Welvaartsverschillen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 5573 woorden
  • 25 juni 2004
  • 31 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
31 keer beoordeeld

We wilden weten wat de overheid er aan doet om de welvaartsverschillen te verkleinen, wat de hulporganisaties er aan doen, en wat de bevolking er aan doet en wat de bevolking er van vindt, dus hebben we ook nog een enquête afgenomen. We hebben besloten om hoofdstukken te maken over de bevolking, de overheid en over de hulporganisaties, en zo hebben we de hoofd- en deelvragen en de hoofdstukkenindeling gemaakt. Onderzoeksvraag: Wij hebben gekozen voor de volgende hoofd- en deelvragen: Hoofdvraag: • Wat doet Nederland eraan om de welvaart beter te verdelen, en hoe denken de mensen in Nederland daarover? Deelvragen: • Hoe gaat de overheid met welvaartsverschillen om? (hoofdstuk 1) • Hoe effectief zijn de hulporganisaties en hoe worden zij beïnvloed? (hoofdstuk 2) • Hoe probeert de bevolking te helpen welvaartsverschillen te verminderen? (hoofdstuk 3) • Hoe denkt de bevolking over de verdeling van de welvaart, en over het beleid van de overheid hierin? (hoofdstuk 3) Onderzoeksmethode: Wij hebben gekozen voor een natuurwetenschappelijk artikel. Eerst zijn we op zoek gegaan naar een onderwerp, toen we dat hadden zijn we een hoofdvraag gaan formuleren. En daarna hebben we deze opgesplitst in drie deelvragen. Iedereen is toen informatie gaan zoeken die we nodig zouden kunnen hebben. Toen hebben we alledrie apart één hoofdstuk gemaakt waarin we één deelvraag beantwoorden. Als bronnen hebben we eigenlijk alleen internet gebruikt. We hebben nog wel naar verschillende organisaties/instituten een e-mail gestuurd om zo ook informatie te verkrijgen. Maar dit ging ook via de website van deze organisaties/instituten.
Hoofdstuk 1: Hoe gaat de overheid met welvaartsverschillen om? Nederland is een relatief rijk land. Daarom voelt de Nederlandse regering zich verplicht om arme landen te helpen. De regering zou natuurlijk het liefst de armoede overal uit de weg helpen. Maar wij zijn maar een klein landje en er zijn veel arme landen. We moeten dus kiezen, en dat levert problemen op. De regering moet kiezen met welke landen ze gaan samenwerken en waar. Waar helpen? Het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelt ontwikkelingshulp. Er is een speciale minister benoemd om uit te zoeken waar, hoe en wanneer geholpen moet worden. Deze minister is Agnes van Ardenne. Voor ontwikkelingssamenwerking is een vast budget gereserveerd van 0,8 procent van het Bruto Nationaal Product. In 2003 was dat ongeveer 3,8 miljard euro. Dit is een redelijk bedrag maar er moet goed gekozen worden waar hoeveel naartoe gaat. Daarom zijn er een paar belangrijke dingen waar het ministerie op let: • waar is de hulp het meeste nodig, dus waar heerst de meeste armoede • de ontvangende regering moet in staat zijn de hulpeuro’s behoorlijk te besteden • Nederland kijkt ook naar andere donoren. Heeft het nut om hulp te geven als heel veel anderen dat ook al doen? Waar zijn ‘we’ goed in? Waar heeft de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking de meeste ‘toegevoegde waarde’? Lettend op al deze criteria heeft Nederland de lijsten met landen die in aanmerking komen kritisch bekeken. Zo zag men bijvoorbeeld dat er geen duidelijk onderscheid was tussen landen die alleen voor milieuhulp in aanmerking kwamen, hulp uit het programma voor bestuur, mensenrechten en vredesopbouw en ook landen die in aanmerking kwamen voor al deze dingen. Daarom zijn al deze lijsten samengevoegd tot één lijst met partnerlanden. Nederland heeft zo 36 partnerlanden waar ze ontwikkelingsgeld besteedt via de overheid van het ontwikkelingsland. Deze 36 landen zijn: Afghanistan, Albanië, Armenië, Bangladesh, Benin, Bolivia, Bosnië-Herzegovina, Burkina Faso, Colombia, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Georgië, Ghana, Guatemala, Indonesië, Jemen, Kaapverdië, Kenia, Macedonië, Mali, Moldavië, Mongolië, Mozambique, Nicaragua, Pakistan, Palestijnse Autoriteit, Rwanda, Senegal, Sri Lanka, Suriname, Tanzania, Uganda, Vietnam, Zambia, Zuid-Afrika. Op het kaartje hieronder (figuur 1) zijn de landen die hulp krijgen van Nederland gearceerd: Figuur 1 (bron 1) Ook zijn er landen waar het al wat beter gaat. Nederland helpt deze landen nog wel maar de hulp wordt afgebouwd. Dit zijn de zogenaamde exitlanden. Dat afbouwproces duurt meestal ongeveer 2 jaar. De 15 landen die momenteel exitlanden zijn: Bhutan, Brazilië, Cambodja, China, Ecuador, El Salvador, Filippijnen, Guinnee Bissau, Honduras, India, Namibië, Nepal, Peru, Zimbabwe. (bron 1) Doelen? De Nederlandse regering moet helpen de armoede op de wereld te bestrijden. De belangrijkste richtlijnen hierbij zijn de Millennium Doelen. Hierin staat wat de wereldgemeenschap in 2015 bereikt wil hebben. Een van de belangrijkste punten is halvering van de extreme armoede. En dat alle kinderen, jongens én meisjes, basisonderwijs krijgen. De belangrijkste doelen van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid zijn: • onderwijs • milieu • water • AIDS • reproductieve gezondheidszorg
De regering ziet het realiseren van de Millennium Doelen als een beproeving of test voor de effectiviteit van ontwikkelingshulp. De minister van ontwikkelingssamenwerking, Agnes van Ardenne (figuur 2), moet het ontwikkelingsbeleid vorm geven en uitvoeren. Zij heeft een aantal punten voor het ontwikkelingsbeleid van de komende jaren geformuleerd. Ze wil bijvoorbeeld dat er veel aandacht naar Afrika gaat de komende tijd. Ook is er een Stabiliteitsfonds opgericht. Dit heeft als doel snel en flexibel ondersteuning te bieden bij activiteiten op het gebied van vrede, veiligheid en ontwikkeling in landen en regio's die dreigen in een gewelddadig conflict terecht te komen of waar dat al het geval is. Bijzondere aandacht zal daarom worden gegeven aan conflictpreventie en vredesopbouw. Minister van Ardenne wil o.a. ook dat er een grotere rol voor het bedrijfsleven komt en er gewerkt wordt aan duurzame ontwikkeling. (Bron 1) In verhouding tot andere landen? Nederland is natuurlijk niet het enige land dat geld aan ontwikkelingssamenwerking besteedt. De meeste rijke landen doen hier wel iets aan. Ze voelen zich samen verantwoordelijk voor de armere landen. Daarom zijn er ook internationaal afspraken gemaakt over wat de rijke landen moeten doen om de armere landen te helpen. Zo zijn er in september 2000 de Millennium Doelen opgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In deze doelen staat wat de wereld in 2015 op het gebied van ontwikkelingssamenwerking bereikt wil hebben. Er zijn daar acht doelen opgesteld, en wordt de bereidheid van de rijke landen getoond om de armoede te bestrijden. In de Millennium Doelen zijn armoede, onderwijs, gelijkheid, AIDS en water de hoofdlijnen. Er zijn in de loop van de tijd ook andere internationale afspraken gemaakt. Zo heeft de VN een norm gesteld over hoeveel geld een rijk land (aangesloten bij Oeso) moet besteden aan ontwikkelingshulp. Dit is 0,7% van het BNP. Er is veel verschil tussen de verschillende landen. (figuur 4 en 5) Sommigen liggen ver onder de norm en anderen liggen er netjes boven. Nederland houdt zich netjes aan de norm. (bron 3) figuur 4 (bron 3) figuur 5 (bron 3) Kritiek op overheidsbeleid? Er is de laatste tijd redelijk veel kritiek op het ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Ook al in de Tweede kamer, VVD kamerlid Ayaan Hirsi Ali heeft op 17 november tijdens het debat gesteld dat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking niet effectief is. Een aantal mensen zijn ervan overtuigd dat de ontwikkelingssamenwerking zijn langste tijd heeft gehad. Minister van Ardenne zelf lijkt dit ook al in te zien. Ze heeft namelijk de hulp in een aantal belangrijke sectoren drastisch naar beneden geschroefd. Dit zijn bijvoorbeeld humanitaire hulp, goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw, bilaterale ontwikkelingssamenwerking, VN-instellingen, bilaterale hulp op politiek, economisch en milieugebied. Maar op andere gebieden zijn de uitgaven juist verhoogd. Zoals vrede, veiligheid en samenwerking met bedrijfsleven. Ook denken sommige ontvangende landen dat de hulp weinig zin meer heeft. Vorig jaar bijvoorbeeld besloot India om niet langer bilaterale hulp aan te nemen. Indonesië besloot een aantal jaar eerder hetzelfde. (bron 2 en 4) Tegenwerking: De Nederlandse overheid werkt zichzelf als het ware ook tegen. Ze geven geld aan ontwikkelingslanden en proberen hen een goede toekomst te geven. Maar ondertussen stimuleert de overheid de import van goederen uit deze landen omdat het goedkoop is. Maar dan kopen ze juist van bedrijven die hun werknemers niet genoeg betalen en ze slechte arbeidsomstandigheden bieden en vaak zelfs kinderarbeid gebruiken. Ook doet de overheid er niets aan als grote bedrijven zich in lage loonlanden gaan vestigen om zo goedkoper te zijn en dus meer winst te kunnen maken. Deze winst komt niet terecht bij de arme werknemers maar bij de hoge bazen. De verschillen tussen arm en rijk worden dus alleen maar groter. Ook worden vaak fabrieken die milieuvervuilend werk doen in lage loonlanden geplaatst omdat daar de milieueisen en controles niet zo streng zijn. Deze landen worden zo dus alleen maar verder vervuild en kunnen zo niet meewerken aan duurzame ontwikkeling. De Nederlandse overheid weet dit maar doet hier niets aan. Het is ook niet verboden maar de overheid kan kiezen waar ze producten vandaan haalt en een boycot leggen op ‘foute’ bedrijven. Ze kunnen ook proberen andere alternatieven te geven aan arbeidsintensieve ondernemingen die overwegen naar een laag loonland te verhuizen. Maar dit doet ze niet. Ze probeert ook niet samen met andere landen dit aan te pakken. Het lijkt erop dat de overheid economische vooruitgang en welvaart in eigen land soms belangrijker vindt dan een leefbare en welvarende wereld voor iedereen. De overheid probeert dus aan de ene kant deze problemen op te lossen en aan de andere kant dit probleem alleen maar groter te maken. (bron 2 en 3) Hoofdstuk 2: Hoe effectief zijn de hulporganisaties en hoe worden zij beïnvloed? Hoe worden ze beïnvloed? Hulporganisaties kunnen alleen bestaan door donaties. De mensen die dat geld geven willen er natuurlijk wat van terug zien en zo beïnvloeden ze de hulporganisaties. Niet alleen de donateurs beïnvloeden deze organisaties, ook de media en de overheid doet dat bijvoorbeeld
Hulpverlening wordt o.a. in toenemende mate gestuurd door politieke agenda's. Die agenda's 'bevoorrechten' sommige noodsituaties boven andere, waardoor miljoenen mensen in vergeten rampsituaties niet de hulp ontvangen die zij wel nodig hebben. De aandacht van de donoren en hulporganisaties verschuift naar
Politiek-strategische conflicten waar veel internationale (media)belangstelling naar uitgaat. Zo is er in Irak en Afghanistan ongekend veel hulp en steun gegeven voor de wederopbouw, terwijl er in landen zoals Angola, Somalië en de Democratische Republiek Kongo ook noodsituaties waren.De onrechtvaardige verdeling van wereldwijde humanitaire hulp, waarbij miljoenen mensen het slachtoffer worden van vergeten rampen en oorlogen, is erg reëel. Hulpverleners staan voortdurend onder druk doordat lokale overheden hulp manipuleren of zelfs schuldig zijn aan de ontstane crisissituatie. (bron 1) Ook bekende Nederlanders en andere beroemdheden beïnvloeden hulporganisaties. De sterren zijn namelijk nodig om de organisaties een gezicht te geven, donateurs aan te trekken en acties te laten slagen. Het succes van de hulporganisatie wordt dus in toenemende mate bepaald door de beroemdheden. Hulporganisaties, zoals NOVIB, Cordaid, ICCO, Plan Nederland, Unicef en War Child stellen dat bekende gezichten erg effectief zijn. Uit onderzoek blijkt dat beroemdheden inderdaad de aandacht van het publiek trekken en veel media genereren. Het is beter om ze te gebruiken om fondsen te werven dan voor media aandacht. Dat komt omdat als journalisten over een beroemdheid een artikel schrijven het meestal eenmalig en oppervlakkig is. Sommige anderen zoals Terres des Hommes vinden juist dat de ambassadeurs meer helpen dan bekende gezichten. (bron 2 en 3) Ook de media beïnvloeden de hulporganisaties. De media bepaald namelijk wat er wordt uitgezonden en wat niet. Voor hulporganisaties is media aandacht een belangrijk instrument om publieke steun en financiering te krijgen. Jammer genoeg hebben steeds meer verslaggevers te weinig geld voor reportages op locatie en bestaat en ”crisismoeheid”. Hulporganisaties moeten knokken om hun crises onder de aandacht te krijgen. Zelfs de inzet van beroemdheden voor publiciteit is op lange termijn niet echt effectief. Uit het onderzoek blijkt dat een hoog dodental een invloedrijke factor is voor media-aandacht bij een ramp.(bron 3) Bedrijven werken steeds vaker samen met hulporganisaties. Bedrijven doen dat om hun “maatschappelijk verantwoorde imago” op te poetsen en daarmee ook hun omzet. De hulporganisaties vinden op die manier weer nieuwe afzetmarkten voor de doelgroep in het ontwikkelingsland. Bedrijven en hulporganisaties hebben daar beiden baat bij. De meeste Nederlandse hulporganisaties hebben dan ook overleg en soms vergevorderde onderhandelingen met bedrijven.(bron 10) Hulporganisaties worden beïnvloed door rijke ondernemers die veel geld geven aan goede doelen. De belangrijkste daarvan is Bill Gates. Met een budget van 25 miljard dollar is het Gatesfonds de rijkste liefdadigheidsinstelling ter wereld. Het fonds bepaalt ook mee wat er met het geld moet gebeuren. Nadat Gates de trend heeft gezet volgen de anderen. Welgestelde particulieren willen nu ook invloed en actieve bemoeienis met waar hun geld naar toe gaat. De geldkraan is meer door de overheid dichtgedraaid en daardoor is het aantrekkelijk voor bedrijven/ondernemers om zich voor te doen als weldoener. Want zonder particuliere hulp trekken veel arme mensen het niet meer.(bron 7) Hoe effectief zijn ze? Veel mensen twijfelen aan de effectiviteit van de hulporganisaties. Wordt hun geld wel goed besteed en hebben de mensen er ook echt wat aan? Hulporganisaties zijn wel degelijk effectief. Unicef heeft bijvoorbeeld al erg veel bereikt. Hieronder zie je alle doelstellingen die deze organisatie tot nu toe heeft bereikt: • Ongeveer 75% van alle kinderen is gevaccineerd tegen besmettelijke en potentieel dodelijke kinderziekten als mazelen en difterie. • Polio is bijna wereldwijd uitgebannen. • Drie van de vier kinderen in ontwikkelingslanden hebben nu de beschikking over schoon drinkwater. • De kindersterfte is sinds 1990 met 1 miljoen gevallen per jaar afgenomen. • Door politieke druk en steun van Unicef hebben regeringen wereldwijd tientallen wetten aangenomen om de rechten van kinderen vast te leggen en te beschermen. • Miljoenen kinderen kunnen naar school. En natuurlijk zijn er ook de plaatselijk successen geboekt zoals: • De opvang van 7.000 kindsoldaten in Sierra Leone en duizenden kindsoldaten in Sudan. Zij kunnen rekenen op onderwijs, traumaverwerking en een nieuwe toekomst. • De verstrekking van 90.000 muskietennetten in Eritrea, waar malaria tienduizenden kinderen bedreigde. • Noodhulp voor de slachtoffers van de aardbeving in India en El Salvador, van oorlogsgeweld in Oost-Timor en Kosovo. • 700.000 meisjes in Bangladesh gaan naar school • In Afghanistan gaan 2,5 miljoen kinderen weer naar school. Zij konden onder het Taliban-bewind zes jaar lang geen onderwijs volgen, maar daarin is nu verandering gekomen. Unicef heeft gezorgd voor schoolmaterialen en voor de herbouw van klaslokalen.(bron 6) Als je dit zo leest denk je waarschijnlijk wel dat je geld goed wordt besteedt. Dat is ook wel zo maar dat geldt alleen voor het deel dat ze daadwerkelijk gebruiken voor hulp verlening. Zo gaat namelijk 80 % van het geld op aan salarissen! Zo heeft de hulporganisatie CARE bijvoorbeeld 8,3 miljoen dollar ter beschikking terwijl ze maar een half miljoen nodig hebben voor hun projecten.Niet alleen de hulporganisatie Care heeft te veel geld nog veel anderen zitten met dat “probleem”(bron 9) Particuliere hulporganisaties leggen teveel nadruk op het geld. Daardoor wordt er alleen gefocused op resultaten op korte termijn Er is een 'donatiecultuur' ontstaan, waarbij de donateurs bewust onwetend worden gehouden van wat er allemaal fout gaat door de MFOs(Multinational Force and Observers). Dat is de conclusie van Kees Biekart die een jarenlang onderzoek naar particuliere hulpstromen heeft gedaan.(bron 11) Maar hoe komen hulporganisaties dan aan zoveel geld? Jammer genoeg komen ze niet altijd even eerlijk aan geld. • Zo dikken de hulpverleners de ellende in Afrika aan om aan meer geld te komen. • Kerstmis is ook een goede tijd voor hulporganisaties om geld in te zamelen. • Ook zenden ze alarmerende berichten de wereld in over een verzonnen situatie in Oost-Zaïre om geld op te halen. De adviseur van Rwanda's vice-president Paul Kagame zegt dan ook: “De internationale hulporganisaties zijn hypocriet. Ze bedrijven humanitair bedrog. Om geld in te zamelen over een verzonnen situatie in ” Hulpverleners geven zelf toe dat hun beroep een zekere, 'noodzakelijke' hypocrisie met zich meebrengt. “Wanneer we een boel ophef maken over ongeveer tweehonderdduizend vluchtelingen en het blijken er later slechts tienduizend te zijn, dan moet je niet vergeten dat we soms móeten overdrijven. We zijn immers afhankelijk van donaties door het publiek”, zegt een hulpverlener in Rwanda. “Als we niet over dat geld beschikken, dan kunnen we niet bestaan. Het is ziekmakend maar waar.” (bron 5) In de sector van de hulpverlening kom je er niet met alleen goede bedoelingen. Om de geldstroom naar de hulpverleningsorganisatie op gang te houden, moeten de belangrijke gevers voortdurend geïnformeerd worden, zowel over de grote nood die er nog steeds is, als over de successen van de hulpverlening. Hoe meer men aan die weg timmert, des te meer geld komt er binnen. Wie dat niet doet, verliest de strijd met zijn concurrenten. En daar zijn er veel van. Hulporganisaties zijn erg kwetsbaar voor negatieve publiciteit. Als de negatieve media aandacht krijgen, kunnen er al zo 10 000 donateurs weglopen. Dat was ook het geval bij Foster Parents Plan(FPP). De donateurs dachten dat het geld alleen aan hun eigen kind werd besteed, maar in werkelijkheid werden er ook allerlei andere projecten van betaald. Het zou namelijk rare verhoudingen geven als in een gezin, familie of dorp een paar kinderen eruit gepikt worden om een voorkeursbehandeling te krijgen, terwijl de anderen hongerig, ziek en haveloos moeten toekijken. Het is misschien niet zo eerlijk voor de gever, maar wel effectief en eerlijk voor de mensen in het dorp. Ik vind echter wel dat ze de donateurs daarover moeten informeren. Er moet meer inzicht worden gegeven in de verschillende kostenposten en bestedingen in financiën. Ook bij hulpverlening geldt: eerlijk duurt het langst. (bron 8) Maar het is wel moeilijk voor hulporganisaties om eerlijk te blijven Sommige hulporganisaties moeten wel overdrijven. Dat is hun enige kans om in het nieuws te komen. Er zijn jammer genoeg heel wat stille rampen die de media niet halen. Doordat zulke rampen lang onopgemerkt worden, levert dat veel onnodige slachtoffers op. Een van de aanbevelingen van het rapport van het rode kruis is dan ook dat er meer en goed functionerende meetsystemen moeten komen, die de wereldgemeenschap waarschuwt over rampen die op het moment gaande zijn.(bron 4) Een reden waarom sommige rampen niet in het nieuws komen is omdat de kosten van het reizen naar het land soms te hoog zijn voor de verslaggevers. Een oplossing is hiervoor het gebruiken van websites. Op zich zijn er al websites maar die bevatten te weinig contactinformatie, basisgegevens en stockfoto's die journalisten nodig hebben voor hun reportage. Verder zijn maar weinig sites zo goed opgezet, dat Google en andere zoekmachines ook in onderliggende pagina's na de homepage betrouwbaar kunnen zoeken. Uit het onderzoek bleek dat bijna de helft van de journalisten (43%) zoekmachines gebruikt, als ze op zoek zijn naar hulporganisaties die op een bepaalde locatie actief zijn. (bron 3) Hulporganisaties geven hulp, maar die is niet altijd gepast. Al te vaak
wordt het succes van een humanitaire actie gemeten in het aantal dekens, voedselpakketten of medische kits. Maar die cijfers zeggen natuurlijk niets over het daadwerkelijke effect van de hulp. Ethische hulpverlening bij rampen betekent ook dat de hulp aangepast moet zijn aan de specifieke noden ter plaatse. Ethisch hulpverlenen is een kwestie van voortdurend afwegen en samenwerken. (bron 4) Ik denk dat je uit dit stukje kan concluderen dat hulporganisaties wel effectief zijn maar dat er nog heel wat verbeterd kan worden. Hoofdstuk 3: De bevolking De bevolking

Wat doet de bevolking eigenlijk om de welvaartsverschillen te verkleinen? Om dit te weten te komen hebben we een enquête gemaakt. We hebben verschillende leeftijdscategorieën gekozen en we merkten dat tussen de leeftijden grote verschillen zitten qua interesse. De meeste jonge kinderen zitten niet echt met de welvaartsverschillen, ze weten ook niet echt wat het inhoudt. Ze vulden dan ook vaak in dat ze het niet interesseerde en dat ze niets deden om de derde wereld te helpen. De grootste groep jongeren vulde in dat ze er wel eens wat van hadden gehoord maar zich er niet echt in verdiepten, maar ze vulden ook in dat ze eigenlijk niet echt goede doelen steunden. Er was echter ook een kleine groep jongeren die zich er wel degelijk mee bezig hield en er ook wel veel van wist en met goede ideeën kwamen om de verschillen te verkleinen. De meeste volwassenen hadden er ook niet echt veel verstand van, er was ook bij de volwassenen maar een heel kleine groep die er zelf wat aan deed. De meeste mensen gaven geld aan collectes, er waren maar weinig mensen die zich zelf inzetten voor een goed doel. De meeste goede doelen die werden genoemd waren nog niet eens voor de derde wereld. Unicef, de kankerbestrijding en greenpeace zijn het meest ingevuld. Er werden ook nog een paar goede voorbeelden genoemd wat de overheid er nog aan zou kunnen doen: er werd een paar keer gezegd dat de overheid er bedrijven moest stichten voor de boeren daar en dat de opbrengst ook echt voor de boeren daar is, er werd gezegd dat ze er zelf eerst maar eens moesten gaan kijken zodat ze wisten hoe het er echt aan toeging, en er was nog een idee om er scholen te stichten en gratis onderwijs te geven zodat die mensen zelf ook weer les kunnen gaan geven en de kinderen niet meer hoeven te gaan werken. Allochtonen
Allochtonen zijn honderd procent voor ontwikkelingshulp! Dit is aangetoond door Sara Frederix en Samira Bendadi die een enquête hebben afgenomen onder de Belgische bevolking. 96% van de allochtone bevolking vindt ontwikkelingshulp één van de belangrijkste dingen die de overheid moet doen. Reza Gholamalizad van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding zegt dat het door hun achtergrond komt, ze zijn zelf geconfronteerd met armoede en ziektes, daarom beseffen ze het nut van de ontwikkelingshulp als geen ander. Op het moment dient 0,42% van het BNP als ontwikkelingshulp, maar de meeste allochtone mensen vinden dit niet genoeg, ze willen dit zelfs verhogen naar 5%. Ook vonden veel mensen kennisoverdracht belangrijk, als de mensen maar veel leerden zouden ze het op een gegeven moment zelf kunnen gaan doen, ook vonden veel mensen de ondersteuning van de emancipatie van de vrouw en democratische ontwikkeling belangrijk. (bron 2) De enquete Vraag 1: Veel mensen weten dat er grote welvaartsverschillen zijn, maar weten niet precies wat het inhoudt, wat weet u ervan? a. ik weet er niks van, het interesseert me ook niet; b. ik heb er wel eens wat over gehoord, maar verdiep me er verder niet in; c. ik houd me er veel mee bezig, en weet er dus best veel van. Figuur 1: Vraag 1, Veel mensen weten dat er veel welvaartsverschillen zijn, maar weten niet precies wat het inhoudt, wat weet ut ervan? De meeste mensen hebben hierop b geantwoord, (zie figuur 1) ik denk dat ik dat zelf ook zou antwoorden want hiervoor heb ik me er ook nooit in verdiept. De mensen die a hebben geantwoord waren denk ik vooral jongeren, en het kan zijn dat ze er echt niks vanaf wisten maar dat lijkt me een beetje sterk, iedereen hoort er wel eens wat van of ziet er wel eens wat van op tv, ik denk dat ze dit gewoon hebben geantwoord om er vanaf te zijn. Er was ook maar een klein percentage dat er veel van wist en zich er ook echt in verdiepte, maar het rare was dan weer dat sommige mensen zich er wel in verdiepten maar niet echt een goed doel steunden door middel van vrijwilligerswerk, dan gaven ze alleen maar aan collectes. Vraag 2: Veel mensen proberen de mensen in de derde wereld te helpen, wat doet u daar zelf aan? a. niks, als ik het maar goed heb; b. ik geef geld aan collectes; c. ik zet me in door middel van vrijwilligerswerk; d. ik ben donateur/lid van een hulporganisatie. Figuur 2: Vraag 2, Veel mensen proberen de mensen in de derde wereld te helpen, wat doet u eraan? Hierop hebben veel mensen antwoord b op geantwoord. Ik doe dat zelf ook. Maar ik denk vooral dat mensen geld aan collectes geven omdat het lekker makkelijk is, ze komen langs de deur en je hoeft er voor de rest niks aan te doen. De mensen die zich inzetten waren vooral de volwassenen, maar ook wel een paar kinderen en dat vond ik wel opvallend omdat ik dat toch niet had verwacht. Er waren ook een paar mensen die antwoord a hadden ingevuld, wat ik toch wel een beetje jammer vond, omdat ik daar weinig van geloof. Veel mensen steunen een goed doel zonder dat ze het weten, bijvoorbeeld als ze iemand sponsoren bij bijvoorbeeld de lesmarathon weten ze vaak niet waarvoor het is maar steunen ze wel een goed doel. Ik denk dat degenen die antwoord a hebben ingevuld het zomaar in hebben gevuld om er vanaf te zijn maar er waren er gelukkig maar een paar die dat hebben ingevuld zoals je in figuur 2 kunt zien. Vraag 3: De Nederlandse overheid probeert de welvaartsverschillen in de wereld te verkleinen, vindt u dat de overheid dit: a. erg goed doet; b. er wel wat meer aan zou kunnen doen; c. de welvaartsverschillen juist vergroot; d. op een andere manier zou moeten doen zoals.......................................................................................................... Figuur 3: Vraag 3, De Nederlandse overheid probeert de welvaartsverschillen in de wereld te verkleinen, vindt u dat dat goed gebeurt? Bij deze vraag is vaak antwoord a en b gegeven (zie figuur 3), maar er zijn niet zo heel veel suggesties gegeven om het op een andere manier te doen. Ik denk dat de mensen hier zich er weer een beetje makkelijk vanaf hebben gemaakt door dit in te vullen, want als ik aan mensen die antwoord b hadden ingevuld wat er dan nog kon gebeuren om de verschillen te verkleinen dan wisten ze het toch niet. Er is ook nog best vaak antwoord c ingevuld, maar als ik dan vroeg waarom deze mensen dat vonden wisten ze eigenlijk toch niet waarom dus dat vond ik ook een beetje raar. Ik vond eerst ook dat ze er wel wat meer aan mochten doen, maar toen ik er informatie over op ging zoeken en toen ik zag dat Nederland bij de landen hoort die het meeste geld in ontwikkelingshulp steken begon ik er toch anders over te denken, maar toch denk ik dat geld niet genoeg is. Ik denk dat er ook mensen naartoe gestuurd zouden kunnen worden die daar echt iets kunnen bereiken, of dat er geld gestuurd wordt met een bepaald doel, dus dat ze zeker weten dat er ook echt iets goeds mee gedaan wordt. Ik heb één ding gehoord wat ik niet gauw zal vergeten, iemand had bij de enquête antwoord c ingevuld en had daar ook een hele goede reden voor, hij zei tegen mij, de overheid kan wel geld blijven geven, maar als wij het steeds weer opmaken heeft het geen nut. Zijn uitleg hierbij was: ‘de overheid wel zo goed is om geld te geven aan de derde wereld, maar als ze steeds voor weinig geld producten importeert en dit weer voor een goedkope prijs weer verkoopt in de winkels maken de derde wereld landen daar nooit winst op en zo blijft het zo doorgaan als een grote cirkel, zo verdienen ze steeds haar eigen geld weer terug.’ Vraag 4: Veel mensen betwijfelen de effectiviteit van de hulporganisaties, hoe denkt u daarover? a. ik weet zeker dat mijn ‘hulp’ terechtkomt waar het hoort; b. ik hoop dat het goed terechtkomt maar ik ben er niet zeker van; c. hulporganisaties zijn afzetters, ik weet zeker dat het niet goed terechtkomt. Figuur 4: Vraag 4, Veel mensen betwijfelen de effectiviteit van de hulporganisatiesm hoe denkt u daarover? Zoals je kan zien in figuur 4 heeft er niemand antwoord c ingevuld en dat had ik eigenlijk niet verwacht, je ziet vaak genoeg op het nieuws dat er een hulporganisaties wordt betrapt op ‘fraude’ dus als je dat altijd ziet dan snap ik wel dan mensen gaan twijfelen, wat weer als gevolg heeft dat ze ook weer minder goede doelen steunen. Er was een meneer die tegen mij zei toen hij op het nieuws had gezien dat een hulporganisatie een heel groot bedrag in eigen zak had gestoken, hij zichzelf heeft aangemeld als vrijwilliger bij het doel dat hij altijd steunde om te kijken of zijn geld goed terechtkwam, dus dat nieuws heeft ook wel weer een positief effect gehad. Over het algemeen denk ik wel dat ze doelen effectief zijn en ook wel te vertrouwen zijn, ze zullen altijd wel een bedrag in eigen zak steken, maar ik denk dat dat wel nodig is, dat je anders geen vrijwilligers meer kan krijgen. Vraag 5: Wat voor doelen steunt u zelf? a. ik steun geen goede doelen; b. ik steun elk doel die mij persoonlijk benadert; c. ik steun één bepaald doel, namelijk..... d. ik steun een aantal doelen namelijk...... e. ik stort geld op girorekeningen als er een ramp is gebeurd. De meeste mensen steunen wel een goed doel, antwoord c is daarom ook het vaakst geantwoord (figuur 5). Alleen vond ik het wel tegenvallen welke doelen er gesteund worden, er waren bijna geen doelen ingevuld die betrekking hadden op ons werkstuk. Het meest werd ingevuld greenpeace, kankerbestrijding en Unicef. Er is weinig antwoord b ingevuld, maar dat begrijp ik wel, als je elk doel moet gaan steunen die je persoonlijk benadert gaat dat heel veel geld kosten denk ik. Tegenwoordig zijn er zoveel collectes enzo. Er waren eigenlijk geen mensen die geen goede doelen steunden, er was altijd wel iemand die wat steunde, het was dan niet veel, maar toch deden ze het, ook de jongere kinderen en dat vond ik toch wel goed, ik had het eigenlijk ook niet verwacht. De meeste mensen hebben ingevuld dat ze geld op girorekeningen stortten met een grote ramp, ik doe dat zelf ook, maar voor de rest steun ik ook niet echt goede doelen. Vraag 6: Er is tegenwoordig veel reclame voor goede doelen, waardoor wordt u overtuigt een goed doel te steunen? a. een bekende Nederlander; b. een reclame met aangrijpende beelden; c. een organisatie die mij persoonlijk benadert en geen reclame maakt; d. omdat vrienden, familie of kennissen dat doel ook steunen. Bij deze vraag ‘overheerste’ antwoord b eigenlijk wel (figuur 6). Het is ook wel logisch, als je soms die reclames op televisie ziet dan realiseer je je ook wel hoe erg het is en hoe slecht die mensen het daar hebben. Maar als je dat niet ziet, dan denk je er niet aan. Dus ik denk dat alleen die reclame niet genoeg is. Ik vind organisaties die echt moeite doen om mensen persoonlijk te benaderen eigenlijk ‘beter’. Het is makkelijk om even zo een reclame te maken en als je hem uitzendt bereik je in één keer veel meer mensen tegelijk. Antwoord d werd ook een paar keer ingevuld maar dat vind ik eigenlijk onzin, je vader of moeder kan toch veel andere dingen belangrijk vinden dan jijzelf. En ik denk dat als iedereen elk doel een beetje steunt dat het beter is dan dat iedereen hetzelfde doel steunt. Want als je bijvoorbeeld het aids-fonds steunt maar je zorgt niet dat die vrouwen daar goed werk kunnen krijgen dan blijft de aids daar denk ik. Dus ik denk dat goede doelen elkaar ook wel nodig hebben en misschien is het wel een goede oplossing dat bepaalde goede doelen samen gaan werken. Conclusie: Uit ons onderzoek is dus een heleboel informatie gekomen. Er zijn veel verschillende meningen over de welvaartsverschillen en de manier waarop ze opgelost (of niet) moeten worden. De drie standpunten die wij bekeken hebben, denken er dus allemaal anders over en hebben allemaal met andere problemen te maken. We hebben per hoofdstuk een korte samenvatting gegeven van wat die problemen zijn en wat dat standpunt is: Overheid: De minister van ontwikkelingssamenwerking beslist wat er met het ter beschikking gestelde geld van de overheid gebeurd. Er worden steeds doelen opgesteld waar aan gewerkt gaat worden en de overheid kiest landen die hulp krijgen met verschillende criteria. Er zijn ook internationale afspraken waar Nederland zich aan houdt. De overheid probeert dmv financiële hulp dus een heleboel aan het verkleinen van de welvaartsverschillen in de wereld. Maar er komt steeds meer twijfel en kritiek rond het optreden van de overheid. Sommige landen willen de steun niet meer omdat ze er toch niets mee opschieten en Nederland maakt de landen net zo goed armer dan dat ze hen uit de put probeert te helpen. Doordat ze niets doet aan de massale vraag naar goedkope, in ontwikkelingslanden gemaakte producten, en daar zelf ook naar blijft vragen. En ook niet aan de massale vervuiling. Hulporganisaties: Hulporganisaties worden o.a. beïnvloed door: De politiek -> De politiek bepaald waar het geld naartoe gaat en hoeveel, ze bevoorrechten sommige rampen boven anderen. Soms is de politiek in het land zelf de schuldige voor de ramp en daardoor manipuleren ze de hulp. Media -> de media bepaald wat er op tv komt en wat niet. Zij kiezen dus welke ramp media-aandacht krijgt. Doordat verslaggevers minder geld krijgen om reportages te maken, strijden de hulp organisaties om aandacht. Bekende mensen? door bekende Nederlanders in hun reclame te gebruiken krijgen ze meer aandacht. Bedrijven -> bedrijven onderhandelen met hulporganisaties. Rijke ondernemers -> ze geven veel geld (denk aan Bill Gates) aan organisaties, maar ze willen dan ook invloed en actieve bemoeienis. Hulporganisaties zijn effectief, ze hebben al heel wat bereikt, maar er kan nog heel wat verbeterd worden. Zo kunnen ze: • Beter gebruik maken van websites. Veel journalisten gebruiken het Internet, het zou dus beter zijn al de website beter bruikbaar werden. • Er moet beter gekeken wat voor hulp mensen nodig hebben, voedselpakketten is niet het enige wat de mensen bij een ramp nodig hebben(ethische hulpverlening). • Eerlijker zijn tegen de donateurs. Hulporganisaties zijn erg kwetsbaar voor negatieve publiciteit. • Er moet meer inzicht worden gegeven in de verschillende kostenposten en bestedingen in financiën. • Zorgen voor beter functionerende meetsystemen, die de wereldgemeenschap waarschuwt over rampen die op het moment gaande zijn. Zo moeten alle rampen evenveel media-aandacht kunnen krijgen. • Ervoor zorgen dat het geld beter wordt verdeeld onder de organisaties. De ene heeft veel te veel geld en de ander veel te weinig.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.