Sartre: leven, werk, leer, invloed

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas aso | 2904 woorden
  • 26 mei 2006
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
JEAN-PAUL SARTRE (1905-1980) 1) Biografie van de filosoof Sartre werd geboren op 21 juni 1905 in Parijs. Hij was een Franse filosoof, essayist, roman- en toneelschrijver. Zijn vader stierf al in 1907, en Sartre ging bij zijn grootouders van moederskant leven. De afwezigheid van de vaderfiguur heeft, volgens hem, zijn ‘vlucht in de verbeelding’ veroorzaakt. In 1917 gaat hij met zijn moeder en stiefvader (met wie hij bar slecht overeenkwam) in La Rochelle leven waar hij de on gelukkigste jaren van zijn leven doormaakte. Hij volgde middelbaar onderwijs op het Henri IV lyceum in Parijs, waar hij Paul Nizan leerde kennen. Van 1922 tot 1924 doorliep hij de voorbereiding op het Louis-de-Grand lyceum. In 1924 werd hij toegelaten op het Ecole Normale Supérieure in Parijs. Daar ontmoette hij Simone de Beauvoir, die zijn levensgezellin werd en zelf een belangrijk existentialistisch filosofe en feministisch schrijfster werd. De ‘vrije’ verhouding tussen hem en Simone de Beauvoir gold generaties lang als het voorbeeld van de kameraadschappelijke verhouding tussen man en vrouw die kenmerkend zou zijn voor de bevrijde mens. De betekenis van Sartre en de Beauvoir lag meer in het beeld dat zij uitstraalden dan in de woorden die ze schreven. Ze werden zelf de symbolen van hun denken. Sartre zocht die publieke rol uitdrukkelijk. Hij maakte zijn filosofie toegankelijk in romans en toneelstukken, en trad voortdurend voor het voetlicht. Na een aanvankelijke uitsluiting werd hij in 1929 toegelaten tot de studie Filosofie. In 1931 werd hij leraar Filosofie in Le Havre. Het daarop volgende jaar stelde een beurs hem in staat in Berlijn de filosofieën van Edmund Husserl (zijn fenomenologie) en Martin Heidegger te studeren. Hierna keerde hij terug naar Le Havre, daarna doceerde hij in Laon en vanaf 1937 in Parijs waar hij zijn eerste filosofische roman ‘De walging’ (La Nausée) publiceerde, die gebaseerd is op zijn tijd in Le Havre. Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, ging hij in het franse leger. In 1940 werd hij gevangengenomen door de duitsers en een jaar lang vastgehouden, voordat hij teruggeplaatst werd naar bezet Frankrijk. In Parijs sloot hij zich aan bij het Franse verzet. Zijn oorlogservaringen veranderden hem: hij concentreerde zich nu op de academische filosofie in plaats van de problemen van het menselijke bestaan. Zijn vroege filosofische werken als “Le Mur” (1939) en “L’Imaginaire” (1940) kregen weinig aandacht. Sartre raakte publiekelijk bekend door zijn Romans La Nausée, novelles (Le mur 1939) en theaterstukken (Les Mouches 1943). Daarmee won hij een groot publiek voor zijn ideëen; hij kon zijn intellectuele imago tevens gebruiken om zich uit te spreken inzake politieke kwesties. Zijn grote werk Het Zijn en Het Niets (L'Être et le Néant) werd gepubliceerd in 1943, waarop “Is het existentialisme een humanisme?” (L'Existentialisme est un Humanisme) volgde in 1945. Beide sloegen direct aan. Daarin, en in zijn tweede hoofdwerk ¨L'existensialisme est un humanisme¨ maakt hij onderscheid tussen twee zijnsgebieden: het in-zich-zijn (‘ensoi’) en het voor-zich-zijn (‘pour-soi’). Het “en-soi” is het zijn der stoffelijke dingen dat compact, onbepaald, zinloos en absurd is. Daarentegen is het voor-zich-zijn het bewustzijn dat gekenmerkt wordt door intentionaliteit. omdat hij de eisen van de mensen niet kan voltrekken. In zijn ogen is een god iets bruikbaars, dat deze keer tekort komt en dus verworpen moet worden. Zijn belangstelling vvor het existententialisme ontpopt zich gedurende een reis door de V. St. die hij maakt voor het uit het verzet geboren dagblad ‘Combat’ waar hij werkt. Sartre’s existentialisme sluit aan bij een brede stroming in het moderne westerse denken die zich afzette tegen allerlei vormen van wijsgerig idealisme. Men kan in Sartre’s denken een evolutie bemerken van een individualistisch ingesteld romantisch existentialisme naar een op de totaliteit van zijn en kennen gerichte visie waarin de historische en sociologische dimensie bepalend is. Het is een raadsel dat iemand die zijn ideeën uitstekend kon vertalen en toepassen in Romans en toneelstukken zijn grote filosofische werken schreef in voor niet ingewijden nauwelijks toegankelijke 'filosofen-taal'. Ongetwijfeld heeft Sartre's gedachtengoed dan ook vooral weerklank en een grote verspreiding gevonden via zijn literaire werk en door middel van een klein boekje, waarin hij het begrip Existentialisme op een populair-wetenschappelijke manier verduidelijkte. Dat boekje 'L'existentialisme est un Humanisme' werd over de hele wereld razend populair (de tekst was overigens een door Sartre gehouden lezing) en '...zal tot grote afschuw van Sartre lange tijd functioneren als 'de Bijbel van het Existentialisme', het 'rode boekje' van Sartre...'. Volgens Sartre bestaat de werkelijkheid uit de werkelijkheid op zich (La réalité-en-soi) en de werkelijkheid voor mij (pour-moi). Alleen de werkelijkheid die ik (subjectief) beleef is van belang. kennis komt dus niet via de grote overgeleverde systemen (en zeker niet via één of andere goddelijke openbaring), maar via het individu: ik beleef die wekelijkheid-voor-mij en leer zo de werkelijkheid kennen. ‘La réalité en- soi’ zoekt de mens in kwade trouw hetgeen in strijd is met de contingentie van het ‘pour-soi’ . Omdat de mens tegelijkertijd en-soi en pour-soi wil zijn, ontstaat er een paradox. Omdat een mens nooit volledig en-soi en pour-soi tegelijk kan zijn noemt Sartre God ‘un dieu manqué’. Hij kan de eisen van de mensen immers niet voltrekken. In zijn ogen is een god iets bruikbaars, dat deze keer tekort komt en dus verworpen moet worden. Sartre was nooit professor. Hij publiceerde filosofische Essays en ontwikkelde zich als voortrekker van het toenmalige Franse Existentialisme, waarvoor hij met het pessimisme van zijn hoofdwerk L'être et le néant in 1943 de toon had gezet. Daarin komt de mens naar voren als een wezen dat ertoe veroordeeld is vrij te zijn maar niet in staat is die vrijheid inhoud te geven. En in zijn uiterst individualistische mensopvatting was er voor gezamenlijkheid al helemaal geen plaats. In 1964 kreeg hij de nobelprijs voor letterkunde voorgesteld maar weigerde deze. De levensvisie van Sartre was pessimistisch en atheïstisch. Hij hield zich eveneens intensief met politiek bezig. In 1976 aanvaardde hij een eredoctoraat van de Hebreeuwse Universiteit te Jerusalem 2) Het werk van Sartre 1. Opsomming van alle geschreven boeken 1936 L’ imagination

1937 La Transcendance de l’Ego
1938 La Nausée
1939 Le Mur
1940 L’imaginaire
1943 Les Mouches
1943 L’être et le néant: Essai d’ontologie phénoménologique
1944 Huis clos
1945 L’age de raison
1945 Le Sursis
1946 Morts sans sépultures
1946 La Putain respectueuse
1946 L’Existentialisme est un humanisme
1947 Baudelaire
1947 Les Jeux sont faits
1948 Les Mains sales
1951 Le Diable et le Bon Dieu
1960 Critique de la raison dialectique
1964 Les Mots
1947-1976 Situations (I- X) 1971-1973 L’ Idiot de la famille
1983 Cahiers pour une morale 2. Korte toelichting over de boeken Zijn 2 belangrijkste filosofische werken zijn ‘L’ Être et le néant’ en ‘Critique de la raison dialectique’. ‘ La Nausée’ en ‘ L’Age de raison’, ‘Le Sursis’ waren echter romans waarmee Sartre heel veel toehoorders voor zijn filosofie won en zeer bekend werd. Hij was eveneens een auteur van dramatische verhalen zoals dat van ‘Les Mouches’, ‘Huis Clos’, ‘ Les Mains Sales’ en ‘ Le Diable et le Bon Dieu’. Zijn beroemdste toneelstuk, ‘Huis Clos’, culmineert in de uitroep dat de hel de anderen zijn. Daarmee raakte hij een gevoelige snaar. Sartre’s werk is in twee perioden te verdelen, die samenhangen met twee verschillende perioden in zijn leven. In de periode van 1943 tot 1959 ontwikkelde Sartre zijn ideeen over de individuele mens. Zijn belangrijkste boek uit die tijd is ‘L’Être et le Neant’, wat ‘Het Zijn en het niet-zijn’ betekent. In dit boek legt Sartre uit hoe hij de mens onderscheidt van het ding. Volgens hem zijn er twee soorten van zijn; het op-zich-zijn en het voor-zich-zijn. Dingen zijn op zich, mensen hebben een bewustzijn en zijn voor zich. De mens is op zichzelf gericht, het bestáán van de mens is de essentie van de mens. Een ding is al een essentie op zich. Aan de essentie van een ding kan een mens niets veranderen, maar hij heeft wel de vrijheid om te bepalen welke dingen hij om zich heen heeft en welke niet. Na de tweede wereldoorlog ging Sartre zich steeds meer richten op sociaal-filosofische en politieke vraagstukken. Hij had in het leger gezeten en was een stuk negatiever tegen het leven aan gaan kijken na de oorlog. Hij voelde zich aangetrokken tot het marxisme, hij hoopte dat dit een oplossing zou zijn voor de problemen in de maatschappij. Zijn belangrijkste boek uit deze periode is ‘La critique de la raison dialectique’ ofwel de kritiek van de dialectische rede. In dit boek wordt niet duidelijk beschreven hoe de menselijke vrijheid bij het marxisme past, in plaats daarvan ging Sartre steeds meer over tot politiek handelen. Hij en Simone de Beauvoir richtten een politiek tijdschrift op. Verder richtte Sartre zich steeds meer op zijn literatuur en toneelstukken zodat hij zijn politieke ideeën over kon brengen. Hij werd steeds meer een beroemdheid om zijn openlijke, vrije manier van leven dan om zijn filosofische werk.
3) De leer Descartes’ stelling was « Je pense, donc je suis ». Sartre draait deze zin om: « Je suis, donc je pense, j'agis, je veux, j'ai peur enz... » Voor hem is de essentie (het menselijke zijn) toevallig: het leven is een vrije val van de moederschoot in het graf. Deze visie op het mensenleven is niet noodzakelijk pessimistisch; het is gewoon de waarheid, en als je je daaraan onttrekt, leef je oneerlijk, niet authentiek. 1. Wat is de vrijheid volgens Sartre
De mens is fundamenteel vrij. Deze vrijheid is tegelijk een gegeven en een opdracht. Het is een zware opdracht waaaraan we telkens opnieuw proberen te ontsnappen. Als je in één of ander religieus of absoluut systeem gelooft, kan je die angst wegduwen, maar een dergelijke vluchtpoging laat Sartre niet toe. want het is juist doorheen de ervaring van die angst dat je bestaat. Het is dus een radical optimisme dat de mens de keuzevrijheid geeft. De mens is niets anders dan wat hij van zichzelf maakt. Deze verantwoordelijkheid is niet alleen voor jezelf, maar voor alle mensen. Onze verantwoordelijkheid omvat dus de hele wereld. Het atheïstische existentialisme van Sartre is een humanisme in de diepste betekenis van het woord, omdat de mens hier volledig voor zijn daden en zijn ontwikkeling verantwoordelijk is en omdat de subjectiviteit meteen alle andere mensen bevat. De belangrijkste eigenschap van de mens is zijn vrijheid. Toch is hij zich daar niet 100% van bewust. Zodra de mens zich helemaal bewust is van zijn vrijheid, wordt hij bang voor de grote verantwoordelijkheid die op zijn schouders rust. Hij vlucht liever achter de anderen aan. Sartre noemt de mens dan ook gedoemd om vrij te zijn, want zijn vrijheid boezemt hem uiteindelijk alleen maar angst in. Al is de mens van de omstandigheden afhankelijk, als handelend wezen is hij in staat deze omstandigheden te wijzigen. 2. Wat is de mens volgens Sartre
De mens volgens Sartre is een angstig wezen want het heeft geen enkele zekerheid inzake de waarde van zijn handelingen. Op welke criteria moet men zijn keuze gronden sinds er noch een god noch absolute waarden zijn om ons te leiden? Door zich in de politiek en in het sociale te storten, kan de mens het bestaan omvormen, een nieuw doel geven aan het bestaan . Sartre wilde zekerheden hebben in het leven, en hij vond dat de manier waarop hij zijn zekerheden verkreeg gerechtvaardigd moest zijn en niet willekeurig. De enige manier waarop dit bereikbaar was, was door onmiddellijke confrontatie met een bepaald denkbeeld. Datgene wat als zeker overbleef, was echte kennis voor hem. Sartre wordt wel de grootste vertegenwoordiger van het existentialisme genoemd. Hij ging ervan uit dat de mens altijd een keuze heeft. De mens heeft als doel in zijn leven om vrij te zijn, om zelfstandig zijn eigen keuzes te maken. Daarbij is de mens altijd verantwoordelijk voor zijn eigen daden, want iemand anders kan geen keuzes voor hem maken, dat moet hij zelf doen. Zo kan een ander ook nooit de schuld krijgen. In Sartre’s leer is de mens eenzaam. Elke menselijke band berust op een conflict, want mensen zien elkaar als dingen en willen anderen aan zichzelf onderwerpen. Een mens wordt ongewild geboren, daarna moet hij toch zijn verantwoordelijkheid nemen, en dan gaat hij dood en is alles voor niets geweest. De mens staat hulpeloos alleen in een zinloze wereld van loutere feitelijkheid waaraan hij door eigen creativiteit slechts een willekeurige zin kan geven. De belangrijkste eigenschap van de mens is zijn vrijheid. Toch is hij zich daar niet 100% van bewust. Zodra de mens zich helemaal bewust is van zijn vrijheid, wordt hij bang voor de grote verantwoordelijkheid die op zijn schouders rust. Hij vlucht liever achter de anderen aan. Sartre noemt de mens dan ook gedoemd om vrij te zijn, want zijn vrijheid boezemt hem uiteindelijk alleen maar angst in. De vrijheden vernietigen en objectiveren elkaar. 3. Wat is het bewustzijn volgens Sartre
Het bewustzijn is zich bewust van zijn vernietigende functie doordat het als het ware leegte in de dingen brengt. Sartre kent aan het bewustzijn een absolute en onbeperkte vrijheid toe. Het bewustzijn is dubbelzinnig: de mogelijkheid der dubbelzinnigheid stelt de mens in staat de de angst te ontvluchten. 4. Wat is het bestaan volgens hem
Het bestaan is, naar zijn denken, uiteindelijk een mislukking, doordat het samenzijn onmogelijk is. 4) De latere invloed van Sartre • Bernard- Henry Lévy, schrijver ‘De eeuw “Ik probeer verslag te doen van een avontuur en een teloorgang, niet alleen van Sartre, maar van de hele eeuw.” Met dit doel voor ogen schreef de Franse filosoof en romancier Bernard-Henri Lévy het indrukwekkende boek De eeuw van Sartre. In zijn typische verhaalstijl en puttend uit zijn onvoorstelbare eruditie beschrijft Lévy de figuur, het werk, de invloed, de vriendenkring en de intellectuele tijdgenoten van de belangrijkste Franse filosoof van de twintigste eeuw. Maar dit boek is veel meer dan een loutere beschrijving. Het is een diepgaand onderzoek naar de beweegredenen van de filosoof die meer dan wie ook invloed uitoefende op de linkse intellectuelen van de voorbije 50 jaar. Het resultaat van dat onderzoek is, ondanks de vele verwijzingen naar zijn diepmenselijke stellingnamen, ronduit vernietigend voor Sartre. Lévy, die behoort tot de lichting van de ‘nouveaux philosophes’, zette zich in vorige werken al af tegen het traditioneel-linkse gedachtengoed. Zoals in 1977 met zijn filosofisch traktaat La barbarie à visage humain, dat een regelrechte aanval vormt op het marxisme en het socialisme. Maar dit boek gaat veel verder. Het is net het tegengestelde van een hagiografie. Zoals Friedrich Nietzsche de figuur van Richard Wagner onderuit haalde en Karl Popper hetzelfde deed met Ludwig Wittgenstein, zo haalt Lévy Sartre van zijn voetstuk en vermorzelt hij de laatste restanten van een ideeëngoed dat ooit miljoenen jongeren in alle hoeken van de wereld begeesterde. Jean-Paul Sartre was de theoreticus van het individualisme, maar werd later vooral bekend als geëngageerde intellectueel. Aan het einde van zijn leven ontdekte hij het judaïsme. In zijn nieuwste boek ‘Le siècle de Sartre’ laat Bernard-Henri Lévy de filosoof herleven in zijn drie verschillende gedaantes. Een gesprek met de schrijver. Interview met BH Lévy (schrijver ‘De eeuw van Sartre) door Jean-Jacques Brochier: U DEELT SARTRE in drie verschillende mensen. Is deze driedeling een erfenis van Althusser, die Marx in tweeën deelde? Bernard-Henri Lévy: ‘Het verschil met wat Althusser deed, is dat mijn drie Sartres elkaar niet opvolgen. Zij co-existeren, je kunt ze op elkaar stapelen. Op het hoogtepunt van die vreselijke tijd als fellow traveller van de communistische partij, toen Sartre droomde van de fusie met een groep en rechtspraak door het volk, zie je bij hem toch ook af en toe flitsen van vrijheid en absoluut individualisme, of momenten waarop alleen de literatuur en het werken aan zijn boek over Flaubert lijken te tellen. Andersom zie je ook bij wat ik de "goede" Sartre noem — de schrijver die zich euforisch overgeeft aan het besef dat hij uniek is en zijn inspiratie vaak bij Nietzsche en Stendhal zoekt — opeens vluchtige voortekenen van wat de totalitaire Sartre van de jaren vijftig en zestig zal worden. Er zijn dus twee Sartres en zelfs drie, als je de Sartre van het einde erbij optelt. Maar dit alles is op een onvoorstelbaar onlosmakelijke manier met elkaar vermengd.’ • Roland Barthes
Als in de loop van de jaren tachtig de belangrijkste coryfeeën uit deze periode overlijden (na Barthes worden, binnen een paar jaar, Sartre, Foucault en De Beauvoir begraven), lijkt een bewogen tijdperk ten einde. Een tijdperk dat inmiddels aardig in beeld gebracht is in de biografieën die over de meeste van deze denkers zijn verschenen, en waaraan Louis-Jean Calvet vorig jaar zijn onlangs vertaalde biografie over Roland Barthes toevoegde. Roland Barthes wordt in de jaren vijftig beroemd met zijn boeken De nulgraad van het schrijven (1 950) en Mythologieën (1957), waarmee hij naam maakt als vernieuwen van de literatuurkritiek, als semioloog en als structuralist. Dit zal hem er overigens niet van weerhouden zichzelf lange tijd, dwars door de filosofische scheidslijnen heen, te omschrijven als marxist en sartriaan, uit bewondering voor het engagement in Sartres filosofie. Een van Barthes' eerste belangrijke artikelen verschijnt in ‘Le Combat’ waar Sartre heeft gewerkt. Alfred Otto Wolfgang Schulze
Duitse schilder, fotograaf en graficus
Hij maakte Gravures bij werk van Franz Kafka, met wie hij een sterke affiniteit had, en bij dat van Jean Paul Sartre, Jean Paulhan, Antoni Artaud, Camille Bryen en andere tijdgenoten. Ook schreef hij korte gedichten bij zijn eigen werk. Mede onder invloed van het Existentialisme van Sartre, met wie hij een nauwe band had, ontdekte Wols de andere kant van het leven, die onder de uiterlijke oppervlakkigheid ligt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.