Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Erasmus

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 3279 woorden
  • 17 februari 2004
  • 106 keer beoordeeld
Cijfer 6
106 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
~ Voorwoord ~ ~ Erasmus’ leven ~ ~ Erasmus over de vrouw ~ ~ Erasmus over de oorlog ~ ~ Onze mening over het humanisme ~ ~ Nawoord ~ ~ Logboek ~ ~ Taakverdeling ~ ~ Bronnenlijst ~ Ons werkstuk gaat over Erasmus. Erasmus is een heel bekende humanist en leefde in de tijd van de Renaissance (1450 –1600) . ‘Renaissance’ is letterlijk het Franse woord voor ‘wedergeboorte’. De Renaissance was de herontdekking van de cultuur van de oude Grieken en Romeinen. In de tijd tussen 1450 en 1600 werden de oude, geniale, vergeten ideeën weer nieuw leven ingeblazen. Desiderius Erasmus vertaalde een heleboel oude, klassieke Griekse werken, onder andere filosofen en het nieuwe testament. Hij maakte de ideeën uit die werken een stuk bekender. Hij was een grote voorvechter van verdraagzaamheid, in tegenstelling tot oorlog. Ook vond hij dat de vrouwen dezelfde rechten moesten hebben als mannen, zoals de onderwijsmogelijkheden. Erasmus verdedigde dat de mens een vrije wil heeft en ging daarover met Luther in discussie. Erasmus is in Rotterdam geboren als kind van een priester. Over zijn geboortejaar wordt nog altijd gediscussieerd, want niemand weet precies wanneer Erasmus geboren is. De meeste mensen denken dat hij in 1469 is geboren, maar volgens de wetenschappelijke kringen kan het ook 1466 zijn. Erasmus groeit op in Gouda en krijgt vanaf zijn vierde onderwijs, deels privé en deels aan de school van Pieter Winckel te Gouda. Erasmus had een grote hekel aan het onderwijs. Dat het onderwijs niet was afgestemd op het hoogbegaafde kind - dat hij ongetwijfeld geweest zal zijn - is te begrijpen. Rond 1478 gaat hij samen met zijn broer naar de Latijnse school van de broeders van het Gemene Leven in Deventer, de St. Lebuinus o.l.v. Alexander Hegius. In Utrecht wordt hij als koorknaap door Jacob Obrecht in het St. Salvator onderwezen. In 1483 sterft zijn moeder aan de pest en als een jaar later ook zijn vader sterft, sturen zijn voogden hem naar de Latijnse school in 's-Hertogenbosch. Als ook daar in 1486 de pest uitbreekt, verhuist Erasmus naar het Augustijnenklooster Emmaus te Steyn bij Gouda. In 1492 wordt hij priester. Na een kort verblijf te Kamerijk als secretaris van de bisschop van Bergen, vertrekt hij in het najaar van 1495 naar de universiteit. Hij gaat aan het Collège Montaigu in Parijs theologie studeren. Pas in 1506 haalt hij zijn doctorstitel in de theologie aan de universiteit van Turijn. Erasmus en veel humanisten uit zijn tijd vinden het bestaande onderwijs van slechte kwaliteit. Tot zijn spijt moet ook Erasmus zelf af en toe les geven, om zijn hoofd boven water te houden. Hij geeft privé-lessen aan studenten, vooral in zijn periode in Parijs, en later doceert hij Grieks en theologie in Cambridge. Het bedenken van ideeën over het ideale onderwijs, is iets dat Erasmus wel met veel enthousiasme gedaan heeft. De serie aan onderwerpen is breed: over de opvoeding van heel jonge kinderen, over de beleefdheid, studieplannen voor scholen, over de rijkdom van woorden en dingen, over vroomheid, literaire opvoeding, over hoe je Grieks en Latijn uit moet spreken, hoe je brieven moet schrijven, over de opvoeding van een christenvorst en hoe je moet preken. Opvoeding en onderwijs moeten op een zo vroeg mogelijke leeftijd beginnen, iedereen heeft recht op goed onderwijs, het kind moet al spelende leren, men moet fouten zacht verbeteren. Erasmus is met zijn opvoedkundige denkbeelden zijn tijd ver vooruit. Schrijven wordt in het onderwijs teveel verwaarloosd, terwijl lezen en schrijven de kern van het onderwijs zijn. Kennis van talen is beslissend, zeker voor wetenschappers. De onderwijzer, die niet alleen kennis van zijn vak moet hebben, maar ook zeer geleerd hoort te zijn, moet van zijn kinderen houden en ervoor zorgen dat de kinderen van hem kunnen houden. Onderwijs is immers veel meer dan kennisoverdracht, het moet bovendien afgestemd zijn op iemands aanleg en interesse, vandaar het belang van privé-onderwijs. In 1506 komt een droom van Erasmus tot leven, een reis naar Italië, waar het hart van de Roomse kerk zich bevindt en het begin van het humanisme staat. Nooit heeft hij er geld voor gehad en nu doet zich eindelijk de gelegenheid voor: hij wordt gevraagd een aantal studenten te begeleiden op een tocht langs Italiaanse universiteiten. Op de heenweg schrijft hij een van zijn beste gedichten, het Alpen - of ruitergedicht. Het is een inkeer op de ouderdom, op zijn leven tot dan toe, hij loopt tegen de veertig. Op de terugreis door de Alpen bedenkt hij het werk dat zijn roem voor eeuwig zal vestigen; de Lof der Zotheid. Hij is in veel steden geweest; Turijn, waar hij eindelijk zijn doctorstitel in de theologie haalt; via Milaan en Pavia, - waar hij zich ergert aan de verspilling in het geheel in wit marmer opgetrokken kerk van het kartuizerklooster -, reist hij naar Bologna, waar hij vrij vlot vertrekt wegens een oorlog. Florence, waar hij zich aan vertaalwerk wijdt en opnieuw Bologna, waar hij paus Julius II als oorlogsoverwinnaar triomfantelijk ziet binnentrekken. In oktober 1507 vertrekt hij naar Venetië, waar hij logeert bij de drukker Aldus Manutius. Waar hij ononderbroken werkt aan een nieuwe en uitgebreidere uitgave van zijn adagio. Eind 1508 is hij te vinden in Padua, waar hij een nieuwe leerling Alexander Stuart aanneemt, die hem bij zijn vertrek uit Italië een zegelring met zijn lijfspreuk ´concedo nulli´ als geschenk zal geven. Via Ferrara en Siena belandt hij in Rome, waar hij de rest van zijn verblijf in Italië zal doorbrengen. In juli 1509 verlaat hij Italië, in Engeland is Henry VlII aan de macht gekomen en Erasmus verwacht daar een goede positie te kunnen verwerven en eindelijk van zijn financiële zorgen verlost te zijn. Zijn gevoelens over Italië zijn erg dubbel. Later zal hij ooit zeggen: ik heb meer kennis naar Italië gebracht dan er vandaan gehaald. Ook schrijft hij: ‘had ik me niet brutaal losgescheurd van Rome, dan had ik later die stad nooit meer kunnen verlaten.’ ‘Ik heb me losgerukt om niet te worden betoverd.’ In het Alpengedicht kondigt hij al aan dat hij de rest van zijn leven nog uitsluitend aan Christus wil wijden. Al in zijn in 1504 verschenen Enchiridion (ofwel Het handboek van een christensoldaat) heeft Erasmus de kern van zijn filosofie van Christus uiteengezet. Zijn filosofie is een levenswijze, niet gebaseerd op de regels van de kerk, maar op de oorspronkelijke bronnen, het heilige schrift en naar het voorbeeld van Christus zelf, een levenswijze vol zelfovergave, nederigheid, hulpvaardigheid en barmhartigheid. Een godsdienst van de geest en belangrijker nog van de vrijheid: wat gedwongen is, kan niet oprecht zijn en alleen wat vrijwillig is, is Christus aangenaam. Erasmus maakt kennis met een afgeleefd en verdorven christendom, waarin praal, corruptie, bijgeloof en hebzucht de dienst uitmaken. De felle uitvallen in De Lof der Zotheid tegen de kerk, de theologen en de geestelijkheid hebben ongetwijfeld mede zijn Italiaanse ervaringen als bron. Erasmus wil het niet laten bij het uitoefenen van kritiek. Tegenover deze 'valse godsdienst' zet hij het 'ware christendom', dat hij via zijn geschriften probeert uit te dragen. Een oppervlakkige blik op zijn bezigheden in Italië zou de indruk kunnen wekken dat hij zich daar meer met wereldse, dan met geestelijke zaken heeft bezighouden: het vervolmaken van zijn Grieks en het opnieuw uitbrengen van een uitgebreide versie van zijn adagia. De in 1500 voor het eerst gepubliceerde adagia zijn een verzameling gezegden en spreekwoorden uit de klassieke oudheid, door Erasmus verzameld en toegelicht. Zijn hele leven zal hij aan de verzameling blijven werken en ze steeds opnieuw uitbrengen. Zijn er in de eerste uitgave ruim 800 opgenomen, aan het eind van zijn leven zijn ze uitgegroeid tot een verzameling van meer dan 4000 uitspraken. Met de adagia heeft Erasmus allereerst de klassieke oudheid doen herleven en populair gemaakt, zelfs wij plukken er waarschijnlijk nog de vruchten van. Als Erasmus ze niet op die manier had uitgegeven zouden wij veel uitdrukkingen en gezegdes niet meer gebruiken. Hoeveel kritiek Erasmus ook op de kerk mocht hebben, hij blijft haar trouw: ‘leven noch dood kunnen mij scheiden van de kerk’ en dat zal hem uiteindelijk in hevig conflict brengen met een andere criticus van de kerk: Luther. Wat hun visie op de kerk betreft lopen hun meningen niet zozeer uiteen en beiden zijn ze bereid hun leven te wijden aan de hervorming ervan. Het conflict, dat zich steeds heviger tussen beide ontwikkeld heeft veel meer te maken met een verschil in karakter. Erasmus is niet tegen Luther als hervormer, maar wel tegen Luther als fanatiek dogmaticus. Erasmus wil geen strijd, geen conflict, geen oproer, hij wil bemiddelen, hij wil niet voor of tegen Luther kiezen, voor of tegen de katholieke kerk, de eenheid van het christendom gaat hem boven alles. Hij vreest dat de fanatieke handelwijze van Luther tot grote onlusten zal leiden en dat daarmee ook elke wetenschappelijke en kerkelijke vernieuwing van de baan is. Ze hebben elkaar nooit ontmoet, elkaar slechts via brieven voorzichtig gepolst, tot Erasmus, die voortdurend door beide kampen onder druk werd gezet om partij te kiezen, uiteindelijk via het geschrift ‘Over de vrije wil’ rechtstreeks de inhoudelijke discussie met Luther aangaat. Luther reageert met een tegen pamflet ‘Over de slaafse wil’, waarin hij Erasmus min of meer tot ongelovige verklaart. Erasmus gelooft in het vermogen van de mensen om te kiezen vóór God en tegen de duivel, volgens Luther is de mens een slaaf van de duivel en kan hij niet uit zichzelf kiezen voor God. Het bevestigt voor Erasmus wat hij in 1519 al schreef; ‘Luther is mij volkomen vreemd.’ Wat Erasmus het meeste vreest, gebeurt. Er komt een scheuring in de kerk, de eenheid van het christendom is voorbij. Hoe succesvol Erasmus als schrijver en geleerde ook is, hij is te weinig strateeg om de macht die hij daarmee heeft ook in de praktijk in te zetten voor de door hem beleden idealen. Als de Nederlandse paus Hadrianus VI hem in 1522 - 1523 verzoekt naar Rome te komen, omdat hij donders goed zag wat de invloed van Erasmus zou kunnen zijn bij het instandhouden van de eenheid in de kerk, slaat Erasmus dat aanbod beleefd af. Stel dat Erasmus, als hij in 1509 vlak voor zijn vertrek uit Italië te gast is bij kardinaal Grimani, op diens verzoek zich bij hem in Rome te vestigen was ingegaan, dan is de kans groot dat in de jaarboeken van de kerk een heel andere geschiedenis geschreven zou zijn. In totaal schreef Erasmus meer dan 38 miljoen woorden, hij was de meest gelezen schrijver van zijn tijd en nog steeds zijn z’n woorden overal ter wereld in gedrukte vorm terug te vinden. Erasmus was een mediapersoonlijkheid ‘avant la lettre.’ ‘Verborgen talent bezorgt geen roem,’ schreef hij ooit. Erasmus wist via het belangrijkste medium van zijn tijd, de boekdrukkunst, zijn talenten zodanig voor het voetlicht te brengen, dat de eeuwige roem hem niet meer kon ontgaan. De laatste brief van Erasmus, gedateerd 28 juni 1536, is een van de weinige keren dat Erasmus kenbaar maakt terug te verlangen naar zijn geboorteland. Hij heeft er weinig vertoefd in zijn reizende leven en zijn uitlatingen erover zijn, op een paar uitzonderingen na, meestal buitengewoon kritisch. Toch zijn de laatste woorden op het sterfbed van de man, die zijn hele leven in het Latijn gecommuniceerd heeft, eveneens in het Nederlands: Lieve God. Erasmus stierf op 12 juli 1536. “De kunstenaars overtreffen zich in hun laatste werken. Nu, god heeft de vrouw na de man geschapen, en dus is de vrouw meer geslaagd dan hij.” Dat was een van de vele uitspraken van Erasmus over de vrouw. Erasmus heeft in een van zijn werken het idee ontkracht dat de man beter zou zijn dan de vrouw. ‘De man leeft niet langer dan de vrouw en als mannen sterker zouden zijn dan vrouwen, zijn zij toch zeker zwakker dan kamelen.’ ‘Maar ook, stel dat de man beter zou zijn omdat hij eerder was geschapen, dan is er ook nog een tegenargument dat Adam eerder werd geschapen dan Jezus Christus. Dan nog dat kunstenaars zich op ’t laatst nog overtreffen. Dus uiteindelijk komt het er op neer dat Eva waarschijnlijk beter gelukt was dan Adam. Erasmus heeft op verschillende manieren over vrouwen gesproken. In zijn werk Adagia stonden ook een heleboel uitspraken over vrouwen, niet allemaal even positief. Zoals: “niets is pestilenter dan de vrouw” of “de vrouw is een lui dier”. Sommige zien het daardoor als vrouwenhater. Maar er wordt niet bij gezegd dat het maar een verzameling oude gezegdes zijn, niet zozeer Erasmus’ mening. Men weet niet of Erasmus nou als maagd begraven was, maar je kunt wel zeggen dat zijn lichamelijke passies zeer slecht zijn geweest. Hier weer een van zijn uitspraken: “Zeg nu zelf: verwekt soms een van de lichaamsdelen die als fatsoenlijk gelden zoals hoofd en mond, borst, hand of oor, de kindertjes van mensen en goden? Neen zou ik menen! Maar uit dat komieke, rare ding, waarover men niet kan spreken zonder in de lach te schieten, komen alle mensen voort. Dat is de heilige bron, waaruit al het leven opwelt… welke man zou zich nog willig het dwangbuis van de huwelijkse staat aantrekken, als hij alle ongemakken van het huwelijk van tevoren overwoog! En welk meisje zou zich ook aan een man geven, als zij de gevaren en de weeën van een bevalling voorzag en zich de lasten, verbonden aan de opvoeding van haar kroost voor ogen stelde...? het is dus uit het liefdesspel van scherts en roes, dat zelfs de eenvaardige ascetische filosofen voortkomen, wier plaats hoe langer hoe meer word ingenomen door wat men tegenwoordig monniken pleegt te noemen...; Dat jullie aan mij de kiem en de bron van het bestaan te danken hebben, is nog maar een kleinigheid vergeleken bij al het genoegen dat jullie je leven lang dankzij mij zult kunnen smaken. Immers, wat blijft er van het leven zonder zingenot!?” Het lijkt er op dat Erasmus het er regelmatig niet mee eens was dat er zo’n minachting was voor vrouwen. Hij ging er tegenin en nam het op voor de vrouwen binnen het huwelijk. Hij was tegen opgedrongen huwelijken, en was juist voor echtscheidingen. Hij vindt dat de mannen hun vrouwen beter moesten behandelen. Erasmus liep ver voor, voor die tijd. Het zag er naar uit dat zijn idealen nog lang geen werkelijkheid waren. Erasmus wou dan ook dat alle vrouwen de bijbel lezen. Dat stond in het voorwoord van zijn vertaling van het nieuwe testament. Het was in de 16de eeuw niet gemakkelijk zo over vrouwen te spreken, ook omdat de vrouwen meestal de schuld kregen van problemen zoals: overstromingen, droogte, mislukte oogsten, ziektes, enz. er waren nog nooit zoveel heksen verbrand als in die tijd. Dus je kon verwachten dat hij veel commentaar kreeg op zijn uitspraken, voornamelijk van monniken. Het door Erasmus geschreven Enchiridion militis christiani werd geschreven na zijn verontwaardiging over de manier waarop een zekere Poppenruyter zijn vrouw behandelde. Poppenruyter was grof tegen haar, en had een groot, gespierd lichaam. Van Wapensmid was hij opgeklommen tot geschutsgieter en wapenfabrikant. Hij was kortom het tegenovergestelde van Erasmus, dat was zeker. Zijn vrouw was Poppenruyter ontrouw van tijd tot tijd werd zij door hem geslagen. Op verzoek van deze vrouw schreef Erasmus het Enchiridon, het handboekje van de christensoldaat. Het bevat een levensplan passend bij een goede christen, maar ontstond in de eerste plaats met doel het gedrag van deze wapenmeester te veranderen. Deze kreeg het boek, zodra het af was, van Erasmus cadeau, maar heeft er vermoedelijk nooit een letter in gelezen. Portret van Erasmus, Albrecht Dürer 1520. Tekening in zwart krijt. Op deze tekening, gemaakt in 1520 baseerde Dürer zijn beroemde kopergravure uit 1526. Dürer maakte de tekening tijdens zijn eerste reis door de Nederlanden. Tijdens deze reis heeft hij Erasmus vier keer ontmoet. Vijf jaar later schrijft Erasmus in een brief aan Pirckheimer: Ik zou graag door Dürer afgebeeld worden; wie zou dat niet willen, door zo'n groot kunstenaar? Maar hoe kan het? Hij was indertijd in kool begonnen, maar hij moet mij allang vergeten zijn. Wanneer hij iets kan doen met de medaille en uit zijn geheugen, laat hij dan met mij doen wat hij met u heeft gedaan, die hij iets dikker heeft gemaakt. Dat laatste bedoelde Erasmus waarschijnlijk ironisch, aangezien hij juist in die tijd erg mager was geworden. Waarschijnlijk, ook al is het nooit bewezen, ging zijn voorkeur uit naar mannen. Hij komt dan wel voor de rechten van de vrouw op, het was vrij duidelijk dat hij homoseksueel was. Maar zelfs als dit zo was, zijn er weinig aanwijzingen dat hij hier ook in fysieke zin aan heeft toegegeven. Erasmus was een pacifist. Hij was dus een aanhanger van het pacifisme. Dat betekent het alsmaar streven naar blijvende vrede. Hij was bang voor de vele oorlogen die plaatsvonden tijdens zijn leven – zoals de gewelddadige gevechten tussen het huis van Valois (Frans I) en de Habsburgers (Karel V) of de invasie van de Turken – en hij wilde door middel van zijn brieven, boeken en discussies, de leiders van verschillende landen ervan overtuigen dat vrede gewoon de beste oplossing was, maar dat was zonder succes. “het is veel mooier een stad te bouwen dan ze te verwoesten” Veldtocht tegen de Turken in 1529. Deze houtsnede van Michael Ostendorfer (hij leefde in dezelfde tijd als Erasmus) is een verslag van de eerste poging van Karel V om in 1529 de Turken in Oostenrijk tegen te houden. Het was in die tijd dat het Ottomaanse (Turkse) rijk van de sultans zeer machtig was en erin slaagde haar grenzen enorm uit te breiden. Karel V slaagde in zijn missie, doch een definitieve overwinning werd niet behaald. In 1532 werd er opnieuw strijd geleverd bij Wenen. Deze afbeelding toont de verzamelde legers van Karel V. Op de achtergrond links ligt Baden, een plaats dichtbij Wenen. Toen het feodalisme (leenstelsel) verdween veranderden de laatmiddeleeuwse oorlogshandelingen ook. Veldslagen die niet zo effectief waren, waren verleden tijd. De nieuwe oorlogsvoering werd vooral bepaald door het huurleger en het kanon. Het kanon werd dan vooral gebruikt om de stad te verdedigen. Het huurleger bestond voornamelijk uit Zwitserse mannen en hadden vaak geen discipline. Vooral mensen buiten de stad zoals landarbeiders hadden zelfs last van struikrovers en bendes. Overal heerste een oorlogssfeer. Een belangrijke aanleiding tot die verafschuwing voor oorlog van Erasmus was de intocht van de oorlogslustige paus Julius II. Na die gebeurtenis schrijft hij het geschrift ‘Julius Exclusus’. Daarmee laat hij weten dat hij tegen de oorlog en de oorlogszucht van Julius is. Rond dat geschrift zijn er nu nog steeds een heleboel meningsverschillen. Erasmus ontkende dat hij het boek geschreven had, maar volgens geleerden deed hij dat alleen uit angst voor de machtige paus. Een gedicht aan Erasmus toegeschreven over de oorlog. Zoet is de oorlog voor wie hem niet kent. Dikwijls vraag ik me verbijsterd af
Wat mensen tot zo’n razernij verleidt; Het stomme vee voert geen oorlog, Alleen de wilde beesten, maar die vechten niet onder elkaar. Een oorlog is zo iets verderfelijks, monsterachtigs, Dat geen deugend mens hem, hoe schijnbaar rechtvaardig ook, Kan blijken. Als er rechtsgronden zijn, die een oorlog toelaatbaar maken, Dan zijn zij van slecht allooi en ruiken

Naar een ontaarde Christus, doorwereldse rijkdommen bedorven. Het volk sticht de steden en houdt ze in leven
Maar door de dwaasheid van de vorsten worden ze weer verwoest. De oorlog is zo iets monsterachtigs
Dat hij misschien bij dieren maar niet bij mensen past, Iets zo weerzinwekkends
Dat hij overal bederf en verwildering teweegbrengt, Zo onrechtvaardig dat hij gewoonlijk
Door de grootste schurken het beste wordt gevoerd, Zo goddeloos
Dat Christus met hem volstrekt niets gemeen heeft. En toch verwaarlozen de pausen alles
En vinden in de oorlog hun voornaamste bezigheid. O, sprakeloze theologen, stomme bisschoppen, Die zo’n verderf der menselijke waardigheid zwijgend aanschouwen. Zoet is de oorlog voor wie hem niet kent.

REACTIES

N.

N.

Leuk in eigen woorden net wat ik zoek dankejwel

x

12 jaar geleden

K.

K.

stom slecht werkstuk

8 jaar geleden

H.

H.

Nice, dit had ik nodig! Top!

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.