De VOC

· De oprichting
In het begin van de 16de eeuw waren de Portugezen de baas over alle handel met Azië. Daardoor verkochten ze specerijen en peper voor hoge prijzen aan de rest van Europa.
Regeringen van andere landen vonden dit niet leuk en wouden zelf ook handel met Azië gaan drijven. Ook de Republiek wou dit. Vooral omdat Portugal zich bij Spanje had aangesloten en omdat de Nederlanden in oorlog met Spanje was konden ze geen producten van hun kopen.
In de Noordelijke Nederlanden was genoeg geld om schepen te bouwen en men had genoeg kennis om naar Azië te varen.

Negen Amsterdammers startte daarom een Compagnie en in 1579 werd Oost- Indië Bereikt. Vanaf toen richtten steeds meer mensen Compagnieën op om naar Indië te varen. Tussen 1597 en 1602 vertrokken er 65 Nederlandse vloten naar Indië. Deze waren verdeeld over Amsterdam, Rotterdam, Hoorn, Enkhuizen, Middelburg en Delft.
De Staten-Generaal wilden dat deze Compagnieën samen gingen werken en zich in 1 grote compagnie zouden verenigen. Daardoor zou er minder concurrentie zijn, waardoor de prijzen zouden stijgen, en zouden ze zich beter kunnen verdedigen tegen de Spanjaarden en Portugezen.
Op 20 Maart 1602 werd daarom de VOC opgericht; Vereenigde Oost-Indische Compagnie.
De VOC had 4 rechten:
- handelsrechten
- in en uitvoer rechten
- recht op de kuststreken
- als enige Nederlanders handel met Azië voeren
In alle steden die waren samengevoegd kwamen kantoren van de VOC, die kamers werden genoemd. Elke kamer had een eigen werf en zij zorgden voor bemanning,voedsel en goud en zilver om handel mee te drijven.
Elke kamer had een aantal afgevaardigden die twee keer per jaar met elkaar vergaderden om het algemene beleid van de compagnie vast te stellen. In totaal waren er 17 afgevaardigden en daarom werden ze heren17 genoemd. Amsterdam was het belangrijkst met 8, daarna Zeeland met 4 en de rest 1. De 17de werd iedere keer door een andere vertegenwoordiger worden vervuld.

De VOC had veel vestingen in o.a. Indië, China en de Molukken. Tussen 1602 en 1795 bezitten de VOC ongeveer 30 vestingen in Azië.

Batavia, het huidige Jakarta, was de belangrijkste vesting van de VOC. Deze werd in 1619 gesticht door Jan Pieterszoon Coen.
De VOC haalden vooral peper, noodmuskaat, kruidnagel, kaneel en gember uit Indië.

· De 17de eeuw
In de 17de eeuw veranderde er veel in Nederland op het gebied van handel wetenschap en kunst. De VOC profiteerde hiervan en haalden spullen van Azië die ze hier tot luxe producten maakten en voor veel winst verkochten. Ook werd de Antwerpse haven, de grote concurrent van Amsterdam, gesloten. Veel handelaren vertrokken naar Amsterdam en dit werd de belangrijkste haven van heel Europa. Er werden grote pakhuizen gebouwd op de grachten.
Doordat het zo goed ging met de handel ging het ook steeds beter met de nijverheid, er kwamen veel bedrijven om de ingevoerde producten te bewerken. Door dit succes word de 17de eeuw de ‘Gouden Eeuw’ genoemd.

· de ondergang
In de 17de en 18de eeuw was de VOC de grootste handels en scheepvaartbedrijf te wereld.
Maar aan het eind van de 18de eeuw ging deze compagnie failliet.
- prijsstijging in Azië
- personeel werd opstandig en wou meer loon.
- De Vierde Engelse oorlog (1780-1784). Deze zorgden ervoor dat er twee jaar niet gehandeld kon worden tussen Azië en Europa.
De VOC liep grote schulden op en in 1795 werd de VOC overgenomen door de stad en dar was het officiële einde.

· De invloed van de VOC
De VOC heeft veel invloed op de Nederlanden gehad.
Dat is te verklaren door de monopolie positie die de VOC had. Ze hebben op een succesvolle manier handel met Azië gedreven. Omdat de Nederlanden de macht had over de handel met Indië, hadden ze ook een groot deel van de wereldmacht. De goede handel en winst heeft gezorgd voor de ‘Gouden Eeuw’. Er zijn veel pakhuizen bewaard gebleven en er kwamen veel rijke kooplieden naar Amsterdam.

De VOC heeft ook grote invloed gehad op Indonesië.