Hoofdstuk 4

Natuurkunde hoofdstuk 4 (paragraaf 1t/m 3)

Paragraaf 1 Lading en spanning

Je kunt op verschillende manieren merken dat een voorwerp geladen is:
· Het voorwerp trekt andere voorwerpen aan(bijv. stof op een geladen tv-scherm)
· Er kunnen vonkjes overspringen,die kun je horen als geknetter en soms ook zien of voelen.

Er bestaan 2 soorten ladingen: positieve en negatieve ladingen.
Een niet geladen voorwerp bevat evenveel positieve als negatieve lading.Daardoor merk je niet dat zo`n voorwerp lading bevat,het voorwerp is neutraal.
Bij het wrijven van een voorwerp verplaats je altijd negatieve lading,elektronen.
Als je tussen een negatief geladen voorwerp en een positief geladen voorwerp een geleidende verbinding maakt, ontstaat er spanning-> elektrische stroom.
Spanning meet je met een spanningsmeter.De grootte van de spanning(U) geef je aan in Volt(V).

Paragraaf 2 Elektrische stroom

Een serieschakeling is een schakeling zonder vertakkingen,de stroomsterkte is overal even groot.Als de serieschakeling op 1 punt onderbroken wordt,werkt geen enkel apparaat meer.
Een parallelschakeling is een schakeling mét vertakkingen.De stroom die de batterij levert,verdeelt zich over de paralleltakken.
It = I1+I2+I3+…
Als de parallelschakeling op 1 punt onderbroken wordt,heeft dat geen gevolgen voor de stroom in andere paralleltakken.

Een huisinstallatie is een netwerk van elektriciteitsleidingen in elk woonhuis.
Als er teveel apparaten op een groep aangesloten zijn,wordt de totale stroomsterkte te groot,er ontstaat overbelasting en de zekering in de meterkast smelt door.

Paragraaf 3 Weerstand

Hoe groter de weerstand van een draad,hoe moeilijker de elektronen door die draad bewegen.
De spanning over een draad = de spanning tussen het begin en het uiteinde van de draad.
Weerstand = spanning:stroomsterke,R = U: I

De spanning over een constantaandraad en de stroomsterkte over die constantaandraad zijn recht evenredig.