Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Multiculturele samenleving H5

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1991 woorden
  • 26 juni 2007
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer hoofdstuk 5: Nederland, een multiculturele samenleving. Betekenissen van multiculturele samenleving: 1. als feit  er wonen in Nederland ruim 3 miljoen allochtonen
2. als ideaal  we willen graag dat allochtonen hier komen wonen. Cultuur  een geheel van opvattingen, symbolen, kennis, waarden en normen dat mensen als leden van een samenleving verwerven en overdragen door middel van bewuste en onbewuste leerprocessen. Multicultureel  meerdere groepen in de samenleving kunnen worden onderscheiden met verschillende culturele kenmerken. Bv: godsdienst, zeden en traditionele gebruiken, opvattingen over goed en kwaad en over wat fatsoenlijk is, gedragsregels die op die opvattingen zijn gebaseerd, muziek, stijl van kleding of andere uiterlijkheden. Oorzaken van verandering van cultuur  technische en technologische ontwikkelingen die kunnen leiden tot nieuwe levenswijzen, nieuwe generaties zetten zich af tegen oudere en ontwikkelen nieuwe voorkeuren en gedragsregels, mensen uit verschillende culturen beïnvloeden elkaar als ze met elkaar in aanraking komen. Drie dimensies in het begrip cultuur: • Ideële dimensie betreft waarden, opvattingen over goed en slecht, mooi of lelijk. Gerelateerd aan religieuze en levensbeschouwelijke ideeën. • Normerende dimensie betreft gedragsregels, normen en wetten, tradities en gewoonten. • Materiele dimensie betreft hoe opvattingen materieel worden. Mensen geven vorm aan hun materiele werkelijkheid door bv. kleding. Geïnternaliseerd  cultuur wordt via leerprocessen overgebracht. Socialisatie  die leerprocessen. dit gaat je hele leven door, invloed van de massamedia, opvoeding, school/werk, vrienden, omgeving, etc. De aangeleerde ideeën, waarden en gewoonten staan aan de basis van gedragsregels en beïnvloeden dus je gedrag. Functie van cultuur  cultuur reguleert het sociale gedrag, door aan te geven wat aanvaardbaar is en wat niet. Sociale controle  Sociale controle – Als mensen zich niet gedragen naar de waarden en normen van de cultuur waarin zij leven, worden ze gestraft. Je kunt op 2 manieren naar het begrip multiculturele samenleving kijken: Beschrijvend  alleen sprake van verschillende cultuur groepen binnen Nederland. Normatief  na te streven ideaal, gestreefd naar samenleving waar cultuur wordt gerespecteerd, aanvaard en waar ze hun cultuur kunnen en mogen beleven. Mensen reizen en trekken al eeuwen naar andere landen omdat ze: nieuwsgierig waren, avontuur wilden, hoopten op een beter bestaan, moesten vluchten voor hongersnood / oorlog of vervolging (door geloofsovertuiging) of omdat ze een straf wilden ontlopen. Voorbeelden van mensen die naar Nederland zijn getrokken: Hugenoten – 17de eeuw – Franse protestanten die in hun eigen land werden vervolgd en dus naar Nederland trokken, 75.000. (Ze stichten kerken, en hielden hier Franse kerkdiensten.) Indische Nederlanders – 1949 – Nederlandse kolonialen + Indiërs die zich met de kolonialen hadden verbonden, het koloniale gezag over Nederlands Indie werd opgeheven, 300.000. (De regering spreidde ze zoveel mogelijk over Nederland zodat er geen gemeenschappen ontstonden, ze moesten zich onopvallend gedragen en kregen het slechte (lage) werk.) Molukkers – 1949 – ze vochten in het Nederlandse leger in Nederlands Indie, maar toen Nederland zich terug moest trekken uit Nederlands Indie kregen, konden ze nergens heen en moesten ze maar mee naar Nederland (dit wilde Nederland niet, en dit wilden ze zelf ook niet). (Ze werden ondergebracht in barakkenkampen omdat hun verblijf in Nederland maar tijdelijk zou zijn en omdat ze dan in verloop van tijd weer terug naar hun eigen land zouden kunnen, en kwamen niet in aanraking met Nederlanders, in de jaren 70 kwamen er een paar terroristische acties omdat ze ontevreden waren over hun situatie, en omdat Nederland niets voor ze deed.) Nederlanders – jaren 50 – ze emigreerden naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, omdat er veel werkloosheid was in Nederland (de overheid steunde en stimuleerde dit). Gastarbeiders – jaren 60 – Nederland had een arbeiders tekort, er werden gastarbeiders gehaald uit Turkije, Marokko, voormalig Joegoslavië, Suriname, de Antillen, Aruba. Surinamers – 1975 – Suriname werd zelfstandig, velen hadden weinig vertrouwen in de economie en in de politiek, dus gingen ze naar Nederland. 1975 – West-Europa blokkeerde de grenzen voor gastarbeiders (en andere mensen) die niet uit de EU-landen kwamen. Maar veel gastarbeiders lieten hun gezinnen overkomen, dus de grenzen waren nog niet goed dicht. 1985 – Veel vluchtelingen kwamen naar Nederland, ze kwamen vanwege hongersnood, oorlog en/of vervolging. Ze zochten veiligheid. Vluchtelingen  zij die als vluchteling door de Verenigde Naties worden erkend.Op basis van het Vluchtelingenverdrag van Geneve stellen alle ondertekenaars zich garant voor de opvang van een deel daarvan. Asielzoekers  mensen die vanwege vervolging, meestal om politieke of religieuze redenen, een veilig heenkomen willen zoeken in Nederland, maar die niet als vluchteling worden beschouwd moeten asiel aanvragen. Toelating in Nederland wordt geweigerd indien dit in strijd is met: o Het recht op gezinshereniging en gezinsvorming. o Internationale verdragen, zoals het recht op vrij verkeer van EU-burgers binnen de EU of het Vluchtelingenverdrag van Geneve. o Klemmende reden van humanitaire aard. (als je leven bedreigd wordt  gevlucht voor je leven) - Allochtonen – Nieuwkomers (allos = andere, chtoon = wereld): * De eerste en tweede generatie nieuwkomers (immigranten en hun nakomelingen). * De derde generatie, indien die zich nog wenst te identificeren met de cultuur van het land van herkomst van hun grootouders. Sinds het einde van de 20ste eeuw wordt de aanduiding allochtoon gereserveerd voor mensen van niet-westerse afkomst. Allochtone minderheden  Groepen allochtonen die een relatief lage sociaal-economische positie in de Nederlandse samenleving innemen (omdat de overheid zich vooral richt op de positieverbetering van die groepen, worden ze ook wel aangeduid als doelgroepen). Autochtonen  Mensen traditioneel in Nederland wonen. De 4 grootste allochtone doelgroepen zijn  Turken, Surinamers, Marokkanen, Antillianen/Arubanen (samen ongeveer 1 miljoen mensen). Van de allochtonen woont ongeveer de helft in de 4 grootste steden (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag) de redenen daarvoor zijn: o De gastarbeiders vestigden zich vlak bij hun werk (de industriecentra). o Ze hadden niet veel geld dus kwamen ze in goedkope huurwoningen in de oudere stadswijken. o Latere nieuwkomers trokken vooral naar de plekken waar ze hun landgenoten konden ontmoeten (mensen die hun taal spraken en die hen op weg konden helpen). De allochtone bevolkingsgroep groeit sneller dan de autochtone bevolkingsgroep, dit komt door: o Immigratie, voornamelijk samenhangend met gezinshereniging en gezinsvorming. o Het relatief hoge geboortecijfer onder allochtone minderheden dat samenhangt met de relatief lage gemiddelde leeftijd in deze groepen. (De gemiddelde leeftijd lijkt hoger te worden en de gemiddelde gezinsgrote lijkt af te nemen.) De sociaal-economische positie van de allochtone minderheden is relatief laag, ze hebben een relatief laag gemiddeld arbeidsinkomen, relatief hoge werkloosheidscijfers en relatief slechte huisvesting. Positieverwervende factoren – Factoren die bijdragen aan hoe snel allochtonen een baan krijgen (bijv. de capaciteiten en inspanningen van die mensen). Positietoewijzende factoren – Als de samenleving een invloed uitoefent op de kansen die iemand krijgt. Het is voor allochtone minderheden moeilijk om een hogere sociaal-economische positie te bereiken, een aantal van die factoren zijn: o Het gemiddeld lage opleidingsniveau onder allochtone minderheden. o Technologische ontwikkelingen, die veel arbeidsplaatsen voor laag- en ongeschoold personeel elimineren. o De ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt die vooral allochtonen parten blijkt te spelen. o Discriminatie. o Als allochtonen nog maar net in Nederland zijn hebben ze meestal ook nog een taalachterstand die de mogelijkheden op de arbeidsmarkt beperkt. Discriminatie – Het ongelijk behandelen van personen of groepen op basis van kenmerken van die personen of groepen. Er is sprake van discriminatie als: o Er sprake is van ongelijke behandeling. o Als deze ongelijke behandeling gebaseerd is op bepaalde kenmerken van de gediscrimineerde personen. o Zijn die kenmerken relevant in die situatie. Discriminatie is strafbaar, maar toch word er veel gediscrimineerd in Nederland, vooral op de arbeidsmarkt. Vooroordelen  antipathie  opvattingen waardoor discriminatie ontstaat, gebaseerd op een onjuiste generalisatie, tegen een groep als geheel of als individu van die groep. Antipathie gevoelens van vijandigheid, is vaak gekoppeld aan de angst voor het vreemde. Er is sprake van een vooroordeel als: o Het een vijandig oordeel is. o Het een oordeel over een groep, of over een individuen als leden van een groep. o Als het oordeel niet door feiten word ondersteund. o Het oordeel is eigenwijs, de mensen die veroordelen willen niet naar de argumenten van anderen luisteren. Mensen houden zo taai vast aan een vooroordeel omdat: o 1) Mensen willen een positieve eigen identiteit en ze willen bij een groep horen (als ze succes hebben komt dat door henzelf, als ze falen komt dat door iets anders, als iemand anders (of een andere groep) succes heeft komt dat niet door hemzelf maar door iets anders, als hij faalt komt dat door hemzelf). Door deze denkwijze lijkt zijn eigen groep altijd beter dan die van een ander. o 2) Door de groep kan het vooroordeel in stand worden gehouden (die mensen denken er zo over, dus moet ik er ook zo over denken), daardoor ontstaat discriminatie. o 3) Om erbij te blijven horen nemen mensen opvattingen van anderen over (dit geld dus ook voor vooroordelen). Discriminatie is gedrag en gedrag wordt niet alleen beïnvloedt door iemands attitude, dat wil zeggen zijn opvattingen en gevoelens, maar ook door heersende sociale normen, gedragsregels dus. Klassiek racisme en Modern racisme
In dit denken werd het blanke ras als de kroon op de schepping beschouwd.Op basis van verschillen in uiterlijke kenmerken werd een indeling van de mensheid in rassen gemaakt. Het blanke ras (dat waren de wetenschappers), werd als superieur beschouwd (zwarte mensen waren inferieure – onbeschaafd). Dus als mensen eenmaal waren ingedeeld bij inferieure rassen, dan gold dat als een biologisch en dus onveranderlijk feit. Vlak na de 2de WO lieten de VN een onderzoek verrichten naar het klassieke racisme, het berustte op grote misverstanden en vooroordelen. Bovendien voldeed de indeling niet er zijn oneindig veel categorieën van subrassen, sub-subrassen, etc. Vreemdelingen haat (verboden in Ned.) Er zitten nog steeds sporen van het klassiek racisme in de Nederlandse bevolking.Sommige mensen denken nog steeds dat bepaalde menselijk capaciteiten of bepaalde gedragsmatige neigingen, bijvoorbeeld criminele neigingen, samenhangen met zoiets als cultuur en uiterlijk herkenbare kenmerken als huidkleur. Integratie  samenvoegen, een samenleving die zich kenmerkt door intergratie is een samenleving waarin enerzijds culturele diversiteit bestaat en mag bestaan, maar waarin anderzijds alle cultuurgroepen met elkaar in open contact staan, elkaar wederzijds respecteren en zich ervan bewust zijn samen een samenleving te vormen. Segregatie  Scheiding, een samenleving die zich kenmerkt door segregatie kun je eigenlijk geen samenleving noemen. De cultuurgroepen staan niet met elkaar in contact, ze leven gescheiden en ze zijn zich ervan bewust dat ze met elkaar op gespannen voet te staan. De Nederlandse samenleving zit hier tussen in. Melting pot  (smeltkroes) De enorme diversiteit aan cultuurgroepen zou zich cultureel en fysiek versmelten tot een nieuwe culturele eenheid. Assimilatie  Het overnemen door nieuwkomers van de cultuur van een dominante, al langer aanwezige groep. Salad bowl  Enorme verscheidenheid aan cultuurgroepen, die elkaar op allerlei manieren beïnvloeden, maar die hun eigen cultuur toch in zekere mate behouden. Nederland is een salad bowl, maar dit vinden ze niet de gewenste situatie, omdat: o De culturele scheidslijnen tussen allochtone minderheden en de autochtone meerderheid hebben de neiging zich te verharden als gevolg van wederzijdse vooroordelen, zodat van een harmonieuze samenleving geen sprake meer kan zijn. o Allochtone minderheden die structureel een lage sociaal-economische positie innemen zullen vanwege die positie een relatief hoge kans op criminaliteit vertonen. o Al bestaande vooroordelen over minderheidsgroepen worden door relatief hoge criminaliteitscijfer nog eens versterkt. o Allochtone minderheden hebben in een maatschappelijke situatie, waarin zij veroordeeld zijn tot ondergeschiktheid, de neiging hun cultuur veel sterker te beleven dan in hun land van herkomst, dat kan maatschappelijke tegenstellingen verscherpen. Cultuurrelativismen  Ze vinden dat de ene cultuur nooit beter of slechter is dan de andere. Cultuuruniversalisten  Ze vinden dat je culturen wel kunt vergelijken en waardeoordelen kunt uitspreken. Een cultuur waarin mensenrechten min of meer gegarandeerd zijn kan en mag je als beter beschouwen dan een cultuur waarin dat niet het geval is. In Nederland hanteert men de volgende regelingen, met de bedoeling immigratie terug te dringen, het komt er op neer op dat: o Meer vreemdelingen direct worden teruggestuurd naar waar ze vandaan zijn gekomen. o Minder vreemdelingen een (voorlopige) verblijfsvergunning krijgen. o Meer vreemdelingen eerder worden uitgezet. WBEAA: wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen. Verplicht bedrijfsorganisaties werknemers te registreren en over te rapporteren aan de overheid. - positieve actie: bij vacatures voorkeur wordt gegeven aan allochtonen doelgroepen. - scholen met allochtone leerlingen krijgen meer geld voor extra begeleiding.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.