Mariken antwoordt: Eer ghi met mi versamen wilt in ionsten
Dit zou eventueel kunnen verwijzen naar de rederijkerskamer ‘De Olyf – Tack’ maar dit is niet met zekerheid te zeggen.Bij de rederijkerskamer ‘De Violiere’ is de link met M.v.N. echter veel onduidelijker en redelijk vergezocht. Indeling van het rederijkerstuk Mariken van Nieumeghen Het verhaal is ingedeeld in 1144 verzen (toneel), met daar tussendoor toelichtingen (prozagedeelten) op de gesproken tekst. Er is een epiloog, een proloog en er zijn twaalf bedrijven. Men vermoedt dat de prozagedeelten later zijn toegevoegd door een tweede auteur om het makkelijker leesbaar te maken. Dit komt omdat de verzen geschreven zijn in het Brabants dialect, terwijl de lange, goed geconstrueerde zinnen van de proza eerder doen denken aan de stijl van juridische en didactische teksten. ‘Die prologen’ (negen regels proza); dertien fragmenten, waarin tekst in dichtvorm telkens wordt voorafgegaan door een uitvoerige titel en een samenvattend stukje proza
Volgens C. Kruyskamp beantwoordt de bouw aan het klassieke schema van vijf bedrijven: ð I vers 1-328 (fragment 1,2,3) ð II vers 329-440 (fragment 4,5) ð III vers 441-645 (fragment 6,7a) ð IV vers 646-1019 (fragment 7b, 8, 9, 10) ð V vers 1020-1125 (fragment 11,12,13); Ø epiloog (vers 1126-1143) Mirakelspel Het mirakelspel was een middeleeuwse vorm van toneel die voortkwam uit het liturgisch drama. De mirakelspelen draaiden vooral om de verbeelding van heiligenlevens. Één of andere geloofswaarheid werd gedramatiseerd. Maria en andere heiligen speelden daarom een hoofdrol in de ontknoping. Na 1400 (rederijkerstoneel) werd het geestelijk toneel ingedeeld in vier categorieën: - mysteriespelen: Seven bliscappen van Maria - bijbels toneel: Spel van de V vroede ende van de V dwaeze M. - mirakelspel: Mariken van Nieumeghen - moraliteit: Elckerlyc
M.v.N. is duidelijk een mirakelspel, er gebeuren een aantal miraculeuze dingen zoals: - Mariken wordt door de duivel naar beneden gesmeten maar breekt haar nek niet. - De ijzeren ringen rond haar polsen worden door een engel afgenomen
Door deze verschillende kenmerken leiden de historici af dat het een overgangsstuk is van de late Middeleeuwen naar het begin van de Renaissance. Moraal van Mariken van Nieumeghen Voor de berouwvolle zondaar is er, door het toedoen van Maria, altijd vergeving mogelijk. Als er oprecht berouw is getoond, zullen de zonden vergeven worden. Titelverklaring van Mariken van Nieumeghen De titel verwijst naar de hoofdpersoon in het stuk, Mariken van Nieumeghen. In die tijd hadden de mensen nog geen achternamen: ‘van Nieumeghen’ duid de plaats aan waar Mariken vandaan komt. Deze plaats heet tegenwoordig Nijmegen. Tijdvolgorde Het rederijkerstuk is chronologisch opgebouwd en verhaalt over een tijd van 33 jaar.
hemel en aarde doorgronden en geeft zich daartoe over aan magie en
tovenarij. Zo komt hij ertoe zijn ziel aan de duivel te verkopen. In Mariken van Nieumeghen komt Maria slechts indirect tussen. De genade voor Mariken komt rechtstreeks van God. Deze toevalligheid is het voorbeeld van de rechtstreekse strijd tussen God en de duivel om de menselijke ziel. De opperduivel Lucifer zet alles in het werk om te winnen en stuurt de Moenen op haar af. Hij sluit een pact met Mariken en heeft zo wel Mariken in zijn macht maar niet haar ziel. Na zeven jaar (heilig) slaat God hard terug en Mariken beseft dat ze zwaar gezondigd heeft. Ze vraagt bekering en ontsnapt zo uit de handen van de Moenen. In Mariken van Nieumeghen is er wel sprake van een faustmotief, maar deze is niet volledig aanwezig. Mariken wil kennis, maar verkoopt hiervoor haar ziel niet aan de duivel. Toch is het faustmotief belangrijk in het verhaal, want alles draait hierom. Er zou geen verhaal zijn als Mariken niet met de duivel mee zou gaan. Dit faustmotief komt o.a. ook voor in Theophilius (de faustlegende). Andere belangrijke motieven - Mariaverering: Als Mariken haar naam moet veranderen staat ze erop dat ze in elk geval de beginletter van haar naam mag houden (Emmeken) - Ring – wonder: Dit staat symbool voor vergeving en werd eerder al gebruikt in de legende van de Zwaanridder en sommige sprookjes. - Tannhäusermotief: Tannhäuser leefde zeven jaar met de duivelin Venus en kreeg geen vergiffenis totdat een dorre stok zou bloeien. Het gaat over een wonder of mirakel als teken van vergiffenis, wat ook centraal staat in Mariken van Nieumeghen. Thematiek van Mariken van Nieumeghen Hoofdthema: al is de mens nog zo diep gevallen, door oprecht berouw en boete kan hij gerechtvaardigd worden voor God. Neventhema’s: godsdienst, liefde voor Maria en God, berouw, zonde, boete, vergeving Samenvatting van het verhaal Mariken van Nieumeghen woont na de dood van haar moeder bij haar oom Gijsbrecht, die dorpspastoor is. Op een dag gaat ze voor haar oom naar de markt maar heeft pas gedaan om vijf uur wat te laat was om nog terug te wandelen. Ze belt bij haar Nijmeegse tante aan voor onderdak. Deze heeft juist daarvoor ruzie gehad met enkele dorpsvrouwen over de arrestatie van hertog Arent en Mariken moet dit nu ontgelden. Ze scheldt Mariken uit voor onzedelijk gedrag en wil haar niet binnen laten. Mariken gaat onder een boom huilen en zegt dat het haar niet uitmaakt of de duivel of God tot haar komt. Plots wordt ze verrast door de duivel vermomd als mens. Hij stelt zich voor als Moenen. In de gedaante van een mens met maar één oog paait hij haar met lieve woordjes. Hij belooft Mariken haar de zeven wetenschappen en alle talen van de wereld te leren als zij zijn vrouw wordt. Ze mag ook geen kruizen meer slaan en moet haar naam veranderen. Na eventjes getwijfeld te hebben besluit ze om mee te gaan. Ze gaan eerst naar Hertogenbosch om daarna door te gaan naar Antwerpen. Mariken verandert haar naam in Emmeken ( de kleine M). Ondertussen is de oom van Mariken erg ongerust en hij gaat naar de tante in Nijmegen om te horen of zij iets weet. Tante zegt dat ze haar niet gezien heeft en Gijsbrecht vertrekt met een zwaar gemoed terug naar huis. Mariken en Moenen wonen zeven jaar in Antwerpen in zonde en verderf. Mariken beseft dit wel maar ze denkt dat het te laat is om nog berouw te tonen. Na de zeven jaar wil Mariken terug naar Nijmegen en Moenen stemt hiermee in. Dit doet hij omdat hij hoopt oom Gijsbrecht iets aan te doen. De oom is altijd blijven bidden voor Mariken waardoor Moenen haar niets kon aandoen. Door Gijsbrecht iets aan te doen hoopt hij Mariken volledig in zijn macht te krijgen. Op de dag dat ze in Nijmegen aankomen is er een processie voor Maria. Mariken wil naar het wagenspel ‘Masscheroen’ kijken maar Moenen probeert haar tegen te houden want hij denkt dat ze spijt zal krijgen van haar zonden. In het spel wordt duidelijk gemaakt dat het nooit te laat is om berouw te hebben. Mariken komt tot besef en wil haar leven beteren. Ze toont oprecht berouw. Hierop wordt Moenen zo boos dat hij Mariken hoog in de lucht voert om haar dan van grote hoogte neer te laten vallen. Oom Gijsbrecht staat tussen het volk en ziet dit alles gebeuren. Wonder bij wonder breekt Mariken haar nek niet, maar wel bijna alle andere botten in haar lichaam. Als oom Gijsbrecht dichterbij gaat kijken herkent hij Mariken en ontfermt zich over haar. Hij verjaagt Moenen door een bijbelpassage uit te spreken. Oom Gijsbrecht probeert alles om Mariken te helpen. Hij gaat naar de Nijmeegse priester, de bisschop en uiteindelijk gaat hij naar de paus in Rome. Toen deze de zonden van Mariken hoorde was hij ontsteld en bad tot God om raad. Mariken moest als boetedoening drie ijzeren ringen dragen, een om de hals en een om iedere arm. Als de ringen vanzelf afvielen waren Mariken’s zonden vergeven. Terug in Nijmegen ging Mariken in een klooster voor bekeerde zondaressen te Maastricht. Haar oom kwam haar vaak bezoeken en leefde nog 24 jaar. Mariken toonde oprecht berouw en leefde heel boetvaardig. Uiteindelijk zond God een engel tot Mariken die haar ringen afnam. Haar zonden waren vergeven. Hierna leefde Mariken nog twee jaar. Na haar overlijden werden de ringen boven haar graf gehangen. Fragment uit het stuk Ik heb het deel gekozen waarin Mariken zegt dat het haar allemaal niet meer kan schelen wie haar komt halen. Doordat zij dit zegt, begint het verhaal in gang te schieten. Zij heeft haar eigen lot bezegeld door de duivel min of meer aan te roepen. … MARIEKEN
Dat ik van mi zelven en weet hoe nog wat. Met enen dullen hoofde loop ik nog uut der stad, Ontziende boeven noch daartoe rovers. Ik schatte ik mijn bedde make onder die lovers. Ik en vrage na niemand die nu levende zi, Al kwaam’ die baarlijke duvel tot mi, Ik ben nu als die niegers na en vrage
Nu ga ik zitten onder deze hage, Mi zelven bevelende in den handen
Van Gode of alle die helse vianden. Hoe Mariken van haarder moeien schied ende uut Nieumegen gink. 1 Aldus es die jonge maagd Mariken van haarder moeien gescheiden ende al wenende, zeer mestroostig, met den donkeren avond uut der stad van Nieumegen gegaan, zo lange dat zi kwam nevens een grote dikke hage, daar zi met groten drukke onder gink zitten wenen ende schreien, haar zelven den viand zeer dikwils overgevende, met droever herten tot haar zelven zeggende aldus: Wee mi! Zuchten, krijsen ende handgewrink, Mi zelven hetende vermalendijd, Dat’s nu mijn solaas ende anders geen dink, Door mijns moeien schandig verwijt. Eest onrecht, dat het mi spijt, Zonder cause zulken woorden te lijden? Neen ’t vri. In mi groeit zulken nijd, Daar ’t herte in wast nu ’t alder tijd, Dat ik kwaad genoeg zitte in dit berijd, Om mi zelven eeuwig te vermalendi(d)en. Hulpe! Welken temptacie komt mi bespringen! Wil ik mi zelven verhangen oft kragen? O jonkheid, zuldi u konnen bedwingen, Oft en wildi na geen reden vragen? Wie zoude ook alzulken woorden verdragen
Zonder schuld? Hi en is niet levende, ik meen’s, Die ze zonder verdiente wel zoude(n) behagen. Dies zeg ik in wanhopen die mi komt belagen: Komt nu tot mi ende (helpt) mi beklagen, God of die duvel, t’es mi alleleens. Die viand, die altijd zijn strikken ende netten spreidt, Hakende na die verdoemenis der zielen, deze woorden
Horende, zeide tot hem zelven aldus: Dat woord werd mi die ziele weerdig. Ik hebbe mi zelven toegemaakt rechtveerdig
Al waar ik een mense, ende al bi Gods gedoge. ’t Es al te passe zonder mijn een oge. Die is of zi mi uut waar gezworen. Wi geesten en hebben die mach niet, dats verloren, Ons te volmakene door geen besprek. Altoos es aan ons enig gebrek, ’t Zi aan’t hood, aan handen oft aan voeten. Nu wil ik mijn vooizeken wat gaan verzoeten, Ende spreken zo welvallende ende met beschede, Dat ik mijnen (boel) niet en ver(l)ede. Ten eersten zal men die vrouwen zoetelijk overgaan. Schoon kind, hoe zitti dus (belaan) Heeft u iemand mesdaan
Zonder redene ofte recht? Dat zal ik wreken als een goed knecht. Gi dunkt mi slecht, Ende daaromme schik ik
Hier ’t uwen trooste. MARIEKEN
Hulp, God! Hoe verschrik ik! Wat mijns? Ik en weet van mi zelven nauwelijk, Met dat ik dien mense en aanschouwelijk, Hulpe, hou flauwelijk vervalt mi ’t herte. DIE DUVEL
Schoon kind, en vreest grief nog smerte; Ik en zal u hindere, grief noch kwaad doen, Maar ik gelove u, wildi na mijnen raad doen, Ende met mi gaan, wilt dit onthouden nauwe, Ik make u eer lank der vrouwen vrouwe. (waarschijnlijk ontbreekt hier een vers) MARIEKEN
Vriend, ik zitte nu rechs alzo gezind, Zo beroerd ende zo ontsteld van engienen
Heb moeten lijden: hoere, scheuke ende teve, Dies ik mi alzo lief den viand overgeve
Als Gode, want ik zitte half zonder zin. DIE DUVEL
Bi Lucifer, ’t es nog al gewin. Zi heeft de beroerte te dege opgezopen. Zi zit nog even versteend in wanhopen. Nu zoud’ ik hopen, te min zo klaag ik nu, Dat ik niet missen en zal. Schoon kind, nog vraag ik u
Oft gi met mi verzamen wilt in jonsten. MARIKEN
Wie zidi, vriend? DIE DUVEL
Een meester vol konsten, Nieuwers af falende, wes ik besta. … Typering personages Mariken / Emmeken In het begin van het fragment is duidelijk dat Mariken een beleefd meisje is, erg rustig van aard. Doordat ze door haar tante beschuldigd wordt van hoererij is ze erg verdrietig en verward. In die verwarring kan ze niet duidelijk denken en zegt ze dat het haar niet kan schelen wie haar komt halen. De duivel hoort dit, en Mariken sluit een verbond met hem. Dit is een duidelijk voorbeeld van Mariken haar onschuld. Ze weet niet wat ze doet, ze is nog te jong om te begrijpen wat er gebeurt. Mariken wordt op die moment mentaal beheerst door Moenen. Ze vraagt zich zelfs niet eens af of haar oom ongerust zal zijn. De duivel / Moenen De duivel heeft vanaf het begin dat hij verschijnt in het verhaal slechte plannen. Hij hoort de smeekbede van een zwak, verward meisje en maakt daar gebruik van. Moenen besluit dat zij een goede prooi is en probeert haar te overtuigen. Het is niet alleen omdat zij een zwak moment heeft dat hij haar verleid. Moenen heeft er ook nog persoonlijke redenen voor. Doorheen het verhaal is het duidelijk dat hij wel om Mariken geeft. Hij sluit een compromis voor haar naam, leert haar dingen, laat haar naar Nijmegen gaan,… Moenen had dus meerdere belangen bij. De manier waarop hij Mariken verleid is sluw en goed over nagedacht. Moenen komt over als een galante heer die enkel wil helpen, maar doorheen het fragment veranderd dit in een vals personage.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden