Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Immigratieproces naar NL - 20e eeuw

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 3281 woorden
  • 24 november 2004
  • 84 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
84 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdvraag: Wanneer begon het immigratieproces naar Nederland en hoe verliep het? Deelvragen: - 1. Wat was/waren de belangrijkste ontwikkeling(en) waardoor de eerste groepen immigranten naar Nederland kwamen (en wanneer was dat?) - 2. Hoe ging het na de tweede wereldoorlog verder? - 3. Hoe reageerde Nederland op al deze immigranten? - 4. Wat deed de overheid met al deze immigranten? - 5. Hoe ging het de decennia daarna verder met het immigratieproces (jaren ’80 en ’90)? - 6. Hoe is het tegenwoordig en wat zijn de voorspellingen voor de toekomst? Hypothese Wanneer begon het immigratieproces naar Nederland en hoe verliep het? Dat het immigratieproces naar Nederland in de 20e eeuw is ‘begonnen’, is al duidelijk (daar heb ik het onderwerp op uitgekozen). Ik heb “begonnen” tussen aanhalingstekens, omdat er altijd al mensen immigreerden, maar in de 20e eeuw werd Nederland een immigratieland en zijn er vele ‘ups en downs’ geweest in het immigratieproces. Eind jaren ’20 was er een economische crisis. Ik verwacht dat deze crisis ook invloed heeft gehad op het immigratieproces. Ik denk dat na de tweede wereldoorlog (de gastarbeiders) en na de onafhankelijkheid van Suriname erg veel immigranten naar Nederland zijn gekomen. De laatste decennia zijn het aantal immigranten (weer) sterk toegenomen, vanwege onrustigheden en economische onstabiliteit in andere landen. De overheid is op dit moment bezig met beslissingen nemen over wie wel of niet in Nederland mogen blijven, en aan welke eisen zij moeten voldoen om in Nederland te mogen blijven (integratieproces).
Deelvraag 1: Wat was/waren de belangrijkste ontwikkeling(en) waarom de eerste groepen immigranten naar Nederland kwamen (en wanneer was dat?) In 1914 begint de eerste Wereldoorlog. Nederland was tijdens de eerste Wereldoorlog neutraal; de oorlog woedde buiten de Nederlandse grenzen. In West Europa liep de frontlinie van de Belgische kust tot aan de Zwitserse grens. Wanneer de Duitse troepen België binnenvielen, komen talloze Belgische vluchtelingen naar Nederland. Ook uit andere West Europese landen kwamen vluchtelingen naar Nederland. Na de eerste Wereldoorlog heerste in Duitsland grote armoede. Veel vrouwen uit Duitsland kwamen naar Nederland om hier te werken. In 1929 was er een economische crisis. Deze crisis was ontstaan in de Verenigde Staten. De economie ging er begin jaren 20 geweldig. Alleen met de landbouw, textiel industrie, de kolenmijnen en de spoorwegen ging het niet zo goed. Na de eerste wereldoorlog nam de VS een groot deel van de productie van landbouwproducten op zich, om de Europese landen de kans te geven zich weer op te bouwen. Boeren gingen meer verbouwen en produceren om dit naar Europa te exporteren. Zij sloten hier leningen voor af. Na verloop van tijd kwam de productie in Europa weer op gang en zaten Amerikaanse boeren met overschoten die ze niet meer kwijt konden. Veel boeren gingen failliet en konden hun leningen niet meer terug betalen aan de banken die op deze manier hun geld kwijtraakten. Op de beurs ging het wel goed en daar wilde de boeren (en ook andere ‘gewone’ mensen) van profiteren. Velen gingen (meer) geld lenen en kochten aandelen. Zodra ze genoeg winst hadden verkochten ze deze aandelen weer. Van het geld betaalden ze de leningen af, en de rest hielden ze. In de zomer van 1929 waren de eerste dalingen te zien. Men wist niet hoe snel ze hun aandelen weer kwijt moesten. Dalingen waren er in de jaren 20 niet geweest en men wist niet hoe ze ermee om moesten gaan. Hierdoor daalden de koersen nog meer, en gingen nog meer mensen hun aandelen verkopen enz. Op 29 oktober dat jaar stortte de beurskoersen in. Banken hadden geen reserves meer omdat de boeren die failliet waren gegaan hun leningen niet terug konden betalen. Diegenen die zijn aandelen nog niet verkocht had deed dat nu. Ze haalden hun geld van de bank om het niet kwijt te raken. Daardoor gingen vele banken failliet. Mensen werden ontslagen omdat eigenaren van bedrijven hen niet meer konden betalen. De meeste Amerikanen dachten dat dit een tijdelijke crisis zou zijn, maar de crisis hield langer aan dan verwacht. Gevolgen voor Europa waren dat ze geen leningen meer kregen van de VS om de landen op te bouwen. Hierdoor kwam Europa ook nog eens in de problemen, er kwamen ook veel werklozen. De VS voerde ook grote importheffingen op buitenlandse producten om op die manier te proberen de productie in eigen land weer op gang te krijgen. Europa bleef hierdoor met haar producten zitten. Vanaf 1929 kreeg Nederland dus ook met de economische crisis te maken. Het aantal immigranten nam de jaren na 1929 dan ook sterk af. Men verwachtte niet een goed leven op te kunnen bouwen in een land dat in een economische crisis verkeerde. Deelvraag 2: Hoe ging het immigratieproces na de tweede wereldoorlog verder? Nederland was na de tweede wereldoorlog helemaal verwoest en dat moest weer opgebouwd worden. De overheid spoorde mensen aan om hard te werken voor het herstel. Deze periode (ook wel ‘wereldopbouw’ genoemd) duurde tot 1960. Voor Nederland brak een gouden tijd aan en de welvaart ging erg goed. Nederland had handen te kort en zocht werknemers. Rondom de Middellandse Zee heerste grote werkloosheid. Dit kwam door de snelle bevolkingsgroei. Nederland zocht hun werknemers toen vooral in Turkije en Marokko. In de jaren zestig kwamen jaarlijks tussen de 2 en 5 duizend Marokkanen naar Nederland. Ook kwamen veel gastarbeiders uit Duitsland, Polen, Slovenië en Italië. In 1949 recruteerde Nederland de eerste Italianen. In de jaren ’60 kwam de moderne, industriële arbeidsmigratie pas goed op gang. Er kwamen wervingscontracten tussen Nederland en de mediterrane landen: in 1960 met Italië, in 1961 met Spanje, in 1964 met Turkije en in 1969 met Marokko. Velen dachten dat deze groep ‘economische immigranten’ tijdelijk zou blijven en daarom kregen zij de naam ‘gastarbeiders’. Deze gastarbeiders (alleen mannen) kregen een éénjarig contract en lieten hun vrouw en kinderen achter. Werkgevers moesten een aanvraag voor buitenlandse werknemers indienen bij het ministerie van Sociale zaken. Het ministerie stuurde dat door naar het wervingskantoor in het betreffende land. Naast de kerk en de particuliere organisaties, die voor opvang moesten zorgen, moesten werkgevers de werknemers huisvesten, kostgeld betalen, de reis vergoeden en de vakanties thuis mogelijk maken. De werkgevers vonden dit een slecht systeem, omdat ze hiernaast ook elk jaar de nieuwe gastarbeiders moesten inwerken en dit kostte allemaal veel geld. Ook vond met het onmenselijk om een man uit zijn gezin te halen. Vanaf 1970 kon de man zijn vrouw en kinderen over laten komen en de situatie veranderde meteen. Nederland werd een ‘multiculturele samenleving’. In tien jaar steeg het aantal Marokkanen in Nederland van 10.000 naar 100.000 in 1983. Omdat het in Marokko steeds slechter ging (primaire producten werden erg duur, Marokkanen kwamen in opstand maar de overheid besteedde er geen aandacht aan), gingen deze gastarbeiders niet meer terug naar Marokko. In 1948 werd Nederlands-Indië onafhankelijk. In de jaren ’50 kwamen erg veel inwoners van Indonesië naar Nederland: ongeveer 100.000 mensen. In de periode 1950-1959, was 51,5 % van de immigranten afkomstig van Indonesië. Sommigen van de immigranten tussen ’45 en ’59 waren Nederlandse Indiërs die een Nederland paspoort hadden en zich nu in Nederland wilden vestigen. Maar het waren vooral Chinezen. Zij wisten veel van de culturen en de keukens van Azië en zo vonden ze een gat in de markt. Ze richtten veel Chinese restaurants op. Ook zij lieten hun familie overkomen. Het koloniale verleden van Nederland heeft nog een belangrijke rol gespeeld in de immigratie. Want er kwamen ook veel immigranten vanuit Nederlandse Antillen en Aruba. Zij zagen in Nederland een betere toekomst voor zichzelf. Volgens het Koninkrijksstatuut van 1954 is Suriname onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden en bestaat er vrij verkeer van personen tussen de landsdelen. Rond midden jaren ’60 groeide het aantal immigranten vanuit Suriname, met name vanwege de economische groei in Nederland. Maar voor 1970 was het aantal Surinamers in Nederland nog wel klein. Bij parlementsverkiezingen in Suriname in 1973 haalde de Nationale Partij-kombinatie (NPK) de overwinning. Arron, voorzitter van de NPS en de NPK, vormde een nieuwe regering, die aankondigde het land voor eind 1975 onafhankelijk te willen maken. Veel Surinamers, die voor de toekomst van Suriname vreesden, kwamen naar Nederland. De onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 zorgde voor een ‘explosie’ van immigranten in Nederland. Surinamers kregen vijf jaar de tijd om naar Nederland te verhuizen als ze dat wilden. Er werd goed gebruik gemaakt van deze gelegenheid: tienduizenden Surinamers kwamen naar Nederland. Het ging in deze tijd in Nederland niet goed met de economie, en ondanks dat veel Surinamers goed geschoold waren, konden ze geen werk vinden. Vanaf 1960 immigreerden er meer mensen naar Nederland dan er Nederlanders naar het buitenland emigreerden. Deelvraag 3: Hoe reageerde Nederland op al deze immigranten? In eerste instantie was Nederland blij met de gastarbeiders, ze waren immers gunstig voor de economie. De eerste grote verandering die plaatsvond was dat deze gastarbeiders hun gezin konden laten overkomen. Maar in de jaren ’70 ging het slecht met de economie, nieuwe arbeiders werden niet meer gezocht en degene die zelf kwamen mochten niet meer komen werken. Veel Marokkaanse en Turkse arbeiders raakten hun baan kwijt, Surinamers konden geen werk vinden en zo kwamen ze in de WAO terecht. Er ontstonden achterstandswijken waar Marokkanen, Turken of Surinamers bij elkaar bleven wonen, want ze spraken dezelfde taal, hadden dezelfde sociale en culturele waarden en ze hadden dezelfde godsdienst. De Chinesen woonden wel ‘verspreid’. Vele Marokkaanse en Turkse winkeltjes ontstonden en er werden moskeeën gebouwd. Ook kwamen er Chinese restaurants. Nederlanders begonnen zich bedreigd te voelen door al deze buitenlanders. Het ‘discrimineren’ kwam opzetten. Toch bleven immigranten komen, want er waren nog wel werkgevers die behoefte hadden aan goedkope arbeidskrachten (vooral in de textiel en de landbouwsector). Ze werden ‘illegalen’ genoemd, omdat ze niet meer in Nederland mochten blijven, maar dat wel deden. Ze hadden geen rechtspositie. De groep illegalen werd nog groter door asielzoekers die geen recht hadden op vestiging in Nederland. In de jaren ’80 steeg de vluchtelingenstroom over de hele wereld (vooral om oorlog, honger en onderdrukking). Een klein deel hiervan vroeg politiek asiel aan, maar niet iedereen werd toegelaten. Zij moesten weer over de grens, maar omdat velen dat niet deden werd de groep illegalen steeds groter. Deelvraag 4: Wat deed de overheid met al deze immigranten? De regering heeft het erg moeilijk gehad met de beslissingen die ze moest nemen betreffende de immigranten die in Nederland een nieuw leven zochten. Bijna alle Europese landen wilden eigenlijk geen immigranten in hun land opnemen, omdat ze vaak ziek en ongeschoold waren (dus niet in staat om te werken). Nederland probeerde zo veel mogelijk vreemdelingen bij de grens aan te houden, en als ze toch Nederland in kwamen (illegaal) werden ze in de gevangenis gezet. Of je toegelaten werd hing af van het soort vluchteling je was. Toen er in 1950 een grote stroom Oost-Europese vluchtelingen naar Nederland kwam, was het voor de regering moeilijk om te beslissen of ze hen wel of niet toe zouden laten, vanwege de Koude Oorlog. Nederland was bang voor communistische spionnen. Ook dacht de regering dat de Oost-Europese vluchtelingen ‘economische gelukszoekers’ waren, dat ze alleen kwamen om hun leven te beteren en niet omdat ze politieke vluchtelingen waren. Ook werden veel buitenlanders geweigerd omdat de regering overbevolking wilde voorkomen. In 1973, het jaar van de oliecrisis, werd er een wervingsstop ingesteld voor werknemers uit het Middellandse-Zeegebied. Vanwege de verslechterde economie kwamen er steeds minder arbeidsmigranten naar Nederland. Er mochten alleen nog maar mensen uit andere lidstaten van de Europese Unie of uit IJsland of Noorwegen in Nederland komen werken. Voor andere landen wordt alleen een uitzondering gemaakt als bepaalde bedrijven te weinig personeel konden vinden. Zo komen bijvoorbeeld veel Filippijnse verpleegster in Nederlandse ziekenhuizen werken. Legale arbeidsmigratie vanuit Marokko (en andere wervingsgebieden) was nauwelijks meer mogelijk. Maar nog steeds lieten immigranten hun familieleden overkomen: de immigratie uit Marokko bleef in de jaren zeventig stijgen, mede door het proces van gezinshereniging.
Deelvraag 5: Hoe ging het de decennia daarna verder met het immigratieproces? In de jaren tachtig en negentig kwam de immigratie steeds meer in het teken te staan van gezinsvorming: buitenlanders die met Nederlanders gingen trouwen of samenwonen konden in Nederland blijven wonen. Opnieuw kwamen veel Surinamers naar Nederland, omdat het met Suriname bergafwaarts ging. In de jaren tachtig en negentig kwamen voornamelijk vluchtelingen naar Nederland. In heel West-Europa leidde dit tot sociale spanningen, soms zelfs tot rassenrellen. Er werden ook rechts-nationalistische partijen opgericht. Ook in Nederland kwamen dit soort relletjes voor. In de jaren negentig kwamen nog meer asielzoekers uit verschillende werelddelen naar Nederland. De samenstelling van de groep (asiel)migranten wisselde sterk. In het begin van de jaren negentig waren veel van de immigranten afkomstig uit Somalië, eind jaren negentig waren zij afkomstig uit Afghanistan en Irak. Ook kwamen veel asielzoekers uit voormalig Joegoslavië, Iran en de voormalige Sovjet-Unie richting Nederland. Deelvraag 6: Hoe is het tegenwoordig en wat zijn de voorstellingen voor de toekomst? Zo’n 145 000 Marokkanen, 160 000 Turken en 390 000 niet-westerse allochtonen (uit andere landen dan Turkije, Marokko, Suriname en de Antillen en Aruba) zijn tussen 1972 en 2001 naar Nederland gekomen. Velen van deze immigranten zijn inmiddels ook weer teruggekeerd, in totaal zo’n 45% van de vanaf 1972 binnengekomen immigranten. Rond de 35% van de Turken (vanaf 1972 naar Nederland gekomen) zijn weer teruggekeerd. Tegenwoordig komen veel migranten uit Angola, Siërra Leone en de voormalige Sovjet-Unie. De immigratie vanuit de Nederlandse Antillen is teruggelopen van meer dan tienduizend in 2000 naar minder dan zesduizend in 2002. Voor de lange termijn wordt verondersteld dat jaarlijks vijfduizend immigranten vanaf deze eilanden zullen komen. Dit is ongeveer gelijk aan het gemiddelde niveau tussen 1873 en 1997. Het aantal migranten uit Suriname ligt de laatste jaren met iets meer dan 3duizend op een stabiel niveau. Dat blijft waarschijnlijk zo. Niet-westerse immigranten blijven vaak permanent in Nederland wonen. Van de niet-westerse immigranten die in 1995 naar Nederland kwamen, woont nog driekwart in Nederland. Waarschijnlijk zal het aantal niet-westerse emigranten langzaamaan afnemen, maar daarna weer toenemen tot 25duizend per jaar. Door de daling van de asielmigratie zullen op termijn 7 000 Afrikanen (exclusief Marokkanen) naar Nederland komen. Dat is minder dan de helft van het aantal dat in 2001 naar Nederland kwam. Ook het aantal Aziatische immigranten zal dalen. Wel wordt verwacht dat in toenemende mate arbeidsmigranten uit Azië zullen komen. Er wordt verwacht dat jaarlijks 4 000 Turken en 4 000 Marokkanen naar Nederland komen. Voor hen is vooral gezinshereniging en gezichtsvorming een belangrijke reden om naar Nederland te komen. Vooral jonge Turken en Marokkanen zoeken vaak hun huwelijkspartner in het land van herkomst. Het aantal arbeidsmigranten uit westerse landen zal op termijn geleidelijk toenemen. Een sterke stijging wordt niet veracht, omdat ook andere westerse landen vanwege de vergrijzing van de bevolking te maken hebben met krapte op de arbeidsmarkt. Vanwege de steeds soepeler regelgeving binnen de Europese Unie, wordt verwacht dat het aantal westerse immigranten op termijn zal toenemen, tot 57duizend per jaar. De daling die op dit moment gaande is vanwege de slechte economische situatie zal waarschijnlijk enkele jaren aanhouden. Bovenstaande informatie heb ik op verschillende internetsites gevonden. Ook het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft een toekomstprognose gegeven m.b.t. de immigratie naar Nederland vanuit het geboorteland van de immigrant. De cijfers van het CBS zijn erg verschillend met de cijfers die ik op andere internetsites gevonden heb. In de tabel (zie volgende bladzijde) zijn de jaarprognoses opgenomen van de immigratie naar Nederland tussen 2010 tot 2050. Het CBS verwacht dat de stroom immigranten vanaf 2020 op een niveau zal blijven van ongeveer 130 000 immigranten per jaar. Uit de cijfers blijkt dat het CBS verwacht dat het aantal immigranten uit de ‘traditionele Nederlandse immigratielanden’ (Marokko, Nederlandse Antillen, Aruba, Suriname, Turkije en Indonesië) niet zal stijgen. Het CBS verwacht dat het aantal immigranten uit de niet-westerse landen wel zal toenemen. De stijgingen en dalingen die het CBS verwacht, zijn allemaal erg klein. Over het algemeen denkt het CBS dat er niet veel tot zeer weinig zal veranderen in het immigratieproces. Hoofdvraag: Wanneer begon het immigratieproces naar Nederland en hoe verliep het? Op deze secundaire bron, een grafiek over de immigratie, is te zien hoe het immigratieproces is verlopen. Met behulp van deze grafiek heb ik de hoofdvraag beantwoord: de antwoorden op mijn deelvragen moeten overeenkomen met deze grafiek. De eerste opvallende stijging van het aantal immigranten is rond 1914. Toen begon de eerste wereldoorlog, waarin Nederland neutraal bleef. Veel West Europeanen kwamen naar Nederland (Er kwamen vooral veel Belgen). In 1918 was deze eerste wereldoorlog afgelopen; er is in de grafiek dan een sterke daling te zien. Voor 1929 kwamen opnieuw stromen immigranten. Er heerste rond die tijd in Duitsland veel armoede. Veel Duitsers kwamen naar Nederland, om hier te gaan werken. Na dit jaar is weer een sterke daling te zien. Nederland verkeerde nu, net als de rest van de wereld, in de economische crisis en het was daarom niet aantrekkelijk om een nieuw bestaan in Nederland op te gaan bouwen. Deze crisis was begonnen in Amerika. Het ging daar erg goed op de beurs: de aandelen stegen erg snel en de ‘gewone’ mens wilde hier natuurlijk graag van profiteren. Vaak gingen ze geld lenen, om vervolgens met dit geld aandelen te kopen. Ze verkochten deze aandelen later door, en dan betaalden ze hun leningen af en dan hielden de winst die ze gemaakt hadden. In de zomer van 1929 waren de eerste dalingen op de beurs te zien: de mensen wisten niet hoe snel ze hun aandelen moesten verkopen. Hierdoor daalde de beurs nog meer, waardoor nog meer mensen hun aandelen gingen verkopen. Op 29 oktober 1929 stortte de beurskoersen in. Veel mensen kwamen in de schulden. Tussen 1940 en 1945 kwamen zeer weinig mensen naar Nederland. Dit is te verklaren door de tweede wereldoorlog, die in die periode woedde. Omdat Nederland in oorlog was, dus was het voor buitenlanders niet aantrekkelijk om hier te komen wonen. Na 1945 is op de grafiek weer een enorme stijging te zien. De tweede wereldoorlog was afgelopen en Nederland lag in puin en moest natuurlijk weer opgebouwd worden. Nederland zocht, om de industrie draaiende te houden, dringend werknemers. Omdat deze in Nederland niet genoeg te vinden waren, ging Nederland op zoek naar werknemers uit het buitenland. Zo kwamen veel ‘gastarbeiders’ naar Nederland, die een contract kregen om hier één jaar te mogen werken. Een aantal jaar later steeg het aantal immigranten weer. Nederlands-Indië is in 1948 onafhankelijk geworden, en er kwamen toen erg veel Nederlands-Indiërs en Chinezen naar Nederland, die verwachtte hier een beter bestaan op te kunnen bouwen dan in Nederlands-Indië De wederopbouw duurde tot de 1960. Nog steeds kwamen veel gastarbeiders naar Nederland. Bedrijven lieten nu ook wel eens vrouwen van de gastarbeiders voor zich werken. Er kwamen wervingscontracten tussen Nederland en de mediterrane landen: met Italië (1960), Spanje (1961), Turkije (1964) en Marokko (1969). Deze gastarbeiders zouden voor één jaar in Nederland blijven om te werken, maar dit kostte de werkgevers erg veel geld. Zij moesten namelijk de werknemers huisvesten, kostgeld betalen, de reis vergoeden en vakanties naar hun thuis land mogelijk maken. ‘Gastarbeiders’ gingen niet meer altijd terug naar hun land van herkomst. Omdat het voor de werkgevers zo duur was elk jaar nieuwe gastarbeiders te moeten ontvangen, wilden zij liever vaste werknemers. Het werd voor de immigranten vanaf 1970 mogelijk hun vrouw en kinderen over te laten komen. Dit verklaard het stijgende aantal immigranten rond 1970. Suriname werd op 25 november 1975 onafhankelijk. Vanaf dat de onafhankelijkheid aangekondigd werd, kwamen veel Surinamers naar Nederland. Eerst waren het Surinamers die van te voren al voor de toekomst van hun land vreesden. Toen het land ook echt onafhankelijk werd, kwamen enorme stromen immigranten naar Nederland. In de jaren ’80 steeg de vluchtelingenstroom over de hele wereld, vooral om oorlog, honger en onderdrukking. Een klein deel hiervan vroeg politiek asiel aan, maar niet iedereen werd toegelaten. Velen die niet toegelaten werden of geen asiel aangevraagd hadden bleven in wel in Nederland (dit gebeurde in veel landen). De groep ‘illegalen’ steeg. In de jaren ’90 kwamen veel asielzoekers uit Somalië, Afghanistan, Irak, Joegoslavië, Iran en de voormalige Sovjet-Unie. In de laatste decennia stond het immigratieproces ook in het teken van gezinsvorming.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.