Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Economische gevolgen van de EU

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 7172 woorden
  • 21 mei 2005
  • 69 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
69 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave

Inleiding
Deelvraag 1: wat verandert er op de Nederlandse arbeidsmarkt na de uitbreiding van de Europese Unie?
Deelvraag 2: hoe veranderen de internationale relaties binnen de EU en wat voor mogelijke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse handel?
Deelvraag 3:Wat gebeurt er met het prijspeil binnen de EU na de uitbreiding?
Deelvraag 4:Wat gaat er veranderen voor de overheidsfinanciën na de uitbreiding?
Beantwoording Hoofdvraag


Inleiding

Voorwoord

Dit is ons profielwerkstuk dat we hebben gemaakt om onze havo-opleiding af te ronden. Ons profiel bestaat uit economie en maatschappij en beide gaan we na het voorgezet onderwijs een economische richting op. Het leek ons wel verstandig om een kijkje in de economie te nemen en hebben we voor ons profielwerkstuk een economische onderwerp gekozen. Ons onderwerp is; wat zijn de economische gevolgen voor Nederland na de uitbreiding van de Europese Unie (EU). We gaan de economische gevolgen voor Nederland na de uitbreiding van het EU onderzoeken en de daarbij behorende hoofdvraag(onderzoeksvraag) is; wat voor economische gevolgen heeft de uitbreiding van de EU voor Nederland? De economische gevolgen zijn weer opgedeeld in vier verschillende deelvragen
· Wat verandert er op de Nederlandse arbeidsmarkt na de Uitbreiding van de EU?
· Hoe veranderen de internationale relaties binnen de EU en wat voor mogelijke gevolgen heeft dit voor de Nederlandse handel?
· Wat gebeurt er met het prijspeil binnen de EU na de uitbreiding?
· Wat gaat er veranderen voor de overheidsfinanciën na de uitbreiding?
We hopen met deze onderzoeksvragen meer inzicht te krijgen wat de economische gevolgen voor Nederland zijn na de uitbreiding van de E.U met de 10 nieuwe lidstaten.

Wat is de Europese Unie?
De Europese unie is een familie in van democratische Europese landen die gezamenlijk aan vrede en welvaart willen werken. De Europese unie is geen nieuwe staat die in de plaats komt van de bestaande staten, maar verschilt wel van alle andere internationale organisaties. Meer nog, de Europese unie is uniek. De lidstaten van de EU hebben gemeenschappelijke instellingen opgericht waaraan zij een deel van hun taken overdragen, zodat er op Europees gebiedniveau democratische beslissingen over specifieke vraagstukken van gemeenschappelijke belang kunnen worden genomen.

Na de tweede wereld oorlog wou niemand dat er nog zoiets als oorlog zou gebeuren, daarom werd het idee van Europese integratie opgevat. Dit idee werd voor het eerst geformuleerd in een toespraak van de fransman Robert Schuman(toenmalig minister van Buitenlands Zaken) op 9 mei 1950. Op die dag – uit – geroepen tot Europadag – wordt nu ieder jaar de “verjaardag van de Europese Unie gevierd.


Om het de Europese integratie te realiseren werd in 1951 de Europese Gemeenschap voor kolen en staal op gericht. De (EGKS) bestond uit Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië. Deze landen beheerden nu samen de kool en staal industrie in de EGKS. Om dit te realiseren gaven de lidstaten een deel van hun gezag over aan de EGKS. Door deze maatregelen moesten oorlogen tot het verleden behoren.
Met de EGKS werd vooral een politiek doel nagestreefd door een deel van de economische activiteit gezamenlijk te beheren. Hierdoor ontstond de economische integratie die in de EEG- en Euratom Verdragen haar vervolg zou vinden.

Realisatie van Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Door het succes van de EGKS accepteerden Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië op 25 maart 1957, in Rome een twee verdragen:
-De Europese Economische Gemeenschap (EEG)
-Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

Eind 1985 is het verdrag van de EEG voor de eerste keer opgenomen in de Europese Akte. Het belangrijkste onderdeel van deze Akte was de afspraak om per 1 januari 1993 te komen tot een Europese interne markt.

Verdrag van Maastricht
Het Verdrag van Maastricht, in februari 1992 ondertekend door de twaalf lidstaten van de Europese Gemeenschap realiseerden de doelstellingen van de Europese Akte. De oude Europese gemeenschappen werden vervangen door de nieuwe Europese Unie (EU). De bestaande EG-verdragen werden uitgebreid met bepalingen over samenwerking op beleidsterreinen als economisch en monetair beleid, buitenlands en veiligheidsbeleid, sociaal beleid en onderdelen van de beleidsterreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken. Het verdrag van Maastricht stippelt een tijdschema in drie fasen uit voor de totstandkoming van een Economische en Monetaire Unie (EMU) met een gemeenschappelijke munt, een centrale bank en een financiële markt zonder binnengrenzen. Om toe te kunnen treden tot deze EMU zullen landen aan een aantal voorwaarden moeten voldoen.

Start Europese Monetaire Unie

1 januari 1999 is de Europese Monetaire Unie (EMU) van start gegaan. Op 1 januari werden alle bestaande nationale valuta ingenomen bij particulieren en banken en omgewisseld in euro’s. De nationale betaalmiddelen zijn dan ook geen wettig betaalmiddel meer

Welke landen zijn toegetreden tot de Europese Unie op 1 mei 2004?

In totaal zijn 10 nieuwe landen toegetreden tot de Europese Unie op 1 mei 2004, vooral uit Centraal Europa. Deze landen zijn Estland, Letland en Litouwen, Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije, Slovenië en de twee Zuid-Europese eilanden Malta en Cyprus.

land Hoofdstad aantal inwonersin miljoenen
Cyprus Nicosia 0,8
Estland Talinn 1,4
Hongarije Boedapest 10,1
Letland Riga 2,4
Litouwen Vilnius 3,7
Malta la Valletta 0,4
Polen Warschau 38,7
Slovenië Ljubljana 2
Slowakije Bratislava 5,4
Tsjechië Praag 10,3

Nooit eerder is de Europese Unie op zo grote schaal uitgebreid. Op 1 mei kwamen er tien nieuwe landen bij met 75 miljoen inwoners en wordt Europa met 456 miljoen inwoners in één klap de grootste economische regio in de wereld. In economisch opzicht is de sprong minder groot. Het gezamenlijke bruto binnenlands product maakt 5% uit van het huidige EU bruto binnenlands product(BBP). Toch is de uitbreiding een economisch experiment met onduidelijke afloop, want de verschillen in welvaart tussen de oude en de nieuwe lidstaten zijn groot. Volgens het Europese bureau voor de statistiek, Eurostat, daalt het inkomen in de huidige lidstaten op 1 mei 2004 door de uitbreiding.
Toch zijn niet alle economen sceptisch over de gevolgen van de uitbreiding.

De nieuwe lidstaten verschillen niet alleen erg van het “oude Europa”, maar ook onderling. De kleinste landen zijn het best voorbereid, de middelgrote iets minder goed en Polen, met afstand de grootste toetreder, is ook het land met de meeste problemen.
Het gevaar schuilde vooral in een te snelle toetreding, tot de eurozone, daar zijn veel economische analisten over eens. Een land dat zich te vroeg bindt, geeft haar vrijheid op ter wille van de economische groei een hoger inflatie of een hoger begrotingstekort te accepteren.
De afgelopen twee jaar groeide de economische in Oost Europa met rond 2%-punt per jaar meer dan in de huidige EU lidstaten.

Deelvraag 1

Wat verandert er op de Nederlandse arbeidsmarkt na de uitbreiding van de Europese Unie?

Voor de uitbreiding van de Europese Unie op 1 mei 2004, is het vrije verkeer van de werknemers een recht waardoor werknemers van een land dat tot de E.U. behoort in een andere E.U. land mogen werken onder dezelfde voorwaarden als de burgers van die lidstaat.

*Vrij verkeer? Nog niet voor werknemers uit de nieuwe lidstaten.

Eén van de uitgangspunten van het EU is vrij verkeer van personen en goederen, diensten en kapitaal. Er zijn dus geen binnengrenzen. Toch is er voorlopig geen vrij verkeer voor mensen die vanuit de nieuwe oostelijke staten in het rijkere westen willen komen werken. Er komen tien landen bij met in totaal 75 miljoen inwoners. Met uitzondering van Cyprus en Malta hebben de 10 nieuwe lidstaten een gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat een stuk lager ligt dan het gemiddelde in het EU (om precies te zijn: in 2001 was dat 23% lager). Als je als inwoner van een EU land overal in de EU mag werken, is het
aantrekkelijk voor werknemers uit de 10 nieuwe lidstaten om in het westen te komen werken, geld naar huis te sturen en later weer terug te keren. Hoeveel mensen van deze mogelijkheid gebruik zullen maken, is moeilijk te voorspellen. Voor de zekerheid hebben alle huidige EU landen (behalve Ierland) hun grenzen grotendeels dicht voor werknemers van buitenaf. Dat mogen zij voor maximaal zeven jaar doen. Daarna is er voor alle EU leden vrij verkeer van werknemers.


Voorwaarden voor werknemers uit de nieuwe lidstaten.

Het kabinet wil de werkvergunningen voor werknemers uit Midden- en Oost-Europa handhaven. De voorwaarden voor deze vergunningen worden in verband met de uitbreiding van de EU wel versoepeld. Dit voorstel van staatssecretaris Rutte (SZW) is vastgesteld in de ministerraad. Een besluit over de eventuele voorwaarden aan toelating is nodig in verband met de uitbreiding van het EU met tien nieuwe landen in mei 2004. Door handhaving van de vergunningplicht is het mogelijk om de toestroom van werknemers uit de betrokken Midden- en Oost-Europese landen te meten. Als de toestroom tussen mei 2004 en mei 2005 hoger is dan 22.000 bekijkt het kabinet de situatie opnieuw.
Werkvergunning
Voor werknemers uit deze landen moeten werkgevers een tewerkstellingsvergunning aanvragen. Daarbij wordt nu nog gekeken of andere werknemers uit Nederland of het EU het werk zouden kunnen doen. Die toets vervalt. Wel wordt in de toekomst nog beoordeeld of de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden voldoen aan de Nederlandse regels.
Registratie
Door te kiezen voor het verstrekken van werkvergunningen voor werknemers uit de nieuwe EU lidstaten is het mogelijk om de toestroom uit Midden en Oost Europa te registreren.
Het Centraal Planbureau (CPB) schat dat de EU uitbreiding in de eerste twee jaar na toetreding leidt tot een jaarlijkse toestroom van 7.500 tot 15.000 werknemers uit Midden en Oost Europa (voor een aanstelling van minimaal vier maanden). Rekening houdend met weer terugkerende werknemers komt dat neer op 5.000 tot 10.000 werknemers per jaar.
Grenswaarde
Als de toestroom hoger uitvalt, zal dat ook grotere gevolgen hebben voor de Nederlandse arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Nederlandse werknemers kunnen werkloos raken of blijven en doen daardoor een extra beroep op WW of bijstand. Om die reden heeft het kabinet een grenswaarde vastgesteld. Als de toestroom van werknemers voor mei 2005 hoger blijkt te zijn dan 22.000, wordt de voorwaardelijke toelating opnieuw besproken in het kabinet.

Bedreigen de nieuwe werknemers de werkgelegenheid van Nederlandse werknemers?


Ook in Nederland bestaat de vrees dat de arbeidsmarkt, met een werkloosheid die volgend jaar oploopt tot 7 procent, een grote stroom nieuwe werknemers niet aankan. Het Nederlandse kabinet wil daarom maximaal 22.000 Oost-Europeanen per jaar toelaten. De grote stroom komt vooral voor rekening van immigranten uit de landen Tsjechië, Polen, Hongarije en Slowakije.Zij mogen alleen werk doen waarvoor in Nederland geen mensen te vinden zijn. Dit geldt vooral voor tijdelijk werk in de land en tuinbouw. Eerst zouden de nieuwe werknemers gewoon volgens de CAO betaald worden, maar er staat een plan van de overheid op tafel om de CAO te wijzingen en het minimumloon 20% lager te stellen.

Conclusie

Er zijn voorstanders en tegenstanders voor vrij verkeer van werknemers.
De voorstanders gebruiken de volgende standpunten:

Voordelen:

· Ze zijn goedkoper dan de oorspronkelijke bewoners(ze hebben een lager minimum inkomen, hun CAO is aangepast).
· Werkgevers stellen dat er geen vakmensen genoeg zijn, dat Nederlanders zwaar en smerig werk weigeren. Als ze geen buitenlandse werknemers mogen aannemen, zijn de werkgevers gedwongen hun productiebedrijven te verplaatsen naar landen met lage lonen.
· De productiebedrijven kunnen in Nederland blijven en hoeven niet meer naar lage lonen landen gaan, omdat de loonkosten minder worden voor de productiebedrijven.

De tegenstanders voor vrij verkeer van werknemers gebruiken de volgende standpunten:

Nadelen

Ze nemen het werk in van de oorspronkelijk bewoners en de werknemers uit de nieuwe landen nemen het vakantiewerk van studenten en scholieren over. Het loon van studenten en scholieren is lager dan het minimumloon van 23 jaar of ouder en daarvoor kiezen bedrijven toch meer voor scholieren en studenten, omdat ze gewoon goedkoper zijn. En dat er goedkopere werknemers komen is dit een grote nadeel voor de werknemers met ongeschoold werk

Deelvraag 2

Wat zijn de handelsbetrekkingen tussen de 10 nieuwe lidstaten en Nederland voor de uitbreiding van de Europese Unie?

Wat is het mogelijke gevolg van de uitbreiding voor de Handel tussen Nederland en de 10 nieuwe lidstaten?


Het was eerst de bedoeling om in deze deelvraag te bekijken wat gevolgen de uitbreiding heeft op de internationale relaties binnen de E.U en wat voor gevolgen dat heeft voor de Nederlandse Handel. Deze deelvraag konden wij helaas niet beantwoorden, omdat wij geen cijfers hebben kunnen vinden over de internationale relaties tussen Nederland en de 10 nieuwe lidstaten. Daarom hebben wij de vraag opgesplitst in 2 deelvragen(zie boven). Door deze deelvragen te beantwoorden komen we te weten wat de Nederlandse handelsbetrekkingen zijn met de 10 nieuwe lidstaten en wat de uitbreiding voor mogelijke gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse handel.

In deze deelvraag hebben wij Malta en Cyprus buiten beschouwing gelaten, omdat Nederland niet of nauwelijks met deze lidstaten handel drijft.

Hieronder ziet u economische cijfers van de lidstaten en de betrekking van elk land afzonderlijk met Nederland op het gebied van de handel.

Estland

Handelsbetrekking tussen Estland met Nederland
Nederlandse uitvoer €118,3 miljoen (2001) € 148,5 miljoen (2002175,8 miljoen(2003)
belangrijke producten Machines en vervoermaterieel; groente producten; voedingmiddelen, alcohol en tabak, chemische producten
Nederlandse invoer € 102,3 miljoen (2001) €164,1 miljoen (2002) 152,4 miljoen in (2003)
belangrijke producten Levende dieren en dier producten; machines en benodigdheden; hout en hout producten
Investeringen vanuit Nederland € 143,0 miljoen (2001)
Investeringen in Nederland Onbekend

De wederzijdse betrekkingen tussen Nederland en Estland zijn goed en hebben zich de laatste jaren verder verdiept. Uit de diverse contacten komt een zekere gelijkgezindheid naar voren die toekomstige samenwerking waardevol maakt.

In 2001 was Nederland de vierde investeerder in Estland, na Zweden en Finland en Zweden. De Nederlandse investeringen concentreren zich in de transport, opslag, communicatie, groothandel, onroerend goed en detailhandel. Nederlandse investeringen bedroegen € 143 miljoen, 4% van de totale buitenlandse investeringen in Estland.

De Nederlandse handelsbalans met Estland vertoont al een aantal achtereenvolgende jaren een tekort. Estland is meer van betekenis als leverancier van goederen dan als uitvoerbestemming.
In 2002 werd voor € 148 miljoen uitgevoerd van Nederland naar Estland. Een prominente plaats wordt hierbij ingenomen door machines, vervoermaterieel en voedingsmiddelen, tegenover €118,3 miljoen in 2001. De invoer uit Estland naar Nederland fluctueert; in 2003 bedroeg de invoer 152.4 miljoen, in 2002 bedroeg de invoer €164,1 miljoen, in 2001 € 102,3. De forse stijging van de invoer uit Estland komt vrijwel geheel voor rekening van de invoer van ruwe en geraffineerde olieproducten. Gezien de energieproductie van Estland mag worden aangenomen dat het hier uitsluitend doorvoer uit Rusland betreft. Ook de Nederlandse invoer van hout en houtproducten, ijzer en staal, en voedingsmiddelen als zuivel en vis uit Estland blijkt succesvol te zijn.

Letland

Handelsbetrekking met Nederland
Nederlandse uitvoer € 168,4 miljoen (2002)
- belangrijke producten Voedingsmiddelen (groenten, fruit, vers vlees); transportmaterieel; machines
Nederlandse invoer € 88,7 miljoen (2002)
- belangrijke producten Ruwe en geraffineerde aardolieproducten, hout, textiel
Investeringen vanuit Nederland Onbekend
Investeringen in Nederland Onbekend

De wederzijdse betrekkingen tussen Nederland en Letland zijn uitstekend en hebben zich de laatste jaren verder verdiept. Uit de diverse contacten komt een zekere gelijkgezindheid naar voren die toekomstige samenwerking waardevol maakt.

Letland is de belangrijkste handelspartner van Nederland in het Balticum. De import bestaat voor een belangrijk deel uit ruwe en geraffineerde aardolieproducten. Hout en textiel zijn andere belangrijke importproducten. De Nederlandse uitvoer naar Letland bestaat voor bijna de helft uit voedingsmiddelen (groenten, fruit en vers vlees). De uitvoer van kapitaalgoederen (m.n. transportmaterieel) neemt relatief sterk toe.

Litouwen

Handelsbetrekking met Nederland

Nederlandse uitvoer Euro 192,1 miljoen (2001) 148,7 miljoen(2000)
- belangrijke producten Machines, fabrikaten
Nederlandse invoer Euro 165,3 miljoen (2001) Euro 134,9 miljoen (2000)
- belangrijke producten Olieproducten, voeding en levende dieren, fabrikaten
Investeringen vanuit Nederland Onbekend
Investeringen in Nederland Onbekend
De betrekkingen met Nederland zijn goed. De handelsrelatie met Litouwen is beperkt. Nederlandse uitvoer was in 2001 ca. 192,1 miljoen Euro (in 2000 148,7 miljoen Euro).De Nederlandse invoer bedraagt ongeveer 165,3 miljoen Euro (in 2000 134,9 miljoen Euro). De Nederlandse handelsbalans met Litouwen vertoont al enkele jaren een overschot.

Polen

Handelsbetrekkingen met Nederland
Nederlandse uitvoer € 2,6 (2003), € 2,7 miljard (2002), € 2,6 miljard (2001), € 2,2 miljard (2000 – CBS)
-belangrijke producten Voeding- en genotmiddelen, machines en elektrische apparatuur, chemische en farmaceutische producten
Nederlandse invoer € 1,6 miljard (2003), € 1,6 miljard (2002), € 1,5 miljard (2001), € 1,4 miljard (2000 – CBS)
belangrijke producten Grondstoffen, voeding- en genotmiddelen, minerale brandstoffen, machines en vervoermaterieel
Investeringen vanuit Nederland € 347 miljoen (2003 – DNB); in 2004 NL 2e investeerder in Poen, na Frankrijk

Dat Nederland en Polen elkaar al lang kennen is te zien in Gdansk, waar Nederlandse geveltjes getuigen van de handelsbetrekkingen uit de Hanzetijd. In de zeventiende eeuw kwam van iedere twee schepen die in Danswijk (zoals Gdansk werd genoemd) aankwamen, er één uit Nederland.
Nederlandse ondernemers hebben sinds het begin van de jaren 90 de weg naar Polen gevonden. Op dit moment is Nederland één van de grootste buitenlandse investeerders in Polen. In 2003 exporteerde Nederland 2.6 miljard Euro en in 2002 2.7 miljard. De export loopt geleidelijk iets terug. Het is ook terecht dat er veel in Polen wordt geïnvesteerd. Het is een land met meer dan 30 miljoen inwoners en dus een interessante afzetmarkt. Nederland exporteert ook het meeste naar Polen van de 10 nieuwe E.U landen. Polen behoort dan ook tot een van de vier prioriteitslanden voor Nederland van de 10 nieuwe lidstaten
De Nederlandse invoer vanuit Polen bedraagt 1.6 miljard in 2003. Daarmee exporteert Polen van de 10 nieuwe lidstaten van de Unie het meeste naar Nederland.
De Nederlandse handelsbalans met Polen kent al enkele jaren een overschot

Tsjechië

Handelsbetrekkingen met Nederland
Nederlandse uitvoer € 1561,0 miljoen (2003)
belangrijke producten Machines en vervoermaterieel (51,8 %), chemische producten (16,2 %), fabrikaten (11 %), diverse gefabriceerde goederen (10,8 %), voeding en levende dieren (5,3 %).
Nederlandse invoer € 1093,9 miljoen (2003)
belangrijke producten Machines en vervoermaterieel (49,3 %), fabrikaten (27,1 %), diverse gefabriceerde goederen (14,2 %), chemische producten (4,4 %)
Investeringen vanuit Nederland € 128 miljoen (stroom – totaal over 2002), € 3.017 miljoen (stand – totaal vanaf 1992 t/m 2002) – gegevens van De Nederlandsche Bank.Volgens de Tsjechische Nationale Bank bedroegen de Nederlandse investeringen in 2003 (stroom) € 1.383 miljoen (groot verschil met Nederlandse cijfers).
Investeringen in Nederland € 1,711 miljoen (2003) - gegevens van de Tsjechische Nationale Bank, De Nederlandsche Bank heeft alleen een cumulatief voor heel Oost-Europa.


De betrekkingen tussen Nederland en de Tsjechische Republiek zijn uitstekend.. Nederland wordt in Tsjechië als een belangrijke partner beschouwt. De Nederlandse uitvoer naar Tsjechië is dan ook vors. Het uitvoer percentage bedraagt 1.561 miljard euro. Nederland exporteert op Polen na het meeste naar Tsjechië, van de 10 nieuwe lidstaten van de Unie. Tsjechië behoort dan ook tot een van de vier de prioriteitslanden, voor Nederland van de 10 nieuwe lidstaten.
Op Polen na exporteert Tsjechië het meeste van de 10 nieuwe lidstaten naar Nederland.

Slowakije

Handelsbetrekkingen met Nederland
Nederlandse uitvoer € 357,9 miljoen (2002)
- belangrijke producten Machines en transportmateriaal (52,4%), chemische producten (12,9%), fabrikaten (11,2%), voeding en levende dieren (10,3%), (2002)
Nederlandse invoer € 281,1 miljoen (2002, EVD)
- belangrijke producten Machines en transportmateriaal (34,7%), diverse gefabriceerde goederen (32,6%), fabrikaten (20,2%), chemische producten (6,7%) (2002, EVD)
Investeringen vanuit Nederland € 1.124 miljard (cumulatief tot juli 2002)
Investeringen in Nederland Niet bekend

Betrekkingen met Nederland
Slowakije behoort tot de handels prioriteitslanden, voor Nederland van de 10 nieuwe lidstaten.. Nederland en Slowakije hebben partnerschappen op het terrein van landbouw en milieu. Nederland is met 19,1% na Duitsland met 24,3% de tweede buitenlandse investeerder. De Nederlandse export bedraagt 357.9 miljoen. Nederland exporteert op Polen, Tsjechië en Hongarije na het meeste naar Slowakije van de 10 nieuwe lidstaten.

Hongarije

Handelsbetrekkingen met Nederland

Nederlandse uitvoer € 1,6 miljard (2003)
- belangrijke producten Machines, textiel, fabrikaten
Nederlandse invoer € 1,06 miljard (2003)
- belangrijke producten Machines (elektra. Apparatuur), textiel, fabrikaten
Investeringen vanuit Nederland € 1,8 miljard (2001)
Investeringen in Nederland -

Betrekkingen met Nederland
De wederzijdse betrekkingen tussen Nederland en Hongarije zijn uitstekend. In Hongarije bestaat over het algemeen veel sympathie voor Nederland, dat wordt beschouwd als een land waaraan men zich als het ware kan spiegelen: ongeveer van gelijke grootte en, evenals Nederland, een doorvoerland. Tussen Nederland en Hongarije bestaan intensieve contacten op het gebied van economie, landbouw, onderwijs en cultuur, defensie, politie en justitie, en vervoer.
De Nederlandse handel met Hongarije is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Nederland is nu de negende handelspartner van Hongarije. Sinds 1991 hebben Nederlandse bedrijven ruim €.800 miljoen in Hongarije geïnvesteerd. Nederland is de eerste investeerder in Hongarije gevolgd door Duitsland, Oostenrijk en de VS. De Nederlandse uitvoer naar Hongarije bedraagt 1.6 miljard en daarmee exporteert Nederland op Polen en Tsjechië na het meeste in Hongarije van de 10 nieuwe lidstaten. Hongarije is ook een handels prioriteitslanden voor Nederland van de 10 nieuwe lidstaten.


Op Polen en Tsjechië na exporteert Hongarije het meeste naar Nederland.

Slovenië

Handelsbetrekkingen met Nederland
Nederlandse uitvoer € 347 miljoen (2002)
- belangrijke producten Medicijnen, kunststoffen, snijbloemen en planten
Nederlandse invoer € 143 miljoen (2002)
- belangrijke producten Chemicaliën, industriële fabrikaten
Investeringen vanuit Nederland € 46 miljoen (per 1999) 9de plaats
Investeringen in Nederland Niet beschikbaar
De wederzijdse samenwerking tussen Nederland en Slovenië kent een groeiende ontwikkeling.
De Nederlandse handel met Slovenië is van beperkte omvang. Slovenië richt zich qua handel vooral op Duitsland, Oostenrijk, Italië, en Frankrijk. De Nederlandse directe buitenlandse investeringen in Slovenië zijn eveneens van beperkte omvang. Verwacht wordt dat de handel na de Sloveense toetreding zal toenemen. De voornaamste Nederlandse investeringen zijn de enige suikerfabriek van Slovenië (66% van de aandelen is in handen van COSUN-Suikerunie) en de staalgieterij Litostroj (100% van de aandelen is in handen van IHC). Er is toenemende belangstelling van Sloveense bedrijven om in Nederland holdingmaatschappijen op te zetten. Op particulier initiatief is in oktober 2003 een Slovene Dutch Business Platform opgericht.

Conclusie

Uit deze deelvraag kunnen wij concluderen dat Nederland de meeste interesse toont in Polen, Tsjechië en Hongarije en Slowakije. Tevens vormen die landen de handel prioriteitlanden van Nederland. Nederland is gaan investeren in de 10 nieuwe lidstaten nadat het ijzeren gordijn gevallen was. Door de opheffing van het ijzeren gordijn zijn de grootste handelsbelemmeringvervallen. Door de toetreding van de lidstaten tot de Unie zijn alle reis en handelsbelemmeringen verdwenen tussen de E.U 15 en de 10 nieuwe lidstaten verdwenen. Er wordt dan ook verwacht dat door het wegvallen van invoerrechten en belastingen de handel tussen Nederland en de 10 nieuwe lidstaten toeneemt.


Deelvraag 3

Wat gebeurt er met het prijspeil binnen de EU na de uitbreiding?

De consumentenprijsindex (CPI)
Wat is de CPI?
Maandelijks berekent en publiceert het CBS de CPI. De CPI geeft de prijsontwikkeling weer van goederen en diensten die huishoudens aanschaffen voor consumptie. De CPI is een belangrijke maatstaf voor de inflatie en wordt veel gebruikt door het bedrijfsleven en de overheid, onder andere bij loononderhandelingen, de indexering van huren en lijfrenten en voor de aanpassing van belastingtabellen. De inflatie wordt gemeten als de procentuele stijging van de CPI in een bepaalde periode ten opzichte van dezelfde periode van het voorgaande jaar.
Op welke goederen en diensten heeft de CPI betrekking?
De CPI geeft de prijsontwikkeling weer van goederen en diensten die het gemiddelde huishouden in Nederland in een basisjaar heeft aangeschaft voor consumptie. Dit pakket goederen en diensten wordt ook wel het (boodschappen)mandje genoemd. Tot dit mandje behoren onder andere de dagelijkse boodschappen, uitgaven voor duurzame consumptiegoederen zoals wasmachines en auto’s, huur, school en collegegeld en consumptiegebonden belastingen zoals onroerendezaakbelasting en motorrijtuigenbelasting. Niet alle uitgaven tellen mee bij de berekening van de CPI. De inkomstenbelasting, sociale premies en uitgaven voor verzekerde medische zorg zijn daar voorbeelden van.
Wanneer de eigenschappen van een artikel uit het boodschappenmandje wijzigen of het artikel niet meer in de winkel verkrijgbaar is, wordt de prijsontwikkeling van een vergelijkbaar artikel gevolgd. Zo’n vervangend product verschilt vaak in kwaliteit. Om dan toch een juist prijsindexcijfer te bepalen wordt voor dit kwaliteitsverschil gecorrigeerd. Zo wordt alleen de zuivere prijsstijging gemeten.

Inflatie cijfers 2004


Januari
Een prijsstijging van 3 procent op de vorige maand en dat was december 2003.
Februari
Een prijsstijging van 2 procent op de vorige maand en dat was januari 2004
Maart.
Een prijsstijging van 1 procent op de vorige maand en dat was februari 2004
April.
Een prijsstijging van 4 procent op de vorige maand en dat was maart 2004
*Mei.
Een prijsstijging van 5 procent op de vorige maand en dat was februari 2004
Juni
Een prijsstijging van 1 procent op de vorige maand en dat was februari 2004
Juli
Een prijsstijging van 1 procent op de vorige maand en dat was juni 2004
Augustus
Een prijsstijging van nul procent op de vorige maand en dat was juli 2004
September
Een prijsstijging van 1 procent op de vorige maand en dat was augustus 2004

Oktober
Een prijsstijging van 4 procent op de vorige maand en dat was September 2004
November
Een prijsstijging van 3 procent op de vorige maand en dat was oktober 2004
(* = Uitbreiding van het EU.)

Overzicht:
Inflatie cijfers 2004 In procenten (%)
Januari 3
Februari 2
Maart 1
April 4
Mei 5
Juni 1
Juli 1
Augustus -(geen prijsstijging)
September 1
Oktober 4
November 3

Je kan uit de inflatie cijfers twee conclusies uit trekken, namelijk dat de uitbreiding van het EU op 1 mei wel een effect heeft op de prijzen in Nederland. Je ziet dat de prijzen in mei een om hoog zijn gegaan en een record hebben gehaald van 5%. Wij hebben onderzocht of de uitbreiding van de EU invloed heeft gehad op de prijsstijgingen in Nederland. Dat is moeilijk te bewijzen, omdat de inflatiecijfer algemeen is en er geen concrete bewijzen zijn dat de uitbreiding effect heeft op de prijzen in Nederland.
Er zijn er toch een aantal prijsstijgingen die meteen een invloed kunnen hebben op de prijsstijgingen.

De huurprijzen zijn op 1 juni 2004 met 2,3% gestegen, omdat de vraag naar huurhuizen was toegenomen. De mensen uit de nieuwe EU lidstaten zijn naar Nederland komen emigreren en over het algemeen zijn ze armer dan de Nederlandse bevolking en gaan ze eerder een huis huren dan kopen, omdat ze het gewoon weg niet kunnen betalen. Als de vraag naar een goed stijgt, dan stijgt de prijs, omdat het goed dan schaars is. De stijging van de huurprijs kan dus een invloed zijn van mensen die naar Nederland zijn komen emigreren en een huis willen huren.
Huurprijzen:
09-09-2003 01-06-2004
100% 102,3%

U ziet hieronder (De onderstreepte cijfers) dat de stijging van de inflatie invloed heeft op de bestedingen. De prijzen in Nederland worden duurder en daardoor wordt het voor de Nederlanders aantrekkelijker om te importeren. Sinds de tien nieuwe EU lidstaten zijn toegetreden is het goedkoper om uit die landen te importeren. De producten zijn daar sowieso goedkoper, omdat de loonkosten lager zijn. Maar er zijn nu geen grenzen meer tussen de oude en nieuwe EU lidstaten, dat betekent dat de invoerrechten en invoer belastingen wegvallen. Daardoor is het ex en importeren van goederen goedkoper en het gaat sneller, door het wegvallen van de grenzen. Hieruit kan ik concluderen dat de import naar Nederland uit de nieuwe lidstaten zal toenemen.

Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor,
tenzij anders aangegeven
4e 1e 2e 3e
Gem. kw. kw. kw. kw. sep okt nov
'01/'02 2003 2003 2004 2004 2004 2004 2004 2004
Kwartaalindicatoren (volume)
Bruto binnenlands product 1,0 -0,9 -0,5 1,2 1,3 1,5
Invoer van goederen en diensten 1,5 0,6 2,3 3,5 6,3 8,0
Consumptie 2,2 0,0 -0,2 0,2 0,4 0,6
door huishoudens nationaal 1,3 -0,9 -1,6 0,4 0,4 0,7
door de overheid 4,2 1,8 2,6 -0,1 0,4 0,3
Bruto investeringen in vaste activa -1,7 -3,1 1,3 4,5 1,4 0,7
door bedrijven -3,6 -3,7 1,3 4,5 1,8 1,2

door de overheid 9,0 -0,4 1,5 4,6 -0,9 -1,4
Uitvoer goederen en diensten 1,2 0,0 1,0 3,5 7,5 7,8

Verder kunnen wij geen concrete bewijzen bedenken, dat de uitbreiding van de EU invloed heeft gehad op het prijspeil van Nederland.

Deelvraag 4

Wat gaat er veranderen voor de overheidsfinanciën na de uitbreiding van de Europese Unie?

Wat zijn de verandering van de Nederlandse overheidsfinanciën door de uitbreiding van de E.U?

In deze deelvraag geven wij antwoord of de uitbreiding van de 10 nieuwe lidstaten van de E.U invloed heeft op de Nederlandse overheidsfinanciën
Als we over overheidsfinanciën praten, komen we al snel bij de miljoenen nota terecht. Wij bespreken niet de complete miljoenen nota, maar beperken ons tot de economische en financiële gevolgen op de overheidsfinanciën.

De miljoenen nota

Ieder jaar op de derde dinsdag van september is het prinsjesdag. Op prinsjesdag maakt de regering haar plannen bekend in de rijksbegroting en in de miljoenen nota. Ieder ministerie stelt zijn eigen begroting op. Daarbij worden de volgende vragengesteld: wat willen we bereiken? Wat moeten we daarvoor doen? En wat gaat het kosten? Al deze begrotingen samen vormen de rijksbegroting. Een overzicht van de gevolgen van de rijksbegroting is opgenomen in de miljoenen nota. De miljoenen nota is een soort toelichting op de rijksbegroting.


Rijksuitgaven 2005


Rijksuitgaven en –inkomsten
Het rijk vervult allerlei taken, levert diensten en voorzieningen waar iedereen in
Nederland gebruik van kan maken, zoals onderwijs, wegen en politie op straat, maar
ook defensie en milieu. Tegenover die uitgaven staan de inkomsten van de
rijksoverheid. Belastingen zijn de belangrijkste inkomstenbron voor de rijksoverheid.
Er zijn vele soorten, de grootste zijn de omzetbelasting, beter bekend als BTW, die in de prijs van bijna alle producten en diensten is inbegrepen en de loon en inkomstenbelasting, die iedereen met een inkomen betaalt.

Rijksbegroting 2005

Rijksuitgaven 2005 in miljarden (totaal 136 mld.)
Onderwijs cultuur en wetenschap 26.6
Sociale zaken en werkgelegenheid 23.9
Gemeente en provincie fonds 14.6
Rente en staatsschuld 12.7
Volksgezondheid, welzijn en sport 11.3
Buitenlandse zaken, internationale samenwerking/ E.U 10.3
Verkeer en waterstaat, Fes en infrastructuur 8.5
Defensie 7.7
Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties 5.3
Justitie, vreemdelingenzaken en Integratie 5.2
Financiën 3.9

Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en Milieubeheer 3.1
Landbouw, Natuur en voedselkwaliteit 2.0
Economische zaken 1.6
Onderlinge betalingen -0.7

Toelichting:
Omdat wij alleen willen weten wat er verandert aan de overheidsfinanciën door de uitbreiding van de Unie beperken wij ons tot Buitenlandse zaken, internationale samenwerking en afdrachten van Nederland aan de Unie. Die post bestaat o. a uit de Nederlandse afdracht aan de Europese Unie.

De Post buitenlandse zaken, internationale samenwerking en E.U beleid bestaat onder andere uit:

(totaal 10.3mld, rijksbegroting 2005)
Toelichting cirkel diagram
1.- Verstrekte internationale rechtsorde en eerbiediging mensenrechten
2.- Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
3.- Versterkte Europese samenwerking
4.- Meer welvaart en minder armoede
5.- Toegenomen menselijke en sociale ontwikkeling
6.- Beter beschermd en verbeterd milieu
7.- Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personen verkeer
8.- Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

9.- Nominaal en onvoorzien
10.- Algemeen

Onder post 3: versterkte Europese samenwerking valt o.a de Nederlandse bijdrage aan de Unie

De Nederlandse bijdragen op de rijksbegroting van de E.U

De tabel hieronder geeft de Nederlandse afdracht aan de E.U op rijksniveau weer. Een groot deel van de ontvangsten vindt niet op rijksniveau verzorgd, maar worden door de lagere overheden en individuele bedrijven en instellingen verzorgd. De tabel geeft de verwachtingen van de Nederlandse bijdragen tot 2007 weer.

De Nederlandse bijdragen aan de E.U in miljoenen
Jaar: 2004 2005 2006 2007
Miljoenennota 2005(bruto) 5612 6364 6850 6969
Perceptiekostenvergoedingen 430 459 480 505
Miljoenennota 2005(netto), waarvan: 5182 5905 6360 6464
BNP afdrachten 3260 3813 4184 4189
BTW afdrachten 630 715 734 758
Landbouwheffingen 245 245 240 240
Invoerrechten 1477 1591 1682 1781

Toelichting:

-Perceptiekostenvergoedingen: plaatselijke belastingen, rechten en retributies
-BNP afdrachten: een vast percentage van het Bruto Nationaal Product wat Nederland aan de Unie moet betalen.
-BTW afdrachten: een vast percentage van de Bruto Toegevoegde Waarde wordt voor de Unie gereserveerd.

-Landbouwheffingen: een vast percentage van de landbouwheffingen wordt voor de Unie gereserveerd.
-Invoerrechten: een vast percentage van de invoerrechten wordt voor de Unie gereserveerd

Conclusie

Waarom moet Nederland meer bijdragen? Waarom die toename van 0.7 miljard( Miljoenen nota netto post 2005- Miljoenen nota netto post 2004)Nederlandse bijdrage aan de Unie? Wat voor impact heeft de uitbreiding op deze verandering?

Het totaal van de Nederlandse afdrachten aan de unie neemt in de loop van de jaren toe. De oorzaak daarvan is dat de E.U hogere uitgaven heeft dan de afgelopen jaren, ook zijn de vastleggingskredieten van de E.U hoger. De hoofdoorzaak van deze stijging is te wijten aan het bedrag wat vanaf 2004 beschikbaar is gesteld voor de 10 nieuwe lidstaten. Dus Nederland moet meer gaan betalen aan de E.U, omdat de E.U meer moet gaan betalen (door de uitbreiding) en dus meer bijdrage van zijn lidstaten vraagt.

Om de conclusie hieronder verder toe te lichten gaan wij in op de Europese Financiën

Wat zijn de verandering van de overheidsfinanciën van de E.U door de uitbreiding van de Europese Unie?

Financiën van de E.U

De financiën van de E.U bestaan uit drie verschillende lagen.

· Eigenmiddelen plafond
· Financiële perspectieven
· Begroting

Eigenmiddelen plafond

Het eigenmiddelen plafond regelt de bijdragen van de lidstaten aan de Unie en regelt de verdeling over de: landbouwheffingen, douane rechten, een deel van de BTW ontvangsten van ieder lidstaat en het ontvangen deel van het bruto nationaal product. Ook regelt het eigenmiddelen plafond hoeveel procent van het Bruto nationaal Inkomen(BNI) de Unie mag eisen. Onder het BNI verstaan we de som van de beloningen van de productie factoren in een jaar. Het percentage is vastgesteld op 1.24%. Dus ieder lidstaat levert 1.24% van zijn BNI in aan de Europese Unie.

Alles bij elkaar opgeteld bepaalt het Eigenmiddelen plafond het bedrag wat de Europese Unie aan inkomsten binnenkrijgt van haar lidstaten.


Financiële perspectieven
De Financiële perspectieven(FP’s) is het maximale wat de E.U mag uitgeven per beleid. Deze perspectieven zijn vastgelegd voor een periode van 2000-2006 door de Europese raad van Berlijn in maart 1999. Daar hebben het Europees parlement, de Europese commissie en de Europese besloten dat deze FP’s als uitgaven maxima geaccepteerd worden. De begroting van de Europese Unie mag dan ook niet over de FP’s heen gaan.

Tussen het plafond van eigen middelen en de FP’s zit een marge voor onvoorziene uitgaven. Deze marge heeft 2 functies:

· De gevolgen van een laag conjunctuur op te vangen(n.l economische tegenvallers).
· Het plafond van de FP’s te herzien wanneer er veel onvoorziene uitgaven zijn.

De Fp’s bestaan dus uit het maxima die de Unie per vastleggingskrediet (beleidsonderdeel) mag uitgeven.

De Financiële perspectieven 2003-2006, in miljoenen euro,
vastleggingskredieten 2003 2004 2005 2006
1. landbouw 47.387 49.305 51.439 51.587
2. Structuur maatregelen 33.968 41.035 42.441 43.701
3. Intern beleid 6.796 8,772 9.012 9.138
4. Extern beleid 4.972 5.082 5.119 5.13
5. Administratieve uitgaven 5.211 5.983 6.185 6.356
6. Reserves 434 442 446 446
7. Pretoetredingssteun 3.386 3.445 3.472 3.472
8. Compensaties 1.410 1.305 1.046
Totaal vastleggingskredieten 102.145 115.434 119.419 120.876
Totaal betalingskredieten 102.767 111.380 114.06 116.555

Betalingskredieten in % van het EU BNI 1.07% 1.11% 1.08% 1.08%

Toelichting:
Deze tabel geeft weer hoeveel de E.U maximaal aan elk beleidsonderdeel mag uitgeven.

-Een vastleggingskrediet is het maximum wat de Unie per beleidsonderdeel mag uitgeven.
-Bij structuurbeleid spreken we van de bevordering van de economische groei.
-Bij compensaties spreken we van compensaties die sommige van de 10 nieuwe lidstaten ontvangen, omdat anders hun netto positie negatief kan zijn of ter financiering van de tijdelijke begrotingssteun.
-Bij intern beleid spreken we van samenwerking programma’s op internationaal niveau. Bijv: internationale aanbouw van infrastructuur en onderzoek en technologie op internationaal niveau.
-Bij extern beleid spreken we van alle saldi die niet aan landen in de E.U worden uitgegeven. Bijv: hulpprogramma’s voor rampgebieden.
-Bij pretoetredingssteun spreken we van de toekomstige steun aan nieuwe lidstaten

Vraag: Waarom veranderen de FP’s van het jaar 2003 op 2004 zo sterk? Wat is daar de oorzaak van? De oorzaak van de stijging valt te wijten aan sterke verwachte kostenstijgingen, door de uitbreiding van de 10 nieuwe lidstaten. Een toelichting op de werkelijke kostenstijgingen( de begroting) valt in de volgende pagina’s te bezichtigen.

Beantwoording hoofdvraag

Onze hoofdvraag is opgedeeld in vier deelvragen. Door deze vier deelvragen te beantwoorden geven wij automatisch antwoord op de hoofdvraag. De samenvatting van de conclusies valt onderaan deze paragraaf te bezichtigen.


Deelvraag 1.

Er zijn voorstanders en tegenstanders voor vrij verkeer van werknemers.
De voorstanders gebruiken de volgende standpunten:

Voordelen:

· Ze zijn goedkoper dan de oorspronkelijke bewoners(ze hebben een lager minimum inkomen, hun CAO is aangepast).
· Werkgevers stellen dat er geen vakmensen genoeg zijn, dat Nederlanders zwaar en smerig werk weigeren. Als ze geen buitenlandse werknemers mogen aannemen, zijn de werkgevers gedwongen hun productiebedrijven te verplaatsen naar landen met lage lonen.
· De productiebedrijven kunnen in Nederland blijven en hoeven niet meer naar lage lonen landen gaan, omdat de loonkosten minder worden voor de productiebedrijven.

De tegenstanders voor vrij verkeer van werknemers gebruiken de volgende standpunten:

Nadelen:

· Ze nemen het werk in van de oorspronkelijk bewoners en de werknemers uit de nieuwe landen nemen het vakantiewerk van studenten en scholieren over. Het loon van studenten en scholieren is lager dan het minimumloon van 23 jaar of ouder en daarvoor kiezen bedrijven toch meer voor scholieren en studenten, omdat ze gewoon goedkoper zijn. En dat er goedkopere werknemers komen is dit een grote nadeel voor de werknemers met ongeschoold werk.

En als je de voordelen en de nadelen van elkaar afweegt kunnen wij concluderen dat het voor de Nederlandse arbeidsmarkt een verbetering is, want de arbeidsmarkt voor kwantitatief en kwalitatief verbeterd en het wordt vollediger. Voor het werk wat de huidige bewoners niet kunnen of willen doen is er vervanging voor, en het geschoolde werk dat de huidige bewoners wel kunnen en willen doen wordt niet in beslag genomen door de werknemers uit de nieuwe EU lidstaten.


Deelvraag 2

Uit deze deelvraag kunnen wij concluderen dat Nederland de meeste interesse toont in Polen, Tsjechië en Hongarije en Slowakije. Tevens vormen die landen de handel prioriteitlanden van Nederland. Nederland is gaan investeren in de 10 nieuwe lidstaten nadat het ijzeren gordijn gevallen was. Door de opheffing van het ijzeren gordijn zijn de grootste handelsbelemmeringvervallen. Door de toetreding van de lidstaten tot de Unie zijn alle reis en handelsbelemmeringen verdwenen tussen de E.U 15 en de 10 nieuwe lidstaten verdwenen. Er wordt dan ook verwacht dat door het wegvallen van invoerrechten en belastingen de handel tussen Nederland en de 10 nieuwe lidstaten toeneemt.

Deelvraag 3.

Wij kunnen hieruit twee conclusies uit trekken, namelijk dat de uitbreiding van het EU op 1 mei wel een effect heeft op de prijzen in Nederland. Je ziet dat de prijzen in mei om hoog zijn gegaan en een record hebben gehaald van 5%.

Overzicht:
Inflatie cijfers 2004 In procenten (%)
Januari 3
Februari 2
Maart 1
April 4
*Mei 5
Juni 1
Juli 1
Augustus -(geen prijsstijging)
September 1
Oktober 4
November 3
(* = Uitbreiding van de EU.)

Er zijn er toch een aantal inflatiestijgingen die meteen een invloed kunnen hebben op de prijsstijgingen. Dat zijn vooral de huurprijzen die zijn gestegen na de uitbreiding van de EU, omdat de vraag naar huurwoningen zijn toegekomen is de prijs van de huurwoningen ook gestegen.
Een andere conclusie die we kunnen stellen is dat de import is gestegen, want het inflatie cijfer is gestegen, dus het is aantrekkelijker om te importeren. De rol die de uitbreiding van de EU heeft, is dat de grenzen van de nieuwe lidstaten open zijn gegaan. Daardoor zijn de invoerrechten en belastingkosten weggevallen. Dat maakt het importeren en exporteren goedkoper, de tijden van wachten aan de grenzen zijn ook verleden tijd, omdat de grenzen met de 10 nieuwe lidstaten open staan.


Deelvraag 4

Conclusie

Waarom moet Nederland meer bijdragen? Waarom die toename van 0.7 miljard( Miljoenen nota netto post 2005- Miljoenen nota netto post 2004)Nederlandse bijdrage aan de Unie? Wat voor impact heeft de uitbreiding op deze verandering?

Het totaal van de Nederlandse afdrachten aan de unie neemt in de loop van de jaren toe. De oorzaak daarvan is dat de E.U hogere uitgaven heeft dan de afgelopen jaren, ook zijn de vastleggingskredieten van de E.U hoger. De hoofdoorzaak van deze stijging is te wijten aan het bedrag wat vanaf 2004 beschikbaar is gesteld voor de 10 nieuwe lidstaten. Dus Nederland moet meer gaan betalen aan de E.U, omdat de E.U meer moet gaan betalen (door de uitbreiding) en dus meer bijdrage van zijn lidstaten vraagt.

Als je de conclusies van de deelvragen 1t/m 4 bekijkt kunnen wij opmerken dat de economische invloed van de tien nieuwe lidstaten positief is. De arbeidsmarkt verbeterd. De handel met de nieuwe lidstaten neemt hoogstwaarschijnlijk toe. De toetreding heeft een negatief effect op de inflatiecijfers, die stijgen namelijk, dat doet weer zorgen voor meer import en dat heeft een nadelig effect op de betalingsbalans. Door de uitbreiding zullen de huidige lidstaten meer moeten gaan betalen. Er zijn dus negatieve en positieve invloeden, maar de positieve invloeden overheersen

Bijlage

Bronvermelding Said en Paul.

*De gebruikte sites
· http://www.picarta.pica.nl/DB=2.45/SET=9/TTL=71/SHW?FRST=74
· http://www.cbs.nl/nl/publicaties/artikelen/macro-economie/prijzen/consumentenprijzen/cpi.htm#Verzamelen
· http://www.cbs.nl/nl/cijfers/indexeringsmodule/huurprijzen/index.htm
· http://www.cpb.nl/nl/econ/nlinfo.html
· http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?HDR=T&LA=nl&DM=SLNL&PA=70145ned&D1=4&D2=0&D3=25,38
· http://www.europa.eu.int/abouteuropa/faq/index_nl.htm
·
http://www.europa.eu.int/geninfo/whatsnew.htm
· http://www.europa.eu.int/institutions/index_nl.htm
· http://www.europa.eu.int/institutions/ecb/index_nl.htm
· http://europa.eu.int/comm/economy_finance/publications/european_economy/2000/conv_rep_2000_nl.pdf
· http://statline.cbs.nl/StatWeb/Table.asp?HDR=T,G2&LA=nl&DM=SLNL&PA=70188ned&D1=0,3,6&D2=0&D3=a&D4=0&D5=2&D6=(l-5)-l&STB=G5&LYR=G4:0,G1:0,G3:0
· http://www.dnb.nl/dnb/detail.jsp?pid=tcm:12-45723-64
· http://www.dnb.nl/dnb/detail.jsp?pid=tcm:12-48428-64
· http://www.dnb.nl/dnb/pagina.jsp?pid=tcm:12-36833-64
· http://www.dnb.nl/dnb/pagina.jsp?pid=tcm:12-36845-64: en dan moet na wetten en regels
· http://www.regering.nl/actueel/nieuwsarchief/2004/01January/14/42_24812.jsp
·
http://www.cpb.nl/nl/news/2004_03.html
· europa.eu.int/comm/employment_social/ free_movement/nl2-pr-pdf.pdf –
· www.kvk.nl/artikel/artikel.asp?artikelID=46492 - 18k –
· docs.szw.nl/pdf/35/2004/35_2004_3_4886.pdf
· www.nrc.nl/dossiers/EU/artikel/1074838654037.html -
· http://www.minbuza.nl/default.asp?CMS_ITEM=D05FB30C7CAD459583257F4CF77ADFB8X1X50951X75, U moet dan wel de nieuwe lidstaten aanklikken, per land
· http://www.minfin.nl/default.asp?CMS_ITEM=MFCWDF8F30276D5CE4EBE9637758B771CC359X2X34054

*Folders
· Panorama van de Europese Unie
· De Europese Commissie 2000-2005
*Krant

- Het financieel dagblad
- NRC(datum: 15-10, 16-10, 11-10, 12,10)
*Contactpersonen
- infoservice@cbs.nl
-Regering.nl
-Glas-Plas, mevr. A.J...
-Mimi Groenveld (economische zaken)
-Hanna van Reijn(idem)

-Barbara 't Hart(buitenlandse zaken)
-publieksvoorlichters van economische zaken, buitenlandse zaken, postbus 51, ministerie van financiën

*boeken
-begroting 2005 buitenlandse zaken(zie inhoudsopgave voor juiste pagina’s)
-staat van de Europese Unie 2005(zie inhoudsopgave voor juiste pagina’s)

*bibliotheek Leusden: krantenbank

De begroting (in aansluiting op deelvraag 4)

De begroting voor 2005 betreft het eerst volledige begrotingsjaar voor een E.U van 25 landen.

De commissie besteedt mede veel aandacht aan de uitbreiding van de E.U. Daar hieronder meer over. De commissie besteedt onder meer nog aandacht aan vier politieke zaken.
-uitbreiding Unie
-concurrentie vermogen en samenhang
-veiligheid en Europees burgerschap
-externe rol goed nabuurschap

De Commissie heeft hiervoor een bedrag van 114.2 miljard aan vastleggingskredieten ter beschikking, terwijl er 109.5 miljard aan betalingskredieten beschikbaar zijn. Dat betekent dat de E.U 1.03 % van het BNI van zijn inwoners vraagt. Dit betekent dat de vastleggingskredieten stijgen met 5.2% en de betalingskredieten met 9.8% stijgen ten opzichte van 2004.
Deze extra kosten hebben onder andere te maken met de uitbreiding van de E.U. De grootste veranderingen in de begroting constateren wij in het: landbouwbeleid 9.7%(categorie 1), structuurbeleid 14.8%(categorie 2) en de pretoetredingssteun 11.3%.

Begroting 2004, financiële perspectieven 2005 en Voorontwerp begroting 2005 in miljoenen
Begroting 2004 Financiële perspectieven2005 Voorontwerp begroting 2005 Verschil in %Begroting 2004 en 2005 Marge Fp en voorontwerp begroting
Categorie 1 46781.3 51439 50675.5 8.3% 763.5
GLB 40245.3 44598 43834.5 8.9% 763.5
Plattelandsbel. 6841 6841 4.7% 0%
Categorie 2 41035 42441 42378.5 3.3% 62.5
Structuurfond. 37247 37246 5.4% 0.0%
Cohesie Fond. 5194 5131.9 -9.7% 62.5

Categorie 3 8704.8 9012 8958.6 2.9% 53.4
Intern beleid 8704.8 9012 8958.6 2.9% 53.4
Categorie 4 5167.5 5119 5234 1.1% -115
Extern beleid 5167.5 5119 5234 1.1% -115
Categorie 5 6121.3 6360 6360 3.9% 0
Administratieve Uitgaven 6121.3 6360 6360 3.9% 0
Categorie 6 442 446 446 0.9% 0
Reserves 442 446 446 0.9% 0
Categorie 7 1733.3 3472 1856 7.1% 1616
Pre accessie 1733.3 3472 1856 7.1% 1616
Categorie 8 1409.5 1305.0 1305 -7,4% 0
Tijdelijke compensatie 1409.5 1305.0 1305 -7,4% 0
Totaal 111403.7 119594 117213.5 5.2% 3367.7
Betalingskredieten Totaal 99805.9 114235 109539 9.8% 4695.5

Landbouwbeleid, categorie 1: de nieuwe oost Europees gelegen E.U landen zoals: Polen waar 24.2% van de bevolking in de landbouw werkt, Letland waar 15% van de bevolking in de landbouw werkzaam is en Litouwen waar 17.8% van de bevolking werkzaam is in de landbouw. Veel mensen in deze landen zijn werkzaam in de landbouw, dan spreekt het voor zich dat deze landen extra landbouwsubsidie ontvangen. Vandaar dat er op de begroting ook een verschil is te zien van 9.7 procent in het landbouwbeleid.

Structuurbeleid, categorie 2: omdat de nieuwe lidstaten een economische achterstand hebben op de huidige E.U 15, wordt er extra geld in het structuurbeleid geïnvesteerd, om deze landen van een gewenste economische groei te laten genieten. Het BBP van de 10 nieuwe lidstaten is aanzienlijk lager dan de rest van de E.U 15.(met uitzondering van Ierland en Portugal)


Administratieve uitgaven: de bestuurskosten van de Europese Unie.

Pre-accessie Ter ondersteuning van de toetreding van de Midden- en Oost-Europese kandidaat-lidstaten van de EU voert de EVD een aantal programma's uit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In het kader van deze pre-accessieprogramma's worden projecten ontwikkeld en uitgevoerd die zich richten op de versterking van overheidsinstanties in de kandidaat-lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van EU-wet- en -regelgeving of de formulering en uitvoering van nationaal beleid.

Tijdelijke compensatie: spreken we van compensaties die sommige van de 10 nieuwe lidstaten ontvangen, omdat anders hun netto positie negatief kan zijn of ter financiering van de tijdelijke begrotingssteun

Toelichting van conclusie: U ziet zoals wij al zeiden een behoorlijke stijging in de begroting van de Unie en een behoorlijke stijging van de Fp’s in het jaar 2003-

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.