Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Massamedia

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3695 woorden
  • 25 januari 2005
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Massamedia · Media en communicatie - Wat is communicatie? Communicatie kan het beste omschreven worden als het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan de ontvanger. Het medium waarlangs de boodschap wordt verstuurd bestaat bijvoorbeeld uit gesproken of geschreven woord, gebaren, kleding, tv-beelden en kunstwerken. Als de ontvanger reageert op de boodschap spreken we over een feedback of terugkoppeling. Sociale aspecten. Communicatie is een sociaal proces dat in elk groepsgedrag is terug te vinden. Iedereen heeft andere mensen nodig: de mens is een sociaal wezen. Je communiceert en beïnvloedt daarmee anderen in je omgeving. Als de zender iets anders bedoeld dan de ontvanger interpreteert is er sprake van een communicatiestoornis. Dit heeft te maken met de verschillende referentiekaders. Het referentiekader is het geheel van de persoonlijke normen en waarden, kennis en ervaring. Economische aspecten. Communicatie heeft ook economische aspecten. Bedrijven communiceren via telefoon, fax, e-mail en computernetwerken. Nederland is een informatiemaatschappij, een land waarin de communicatie de basis van veel economische activiteiten is. Informatie is inmiddels het belangrijkste maatschappelijke product geworden. - Soorten communicatie. In ons land hebben we te maken met de volgende soorten communicatie: * Directe en indirecte communicatie. Directe communicatie is face-to-face en indirect niet. * Eenzijdige en meerzijdige communicatie. Eenzijdige communicatie is éénrichtingsverkeer, zoals tv, radio, krant enzovoorts. Meerzijdige communicatie is dat als de deelnemer zowel zender als ontvanger is. * Verbale en non-verbale communicatie. Verbaal wil zeggen dat er gebruikgemaakt wordt van het gesproken of geschreven woord. Non-verbale communicatie is dat de informatie wordt overgebracht via gebaren, symbolen en tekeningen. * Interpersoonlijke- en massacommunicatie. Bij interpersoonlijke communicatie wordt informatie uitgewisseld in een kleine groep, er is sprake van verbale en/of non-verbale feedback. Bij massacommunicatie is de informatie bedoeld voor een groot publiek en vindt plaats met behulp van de massamedia. Massamedia. Onder massamedia verstaan we radio, televisie, kranten, boeken, websites, aanplakbiljetten en films. Iedereen kan kennismaken met de aangeboden informatie. De massamedia heeft een aantal gemeenschappelijke kenmerken: * De informatie is bedoel voor een groot publiek. * De informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk. * De relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk * De communicatie verloopt meestal onzijdig. * Er is weinig feedback en kan niet meteen worden gecontroleerd of de boodschap wordt begrepen. Soorten informatie. De massamedia brengt ongeveer de volgende boodschappen: * Amusement. Quiz- en showprogramma’s, soaps en films * Nieuws. Nieuws in kranten, journaals, actualiteitsprogramma’s * Reclame. Reclame boodschappen. * Meningsvorming. Talkshows, documentaires, ingezonden brieven * Kunst. Toneelstukken, opera’s, festivals * Educatie en onderwijs. Teleac en schooltelevisie
Natuurlijk wordt de informatie wel gemixt. Een oorlogsfilm bijvoorbeeld is amusement, maar er zitten ook educatie-elementen in. - Functies voor het individu. Uit onderzoek naar het mediagebruik komen de volgende functies naar voren: * Een informatieve functie. Informatie, educatie en hulp bij opinie- en meningsvorming. * Een sociale functie. Met andere kunnen meepraten en hun eenzaamheid kunnen verdrijven. * Een recreatieve functie. Ontspanning, gezelligheid, tijdverdrijf, zinvolle vrijetijdsbesteding en het beleven van spanning, sensatie en romantiek. - Functies voor de samenleving. Het mediagebruik is op twee manieren belangrijk voor de samenleving: * De politieke functie v/d massamedia. Voor de standhouding van de democratie. * De socialiserende functie. Voor de cultuuroverdracht. Instandhouding democratie. De politieke functie van de media is belangrijk omdat ze bevestigt dat we in een democratie leven. Vrijheid van meningsuiting is nodig voor burgers om politiek betrokken te kunnen zijn en voor politici om de juiste beslissingen te nemen. Het recht op informatie en om informatie te vergaren en te verspreiden is daarom ook vastgelegd in de grondwet. Cultuuroverdracht. Vooral de televisie draagt sterk bij aan de cultuuroverdracht, omdat in veel tv-programma’s waarden en normen worden overgedragen. · Soorten media - Gedrukte media. In de gedrukte massamedia maken we onderscheid tussen kranten, tijdschriften, huis-aan-huisbladen en boeken. * Kranten brengen nieuwsfeiten aangevuld met achtergrondinformatie en andere praktische gegevens zoals radio- en tv-programma’s, films en beurskoersen. * Tijdschriften brengen verschillende soorten informatie die meestal gericht zijn op één specifieke doelgroep. * Huis-aan-huisbladen brengen plaatselijk en regionaal nieuws. * Boeken zijn te onderscheiden in fictie en non-fictie. Kranten. In Nederland kennen we ongeveer 40 kranten, die zijn te onderscheiden in landelijke en regionale dagbladen. De landelijke dagbladen verschillen van elkaar, dat heeft vooral te maken met de identiteit en de politieke kleur van de krant. Zo zijn er: * Algemene kranten en richtingskranten. Een algemene krant is niet gebonden aan een levensbeschouwelijke of politieke richting. Richtingskranten wel. * Progressieve kranten en conservatieve kranten. Progressieve kranten hechten waarde aan maatschappelijke verandering, zijn vernieuwingsgezind en worden ook wel links genoemd. Conservatieve kranten steunen het gezag en hechten waarde aan tradities. Zij worden ook wel rechts genoemd. * Populaire kranten en kwaliteitskranten. Populaire kranten zijn kranten die zich vooral richten op het grote publiek. Kwaliteitskranten richten zich vooral op het beter opgeleide deel van de Nederlanders. Tijdschriften. Tijdschriften komen eens per week, maand of kwartaal en ze zijn vaak bedoeld voor één bepaalde doelgroep. Het voordeel van een doelgroep is dat een blad precies weet wat ze moeten schrijven en op welk niveau. Bij tijdschriften maken we onder andere onderscheid tussen: * Jongerenbladen. * Familiebladen. * Roddelbladen. * Special-interestbladen. * Vakbladen. * Opiniebladen. * Omroepgidsen. - Audiovisuele media. Met audiovisuele media bedoelen we het communiceren via geluid en bewegende beelden. Deze communicatie is gericht op een groot, anoniem publiek en is meestal onzijdig, omdat er geen sprake is van feedback. De bekendste vormen van audiovisuele media zijn radio, televisie, film en video. Verschillende soorten zenders. We kennen vier soorten televisie- en radiozenders. * Landelijke publieke omroepen. De publieke omroepen vallen onder verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In de Mediawet is vastgelegd dat zij een deel van de zendtijd moeten besteden aan culturele of informatieve programma’s. Publieke omroepen zijn ideële instellingen en zijn niet bedoeld om winst te maken, zij ontvangen hun geld van de overheid en uit het lidmaatschapsgeld van hun leden. Ook krijgen ze een deel van de reclameopbrengsten van de Ster. Publieke omroepen vertegenwoordigen maatschappelijke groeperingen, zoals de katholieke KRO, de protestants-christelijke NCRV, de hervormde VPRO, de socialistische VARA en de algemene AVRO. * Regionale en lokale publieke omroepen. Regionale en lokale omroepen brengen vooral plaatselijk nieuws. De meeste regionale zenders worden gefinancierd uit reclame en uit subsidies van de gemeente of provincie. * Landelijke commerciële omroepen. Commerciële zenders vertegenwoordigen geen maatschappelijke groeperingen. Ze kunnen ook makkelijk populaire programma’s uitzenden, want ze zijn niet verplicht een deel van hun zendtijd aan culturele en informatieve programma’s te besteden. De enige inkomstenbron van de commerciële zenders bestaat uit de opbrengst van reclameboodschappen, dus als die niet hoog genoeg zijn, dan dreigt een zender al snel te verdwijnen. * Buitenlandse omroepen. De publieke omroepen van de ons omringende landen zijn op de meeste tv’s wel te ontvangen. Bijvoorbeeld CNN, die 24 uur per dag nieuws uitzendt, maar ook National Geagraphic en Discovery Channel die programma’s uitzenden over natuur en cultuur. - Nieuw media. Er is veel meer mogelijk geworden met nieuwe massamedia als cd-rom, dvd, het internet, e-mail en sms. Het belangrijkste verschil met de andere media zijn de mogelijkheden tot interactiviteit. Het onderscheid tussen zender en ontvanger dat nog bestaat bij kranten, radio en televisie wordt vervangen door zenders die ook ontvangen en ontvangers die ook zenders kunnen zijn. Zo kun je op internet gemakkelijk muziek downloaden, maar anderen kunnen ook nummers van jouw computer overnemen.
· Hoe komt het nieuws tot stand? - Informatie en nieuws. Nieuws is informatie over recente feiten die nog onbekend zijn bij het grote publiek. Kennis is informatie die bekend is. Kennis en nieuws zijn persoonlijke begrippen. Niet iedereen heeft dezelfde kennis en wat voor de een nieuws is kan voor de andere al bekend zijn. Nog minder dan 1% van het oorspronkelijke nieuwsaanbod komt in de krant terecht. Selectiecriteria om een bericht niet op te nemen zijn onder andere: * Is het nieuwsfeit actueel? * Hoe uitzonderlijk is het bericht? * Is het nieuwsfeit interessant voor de grote groep mensen? * Hoe ingrijpend zijn de gevolgen van de gebeurtenis? * Gaat het over belangrijke of beroemde personen? * Voegt het nieuwsfeit iets toe aan het totaalinzicht in een bepaalde kwestie? * Is er beeldmateriaal bij? Dus aan hoe meer criteria het nieuwsbericht voldoet, hoe hoger de nieuwswaarde. - Waar komt het nieuws vandaan? De identiteit van een massamedium zie je terug in de onderwerpen die de journalisten en redacties selecteren en de wijze van berichtgeving. De keuzes die zij hierbij maken hebben te maken met de manier waarop journalisten en redacteuren de werkelijkheid waarnemen. Dit noemen we selectieve perceptie. Nieuwsbronnen. We kennen de volgende nieuwsbronnen: * Personen en instellingen die uit hun zelf informatie aan journalisten verstrekken. * Nieuwsgaring. Journalisten die zelf op zoek gaan naar het nieuws. * Persbureaus die nieuwsberichten via modem en fax sturen. Op de meeste grote redacties stromen onophoudelijk 24 uur per dag berichten van persbureaus binnen. Persbureaus zijn commerciële bedrijven die een groot aantal correspondenten in dienst hebben om nieuws te verzamelen. Daarnaast kopen zij nieuwsberichten van andere, vaak kleinere persbureaus. De redactie van het persbureau selecteert uiteindelijk welke berichten worden doorgezonden naar de redacties van radio- en tv-zenders en kranten, die geabonneerd zijn op het persbureau. De belangrijkste persbureau’s voor de Nederlandse media zijn: * Het ANP. * Het AP uit Amerika. * Reuters uit Engeland. * AFP uit Frankrijk. * DPA uit Duitsland. Identiteit. De meeste kranten, tijdschriften of omroepen streven naar een duidelijke herkenbare identiteit, die blijkt uit: * De keuze van de onderwerpen door journalisten en de redactie. * De presentatie van het nieuws. * Eigen commentaar en analyses. - Presentatie van het nieuws. Objectiviteit is een beschrijving van feiten en meningen die in overeenstemming is met de werkelijkheid. Nieuws wordt altijd geschreven vanuit een bepaald referentiekader. De persoonlijke waarden en normen, de eigen ervaringen en gewoonten spelen altijd een rol als je iets beschrijft. Daarnaast maken journalisten en de redacties keuzes die nauw samenhangen met de doelgroep waar men voor schrijft of uitzendt. Betrouwbaarheid. Om objectiviteit en betrouwbaarheid zo dicht mogelijk te benaderen, moeten journalisten in ieder geval: * Een scheiding maken tussen feiten en meningen. * Het principe van hoor of wederhoor toepassen. Dus het verhaal van meerdere kanten horen. * Gebruikmaken van verschillende nieuwsbronnen en deze bronnen ook vermelden. * Over kennis van zaken beschikken. Redactiestatuut. Als we de kranten als voorbeeld nemen dan streeft zowel de redactie als directie van een krant ernaar een goed journalistiek product te maken met een flinke oplage. De leiding van een krant is gescheiden in twee aparte verantwoordelijkheden. * De directie is verantwoordelijk voor het zakelijke financiële management. * De redactie heeft de inhoudelijke verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheden kunnen strijdig met elkaar zijn. Als bijvoorbeeld het abonneebestand terugloopt, dan zou de directie druk kunnen uitoefenen om meer ‘populaire’ artikelen te schrijven. Om dit soort conflicten te verkomen is de verhouding tussen directie en redactie vastgelegd in het redactiestatuut. Ook de identiteit van de krant staat in het redactiestatuut beschreven. · De invloed van de media - Beïnvloeding. De invloed van de media is het beste duidelijk te maken met een voorbeeld, daarom bespreken we de manier waarop de media ons een bepaald beeld van de criminaliteit geeft. Het beeld van de criminaliteit. In het algemeen geven de media geen werkelijk beeld van de omvang en soorten criminaliteit. Geweldsmisdrijven en seksuele misdrijven krijgen veel aandacht om ze amusementswaarde hebben en daardoor lezers en kijkers trekken. Door vele berichten wordt de indruk gewekt dat er in Nederland jaarlijks duizenden moorden plaatsvinden, maar in werkelijkheid een paar honderd zijn. In films en stripboeken worden misdadigers vaak als onmensen afgebeeld, die je aan hun uiterlijk zou kunnen herkennen. De angst voor criminaliteit. De media is ook van invloed op onze angst om slachtoffer te worden. Door de vele berichtgeving over delicten zet de mensen aan het denken en hoe meer ze erover praten hoe angstiger ze worden. En als ze dan lezen dat er een conducteur is neergestoken en later horen dat het een man was van Marokkaanse afkomst, dan weten ze weer voor jaren genoeg. Het leidt niet alleen tot angst, maar ook tot discriminatie. Discriminatie begint altijd met het hebben van vooroordelen. - Beeldvorming. De massamedia heeft dus een grote invloed op het beeld dat wij van de criminaliteit en de daders hebben. Daardoor wordt: * Het vooroordeel gekweekt dat het vooral om zware agressieve criminaliteit gaat en veel minder om bijvoorbeeld witteboordencriminaliteit. * De hoeveelheid agressieve criminaliteit veel hoger ingeschat dan het in werkelijkheid is. * Een stereotiep beeld van de misdadiger geven. * Bij de bestrijding van criminaliteit dikwijls alleen gedacht een strengere straffen, soms zelfs de doodstraf. Vooroordelen en stereotypen. Doordat de media een bepaald beeld van de werkelijkheid tonen, bestaat het gevaar dat zij hiermee ook vooroordelen en stereotypen overdragen of zelfs creëren. - Beïnvloedingstheorieën. Er zijn vier theorieën over hoeveel invloed de massamedia heeft op ons gedrag en hoe die beïnvloeding precies in zijn werk gaat: * De injectienaaldtheorie. * De multiple-step-flow-theorie. * De theorie van de selectieve perceptie. * De agendatheorie. De injectienaaldtheorie. In de beginjaren van de massamedia geloofde men in de sterke macht van de zenders, van pers, radio en tv. De media werd gezien als een injectienaald die het publiek ‘druppeltje voor druppeltje’ met bepaalde ideeën kon volspuiten. Volgens deze theorie zou het publiek de boodschap van de massamedia in zijn geheel overnemen en daardoor in staat zijn om de mening en het gedrag van mensen naar de wil van de media te zetten. Dat kan gebeuren op basis van drie dingen: * Propaganda. Dat wil zeggen dat er alleen eenzijdige informatie wordt gegeven met als doel aanhangers voor een standpunt of zaak te winnen. * Indoctrinatie. Dat is het systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde opvattingen en meningen aan het publiek, waardoor het denkpatroon sterk wordt beïnvloedt. * Manipulatie. Het publiek krijgt vervormde informatie over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt. Manipulatie en indoctrinatie hoeven niet altijd negatieve effecten te hebben op het publiek. De multiple-step-flow-theorie. Volgens de theorie van the multiple-step-flow of communication hebben de massamedia meestaal alleen directe invloed. De beïnvloeding verloopt via bepaalde mensen uit onze naaste omgeving, zogenaamde opinieleiders. Dit zijn mensen binnen een bepaalde kring die veel gezag hebben. Het gaat hier dan om twee fasen. In de eerste fase geven de opinieleiders hun mening en in de tweede fase nemen de mensen de mening over van hun opinieleider. De selectieve perceptie. Volgens deze theorie heeft de ontvanger veel meer macht dan in de andere beinvloedingstheorieën. De ontvanger bepaalt zelf door selectief waar te nemen hoe en door wie hij wordt geïnformeerd en dus ook beïnvloedt wil worden. Volgens deze theorie worden mensen niet gewelddadig van geweldfilms, maar kijken zij naar geweldfilms omdat zij houden van geweldfilms. De agendatheorie. Deze theorie benadrukt dat de media niet bepaalt hoe de mensen denken, maar hooguit waarover de mensen denken en met elkaar praten. Als de media veel aandacht besteed aan aids, dan wordt er veel gesproken over aids door de mensen. Door de informatie van de media zet het de mens aan het denken en pas hierna wordt een mening gevormd. · De media en de overheid - Uitgangspunten. De media is grotendeels onafhankelijk van de overheid. Alleen om het algemeen belang van de media te garanderen treedt de overheid som wel actief op, vanuit de volgende uitgangspunten: * Het goed functioneren van de democratie. * De vrijheid van meningsuiting. * De bescherming van de pluriform aanbod. Functioneren van de democratie. Voor een goed functionerende democratische samenleving is betrouwbare informatie noodzakelijk. Goede informatie zorgt voor meer politieke betrokkenheid van burgers. Vrijheid van meningsuiting. In landen zonder persvrijheid kunnen journalisten de burgers niet goed informeren, politici niet controleren en kritiek geven op de overheidsbeslissingen. In onze democratie is de vrijheid van meningsuiting daarom ook vastgelegd in de grondwet. Vrijheid van meningsuiting houdt ook weer niet in dat je alles mag publiceren. Je mag geen discriminerende uitlatingen publiceren en ook onware, opruiende en onzedelijke publicaties of uitzendingen zijn verboden. Hieruit blijkt dat de vrijheid van meningsuiting dus gebonden is aan regels. Pluriformiteit. Met pluriformiteit wordt bedoeld dat er allerlei verschillende kranten, tijdschriften, omroepen, zenders en internetbedrijven aanwezig zijn. De overheid wil deze pluriformiteit beschermen, zodat het publiek verschillende soorten informatie krijgt om die met elkaar te kunnen vergelijken. - De overheid en de media. Over het algemeen bemoeit de overheid zich met radio en televisie dan met de andere media. Gedrukte media. De houding van de overheid tegenover de gedrukte pers wordt gekenmerkt door twee tegengestelde principes: * Het vrijemarktprincipe, dat wil zeggen dat het bestaansrecht van bladen wordt overgelaten aan de vraag of er voldoende behoefte aan is. * Bescherming van de pluriformiteit, dat wil zeggen dat de overheid ervoor zorgt dat er voldoende bladen met een duidelijk verschillende ‘kleur’ te krijgen zijn
Nieuwe media. Internetproviders en de aanbieders van nieuws, informatie of andere diensten via internet werken volgens het vrijemarktprincipe. Omdat iedereen zelf een website kan beginnen, komt de vrijheid van meningsuiting en bescherming van de pluriformiteit niet in gevaar. De overheid bemoeit zich dan ook nauwelijks met de nieuwe media. Alleen om de ‘digitale snelweg’ voor iedereen bereikbaar te maken, heeft de overheid enkele maatregelen getroffen: * Subsidies aan scholen om kinderen wegwijs te maken met computers. * Belastingmaatregelen om burgers in staat te stellen computers aan te schaffen. * Cursussen om personeel om te scholen. - De overheid en de omroepen. De overheid bemoeit zich veel meer met de omroepen en de programma’s die ze uitzenden, omdat de omroepen een heel andere geschiedenis hebben. Gesloten omroepbestel. In de twintigste eeuw zijn de oproepen opgericht. De overheid gaf in twintigste eeuw toestemming voor de oprichting van radio-omroepen. Maar alleen als deze niet commercieel zouden zijn, ze mochten dus geen winst maken. Daarom kregen zij de vorm van een vereniging of stichting. Zij kregen pas toestemming om te zenden als zij aan bepaalde voorwaarden voldeden. Deze werden vastgesteld in de Omroepwet. Vijf omroepen kregen een zendmachtiging: AVRO, KRO, NCRV, VARA en VPRO. Hierna werden gedurende bijna veertig jaar geen nieuwe omroepen toegelaten. In vergelijking met andere Europese landen heeft Nederland veel omroepen, omdat er tachtig jaar geleden een sterke verzuiling bestond. Het maatschappelijk leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen. Zo hadden de belangrijkste kerken en politieke richtingen hun eigen scholen, sportverenigingen en vakbonden, maar ook kranten en omroepen.De katholieken hadden de KRO en de Volkskrant, de protestants-christelijke de NCRV en Trouw en de socialisten hadden de VARA en het Parool. Deze media waren de spreekbuis van hun zuil en hadden een belangrijke taak in het bijeenhouden van de aanhang.Vanaf eind jaren vijftig deed een proces van ontzuiling zijn intrede. Mensen kregen minder behoefte om hun hele leven te laten bepalen door hun geloofs- of levensovertuiging. Open omroepbestel. Het aantal omroepen werd steeds uitgebreid, doordat er meer zendtijd kwam en er televisiereclame werd toegestaan, de Ster. In 1969 werd de omroepwet gewijzigd, zodat het omroepsysteem veranderde van een gesloten in een open bestel. Hierdoor kwam er ruimte voor nieuwe omroepen zoals Veronica en TROS. De ontwikkeling om meer kijk- en luistercijfers te krijgen noemen we de vertrossing, omdat de TROS ermee was begonnen. Duaal omroepbestel. In 1988 werd de Omroepwet vervangen door de eerste Mediawet. Nederlandse commerciële zenders waren nog steeds verboden, maar buitenlandse bedrijven kregen vanwege een bepaling uit het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens vrije toegang tot de kabel. In 1989 startte de buitenlandse televisiezender RTL4 met programma’s die gericht waren op Nederland, gevolgd door RTL5, MTV en TMF. Onder druk van deze ontwikkelingen besloot de Nederlandse overheid de Mediawet te wijzigen waardoor commerciële zenders ook vanaf Nederlands grondgebied via de kabel hun programma’s mochten aanbieden. Hiermee was het duaal omroepbestel een feit: naast publieke omroepen als AVRO, VARA en VPRO waren vanaf dat moment ook commerciele zenders als RTL4 en SBS6 wettelijk toegestaan. - De mediawet. Er is wettelijk vastgelegd aan welke eisen een omroep of zender moet voldoen om een uitzendvergunning te krijgen of te behouden. Mediawet en de publieke omroep. Hier enkele wetsbepalingen uit de Mediawet van 2002 die vooral betrekking hebben op de publieke omroepen: * Een publieke omroep moet de vorm hebben van een vereniging of een stichting en heeft tot taak pluriforme programma’s te verzorgen. * De televisiezendtijd wordt gebruikt voor een volledig programma. Jaarlijks moet 25% besteed worden aan cultuur, 35% aan informatie en educatie. Op elk net mag ten hoogste 25% besteed worden aan amusement en de resterende 15% mag naar eigen inzicht worden ingevuld. * Een omroep moet ten minste 50% van de tv-zendtijd besteden aan programmaonderdelen die kunnen worden aangemerkt als Europese producties. * Een beginnende publieke omroep moet 50.000 betalende leden hebben, een volledig erkende publieke omroep moet ten minste 300.000 leden hebben. * Geestelijke en kerkelijke genootschappen, maatschappelijke organisaties en politieke partijen kunnen zendtijd toegewezen krijgen, zonder dat zij leden hebben. Mediawet en reclame. De bovenstaande bepalingen hebben dus geen betrekking op commerciële zenders. Toch moeten zij zich houden aan de volgende bepalingen die vooral betrekking hebben op reclame: * De eerste bepaling geld alleen voor de publieke omroepen. De Ster verzorgt de reclames voor de gezamenlijke publieke omroepen. De winst draagt de Ster af aan de overheid, die op haar beurt een deel van de reclameopbrengsten over deze omroepen verdeeld. * Gemiddeld mogen de publieke omroepen niet meer dan 6,5% van hun zendtijd besteden aan reclame. Daarbij geldt een maximum van twaalf minuten reclametijd in één uur. De publieke omroepen mogen alleen reclameblokken uitzenden tussen de programma’s in, met uitzondering van bepaalde evenement zoals voetbalwedstrijden. De commerciële zenders mogen ook tijdens programma’s reclamespots laten zien, zolang het om een herkenbaar reclameblok gaat van ten minste twee minuten. In totaal mag de commerciele omroep 15% van de zendtijd besteden aan reclame, conform de Europese televisierichtlijnen. * Sponsoring is toegestaan voor culturele programma’s en voor een verslag of weergave van een sportevenement. Sponsornamen mogen alleen aan het begin en aan het einde van een programma worden vermeld. Sponsoring is verboden voor programma’s die geheel of gedeeltelijk bestaan uit nieuws, actualiteiten of politieke informatie of die bestemd zijn voor jongeren. * Sluikreclame is verboden. Het is dus niet toegestaan om doelbewust een product of een productnaam te tonen of te noemen, zonder dat het publiek weet dat het om reclame gaat. Denk aan soapsterren, die gezellig bier van een bepaald merk drinken en zeggen dat het heerlijk smaakt, of aan een pakje sigaretten dat duidelijk in beeld komt met de opmerking er ook een op te steken.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.