Melkproductie

Beoordeling 4.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 845 woorden
  • 9 maart 2005
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 4.1
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. HET MELKEN
Koeien geven melk! De koe is immers een zoogdier, bij deze groep is het zo dat het vrouwtje na de geboorte van een jong melk begint te produceren. Van nature is melk voedsel voor een kalf. Daarvoor bevinden zich in de uier de koe een aantal melkkliertjes. Na de geboorte van een kalf geeft een koe tien maanden lang melk. In die periode wordt tweemaal per dag gemolken. De uier of "melkzak" van een koe is het verdeeld in 4 kwartieren, elk met een tepel. De melk wordt gevormd in de melkblaasjes van de uier. Melkvormende cellen halen de nodige bestanddelen uit het bloed. Om 1 liter melk te maken moet er 300 tot 400 liter bloed door de uier stromen. In de melkklieren hoopt de melk zich op en wanneer de druk te groot wordt, lopen de druppeltjes via kleine en grote melkkanaaltjes in de melkboezem. Enkel wanneer op de tepels op de juist manier geduwd wordt, komt er melk uit. Een melkkoe geeft per dag ± 25 liter melk. Per jaar komt dit gemiddeld neer op zo'n 6000 liter melk. Sinds eeuwen probeerde men om de koe meer melk te doen geven. 4300 jaar voor Christus dreef men de melkproductie op door met een mergpijp in het achterste van de koe te blazen, door de druk dacht men meer melk te bekomen. Dankzij de aanhoudende zorg, de verbetering van de rassen en de kwaliteit van de voeding is de melkproductie de laatste 100 jaar verdubbeld, van 3000 tot 6000 liter per jaar.

DE OPHALING
Voor de industriële revolutie had men voor melk amper een vervoermiddel nodig omdat deze grotendeels op de boerderij verwerkt of afgehaald werd. Vervoer naar de stad gebeurde meestal in dikbuikige koperen kannen.

Met het ontstaan van de eerste melkerijen rond 1890 was een stevige gestandaardiseerde "verpakking" nodig.
De eerste melkkruiken konden 40 liter melk bevatten en waren van vertind koper, weinig later van vertind plaatstaal.
Aldus woog zo'n "vervoerkruik" met melk al gauw een 50 kg.
Ze werden naar de melkerij gebracht met paard en kar, later met een vrachtwagen.
Na 1945 werden meer en meer bussen van 30 liter gebruikt en werden ze geleidelijk vervangen door aluminium modellen.
Vanaf de jaren 1970-1980 wordt de melk bewaard op de boerderij in een melktank en opgehaald met een tankwagen.

DE PASTEURISATIE
Louis Pasteur (1822-1895) ontdekte dat bepaalde bacteriën niet bestand zijn tegen hoge temperaturen en stelde ook de maximum temperatuur vast waarbij de ziekteverwekkende organismen onschadelijk kunnen gemaakt worden.
Pas rond 1890 kwam men op het idee Pasteurs bevindingen toe te passen op melk.
Voordien werd de melk rauw afgeleverd en doorgaans in de huishoudens zelfde dag gekookt.
De uitvinding van de apparatuur om te “pasteuriseren” is dan ook niet aan hem persoonlijk toe te schrijven maar de naam “pasteur” voor de apparatuur en de term “pasteuriseren” worden hem als eerbetoon toegewezen.
De melk wordt hierbij in zo kort mogelijke tijd op een temperatuur van 72°C tot 78°C gebracht en vervolgens snel terug afgekoeld tot 4°C. De melk wordt dus in de eerste plaats verhit om de schadelijke bacteriën uit te schakelen. Maar waarom geen hogere temperatuur ? Om verschillende redenen maar vooral omdat anders ook alle andere aanwezige bacteriën zouden gedood worden en er dan geen kaas meer van gemaakt kan worden. Ook zou bij een hogere temperatuur meer smaakverandering optreden vergeleken met de verse koemelk. Pas in het begin van de jaren 1930 waren goed bruikbare pasteurisatiemachines beschikbaar. De melkinrichtingen maakten toen trots reclame met “Stassanomelk”. (Stassano was een Italiaan die aan het Instituut Pasteur in Parijs was verbonden en waar hij een pasteurisatiemethode voor melk ontwikkelde).


HET VERPAKKEN
Eeuwenlang haalden de huishoudens zelf de melk af op de boerderij met een eigen emmertje of gingen melkventers in de steden van deur tot deur rond met rauwe melk. Die moest steeds dezelfde dag nog gekookt worden.
Sommige klanten vonden het vanaf de jaren 1920 deftiger een paar centen meer te besteden aan flessenmelk, al dan niet gepasteuriseerd..
Zowel boerderijen als melkerijen lieten hun eigen flessen graveren. De melk was constanter van kwaliteit en liet fraude moeilijker toe. Ook de flessensluitingen maakten een eigen evolutie door.

DE BEDELING
De melkboer kwam elke dag aan huis, soms zelfs op zondagmorgen. Voor de eerste wereldoorlog werd de meeste melk los geleverd. Daarbij werd de melk door de melkboer soms flink “gewassen”, er werd water aan toegevoegd. In sommige steden was dit perfect legaal (bv Amsterdam) als er aan een vat van 30 liter melk maar niet meer dan 12 liter water was toegevoegd en als het water maar loodvrij regenwater of goedgekeurd duinwater was. De melkboer schepte de melk met een geijkte metalen maat uit de bus en schonk de pannen vol die de huisvrouwen mee naar de deur hadden gebracht. Met de opkomst van de industrialisatie namen steeds minder melkboeren de melk rechtstreeks van de boerderij maar meer en meer van de zuivelfabriek.
Tegenwoordig is het dagelijks huis aan huis bezorgen van de melk in veel gevallen te arbeidsintensief en dus te duur geworden. De melkboer heeft tegenwoordig een gans assortiment zuivelproducten en andere voedingsmiddelen mee op zijn ronde zodat hij er eigenlijk een winkelwagen voor nodig heeft

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.