten noordwesten van Schotland lag. Het ontstaan van dit stormveld was niet alleen het gevolg van het snel dieper worden van de depressie, maar ook van de ontwikkeling en het naar het oosten opdringen van een krachtig hogedrukgebied op de oceaan ten zuiden van IJsland. De ontwikkeling van de noorderstorm bij Schotland had enorme gevolgen voor het weersverloop in het Noordzeegebied. De bewegingsrichting van de depressie werd hierdoor namelijk verstoord. Haar koers, die eerst oostelijk was, werd nu zuidoostelijk, waardoor het stormveld zich over de gehele Noordzee kon uitbreiden. De storm zelf nam in de ochtend van 31 januari verder toe en rond 12:00 kwam aan de Noord- en Oostkust van Schotland een oorkaan voor met gemiddeld een windsnelheid van 125 km per uur. Terwijl het depressie-centrum zich in de loop van de dag in zuidoostelijke richting over de Noordzee bewoog, trok de orkaan, die gekoppeld was aan een diepgaande storing, van de depressie langs de oostkust van Engeland richting Nederland. Om 17:00 werden waarschuwingen voor storm en flink hoog water uitgegeven. Het was een waarschuwing voor gevaarlijk hoogwater, geldend voor het hele zuidwesten van het land. Om 18:00 werd er nog wat aan de waarschuwing toegevoegd. “ Boven het noordelijk en het westelijk deel van de Noordzee woedt een zware storm tussen noordwest en noord. Het stormveld breidt zich verder over het zuidelijk en oostelijk deel van de Noordzee uit. Verder mag verwacht worden, dat de storm de gehele nacht zal voortduren.” Uit de berekeningen van 17:00 van de te verwachten wateropstuwing, bleek dat de kans bestond, dat het peil van het water voor gevaarlijk hoog water in Willemstad en Bergen op Zoom met meer dan halve meter zou worden overschreden. Het windverloop aan onze kust. Op de ochtend van 31 januari nam de wind geleidelijk aan toe, terwijl de richting ruimde van zuidwest naar west tot westnoordwest. Tussen 12:00 en 13:00 werd in het zuidwesten van Nederland het stormgrens (62 km per uur) overschreden. De windsnelheid lag enkele uren rond de 70 km per uur. Na 15:00 volgde een snelle toename van de windsnelheid, gepaard aan een ruiming naar noordwest. Om 22:00 lag de gemiddelde windsnelheid op bijna 100 km per uur. Te Vlissingen werd toen een windstoot van ruim 120 km per uur gemeten. Een windsnelheid van boven de 117 km per uur wordt op de schaal van Beaufort een orkaan genoemd. Het opstuwende effect van het water loopt gemiddeld 2 ½ uur op de wind achter. De maximale opwaaiing van het water was dus 2 ½ uur na de maximum windsnelheid te verwachten. Te Vlissingen werd de maximale opwaaiing kort na 24:00 bereikt, dus ongeveer 2 uur na het windmaximum. Zij bedroeg 310 cm en viel ongeveer 3 uur voor het tijdstip van de springvloed, 3:24. Windrichting op 31 januari 1953 om 24:00. Op het kaartje is goed te zien dat de Noordzee een trechter is met een smalle opening door het kanaal, waardoor bij noorderwinden al het water opgestuwd wordt over de Belgisch-Nederlandse kust. Gelukkig was de springvloed van 1 februari een lage springvloed. Springvloed ontstaat wanneer zon, maan en aarde in een lijn staan. Maar doordat de maan niet in een cirkel rond de aarde draait maar in een ellips, is de afstand van de maan tot de aarde niet constant. Hierdoor zijn er lage en hoge springvloeden. Het verschil tussen de astronomisch berekende lage springvloed van 1 februari en de hoge van 15 februari was voor Vlissingen ongeveer 40 cm. Als de maximale opwaaiing had plaatsgevonden op het tijdstip van een hoge springvloed, zou de waterstand veel hoger zijn geweest. In de namiddag van 1 februari nam de windsnelheid geleidelijk weer af tot ongeveer 60 km per uur. Het hoogwater van die middag vertoonde te Vlissingen nog een opzet van 160 cm. Deze vloed gaf de fatale nastoot aan de dijkdoorbraken, die in de nacht waren ontstaan. De ramp was voornamelijk het gevolg van het lang aanhouden van stormwinden uit een ongunstige richting van de Noordzee, waardoor enorme waterstuwing plaatsvond tegen onze kust. Hoewel in combinatie met springvloed, was deze springvloed niet van doorslaggevende betekenis omdat de maan net op zijn verste punt stond. De dijken waren in de Tweede Wereld Oorlog niet optimaal onderhouden wat ook een rol gespeeld heeft met de dijken die door braken. Hoe nemen we het weer waar? De grootste aanwinst van de afgelopen jaren is dat we kunnen voorspellen. De weersvoorspelling op "middellange termijn" is de weersvoorspelling voor de komende week. Die zijn belangrijk om sportwedstrijden te kunnen plannen maar ook een dagje naar het strand. Het weer wordt tegenwoordig ook waargenomen met behulp van weersatellieten bovendien kunnen we met behulp van computers gecompliceerde weerkundige modellen maken. Met behulp hiervan wordt op basis van de recente waarnemingen de weersvoorspelling gemaakt. In thermometerhutten worden de temperaturen aan de grond waargenomen in de schaduw en in de zon. De belangrijkste thermometer is de maximum en minimum thermometer. Die meet op een dag de hoogste en de laagste temperatuur. Barometers meten de luchtdruk, anemometer de windsnelheid, hygrometers de vochtigheid van de lucht en pluviometers de neerslag. Er wordt ook gekeken naar de dichtheid van de bewolking. We nemen ook het weer waar met behulp van radar, met name de buienactiviteiten. Men gebruikt de radar al sinds 1950 om neerslaggebieden te lokaliseren. Vooral voor luchthavens is dit van groot beland vanwege het te verwachten zicht en wanneer er sprake is van bliksem. Dan moet namelijk het tanken van de vliegtuigen worden gestopt. De buienradar maakt het mogelijk om te zien waar de buien plaatsvinden, uit welke richting ze komen en hoe snel, en waar ze heen gaan. Waarnemen met satellieten en ballonnen gebeurt ook. De ballonnen gaan met de wind mee en zijn op de radar te zien. De metingen die de satellieten uitvoeren zijn het meten van de vochtigheid van de luchtlagen, geven de temperatuur van het zeewater, verdeling van de bewolking, de bedekking door sneeuw en ijs en de vochtigheid van de grond. Alle gegevens worden doorgegeven naar de computer en met behulp van de verschillende weermodellen stelt de weerman of vrouw een weerbericht op. De weersomstandigheden en -verwachting worden dan getekend op weerkaarten.
Samenvatting. Wat is het belang van weersvoorspellingen en hoe zat dat met de watersnood in 1953? Weersvoorspellingen zijn voor een hele grote groep mensen enorm van belang. Ze zijn belangrijk omdat we dan van tevoren wat kunnen doen. Als we bijvoorbeeld weten dat het gaat vriezen kunnen we van tevoren zout strooien om ongelukken te voorkomen. In de week 30/31 van het jaar 1999 was er een hittegolf. Het was drie dagen boven de 30ºC en tweedagen boven de 25ºC . Voor sommige mensen heel erg lekker om naar het strand te gaan, maar voor de ouderen wat minder. De ouderen en vooral de mensen met longziektes hadden last van de warmte en waren blij dat ze het van tevoren wisten dat het er aan kwam. Zo konden ze er rekening mee houden dat ze zich benauwd zouden voelen en uit de zon te blijven. Weersvoorspelling is vooral handig en voor sommige sectoren ook van groot belang, zoals de akerbouw en de luchtvaart. Het belang van goede weersvoorspellingen bleek ook tijdens de ramp van 1953. Of er minder doden zouden zijn gevallen bij een betere lange termijn voorspelling en tijdiger waarschuwing voor de extreme situatie die men kon verwachten zal wel nooit duidelijk worden, maar aangezien zelfs het KNMI werd verrast door de snelheid waarmee de situatie veranderde, is dat niet uit te sluiten. De ramp zelf was voornamelijk het gevolg van het lang aanhouden van stormwinden uit een ongunstige richting van de Noordzee, waardoor enorme waterstuwing plaatsvond tegen onze kust. Hoewel in combinatie met springvloed, was deze springvloed niet van doorslaggevende betekenis omdat de maan net op zijn verste punt stond. Hoofdstuk 6
Verandert het weer?
Een blik op de toekomst bevestigt dat we geleidelijk aan weer naar een ijstijd behoren toe te groeien. De computers voorspellen glacialen periodes voor binnen 25 000, 60 000, 85 000 jaar en interglacialen periodes die vallen binnen 50 000, 70 000 en 95 000 jaar. Maar zelfs de computers kunnen ons niet vertellen in hoeverre de kleine veranderingen in temperatuur van de jongste honderd jaar een gevolg zijn van de natuurlijke cycli of het broeikaseffect. De geschiedenis heeft ons geleerd dat klimaatveranderingen heel gewoon zijn. Als we tienduizenden jaren terugkijken, komen we ijstijden (glacialen) en minder koude perioden (interglacialen) tegen. Op dit moment beleven we een interglaciaal, dat nog duizenden jaren kan duren. Maar ook in dit tijdperk hebben we te maken met een afwisseling van koudere (de kleine ijstijd: 1550- 1850) en warmere (de Middeleeuwen) tijdvakken. Ook op een veel kleinere tijdschaal van tientallen jaren komen er veranderingen voor. De variaties zijn niet zo groot en zijn voor een groot gedeelte toe te schrijven aan een toevallige samenloop van omstandigheden. Het water van de oceaan is van invloed op de temperatuur van de atmosfeer en het kan voorkomen dat door de wisselwerking van de oceaan en de atmosfeer, de atmosfeer tijdelijk minder of meer afkoelt. De vraag is dan ook niet of het klimaat verandert, maar in hoeverre de mens de verandering veroorzaakt heeft. Is de temperatuurstijging door een versterking van het broeikaseffect of versterkte neerslag in sommige gebieden al waar te nemen? Dampkring en temperatuur regulatie De aarde wordt van nature op temperatuur gehouden door het broeikaseffect. Dat komt door de aanwezigheid van waterdamp en koolzuur in de atmosfeer. De warmte die de aarde ontvangt van de zon wordt door deze gassen vastgehouden. De mens zorgt er echter voor dat de samenstelling van de atmosfeer verandert, door verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossen, landbouw, industrie en ons verkeer. Daardoor komen er meer gassen, zoals koolzuur in de atmosfeer. Die versterkt het broeikaseffect en dit leidt volgens de meeste geleerden tot een warmer klimaat. Hier onder zie je een staatje waarop je kunt lezen welke gassen indirect de temperatuur verhogen volgens John Baines en met hoeveel graden. Kooldioxide 0.70ºC
Methaan 0.10ºC
Stikstof 0.05ºC
Chloorfluorkoolstof 0.40ºC
Andere gassen in de atmosfeer 0.15ºC ----------- + Samen verhogen ze dus de temperatuur met 1.40ºC
Ook de hoeveelheden neerslag, wind en bewolking kunnen gaan veranderen. Maar het belangrijkste is dat de dampkring dus warmte vast houdt op aarde die zorgt voor een gemiddelde temperatuur van ongeveer 15 graden Celsius en waardoor de mens
op aarde kan leven. Zonder dit natuurlijke broeikas effect zou volgens berekeningen, de gemiddelde temperatuur op aarde ongeveer 18 graden Celsius onder nul zijn.
Wat is het broeikaseffect? De atmosfeer rond de aarde bestaat voor bijna een volle honderd procent uit zuurstof en stikstof. Daarnaast is er nog een kleine hoeveelheid andere stoffen, in hoofdzaak waterdamp en kooldioxide. Waterdamp en kooldioxide zijn van grote invloed op ons klimaat. Sinds het begin van de industriële revolutie, rond 1850 neemt de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer toe. Dat komt vooral door de verbranding van fossiele brandstoffen. De ontbossing beïnvloedt op twee manieren het kooldioxide-gehalte. Bomen kunnen namelijk kooldioxide omzetten in andere stoffen en produceren onder andere zuurstof. Als er minder bomen zijn zal de hoeveelheid kooldioxide dat wordt omgezet in andere stoffen dus minder zijn. Bovendien verbrandt men vaak de omgehakte bomen waardoor er nog meer kooldioxide in de atmosfeer komt. De hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer is ook afhankelijk van het seizoen. In het groeiseizoen nemen de planten kooldioxide op, dat weer vrij komt als de planten sterven. Ook de hoeveelheid kooldioxide die vrijkomt bij verbranding varieert gedurende het jaar. In de winter gebruikt men veel meer brandstof dan in de rest van het jaar. Helaas is er ondanks de normale verschillen gedurende het jaar, over de jaren een duidelijke toenemende trend van kooldioxide in de atmosfeer waar te nemen. Sinds 1850 is de hoeveelheid over de wereld met een kwart toegenomen. De toename is nu ongeveer een half procent per jaar. Maar wat voor een invloed hebben kooldioxide en waterdamp nou op de atmosfeer? De zon zendt straling uit die we voor een groot gedeelte kunnen zien. De zon verwarmt de aarde, die weer op zijn beurt straling uitzendt, de infrarode straling. Als de hoeveelheid zonnestraling die de aarde bereikt, gelijk is aan de hoeveelheid straling die de aarde uitzendt, wordt er een evenwichtstemperatuur bereikt. Zonder de atmosfeer zou de evenwichtstemperatuur op aar de –18ºC bedragen. De gemiddelde temperatuur op aarde is echter 15ºC. De atmosfeer zorgt er dus voor dat het gemiddeld 33 graden Celsius warmer is. Dat komt door het broeikaseffect. Kooldioxide en waterdamp hebben als eigenschap dat ze de inkomende zonnestraling ongehinderd binnen laten komen. De infrarode straling vanaf de aarde wordt echter voor een deel wel opgenomen door de gassen. Daardoor stijgt de temperatuur van de atmosfeer. De atmosfeer zendt daar bovenop ook nog eens een keer de infrarode straling terug op aarde waardoor de aarde weer extra verwarmd wordt. Zo gaat de cyclus door tot de aarde een evenwichtstemperatuur bereikt. Door menselijke activiteiten neemt de hoeveelheid kooldioxide toe. Daardoor neemt de atmosfeer nog meer infrarode straling op. Het gevolg is dat het broeikaseffect wordt versterkt. Terugkoppelingen in de atmosfeer Het effect van de kooldioxide-toename op het klimaat is nog iets ingewikkelder. De temperatuurstijging brengt in de atmosfeer bepaalde processen op gang, die de temperatuur beïnvloeden. Deze processen noemt men terugkoppelingen. De belangrijkst terugkoppelingen hebben te maken met waterdamp, ijs, sneeuw en wolken. Waterdamp Waterdamp heeft als eigenschap dat het de infrarode straling van de aarde opneemt. Waterdamp neemt zelfs meer straling op dan kooldioxide. Als de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt dan verdampt er meer water uit de rivieren en zeeën. Er komt dus meer water in de atmosfeer terecht. Daardoor wordt er ook weer meer infrarode straling opgenomen waardoor de temperatuur nog meer stijgt. Het broeikaseffect wordt dus nog meer versterkt door de temperatuurstijging die het zelf veroorzaakt. Men noemt dit een positieve terugkoppeling. IJs en sneeuw Door de temperatuurstijging smelt een deel van de sneeuw en ijs op aarde. Door het smelten krijgen we meer water en land aan de oppervlakte. Dat heeft een invloed op de hoeveelheid zonnestraling die wordt teruggekaatst. Water en land zijn namelijk donkerder gekleurd dan ijs en water, en een donker oppervlak kaatst minder zonnestraling terug. Omdat er minder zonnestraling wordt teruggekaatst stijgt opnieuw de temperatuur. Dit is dus ook weer een positieve terugkoppeling die het broeikaseffect versterkt. Deze terugkoppeling is het sterkst aan de rand van de poolgebieden. De temperatuurstijging die nodig is om de sneeuw en het ijs te smelten is daar het kleinst. Wolken Wolken kaatsen de straling die rechtstreeks van de zon afkomt voor een deel direct weer terug. Als de bewolking afneemt komt meer zonnestraling aan het aardoppervlak. Maar de vermindering van de bewolking heeft ook een tegengesteld effect. Wolken bestaan uit gecondenseerde waterdamp: waterdruppeltjes of ijsdeeltjes, die ook de infrarode straling van de aarde opnemen. Minder bewolking zorgt dus voor minder absorptie van de infrarode straling, waardoor het kouder wordt. De wetenschappelijke discussie gaat vooral over het punt of de hoeveelheid bewolking nu zal leiden tot een toe of afname van de temperatuur als gevolg van het broeikaseffect. Vooral als ook de effecten van luchtverontreiniging (meer condensatiedeeltjes in de lucht) worden meegenomen zijn er zelfs mensen die voorspellen dat de temperatuur zal afnemen in plaats van toenemen. Deze minderheid gaat er van uit dat er meer bewolking ontstaat als gevolg van het toegenomen aantal condensatiekernen, daardoor zou meer reflectie optreden. Bovendien zou er meer regen optreden waardoor er meer verdamping zou ontstaan hetgeen ook weer temperatuur verlagend zou werken. De meeste bronnen gaan echter uit van een temperatuur verhogend effect. De eigenschappen van wolken zijn bovendien afhankelijk van de temperatuur en er is nog maar weinig bekend over de invloed die de wolken hebben op het klimaat. Daarom kan men nog weinig zeggen over de omvang van het broeikaseffect, althans gebaseerd op wetenschappelijk bewezen feiten.
Oceanen Het broeikaseffect zorgt ervoor dat de atmosfeer warmer wordt, maar ook dat de temperatuur in de oceaan stijgt. De temperatuur van de oceaan stijgt langzamer dan die van de atmosfeer. Dat komt omdat voor het opwarmen van water meer tijd nodig is dan voor het verwarmen van lucht. Dat vertraagt de temperatuurstijging van de atmosfeer. Dat komt omdat de atmosfeer voortdurend in contact staat met de bovenste laag van de oceaan. Het water uit de oceaan koelt de onderste laag van de atmosfeer voortdurend af. Klimaatmodellen De hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer is sinds de vorige eeuw fors toegenomen. Welke invloed dit heeft is nog moeilijk te zeggen. Om daar meer over te weten te komen werken de onderzoekers met zogenaamde klimaatmodellen. Hier worden hele series berekeningen uitgevoerd. In deze berekeningen wordt gebruikt gemaakt van talloze gegevens zoals luchtdruk, temperatuur, neerslag, de wind, vochtigheid, verdamping, kooldioxide enz. De meest ingewikkelde modellen bootsen het klimaat van zowel de atmosfeer als de oceaan na. De toekomst De klimaatmodellen maken het mogelijk om bepaalde grootheden te variëren en te zien wat daarvan de gevolgen kunnen zijn voor het klimaat. Zo kan men bereken wat voor gevolgen voor de temperatuur het zou hebben als de kooldioxideconcentratie zou verdubbelen. Waarschijnlijk stijgt dan de temperatuur met 1,5 tot 4,5ºC. Doordat sneeuw en ijs smelten, wordt het broeikaseffect versterkt. De temperatuurstijging die plaats vindt op aarde, is daardoor het grootst aan de polen. Het wordt daar veel minder koud, terwijl het aan de evenaar maar weinig warmer wordt. Het verschil in temperatuur tussen de polen en de evenaar wordt daardoor kleiner. Dat temperatuurverschil is de drijvende kracht achter de belangrijkste luchtstromingen rond de aarde. Deze luchtstromingen bepalen ons dagelijkse weer. Ze transporteren warmte van de evenaar naar de polen en zullen minder sterk worden als het temperatuurverschil tussen de polen en de evenaar kleiner wordt. Een versterking van het broeikaseffect beïnvloedt dus de luchtcirculatie en kan grote gevolgen hebben voor het weer. Wat precies de gevolgen zullen zijn, is niet vast te stellen. De resultaten van de diverse modellen lopen nogal uiteen. Zeker is in ieder geval dat het klimaat er in de volgende eeuw anders uit zal zien, of dat ook echt een significante blijvende verandering is of slechts een tijdelijke verhoging van de temperatuur op weg naar de volgende ijstijd is nog maar de vraag. Het verloop van de temperatuur te Bilt, gedurende de laatste eeuw. De variaties van jaar tot jaar in het temperatuurverloop zijn opvallend. Met name de opeenvolgende winters kunnen sterk verschillen. De daling, neerwaartse trend vanaf 1990 in het lopend gemiddeld van de wintertemperatuur is veroorzaakt door de winter van 1996. Zonder deze gegevens loopt het gemiddelde omhoog. Zomerhalfjaar: april tot september
Winterhalfjaar: oktober tot maart Samenvatting. Verandert het weer en wat is er waar van de berichten over het broeikaseffect? Een temperatuurstijging op aarde is wat we moeten verwachten als gevolg van een toename van de hoeveelheid kooldioxide. De temperatuurstijging van de afgelopen eeuw zou dus mogelijk het effect dat de toename van de hoeveelheid kooldioxide heeft op de wereldklimaat kunnen bevestigen. Een aantal aspecten van het temperatuurverloop zijn daar mee in strijd. In de periode 1940-1970 nam het kooldioxide-gehalte juist toe. Waarom daalde de temperatuur dan in die periode? Onderzoekers hebben geprobeerd het werkelijke temperatuurverloop te verklaren met behulp van de volgende vier factoren: zonne-activiteit, vulkaanuitbarstingen, invloeden van de oceaan en de toename van de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer. Omdat we zo weinig weten van de eerste drie factoren, kunnen we maar weinig zeggen over de bijdrage van kooldioxide aan de temperatuurstijging. Dan zouden we het veel nauwkeuriger moeten volgen. Men zou dan bijvoorbeeld moeten kunnen voorspellen waar op aarde de temperatuur extra gaat stijgen door een versterking van het broeikaseffect. Vervolgens zou men uit de waarnemingen moeten kunnen afleiden of dat ook echt gebeurt. Zo’n bewijs heeft de mens nog niet. Ook de perioden van droogte, overstromingen, stormen en andere extreme weersverschijnselen van de afgelopen jaren vormen geen aanwijzing voor het idee dat de kooldioxide-toename invloed heeft op de temperatuur op aarde. De temperatuurveranderingen zijn niet op aarde overal gelijk. Ook onze regionale temperatuurveranderingen vormen geen bewijs voor het effect van het kooldioxide-gehalte op het klimaat, al passen ze wel in het beeld van een klimaatverandering door een versterkt broeikaseffect. De temperatuurstijging op aarde kan ook het gevolg zijn van een natuurlijke klimaat schommeling. Conclusies Ik heb deze gelegenheid aangegrepen om antwoorden te vinden op vragen die ik mezelf al enige tijd stelde. De volgende conclusies zijn dan ook geformuleerd als antwoorden op de door mij gestelde vragen die ook de titel vormde van ieder hoofdstuk.
H1 Het verschil tussen weer en klimaat Het verschil tussen weer en klimaat is dus vooral een verschil in tijdvak dat ze beslaan, het weer een bepaald tijdstip, het klimaat het gemiddelde weer over tientallen jaren. Maar ook de factoren die het weer dan wel het klimaat bepalen verschillen. Het weer wordt vooral beïnvloed door de luchtdruk verdeling en de daardoor veroorzaakte beweging van de luchtmassa’s. Dit beïnvloedt namelijk de korte termijn wisseling van het weer. Een goed voorbeeld zijn de oceaan depressies die over West Europa trekken met hun regenfronten en oorzaak zijn van de vele korte termijn weerswisselingen in ons land. Het klimaat daarentegen wordt vooral bepaald door de topografische ligging, breedtegraad - hoe verder van de evenaar hoe koeler, wel of niet aan zee en de eventuele invloed van golfstromen, en de contouren van het land - hoe hoger hoe kouder. Het Nederlandse gematigde zeeklimaat wordt vooral bepaald door onze ligging aan zee, de uitlopende warme golfstroom die ons land passeert en de overwegend westelijke luchtstromingen. H2 Waarom is het weer in Nederland zo wisselvallig en is er
een verschil tussen gebieden in Nederland of lijkt dat alleen maar zo?
Ons weer wordt dus vooral bepaald door de westelijke stromingen, de daarin meegevoerde depressies en het feit dat deze lucht meestal over de Noordzee wordt aangevoerd. Doordat ons land op het kruispunt van diverse luchtsoorten ligt hebben we wisselvallig weer. Daarnaast zijn er nog een aantal relatief kleine lokale verschillen waar te nemen zelfs binnen ons kleine landje zoals tussen stad en land en tussen hogere en lagere gebieden. H3 Welke invloed heeft het weer op onze economie? Het is duidelijk dat het weer een grote invloed heeft op ons dagelijks leven en verregaande economische consequenties kan hebben en zelfs invloed heeft op onze welzijnsbeleving. H4 Welke invloed heeft luchtverontreiniging op het weer? Dat luchtverontreiniging invloed heeft op het weer is duidelijk, maar wat voor een invloed is men niet helemaal met elkaar over eens. Wel is men het er over eens dat de toegenomen hoeveelheid condensatiekernen zal leiden tot meer regen, maar over de invloed op de temperatuur op aarde lopen de meningen uiteen. Wel is het effect van zure regen duidelijk waarneembaar en ook de gaten in de ozonlaag hebben al geleid tot een verbod op CFK’s. H5 Wat is het belang van weersvoorspellingen en hoe zat dat met de watersnood in 1953? Weersvoorspellingen zijn voor een hele grote groep mensen enorm van belang. Ze zijn belangrijk omdat we dan van tevoren wat kunnen doen. Als we weten dat het gaat vriezen kunnen we van tevoren zout strooien om ongelukken te kunnen voorkomen. Weersvoorspelling is vooral handig maar voor sommigen sectoren van de economie zoals de luchtvaart ook van essentieel belang. Het belang van goede weersvoorspellingen bleek ook tijdens de ramp van 1953. Of er minder doden zouden zijn gevallen bij een betere lange termijn voorspelling en tijdiger waarschuwing voor de extreme situatie die men kon verwachten zal wel nooit duidelijk worden, maar aangezien zelfs het KNMI werd verrast door de snelheid waarmee de situatie veranderde, is dat niet uit te sluiten.
H6 Verandert het weer en wat is er waar van de berichten over het broeikaseffect? Een temperatuurstijging op aarde is wat we moeten verwachten van een toename van de hoeveelheid kooldioxide. De temperatuurstijging van de afgelopen eeuw zou dus mogelijk het effect dat de toename van de hoeveelheid kooldioxide heeft op de wereldklimaat kunnen bevestigen. Onderzoekers hebben geprobeerd het werkelijke temperatuurverloop te verklaren met behulp van de volgende vier factoren: zonne-activiteit, vulkaanuitbarstingen, invloeden van de oceaan en de toename van de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer. Omdat we zo weinig weten van de eerste drie factoren, kunnen we maar weinig zeggen over de bijdrage van kooldioxide aan de temperatuurstijging. Dan zouden we het veel nauwkeuriger moeten volgen. De temperatuurveranderingen zijn niet op aarde overal gelijk. Ook onze regionale temperatuurveranderingen vormen geen bewijs voor het effect van het kooldioxide-gehalte op het klimaat, al passen ze wel in het beeld van een klimaatverandering door een versterkt broeikaseffect. De temperatuurstijging op aarde kan ook het gevolg zijn van een natuurlijke klimaat schommeling. Wat waren voor mij de verrassende uitkomsten? De drie punten die mij het meest verbaasden waren: 1 Het bestaan van het zogenoemde warmte-eiland effect waardoor de temperatuur in de stad vooral ’s nachts vele graden hoger is dan op het platteland, als gevolg van het warmte absorberende vermogen van steen, beton en asfalt. 2 Het feit dat springtij niet doorslag gevend was bij de overstromingen in 1953. Het springtij toen was door de maximale afstand van de maan (apogeum) zelfs minder hoog dan bij een gemiddeld getij. 3 Dat er over de effecten van het broeikaseffect geheel tegenstrijdige meningen zijn met betrekking tot de toekomstige temperatuursontwikkeling. Alhoewel het idee dat toegenomen bewolking resulteerde in meer reflectie van infrarood zonder ooit in de dampkring te komen gecombineerd met een verhoogde verdamping en daardoor lagere temperaturen, een minderheids opvatting was. Nawoord Ik vond het maken van deze scriptie leuk, maar vooral ook heel leerzaam. Ik heb me voor het eerst in het weer verdiept en er bleken veel meer factoren mee te spelen dan alleen de zon die schijnt. Wat is dat het broeikaseffect, waarom maakt iedereen zich er zo druk om? Dat was een vraag die me al een aardig tijdje bezighoudt maar ik heb me er nooit echt in verdiept. Ik houd niet zo van naar het nieuws kijken en de krant lezen. Ik vond het veel leuker om artikelen te lezen over bijvoorbeeld het broeikaseffect want nu had ik het idee dat de informatie nuttig was en was ik inmiddels zo nieuwsgierig geworden dat ik echt wilde weten. Het was dus een zeer leerzame opdracht waar ik met plezier aan heb gewerkt en veel van heb geleerd. Referentie lijst - Het weer Peter Wright, Ralph Hardy, John Gribbin, John Kington, Armand Pien De Lantaarn, Amsterdam 1985 - Het weer in Nederland G.P.Kőnnen/KNMI Thieme & Cie, Zutphen 1983 - Het weer Wilson Francis, F. Mansfield Zuidgroep, Den Haag 1979 - Rondom de mensaarde Wim Offeciers, Lena de Rache BRT (belgische Radio en Televisie omroep), Wommelgem 1989 - Weergaloos Nederland Harry Geurts & Jacob Kuiper KNMI
Kosmos-Z&K Uitgevers, Utrecht/Antwerpen 1997 - De Atmosfeer (uit de serie van: De planeet aarde) Oliver E Allen

Life boeken, Amsterdam 1983 - Hans de Jong Weerboek Jan Hol, Klaas Doornhos, George Burggraaff
La Rivière & Voorhoeve, Kampen 1986 - De wereld van het weer Erwin Kroll en het KNMI Stichting Eductieve omroep Teleac, Utrecht 1995 - Weerkunde in de praktijk Jac. G. Costant & Rob Poort KNMI en VARA, radio programma
Vroege Vogels
Zomer & Keuning, Ede/Antwerpen 1988 - Kijken naar het weer Martin & Marijke Kers La Rivière & Voorhoeve, Kampen 1990 - Duizend jaar weer, wind en water in de lage landen delen 1 t/m 3
J. Buisman, KNMI
Uitgeverij van Wijnen, Franeker 1990 - Windklimaat van Nederland J. Wiennga & P.J. Rijkoort Staatuitgeverij, Den Haag 1983 - Verslag over de Stormvloed 1953 Rijkswaterstaat en het KNMI Staatsuitgeverij 1961 - Gebroken Dijken Goeree- Overflakkee en de ramp van
1 februari 1953
Flakkeesche Drukkerij J & M
Boomsma Middelharnis 1954 - Meteorologie en Oceanografie van Duynen, Montijn, Pastoor en Verploegh - De mens en het weer Chriet Titulaer Amsterdam 1979 - Het Broeikas effect Martijn van Calmhout
Amsterdam/ Utrecht 1990 - De ramp Kees Slager De koperen tuin Goes, Goes 1992 - Kern der fysische geografie 4 Dr. W. J. Jong, Drs. A. H. F. Bredemeijer, Dr. B. G. L. M. Tosseram
W. Versluys N.V. Amsterdam - De toestand van het klimaat in Nederland 1996 KNMI - Prisma van het weer Peter Timofeeff Koninklijke Whrmann, Zutphen 1993 - Hutchinson Encyclopedia Hutchinson, United Kingdom 1989 - Grote Winkelier Prins Encyclopedie (deel 24 en deel 9) Elsevier Amsterdam/ Brussel - Groot woordenboek hedendaags Nederlands Van Dale, Van Dale Lexicografie Utrecht/ Antwerpen ’91 - Spreekuur Thuis Dr. Anna Fischer- Dűckelmann Uitgeverij Helmond, Helmond 1979 - Agrarische Termijn markt in Beleggers Belangen blz 30 van Wifferen - De Telegraaf maandag 14 December 1998 Jaar 1998 warmste in de wereldhistorie blz 6 Marie-Thérèse Roosendaal - De Telegraaf dinsdag 15 December 1998 Krijgen we straks ook strenge zomers? blz 5 Marie-Thérèse Roosendaal - Time Special issue 27 oktober 1997 Patching the Holes

blz 45 Dick Thompson - NRC Handelsblad 31 Zaterdag 31 Juli 1999 Wetenschap en Onderwijs blz 1 Het Broeikasraadsel Karel Knip - http://home.wxs.nl/~rolenf/meteo/w17-20.htm - http://home.wxs.nl/~rolenf/meteo/su17-20.htm - http://www.ruu.nl/beta/solh/shb36.html - http://www.knmi.nl/voorl/nader/broeined.htm - http://www.knmi.nl/nader/broeikas.htm

REACTIES

S.

S.

Ja Prima, alleen heb je maybe nog wat lnks van andere site's of namen van boeken waarvan je veel info kunt halen voor een werkstuk van het weer in NL.

22 jaar geleden

R.

R.

Hoi,

ik heb een paar vragen over je scriptie dat op scholieren.com geplaatst hebt, namelijk:
- in welk leerjaar heb je dit werkstuk gemaakt?
- welk niveau (MAVO, HAVO of VWO) deed je toen je deze scriptie maakte?
- welk cijfer kreeg je voor deze scriptie?
- in welke plaats staat jou school (ivm met het inleveren als ik dat zou doen, dat ik niet op dezelfde school zit toevallig)?

Afwachtende op een reactie verblijf ik,

met vriendelijke groeten,

Rutger

22 jaar geleden

M.

M.

is dit niet een beetje lang????????

21 jaar geleden

A.

A.

Het is wel een beetje lang. In welke klas zit je???

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.