Opdrachten 12 en 13

Opdr. 12: a. Noem enkele kenmerken van Venetië in de zestiende eeuw in relatie tot Rome. Het was een rijke stad en ze was onafhankelijk, zelfs van de kerk. b. Welke experimenten hebben Adriaen Willaert beroemd gemaakt? Composities voor cori spezzati, koren op twee verschillende balkons van de San Marco kerk, die hij afwisselend en soms samen liet zingen. c. Hoe werd dit experiment uitgebreid? Het aantal koren werd uitgebreid tot drie, vier of zelfs vijf. Ook vermengde hij de zang met orgel of andere instrumenten zoals trombones, zinken, gamba’s en violen. d. Hoe werd deze stijl genoemd? De concerterende stijl. e. Noem de kenmerken van het concerto grosso. In een concerto grosso speelt een kleinere orkestgroep (concertino) afwisselend met een grotere (concerto grosso) en soms spelen ze samen (tutti of ripieno). Corelli en Scarlatti schreven veel werken in dit genre. f. Noem de kenmerken van het soloconcert. Het heeft drie delen in plaats van vier in de tempoverhouding snel – langzaam – snel. De virtuositeit kreeg een steeds grotere plaats als spanningselement. g. Geef in het kort de ontwikkelingslijn aan van dubbelkorigheid via concerto grosso naar soloconcert. Het concerterend beginsel werd vanaf de 17e eeuw steeds meer toegepast opinstrumentale muziek, met name in het concerto grosso. Het soloconcert is moderner dan het concerto grosso. Opdr. 13: a. Verklaar de titel Brandenburgse concerten. De concerten werden geschreven voor Christian Ludwig, de markgraaf van Brandenburg. b. Beschrijf de ontstaansgeschiedenis. Ze zijn verspreid gecomponeerd tussen 1716 en 1721. Bach had in 1719 in Berlijn kennis gemaakt met de markgraaf en bij die gelegenheid voor en met hem gemusiceerd. Daarbij heeft Christian Ludwig Bach om muziek gevraagd, waarschijnlijk in het algemeen want van een eigenlijke opdracht is geen sprake. c. Geef enkel voorbeelden van instrumentaties. Bijvoorbeeld het zesde concerto is voor 2 altviolen, 2 gamba’s en continuo. Het tweede concerto heeft trompet, blokfluit, hobo en viool in het concertino. d. Geef enkele voorbeelden van gekozen structuren. Meerkorigheid (3 en 6), concerto grosso (2) en soloconcert (4 en 5)