Criminaliteit, Strafrecht en de Samenleving

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2034 woorden
  • 7 juni 2004
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
28 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Maatschappijleer samenvatting. Criminaliteit, strafrecht en de samenleving. Hfst. 2 Waarden= wat mensen zelf goed vinden. Normen= regels waar de mensen zich aan houden. 3 soorten normen. - religieuze normen > godsdienstig - morele normen > uitspraken over goed en kwaad. - fatsoensnormen > wat je zelf goed vindt. Codificatie= het vastleggen van regels door de overheid
Rechtsnormen= alle geboden en verboden. Betekenis van de rechtsregels in een land. • Gefft zekerheid • De samenleving ordenen • Door de rechtsregels is onafhankelijke rechtsspraak mogelijk • Ze kunnen conflicten voorkomen • Rechtvaardigheid bevorderen • Het gedrag voorspelbaar(mensen rijden rechts, omdat dit gewoon is) • Dragen bij aan het voortbestaan van de samenleving
Verschillende soorten rechten. 1. gewoonterecht> regels die niet vastliggen in de wet, maar die wel gewoon zijn voor de mensen. 2. privaatrecht> welke verplichtingen er gelden voor mensen tegenover elkaar. 3. publiekrecht> de relatie tussen de overheid en de mensen.
Hfst. 3 Strafbaar= wat de wet fout vindt. Strafwaardig= wat jij zelf fout vindt. Verschillende vormen van criminaliteit. • Agressieve criminaliteit
Misdrijven zoals: mishandeling, vernieling, moord. • Seksuele criminaliteit
Misdrijven zoals: aanranding, verkrachting, incest. • Vermogenscriminaliteit
Misdrijven zoals: diefstal, heling, fraude, belastingontduiking. • Verkeerscriminaliteit
Misdrijven zoals: rijden onder invloed, doorrijden na een ongeval. • Overige misdrijven
Misdrijven zoals: drugshandel, verboden wapenbezit. De criminaliteit wordt door mensen onderscheiden in kleine en zware criminaliteit. Kleine criminaliteit> het komt vaak voor en de samenleving heeft hier last van. Je kunt het beter veelvoorkomende criminaliteit noemen. Hfst. 4 Je kunt onderscheidt maken tussen geregistreerde en niet-geregistreerde criminaliteit. Geregistreerde criminaliteit. Deze vind je vooral terug in politiestatistieken. • Deze cijfers geven geen totaalbeeld van de criminaliteit, omdat veel slachtoffers geen aangifte doen. • Ze voeren een selectief opsporingsbeleid, dwz. ze geven niet altijd aandacht aan de criminaliteit. • De zichtbare vormen van criminaliteit ziet de politie vaak eerder bv. Geweld en verkeersovertredingen. • Door de toename van het aantal regels, brengt dit ook automatisch meer overtredingen. • Er moet ook rekening gehouden worden met het groeiende aantal inwoners van een land. • Veel strafbare feiten worden nooit ontdekt. De rechtbankstatistieken zijn nog minder bruikbaar om de criminaliteit te beoordelen. Dit komt, omdat een klein deel van de zaken wordt voorgebracht, nadat er seponering en transactie is toegepast. Seponering= de vervolging wordt gestopt, omdat degene voor het eerst in contact is gekomen met Justitie. Transactie= de verdachte moet een geldboete betalen in ruil voor verdere vervolging. Niet-geregistreerde criminaliteit. 1. Slachtofferenquêtes. - De slachtoffers van moorden kunnen niet meer worden ondervraagd. - De meeste slachtoffers willen niet meer worden herinnerd en willen daarom geen enquête invullen. - Bij veel misdrijven is er niet een echt slachtoffer. 2. Self-report-onderzoeken. - Voordeel: de mensen moeten hun begane misdrijf opbiechten en dit willen ze vaak wel. - Nadeel: als de misdaad zwaar is, zal de dader een niet eerlijk antwoord geven. Conclusies uit de cijfers. • Een groep probleemjongeren veroorzaakt overlast. • Etnische afkomst speelt een rol. • De locatie speelt een rol. • Het is vaak milieugebonden. • Georganiseerde misdaad is afgenomen • Meisjes gaan een steeds grotere rol spelen in de criminaliteit. Hfst. 5 De verschillende theorieën over criminaliteit. Thomas Moore

Criminaliteit komt niet door erfzonde, maar door armoede. Franse filosofen. Er is een verstandelijke of rationele verklaring> vb. sociale nood. Lombroso. Erfelijke of uiterlijke factoren zijn de oorzaak voor misdaad. Merton (anomietheorie) Maatschappelijk succes (rijkdom) verkrijgen op een illegale manier. Hirschi (bindingstheorie) Des te meer relaties (bindingen), des te meer kans er op misdaad is. Sutherland (theorie van het aangeleerde gedrag) Negatieve/positieve associaties bij misdaad, vb. verkeerde vrienden denken positief over misdaad. Becker (stigmatiseringtheorie) Mensen gaan zich gedragen naar de maatschappelijke stempel die ze hebben. Braithwaite
Multi-causaal> er zijn meer oorzaken voor criminaliteit. Hfst. 6 Criminaliteit is een sociaal en politiek probleem. Sociaal> het is in de hele samenleving
Politiek>de overheid moet zich bezig houden met de aanpak van criminaliteit. Mensen hebben ook binnenin schade als ze in aanraking zijn gekomen met criminaliteit. Dat zie je hieraan: • Mensen die in aanraking zijn gekomen, durven de straat niet meer op. • Mensen winden zich op over de criminaliteit. • De bewegingsvrijheid van mensen wordt beperkt. Overal hangen bewakingscamera’s. Het geeft een gevoel van onveiligheid. • Mensen willen zelf hun zaakjes oplossen. Eigenrichting= mensen gaan zelf de criminaliteit bestrijden. • Criminaliteit leidt tot normvervaging. Mensen denken dat er toch niets aan wordt gedaan en zij dan ook geen kaartje hoeven kopen in de trein. • Het leidt ook tot verlies aan vertrouwen in organisaties en mensen. Het lijkt wel of je niemand meer kan vertrouwen. Politiek probleem. Criminaliteit wordt gezien als bedreiging van de rechtsorde. Rechtsorde= alle regels die in een gemeenschap gelden. De rechtsstaat. Rechtsstaat= een gemeenschap waarin de verhoudingen tussen de overheid en de burger onderling wordt geregeld in wetten en regels. De rechten van de burgers worden beschermd tegen misbruik van de overheid. Een rechtsstaat is te herkennen aan de volgende punten: • Er is een grondwet. • De overheid moet zich houden aan de wetten. Legaliteitsbeginsel hoort hier bij, dwz. het gebonden zijn aan de wet. • Er is een scheiding van machten. • Democratische rechtsstaat> de wetten komen in samenwerking met de volksvertegenwoordiging die is gekozen door het volk. • De regering moet zich houden aan de wetten. • Een onafhankelijke rechter beslist over zaken tussen de overheid en burger en tussen burgers onderling. • De grondrechten van de mensen moeten vast staan in een wet. Trias politica. Bestaan uit: - wetgevende macht. - uitvoerende macht. - rechterlijke macht. Taken van de machten. Wetgevende: - de regering stelt vast wat strafbaar. Uitvoerende: - OM> zij moeten strafbaar gedrag opsporen. - Verantwoordelijk voor de vervolging van strafbare feiten. - Burgemeester> moet zorgen voor de openbare orde - Wordt gecontroleerd door de gemeenteraad. Rechtelijke: - Onafhankelijke rechtspraak. - De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de rechter de overheid niet voortrekt bij het oordelen. Hfst. 7 Het strafrecht. Strafrecht= daar wordt beschreven welk gedrag strafbaar is en onder welke voorwaarden dit gedrag wordt gestraft en welke straffen er daarvoor zijn. Strafprocesrecht= de procedures worden hierin beschreven die door de politie en justitie gevolgd moeten worden om tot een veroordeling van een verdachte te kunnen komen. Wetboek van Strafrecht is verdeeld in 3 boeken: - Algemene bepalingen. - Misdrijven. - Overtredingen. Algemene bepalingen. • Legaliteitsbeginsel> iemand mag alleen veroordeeld en gestraft worden op grond van duidelijk geformuleerde regels. Delictsomschrijving=de beschrijving van de strafbare handeling. Strafmaximum= de maximumstraf die de rechter voor dit delict mag
geven. • Ne bis in idem principe. Iemand mag niet 2x voor hetzelfde strafbare feit gestraft worden. • Verjaring. Na verloop van tijd kan iemand niet meer vervolgd worden, omdat het misdrijf verjaard is. De verjaringstermijn hangt af van hoe zwaar het delict is. Straffen zijn ervoor om de dader voor zijn daden te laten boeten. Je kunt ze in 2 categorieën indelen, hoofd- en bijstraffen. Hoofdstraffen: - Gevangenisstraffen> min. 1 dag, max. 20 jaar. - Hechtenis> minder zware vorm van gevangenisstraf. Min. 1 dag, max. jaar en 4 maand. - Geldboetes> min. €2,50 en de rest hangt af van hoe zwaar misdrijf je hebt begaan. - Taakstraffen> de verdachte moet dan werk verrichten. Hier krijgt hij niet voor betaalt. Bijstraffen: Deze kunnen naast de hoofdstraf worden opgelegd. Vaak hebben deze straffen te maken met de overtreding die de verdachten hebben gemaakt. Maatregelen: Deze zijn bedoeld om de verdachte tegen zichzelf of de samenleving tegen de verdachte te beschermen. De bekendste is TBS. Dit betekent terbeschikkingstelling. De dader wordt dan behandeld in een inrichting. Deze maatregelen worden gebruikt als de dader ontoerekeningsvatbaar was tijdens het begaan van het delict. Voorwaardelijke straffen: De straf komt niet ten uitvoering als de dader binnen een afgesproken tijd niet opnieuw een strafbaar feit begaat of andere afspraken nakomt. Delictsomschrijving=omschrijving van het strafbare feit. Het gedrag moet voldoen aan 4 andere voorwaarden. 1. Alleen menselijk gedrag is strafbaar. Gedachten en gevoelens zijn niet strafbaar, zolang ze niet in het gedrag tot uiting komen. 2. Alle bestanddelen van de delictsomschrijving moeten bewezen kunnen worden. 3. Het gedrag moet wederrechtelijk zijn, dwz. in strijd met de rechtsorde. De verdachte bekent wel dat hij het delict heeft gepleegd, maar heeft goede redenen waarom hij het heeft gedaan. Dit is rechtvaardigingsgrond. Rechtvaardigingsgronden zijn: - Noodweer> iemand heeft geprobeerd om lijf en goederen te verdedigen tegen aanvallen. - Overmacht> iemand wordt aangedrongen om het strafbare feit te plegen. Soms kan de verdachte hier niets aan doen. Bij de rechtvaardigingsgronden wordt de verdachte niet vrijgesproken, maar hij wordt niet gestraft. 4. Het schuldbeginsel (de dader moet schuldig zijn) Een delict kan worden gepleegd, terwijl het de dader niet kan worden aangerekend. De rechtvaardigingsgronden zijn dan ook besproken. Dan zijn er nog de schulduitsluitingsgronden. Schulduitsluitingsgronden zijn: - ontoerekeningsvatbaarheid> een gestoorde weet niet wat hij doet en heeft dus geen schuld. - Noodweerexces> door emotie worden er hardere verdedigingsmiddelen gehanteerd dan eigenlijk nodig was. - Psychische overmacht> iemand pleegt onder zware psychische druk een misdrijf. Deze druk moet wel zo zwaar zijn, dat iedereen onder die omstandigheden een misdrijf zou plegen. - Afwezigheid van alle schuld> iemand kan een delict plegen zonder dat hij dit weet. Bij schulduitsluitingsgronden wordt er niet gestraft. Misdrijven=gedrag dat iedereen strafbaar vindt en dat niemand door de beugel laat gaan. Voorbeelden zijn moord, mishandeling. Iedereen in de samenleving vindt deze dingen misdrijven en dus strafbaar. Voor misdrijven krijg je ook een strafblad en kun je een gevangenisstraf krijgen. Overtredingen=gedrag dat niet wordt goedgekeurd, maar volgens de samenleving niet hoeft worden gestraft. Voorbeelden zijn te hard rijden, door rood rijden, aan de verkeerde kant rijden. Voor overtredingen krijg je geen strafblad en je wordt door een kantonrechter berecht. Hfst. 8 Het strafprocesrecht. Strafprocesrecht> de rechter legt vast volgens welke procedures een proces tegen een verdachte worden gevoerd. Voorlopige hechtenis= voor je proces zit je al in de gevangenis. Dit gebeurt alleen bij ernstige delicten. Welke mensen spelen een belangrijke rol in het strafproces en wat zijn hun taken?  Rechters> zij hebben de taak om onafhankelijk recht te spreken (vonnis) en moeten de verdachte ondervragen.  Officier van Justitie. Hij heeft 3 taken. • Vervolging> iemand moet voor de rechter komen. • Tenlastelegging> hij moet de aanklacht indienen. Deze moet op feiten zijn gebaseerd • Requisitoir> Slotpleidooi, hij eist hier de staf van de verdachte. Alle officieren van Justitie samen heten het Openbaar Ministerie.  Advocaat> hij moet de verdachte verdedigen met alle middelen die hij heeft. Er zijn ook pro-deo advocaten. Deze worden betaalt door de overheid en zijn voor mensen die geen advocaat kunnen betalen. Iedereen heeft namelijk het recht om zich te laten verdedigen.  Getuigen> Deskundigen of mensen die informatie hebben. Zij moeten de waarheid vertellen.  Verdachte> Deze rol is heel beperkt. Hij hoeft niets te zeggen en als hij meewerkt kan dit straftijdverkorting betekenen. Soorten rechtbanken. Kantonrechtbank> beoordeelt overtredingen en vonnist alleen. Arrondissementsrechtbank> beoordeelt misdrijven. Kan bestaan uit 1 of 3 rechters. Dit ligt aan de zwaarte van de zaak. Als mensen in hoger beroep gaan, komt dit bij het Hof. Hier zijn er maar een paar van in Nederland. Als je nog weer hoger in beroep gaat, kom je bij de Hoge Raad. Deze toetst of lagere rechters goed hebben gehandeld. Jurisprudentie= Als er geen wet is, wordt de uitspraak van de Hoge Raad een wet.
Het Openbaar Ministerie heeft 3 taken:  Het leiden van het opsporingsonderzoek.  Vervolgen van strafbare feiten. De ovj kan soms beslissen dat een verdachte niet wordt vervolgd. Dit kan om de volgende reden. De ovj vindt dat de bewijzen niet goed zijn> Seponeren.  Doen uitvoeren van het vonnis. Taken van de politie. O.a. – Openbare orde houden. - Hulp verlenen. - Strafbare feiten opsporen. Bevoegdheden van de politie. (onder bepaalde voorwaarden) 1. Persoon tegen houden en vragen om persoonlijke gegevens. 2. Verdachten aanhouden en meenemen voor verhoor. (max. 6 uur) 3. Verdachten langer vasthouden. (max. 6 dg) 4. Zaken in beslag nemen, mensen fouilleren. 5. Staf uitdelen op bepaalde overtredingen. Rechten van de verdachte. - Recht om te weten waarvan hij verdacht wordt. - Recht op hulp van een advocaat. - Hoeft niet mee te werken aan de veroordeling. - Mag maar voor een beperkte tijd worden vastgehouden. - Recht om in hoger beroep te gaan. Reclassering= door de overheid gesubsidieerde instellingen die als doel hebben om mensen weer terug in de maatschappij te laten komen. Doel bereiken door: • Verlenen van hulp dmv. Alternatieve straffen. • Voorlichtingsprogramma’s, rapport over de omstandigheden van de verdachte. • Voorbereiden en begeleiden bij taakstraffen. Voor de slachtoffers zijn er niet zoveel mogelijkheden. Zij kunnen wel de geleden schade terugvragen, maar verder is er niets voor hen. Sommige slachtoffers gaan naar bureaus voor slachtofferhulp.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.