Lesbrief Arbeidsmarkt H1 & H2

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1009 woorden
  • 13 november 2003
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 6
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1.2 Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen tussen de 15 en de 65 die kunnen, mogen en willen werken. Een ander woord voor aanbod van arbeid is beroepsbevolking. Het aanbod van arbeid omvat niet alleen de mensen die een baan hebben (werknemers), maar ook de werkzoekende en de werklozen voor zover die officieel geregisteerd staan, en de mensen met een eigen bedrijf (zelfstandigen). Je bent officieel werkloos als je bij het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen), een instelling van de overheid, geregistreerd staat. Deelnemingspercentage geeft aan welk deel van de beroepsgeschikte bevolking bij de beroepsbevolking hoort. Het deelnemingspercentage wordt ook wel participatiegraad genoemd. Dit kun je als volgt berekenen: beroepsbevolking
Deelnemingspercentage = x 100% Beroepsgeschikte bevolking

Factoren die het arbeidsaanbod beinvloeden: # demografische groei: de beroepsbevolking groeit; # maatschappelijke opvattingen; # de stand van economie: - aanzuigeffect: mensen trekken naar de arbeidsmarkt; - ontmoedigingseffect: arbeidsmarkt trekt niet # wetgeving: leerplichtig, pensioenleeftijd, uitkering. # organisatie van het arbeidsproces: door betere kinderopvang kunnen mensen hun baan beter combineren met de kinderen. 1.3 de totale vraag naar arbeid bestaat uit werknemers, de zelfstandigen en de openstaande vacatures. De groei van de economie wordt beinvloed door: # meer bestedingen aan goederen en diensten. En als er meer productie nodig is heb je arbeidskrachten nodig. Zo stijgt de vraag naar arbeid. # de stand van techniek: de technische ontwikkelingen zorgen ervoor dat de productie voor een groot deel door de machines wordt overgenomen. Maar door de ontwikkeling zijn er ook weer arbeidskrachten nodig om de diensten te produceren. Dus weer een stijging van arbeidskrachten. 1.4 verschillende factoren die op een arbeidsmarkt werkzaam zijn: het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid. Op de arbeidsmarkt komen vraag en aanbod samen, om een prijs tot stand te laten komen; de loon. Een banenmarkt is een voorbeeld van een concrete markt is een plek waar vraag en aanbod van een bepaald product elkaar ontmoeten. Ze gaan dus naar een plek om zaken met elkaar te doen. Een arbeidsmarkt is een voorbeeld van een abstracte markt. Dit houdt in dat vraag en aanbod elkaar niet op een plek ontmoeten. Hier bepalen vraag en aanbod de loon. Een abstracte markt is niet zichtbaar. Op een arbeidsmarkt kun je de werkgelegenheid bekijken. De werkgelegenheid bestaat uit alle werknemers en zelfstandigen bij elkaar opgeteld. Dus het aantal mensen dat ook echt arbeid verricht. Een arbeidsjaar is een volledige baan, 38 uur per week. Het aantal werknemers is nu groter dan het aantal arbeidsjaren, omdat veel mensen deeltijdbanen hebben. Ze vullen dus met meerdere mensen de 38 uur van een volledige baan in.op een arbeidsmarkt komen dus loon (= de prijs van arbeid) en de werkgelegenheid tot stand. Als er meer vraag naar arbeid is dan dat er aanbod is, spreek je van een krappe arbeidsmarkt. De lonen worden dan hoger. Als er meer aanbod is dan vraag dan spreek je van een ruime arbneidsmarkt, en dan zijn de lonen lager. Een arbeidsmarkt bestaat uit verschillende deelmarkten. Een deelmarkt houdt in dat er verschillende beroepen zijn. Zo is er de onderwijsdeelmarkt. Werkloosheid wordt gezien als en maatschappelijk probleem, dus wordt er onderzocht welke groepen werkloos zijn, en hoe ze dit kunnen veranderen. Ze kijken dus naar de mensen die zich aanbieden, de aansluiting van vraag en aanbod, en de ontwikkeling van de lonen en de werkgelegenheid. 2 factoren die invloed hebben op je succes in de arbeidsmarkt: # opleiding; # bevolkingsgroep en afkomst. Dit soort schema’s moet je kunnen lezen: 2.1 als je een vereniging wilt beginnen moet je bij een notaris statuten laten vastleggen. Dat wil zeggen dat je regels vastlegd van jou vereniging. Een vereniging is een rechtsvorm, dus een vereniging met een organisatievorm die in de wet voorkomt. Zo moet elke vereniging een bestuur hebben. 2.2 een werkgever moet met een werknemer een arbeidsovereenkomst opstellen. Daarin worden de arbeidsvoorwaarden zwart op wit vastgelegd, zo kunnen er geen onduidelijkheden ontstaan. En een individuele arbeidsovereenkomst worden de loon en de werktijden vastgelegd. Voor overige dingen wordt verwezen naar de Collectieve arbeidsovereenkomst, het CAO. Daarin staan de rechten en plichten van werkgevers en werknemers. In de individuele en de collectieve arbeidsovereenkomsten staan afspraken over arbeidsvoorwaarden. Meestal wordt een CAO afgesloten voor een bedrijfstak. Een bedrijfstak omvat alle bedrijven die zich bezig houden met dezelfde productie. Bonden van werkgevers en werknemers onderhandelen over de CAO. Dat zijn bij de werknemers de vakbonden, ook wel werknemersbonden of vakvereniging genoemd. Bij de werkgevers zijn dat de werkgeversbonden (bijv de CAO) of het bedrijf. Alle vakbonden zijn per bedrijfstak georganiseerd. In nederland zijn vrijwel alle werkgevers georganiseerd. Maar de organisatiegraad (percentage van werknemers dat is aangesloten bij een erkende vakbond) bij de werknemers ligt dat percentage een stuk lager. Veel werknemers worden geen lid van een vakbond maar profiteren wel mee van het werk van de vakbonden, zoals loonsverhoging. 2.3 Een andere term voor werkgevers of werknemers is sociale partners. Een rijksbegroting is een overzicht van inkomsten en uitgaven van de overheid. Een miljoenennota is een soort samenvatting van de rijksbegroting.de plannen van de overheid hebben grote invloed op de nederlsndse economie. als de inkomensbelasting wordt verhoogd, blijft er bij de werknemer van de brutoloon, netto minder over. Als de prijzen gewoon gelijk blijven zeg je: hun koopkracht daalt, daardoor kunnen bedrijven minder verkopen (hun afzet daalt). Nadat de rijksbegroting bekend is gemaakt gaan werknemers en werkgevers overleggen over de arbeidsvoorwaarden. Maar als een werkgever dat met al zijn werknemers moet doen wordt het wel erg druk, dus daarom zijn er vakcentrales (ook wel werkgeverscentrale, of werknemerscentrale genoemd). De vertegenwoordigers van de vakcentrales overleggen met de stichting van arbeid. Dit heet een centraal overleg. Het gaat dan over de hoofdlijnen van de arbeidsvoorwaarden. De voorwaarden worden bij de CAO bij elke bedrijfstak verwerkt. Een CAO geldt alleen voor de bedrijven die lid zijn. Dit wil nogal eens problemen opleveren. Als loonsverhoging wordt ingevoerd bij een bepaalde bedrijftak hoeven de bedrijven die geen lid zijn ook geen loonsverhoging toe te passen. Daarom kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een CAO algemeen verbindend verklaren. Dat houdt in dat de Cao voor alle bedrijven geldt, dus ook de bedrijven die geen lid zijn.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.