Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Ridders

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 4991 woorden
  • 2 december 2002
  • 674 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
674 keer beoordeeld

De inleiding. Voor het vak geschiedenis heb ik een werkstuk moeten maken. Je mocht zelf een onderwerp kiezen en ik heb dus gekozen voor "ridders". Ik vind het onderwerp "ridders" wel een goed onderwerp, omdat ik dit zelf heel leuk vind en ik denk een heleboel andere mensen ook. Het is toch wel interessant hoe ridders er vroeger uitzagen en leefden. Dit werkstuk gaat dus over hoe ridders leefden, vechtten, woonden, jaagden en er uitzagen. Het zijn een beetje lange hoofdstukken geworden, maar er staat dan ook veel verschillende informatie in. Nu geef ik mijn probleemstelling. - Wat waren ridders en hoe leefden zij? - Waarom kwamen er ridders? - Wat was de rol van een ridder? - Hoe werd je een ridder? - Wat was een page? - Wat was een schildknaap? - Wanneer was hij een echte ridder? - Wat deed een ridder? - Hoe verliep een gevecht? - Wat voor bescherming droeg een ridder? - Wat voor wapens had een ridder? - Wat was de rol van het paard? - Welke aanvalstechnieken werden er gebruikt? - Wat gebeurde er na een veldslag? - Wat deed een ridder in zijn vrije tijd? - Hoe verliep een jacht? - Hoe verliep een toernooi? - Waar woonde een ridder? - Hoe zag zijn woning eruit? - Hoe verdedigde hij zijn woning? - Wie zorgde er voor zijn woning als hij er niet was? - Waarom het einde van de riddertijd?
1. Waarom kwamen er ridders? Toen het Romeinse rijk in de 4e eeuw na Christus uiteenviel werd West-Europa overspoeld door barbaarse stammen. Eén van die groepen waren de Franken, die steeds machtiger werden en zelfs zo machtig dat hun koning, Karel de Grote, tot keizer van het Westen werd gekroond. Zo'n vijfhonderd jaar later viel het Frankische Rijk uiteen door allerlei burgeroorlogen. In die tijd was je dan natuurlijk niet zo heel veilig. Daarom werden veel groepen boeren beschermd door één bepaalde landheer in ruil voor hun opbrengsten. Zo waren de boeren dus horigen. Deze landheren stonden weer in verbinding met nog hogere heren. Zo kreeg je een heel stelsel met allemaal mensen die in verbinding met elkaar stonden. Al deze heren en veel dienaren daarvan waren soldaten te paard. Ook de koning was een soldaat te paard. Dit alles ontstond in de 10e eeuw n.Chr. Zo ontstonden de eerste ridders. Er ontstonden nu hele groepen ridders in dienst van een graaf of hertog die boeren en andere horigen moesten beschermen. Een ridder is dus eigenlijk een soort beschermer of lijfwacht. Zo'n stelsel wordt het feodale stelsel genoemd. De ridders waren ook een soort soldaten want ze streden ook tegen andere groepen zoals bijvoorbeeld de Vikingen. Rond 911 n.Chr. hadden de Vikingen een eigen stuk land veroverd in het westen van Frankrijk dat ze Normandië noemden, het land van de Noormannen. Hun leider was hertog Rollo. De Vikingen streden te voet, maar al gauw namen ze het paard van de Frankische strijders over. Zo leerden ze de kunst van een soldaat te paard over. Ze ontwikkelden zich tot geduchte ruiters. Hertog Willem ging naar Engeland en verjoeg koning Harold. Hertog Willem kwam uit Normandië dus de ridder, het kasteel en het feodale stelsel deden zo ook hun intreden in Engeland. 2. Hoe werd je een ridder? Als je een ridder wilde worden moest je ten eerste uit een adellijke familie komen, je moest rijk zijn, je moest een jongen zijn en je moest je kunnen bewijzen in de strijd. Een jongen die ridder wilde worden werd al op zijn 7e "page". Dit is eigenlijk gewoon een soort stage lopen, want je werd dan ook naar een ander kasteel gestuurd. Bijvoorbeeld van een oom of een andere belangrijke hertog om daar alle goede manieren te kunnen leren. Ze moesten bijvoorbeeld elke dag de tafel bedienen en ze leerden ook dat ze veel respect moesten hebben voor edele vrouwen. Meestal had de page een vrouw aan het hof als speciale vriendin, waarvan hij dan leerde hoe hij zich tegenover een vrouw moest gedragen. Als page leerde hij ook te dansen en de vedel te bespelen. Een vedel is een soort instrument. Ook leerde hij verhalen vertellen en zingen. Hij leerde ook vaak Latijn en de grondbeginselen om een land of leger te kunnen te besturen. Dan, als de page al dat soort dingen had geleerd, kon hij overgaan naar zijn ware opleiding. Rond zijn 14e werd hij dan schildknaap. In deze tijd leerde hij wat eigenlijk het belangrijkste is om een ridder te kunnen zijn, en dat is strijden. Hij kreeg tijdens een korte kerkplechtigheid een zwaard en een gordel en oefende de komende 7 jaar voor de strijd en voor het tweegevecht. Hij moest nog wel steeds helpen aan tafel, maar moest nu belangrijkere dingen doen zoals wijn inschenken en vlees snijden. Ook moest hij nu een andere ridder gaan helpen zich voor te berijden op de strijd. Hij verzorgde het paard van de ridder en zorgde dat alle wapens mooi glommen en alles goed klaar stond. Om een sterke ridder te worden oefende hij in hardlopen, worstelen, stokvechten, schermen en natuurlijk het belangrijkste: zwaardvechten en paardrijden. Het paard en zwaard waren de twee belangrijkste wapens van een ridder. Het woord ridder betekent dan ook letterlijk "ruiter". Als het vechten goed ging kon hij mee gaan met de ridder naar gevechten en kon hij aan zijn zijde gaan vechten. Als de schildknaap dan uiteindelijk alle proeven had doorstaan werd hij ongeveer op zijn 21e tot ridder geslagen. Meestal moest een schildknaap de nacht voordat hij tot ridder geslagen werd waken in een kapel. Hij legde zijn nieuwe zwaard en uitrusting voor zich neer op het altaar en moest de hele nacht blijven waken en bidden. Dit werd beschouwd als de laatste proef voordat hij tot ridder geslagen zou worden. De morgen na de ochtendmis was er een plechtige ceremonie. De ridder had een prachtig fluwelen gewaad aan en kreeg zijn gouden sporen, zwaard en gordel. Hij ging geknield voor zijn heer of koning zitten. Dan moest hij een heleboel beloftes doen; hij moest zich dapper en edelmoedig gedragen tegenover zijn vrienden, verraders uit de weg ruimen, het kwaad bestrijden, weduwen en wezen beschermen, zijn leenheer dienen, nooit vluchten tijdens de strijd en zijn religieuze plichten vervullen. Dan werd hij met een zwaard licht op zijn hoofd, schouders of hals geslagen. Nu was hij tot ridder geslagen en kon hij opstaan. Hij was nu een echte ridder. Soms kon er op het slagveld na de strijd een schildknaap tot ridder geslagen worden door een leenheer. Maar dit gebeurde dan niet zo mooi als in een kerk en duurde ook korter. De ridderslag was zo'n beetje het belangrijkste gebeuren uit het hele leven van de ridder. Hier had hij zo'n beetje zijn halve leven naar toegewerkt. Na de ridderslag was er dan ook een groot feest. Nu kon de ridder deelnemen aan toernooien en zijn vaardigheden tonen aan de mooie edelvrouwen. 3. De wapenuitrusting van een ridder. Een ridder was een soldaat te paard dus hij moest in een gevecht wel de nodige bescherming hebben. In het begin hadden de ridders als bescherming een maliënkolder. Zo'n maliënkolder bestond uit allemaal aan elkaar gevlochten ringetjes. Zo vormden ze een gewaad waar bijna geen zwaard doorheen kon steken. De ridders hadden in het begin alleen maar een maliënkolder om de borst aan. Maar later breidde zich dat uit naar hun hele lichaam. Het voordeel van die maliënkolders was dat het buigzaam en luchtig was in tegenstelling tot de latere harnassen. Maar het nadeel was dat als je er met een harde knots of een goedendag tegenaan mepte je wel de botten van de ridder kon breken. En een maliënkolder woog ook heel zwaar. Daarom droegen de ridders er ook nog een heel groot schild bij zodat ze de echt harde klappen mee konden opvangen. Je kon er trouwens zelf ook nog klappen mee uitdelen. De schilden waren eerst van die lange zware Normandische schilden, maar later werden de schilden steeds kleiner en verdwenen uiteindelijk omdat de harnassen de klappen wel konden verdragen. In de 13e eeuw begonnen sommige ridders stalen platen voor hun knieën te doen. In de loop van jaren kwamen er steeds meer stalen platen op het lichaam bij en zo ontstond het complete harnas. Inclusief de helm natuurlijk die er eigenlijk al was. De helmen waren in het begin gewoon kegelvormig met een neustuk erop. Later kwamen er ook helmen die je hele gezicht bedekten. Een harnas woog wel 25 tot 30 kilo. Dit gewicht was wel helemaal versprijd over het lichaam dus ze konden nog wel hun paard ermee bestijgen, rennen of gaan liggen. Een compleet harnas bestond uit: een helm, een halsstuk, een borstschild, schouderstukken, okselplaten, onderarmstukken, kaphandschoenen, dijplaten, scheenplaten, sabatons, een wapenrok, veters en maliënstukken. De maliënstukken waren een soort verbindingsstukken tussen alle ijzeren platen van de rest van het harnas. De rest was natuurlijk allemaal niet zo bewegelijk, maar de maliënstukken dus wel. Het duurde wel een uur voordat een ridder met behulp van een schildknaap en/of bediende zijn harnas aan had. Onder het harnas droeg de ridder een opgevulde wambuis van ruwe wol, gevoerd met satijn, en een kamgaren broek. Om de gewrichten van de ridder werden linnen gewikkeld zodat het harnas er niet tegenaan kon schuren. Bij het aantrekken van het harnas moest de schildknaap eerst de sabatons (een soort schoenen) aan doen. Daarna werden de jambes om zijn schenen geklemd. Daarna kwamen de dijbeenplaten. Daarna werd het maliënhemd vastgeknoopt aan de veters die onderaan de wambuis hingen. Daarna kwam het borststuk en de wapenrok (het ligt eraan wat de ridder voor harnas had, want er waren heel veel verschillende harnassen). Dan kwamen het halsstuk en de helm. En als laatste werden alle armdelen toegevoegd. Het belangrijkste wapen voor de ridder was natuurlijk zijn zwaard. Meestal had de ridder een tweezijdig snijdend zwaard. Het zwaardvechten leerde hij al toen hij schildknaap was dus daar waren ze meestal wel handig mee. Je had allerlei verschillende zwaarden; van breed naar smal, van puntig tot bijna stomp en van groot naar klein. De meeste zwaarden waren tussen de 1 en 1,5 meter. Nog een belangrijk wapen was de handboog. Je weet vast wel hoe die eruit ziet. Met de handboog werd een lange pijl met een ijzeren punt en een veer aan de achterkant gespannen. Deze werd dan voor de strijd samen met een hele andere regen van pijlen door de lucht geschoten en doorboorde de vijand. Er werden ook wel eens kruisbogen gebruikt, maar om een kruisboog te spannen heb je veel meer kracht nodig. Een kruisboog kwam dan ook veel verder. Als je een goede kruisboog en pijl had kon hij 200 meter ver worden geschoten. Met een handboog konden ongeveer 6 pijlen per minuut worden afgeschoten en met een kruisboog maar één. Andere wapens waren een lans: dit was een hele lange stok met een scherpe ijzeren punt erop die meestal werd gebruikt om ridders van hun paard af te steken of om door de lucht te gooien, een goedendag: dit was een korte stok met een soort knots met een paar punten erop. Hiermee kon hard geslagen worden waardoor schedels en botten braken. Dan had je nog een morgenster: dit is een stok met een ijzeren ketting met aan die ketting een knots met scherpe punten. Hiermee kon je de knots makkelijk rondslingeren en kwam de klap harder aan. Een hellebaard: dit was een lange lans met nog een bijl erop aan de zijkant waar je dus nog lekker mee kon hakken ook. Dan had je ook nog voetangels: bestond uit 4 scherp aan elkaar gesmede punten zodat als je er een op de grond gooide altijd één punt naar boven stak. Deze voetangels werden meestal voor een groot gevecht over het veld versprijd zodat paarden en ridders kreupel raakten. Ook waren er soms nog strijdhonden bij. Dit waren meestal Mastiffs die werden gefokt om de wacht te houden bij legerkampen en soms werden ze ook gebruikt om de vijand aan te vallen. 4. De veldslag. In de riddertijd waren er veel oorlogen van verschillende volkeren, van naburige kastelen of zelfs hele landen. Tijdens zo'n oorlog moest er natuurlijk geknokt worden. Dit gebeurde tijdens een veldslag. De meeste veldslagen werden gevochten met zo'n 200 tot soms wel een paar duizend man tegelijk. Alle ridders waren in groepen ingedeeld. Je had ridders die te paard gingen vechten en je had boogschutters die meestal achter alle troepen stonden. En dan had je ook nog de gewone ridders en krijgers die te voet gingen vechten. Voor zo'n oorlog had je goede generalen nodig. Die goede strategische plannen konden bedenken, zodat ze de vijand konden verrassen. Want de beste aanval was natuurlijk een verrassingsaanval. Zo'n gevecht kon dan ook wel dagen duren. Meestal werd er eerst rustig opgesteld. Een vrij normale opstelling zag er zo uit. De boogschutters stonden helemaal achteraan, achter alle andere soldaten. Voor de boogschutters stonden dus de gewone soldaten en daarvoor stonden meestal alle soldaten te paard. Soms stonden de soldaten te paard tussen de gewonde ridders en soldaten heen en dan kwamen ze net voordat de strijd begon naar voren gerend. Eerst gingen de twee onderhandelaren van de twee legers naar voren. Soms gingen de generaals mee, maar dit kon natuurlijk niet altijd want je wist nooit van tevoren wat er kon gebeuren. Hier werd dus onderhandeld en meestal hielp dat niets dus werd er overgegaan tot grof geweld. Ik zal vertellen hoe een meest logische veldslag eruit zou kunnen zien en er meestal ook wel zo uit zag. Van tevoren werden er kampen opgeslagen vlakbij het land waarop gevochten zou worden. In die kampen werden nog de laatste trainingen en voorbereidingen verricht. Voor de strijd werd het land waarop gevochten zou worden vaak al bewerkt. Er werden allemaal voetangels, spijkers, en scherpe houten staken neergelegd en ingegraven. De twee vijanden stelden hun leger op. Meestal werd er eerst door de boogschutters geschoten. Een regen van pijlen vloog door de lucht en kwam terecht in de menigte van ridders en soldaten. Dit was soms zo effectief dat de helft van het leger al dood of zo ernstig gewond was dat ze niet meer verder konden vechten. Daarna ging het over tot het echte gevecht. De ridders te paard waren de gevaarlijkste tegenstanders, omdat je die niet zo gemakkelijk tegen kon houden als ze op je afkwamen. De soldaten te voet vochten met hun zwaarden, bijlen en knotsen. Het was vaak bloedheet onder al die zware harnassen en velen raakten daardoor uitgeput en vielen op de grond waarna ze meteen afgeslacht werden. Het was een harde strijd waarbij veel ledematen door de lucht vlogen en bloed over de grond stroomde. Het was vechten of de dood. Er werden verschillende tactieken toegepast. Als de strijd bijvoorbeeld al lang bezig was, ging er een groep soldaten achterom en viel dan de tegenstander ook in de rug aan. Van tevoren had je ook een heleboel verschillende formaties. Bijvoorbeeld in ruiten aanvallen of in een driehoek, maar ook in lange brede lijnen achter elkaar was heel effectief. Aan het einde van een veldslag lag het veld helemaal vol met allemaal lijken van soldaten en paarden. Soldaten die gewond waren konden tijdens de strijd soms nog wegkruipen en werden opgevangen door vrouwen of monniken, waar ze werden verzorgd. Na de veldslag plunderden en roofden de ridders en soldaten alle bezittingen van de andere doden. Kettingen, wapens. halve harnassen en zelfs kleren werden van de dode lichamen afgerukt. Het kamp en de huizen van de verliezende partij werden allemaal in brand gestoken. Vaak konden ridders die de dag daarvoor nog vochten op leven en dood elkaar de volgende dag gewoon de hand schudden. Het waren eigenlijk gewoon een soort collega's. Er gingen veel ridders en soldaten dood door bloedvergiftiging. Als een soldaat een zware steekwond had moest die worden dichtgebrand en daardoor kregen ze vaak een bloedvergiftiging. Omdat het allemaal nog niet zo hygiënisch was. Beide legers leden altijd grote verliezen en als je geluk had werd je alleen maar gevangen genomen in plaats van gedood te worden. Dan konden ze je nog wel vrijkopen met losgeld. Meestal probeerden beide legers dan ook meer mensen gevangen te nemen dan ze te doden, want daar was veel geld mee te verdienen. Soms was de prijs van het losgeld zo hoog dat een gevangen ridder zijn hele leven gevangen moest blijven. Het waren dan ook alleen de ridders waar losgeld voor gevraagd werd. De gewone soldaten werden gewoon allemaal gedood als ze gevangen waren. Ook als er grote koningen gevangen genomen waren werd er losgeld gevraagd. Toen koning Louis IX van Frankrijk gevangen was genomen door de Saracenen moest Frankrijk de hele Egyptische stad Damietta afstaan. Ook werden de belastingen verhoogd en dat geld ging allemaal naast een heleboel goud naar de Saracenen voor koning Louis IX. 5. Het leven op een kasteel. Veel ridders bezaten een eigen kasteel. Het ligt eraan hoe rijk de ridders natuurlijk waren hoe groot het kasteel was. De ridder deelde dit kasteel met zijn vrouw, kinderen, schildknapen, pages, soldaten, priesters, koks, stalknechten en heel soms zelfs een wapensmid. Als de ridder niet thuis was, hij was bijvoorbeeld ver weg naar een of ander gevecht of toernooi, zorgde de kasteelvrouwe voor het hele kasteel. Ze zorgde dat iedereen goed z'n werk deed en dat alles goed verliep. De kinderen van de ridder zwierven gewoon de hele dag op het kasteel rond. Ze speelden de hele dag met elkaar en ze hadden speelgoed zoals: houten ridders aan touwtjes, poppen en ander houten speelgoed. Ook speelden ze allerlei spelletjes en kregen ze les van een meester. De vrouwen in een kasteel waren altijd bezig met schoonmaken, kinderen verzorgen en borduren. De kastelen waren niet zo heel erg comfortabel. Ze waren vaak koud en vochtig en in sommige kamers brandden rokerige vuren. Sommige kastelen hadden ramen van glas maar dit was een luxe. De meeste ramen hadden gewoon tralies en luiken. Je begrijpt dat het in zo'n kasteel dus best donker was en als je al een beetje zonlicht wilde kreeg je de kou erbij. Het was ook allemaal niet zo schoon als nu. De mensen gingen al bijna nooit in bad. Meestal was dit dan ook een koud bad. Een warm bad was alleen maar weggelegd voor de hele rijke mensen. De wc kwam uit in de gracht of een beerput. Een beerput is een speciaal gegraven put in het kasteel waar alle afvoer op uit kwam. In een kasteel hadden ze vaak last van ratten die al het eten in de keuken opaten. De ratten waren een ware plaag, maar er was nog meer aan de hand, want de ratten brachten ook een bacterie met zich mee die de ziekte "de zwarte dood" of "de pest" veroorzaakte. Eens in de twee weken werd het hele kasteel schoongemaakt. Meestal ging de familie dan in die periode weg. Het kasteel werd van onder tot boven geschrobd en alle ratten werden door rattenvangers gevangen en gedood. Het kasteel bestond uit een meestal vierkantig gebouw van steen met op elke hoek een toren om het kasteel te kunnen verdedigen tijdens een belegering. Het kasteel had hoge muren en binnen die muren was vaak ook een kleine binnenplaats. Om de binnenplaats heen zaten dus de kasteelkamers en de kasteelwand. Er stond dus eigenlijk gewoon nog een huis binnen de kasteelwand waar een paar houten vloeren boven elkaar zijn gemaakt waardoor je verschillende kamers en verdiepingen kreeg. Vaak was er ook nog een grote feestzaal waar gefeest werd wanneer er andere heren, ridders, edelen of zelfs de koning langskwam. In het kasteel zat bijna ook altijd een kapel. In die kapel werden elke dag een paar missen gehouden door de priester. Het geloof was vroeger heel belangrijk voor de mensen. Om het hele kasteel heen zat meestal een grote brede slotgracht. Je kon het kasteel alleen maar binnengaan via een port aan de voorkant van het kasteel waar een ophaalbrug aan vast zat. Als er dan een belegering was, werd de brug opgetrokken en kon niemand het kasteel binnenkomen. Vaak waren er nog ondergrondse geheime gangen in zo'n kasteel gebouwd zodat er altijd nog een ontsnappingsroute was naast de poortingang. Bovenop de kasteelrand zaten kantelen. Die ken je denk ik wel, want het zijn allemaal van die kartels bovenop. Hier kon je makkelijk tussendoor schieten als je bovenop het kasteel op de muren liep. In de kasteelwand zaten ook allemaal spleten waar je tussendoor kon schieten. En vaak was er een heel stuk uitgebouwd boven de poort waar je dan makkelijker kon schieten, want bijna altijd werd de voorkant aangevallen, omdat daar de ingang van het kasteel was. En als ze dan nog over de ophaalbrug konden komen was er een groot ijzeren hek dat naar beneden ging en boven de poort zaten grote gaten waardoor ze kokend hete olie konden laten vallen op de vijand. Het was dus heel moeilijk om een kasteel binnen te komen bij een belegering. Daarom werd er vaak gewoon net zo lang gewacht totdat de inwoners van het kasteel verhongerden of zich overgaven.
6. Toernooien. 800 jaar geleden begonnen de ridders ook toernooien te houden, om te laten zien wat ze konden en om indruk te maken op de vrouwen. In het begin waren het van die ruwe massagevechten (een mêlee), maar naderhand werden er allerlei regels gemaakt en werden het echte wedstrijden. Er werden grote toernooien georganiseerd in allerlei steden. En eens per jaar was er ook een groot landelijk toernooi, waar de beste en beruchtste ridders naar toe kwamen. Er was altijd veel publiek en aan het begin van zo'n toernooi werden meestal eerst de helmen van de deelnemers aan de edelvrouwen getoond. Als een ridder zich niet ridderlijk had gedragen werd zijn helm aangewezen door de edelvrouwen en mocht hij niet verder meer deelnemen aan de feestelijkheden. Voor het toernooi werden hele tribunes gebouwd en alles werd versierd met vaandels schilden en vlaggen. Bij zo'n toernooi kon een jonge ridder zijn kracht meten en bekend worden tegenover een andere ridder. Er werden tweegevechten, het steekspel en gevechten met meerdere ridders tegelijk gehouden. Bij het tweegevecht werden twee ridders tegenover elkaar gezet en moesten ze te voet met zwaard (vaak werden er ook andere wapens gebruikt) en schild tegen elkaar vechten. Ze staken elkaar niet dood want dat mocht niet. Het was tenslotte een toernooi. Er raakten wel vaak ridders gewond en heel af en toe werd er een ridder gedood. Maar je had gewonnen als je je tegenstander zo in een positie bracht dat hij dood was als je hem wel mocht doden. Dan had je nog de gevechten met meerdere ridders. De ene keer werden ze in teams ingedeeld en de andere keer was het ieder voor zich. Dan was er nog het steekspel. Dit was het populairste gevecht van het hele toernooi. Twee ridders reden met een lange langs op een paard op elkaar af en moesten elkaar van het paard af stoten. Hierbij vielen altijd veel gewonden en zelfs wel eens doden. Omdat de klap van de lans zo hard aankwam. Als een ridder op de grond was gevallen ging het gevecht verder op de grond. Vaak was het ook zo dat een ridder voor elke gebroken lans punten kreeg. Met het toernooi waren allemaal prijzen te verdienen. Uiteenlopend van mooie harnassen, schilden en wapens tot grote zakken goud. Veel edelvrouwen sloegen tijdens een toernooi een knappe ridder aan de haak. 7. De jacht. Tussen allerlei toernooien en veldslagen door gingen de ridders graag op jacht. Er werden hele gebieden afgezet die voor de jacht bedoeld waren. Boeren of andere edellieden die op iemand anders jachtgebied stroopten werden blindgemaakt of kregen soms zelfs de doodstraf. Voor de jacht werden speciale honden gefokt zoals: hazewindhonden, bloedhonden en wolfshonden. Hazewindhonden zijn heel snel, bloedhonden kunnen heel goed ruiken en wolfshonden zijn gewoon weer heel sterk. Dus zo had je van alles wat. De honden zaten in mooie kennels bij het kasteel en hadden het vaak nog beter dan het gewone volk. Ze werden getraind om hun prooi op te sporen en er vervolgens een te kunnen doden. De edellieden, ridders, koning en kasteelheren maakten jacht op herten, otters, dassen, vossen, wilde zwijnen, hazen, allerlei vogels en zelfs beren en wolven. Als de mensen op jacht gingen renden alle honden voor de mannen te paard uit en zochten in het bos naar beesten. Wanneer een hond een dier had geroken begon hij heel hard te blaffen en alle honden volgden het spoor met daar achteraan alle heren te paard. Als de vos of het everzwijn gevonden was sprongen de honden met z'n allen bovenop het dier en doodden hem. Vaak waren er grote gevechten tussen de honden en een beer of wolf. De jacht zorgde dus voor amusement en ook nog voor vers vlees voor het avondmaal en feest. Ook werd er veel gejaagd met valken. Dit werd valkerij genoemd. Het waren misschien wel de meest favoriete dieren om mee te jagen. De valken werden opgeleid door een valkenier. Deze man had een heel leren pak aan voor de scherpe klauwen en snavel van deze roofvogel. Hij had ook een buidel met daarin het vlees om de valk te belonen als hij wat had gevangen. De valk zelf had een leren kapje op zijn hoofd zodat hij niks zag en rustig bleef. Ook had de valk een leren riem om zijn poten zodat de valkenier hem vast kon houden en de valk niet weg kon vliegen. Aan de valk zijn poten zaten ook nog valkenbelletjes. Als er dan een valk kwijt was konden ze hem makkelijk weer terugvinden. Er werden tijdens een valkenjacht een paar valken tegelijk meegenomen. Als de valkeniers een prooi zagen deden ze het kapje van de valk af en lieten ze hem los. De valk vloog naar de prooi toe en verwondde of doodde hem. De valkenier lokte de valk weer terug met een stukje vlees uit zijn buidel. Het hing van je stand af met wat voor roofvogel je mocht jagen. De keizer had een adelaar, de koning en koningin hadden een giervalk en de gewone edellieden en ridders joegen met slechtvalken. De edelvrouwe moest het doen met een havik. 8. Het einde van de riddertijd. Vijf eeuwen geleden was het ridderschap nog altijd populair. Toernooien en andere spelen waren nog altijd in en de wapenschilden werden nog altijd trots gedragen. Maar in de strijd had je niet veel meer aan een zwaard en of een schild, want er waren kanonnen bijgekomen. De kastelen gingen langzamerhand ook steeds sneller kapot en steeds meer mensen werkten niet meer in een feodaal stelsel. Ze verdiende een gewoon loon. Ook richtte West-Europa zich niet meer zo op hun eigen oorlogen, maar gingen op zoek naar de "Nieuwe Wereld" oftewel Azië. Daar viel weer van alles te beleven en er waren weer allerlei nieuwe dingen te zien. Er werden veel rijkdommen vandaan gehaald en als je een beetje goed kon handelen werd je er zelf ook heel rijk van. Dit alles betekende het einde van de riddertijd! En hier eindig ik ook met mijn verhaal over de ridders! Conclusie/Nawoord. Op mijn probleemstelling heb ik na veel lezen en zoeken alle antwoorden wel gevonden. Ik weet nu dat ridders een soort beschermers waren in een feodaal stelsel en dat ze ook dienden in de oorlog. De ridderopleiding begon al op 7 jarige leeftijd. De ridder moest dan naar een kasteel van een oom of andere landheer. Hier was hij een page en leerde hij goede manieren. Daarna rond het 14e jaar van de page werd hij een schildknaap van een ridder. Hij moest de ridder zijn wapens verzorgen en leerde ook vechten en de andere vaardigheden die je als ridder moest kunnen. Als hij dan zo'n 21 jaar was en al een paar keer in de strijd had deelgenomen werd hij tot ridder geslagen. Deze plechtigheid werd uitgevoerd in een kerk. De ridder moest de nacht ervoor de hele nacht bidden in een kapel en nadenken over zijn toekomst. In een strijd waren er verschillende strategieën toe te passen en het ging er altijd ruig aan toe. De ridder gebruikte tijdens de strijd zijn paard en zwaard om mee te kunnen vechten. Er waren ook wel andere wapens maar het traditionele wapen van een ridder was zijn zwaard. Als bescherming droeg de ridder een harnas van allemaal stalen platen. Zo'n harnas woog wel 25 tot 30 kg. Na de strijd werden gevangen ridders weer terug gekocht met losgeld en op het slagveld werden veel bezittingen van de doden geroofd. De ridder woonde in een kasteel met allemaal bediendes, knechten, familie en soldaten. De kastelen hadden meestal een slotgracht er omheen en een ophaalbrug. In een kasteel wonen was niet erg comfortabel. Het was er koud en vochtig. In de ridder zijn vrije tijd ging hij jagen. Dit werd gedaan met een stel honden of samen met een valkenier. Deze valkenier had één of meerder valken die een prooi verwondde of doodde. De ridder ging ook vaak naar toernooien om zijn kracht en vaardigheden te kunnen tonen. Het einde van de riddertijd is gekomen, omdat er kanonnen waren uitgevonden en er dus niet zo veel meer met de hand gevochten moest worden. Ook omdat de mensen niet meer in een feodaal stelsel leefden en gewoon hun eigen geld gingen verdienen. Ten laatste omdat de mensen zich meer gingen interesseren voor de "Nieuwe Wereld" en niet meer zo veel voor de oorlogen. De ridders waren dus niet meer populair en bruikbaar. Mening. Ik vond het leuk om een werkstuk over ridders te maken, omdat ik altijd al interesses had voor de ridders, hun wapens en alles daar omheen. Het werkstuk kostte natuurlijk wel wat tijd, maar ik had veel informatie en daarom ging alles wel redelijk snel. Ik vind het leuk dat mijn werkstuk nu af is en dat ik hem kan laten zien!

REACTIES

J.

J.

Fijn werkstuk alleen heb je de bronnen nog (a)

18 jaar geleden

R.

R.

bedankt voor dit mooie en interessante werkstuk. ik heb nu op al mijn vragen een antwoord!!:)

Groetjes,

Rogier

18 jaar geleden

T.

T.

echt super man heb er veel aan gehad voor mijn werkstuk en super bedankt!!

15 jaar geleden

M.

M.

goed verslag! het is een bron van info die ik goed kan gebruiken voor mijn po

9 jaar geleden

M.

M.



bedankt

9 jaar geleden

D.

D.

In de inleiding: vechtten?????????
Ik dacht eerder aan vochten.

8 jaar geleden

S.

S.

Dankjewel! Ik heb er heel veel aan gehad!?? groetjes Sarah, havo 1

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.