Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Chinese economie

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • vmbo/havo | 435 woorden
  • 13 maart 2007
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
China is altijd een arm land geweest. Het inkomen van de bevolking was gemiddeld in 1952 op $57 en voor 1997 werd het nationaal inkomen op $620 geschat. De individuele consumptiestijging is in een korte tijd. Wel zijn met een belangrijk deel van de besparingen de collectieve voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, en meer.) gefinancierd. China is nog steeds een overwegend agrarisch land; naar schatting (2001) werkt ca. 50% van de beroepsbevolking in de landbouw en ca. 50% in industrie, handel, transport en bij het bestuur. De huisnijverheid is nog steeds hoog ontwikkeld en een kleine industrie, met simpele middelen bedreven, behoren tot het originele systeem. In de 19de eeuw werd er voorzichtig begonnen met modernisering. In kuststeden als Shanghai, Tianjin, Hankou en Kanton werd door westerse en Japanse ondernemers een lichte industrie opgebouwd. In Mantsjoerije werd door Japan, op grond van daar gevonden kolen en ijzererts, een zware industrie gesticht, die nu nog steeds de ruggengraat van de moderne Chinese economie uitmaakt. Deze nieuwe activiteiten beroerden echter slechts kleine gebieden, omdat ze in het westen dacht dat China over te weinig natuurlijke hulpbronnen beschikt die voor de wereldeconomie nodig was. De handel met andere landen was erg weinig en de uitvoer bestond voornamelijk uit agrarische producten en wat metalen. Van 1949 tot 1952 had de wederopbouw plaats van het productieapparaat, dat in de oorlog tegen Japan (1937-1945) en daarna in de burgeroorlog zwaar had geleden. Het bestrijden van de inflatie was zeer succesvol in deze tijd. In 1953 ging het eerste vijfjarenplan van start, die veel gericht was op de ontwikkeling van de zware industrie. Volgens de officiële opgaven groeide de economie in de periode 1953-1957 met ca. 8,3% per jaar. Voor de volgende vijfjarenplannen (tussen 1958 en 1990) waarbij wel duidelijk is dat de soorten landbouw en industrie als zwaartepunten werden beschouwd, het zogenaamde 'lopen op twee benen'. Het Grote Sprong Voorwaarts-programma (1958-1960), waarin geprobeerd werd de groei van de moderne en normale sectoren te versnellen, mislukte totaal misoogsten en de stopzetting van de hulp van de Sovjet-Unie in 1960. Sinds de dood van Mao in september 1976 wordt naar politieke stabiliteit terug. Conjuncturele oververhitting en structuurproblemen van een economisch systeem in overgang karakteriseren de recente ontwikkelingen. Sinds 1990 wordt de economie in een snel tempo - vooral in de kustprovincies - geliberaliseerd en geprivatiseerd. De hoge economische groei liep als gevolg van de Aziatische crisis terug tot naar schatting 6,5%. De Chinese economie werd in 2003 hard geraakt door de uitbraak van de gevaarlijke longziekte SARS. De economische groei in het tweede kwartaal van 2003 bedroeg 6,7%, het laagste groeitempo sinds 1992. SARS had vooral invloed op de dienstensector en het passagiersvervoer, dat zowel over land als via de lucht drastisch afnam.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.