Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Panfluit

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 1380 woorden
  • 19 maart 2001
  • 194 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
194 keer beoordeeld

Panfluit bespelen
Om de panfluit te kunnen bespelen, is het van belang, dat een aantal technieken aangeleerd worden: - de embouchure: Dat is de stand van de lippen, kaken, mondholte en tanden. Oftewel de mondstand. - de houding: Hoe sta je en houd je de panfluit vast. - de ademhaling - de aanzet: Hoe word de toon gevormd. De embouchure
Omdat iedereen anders is gebouwd, dus ook de mond, zal bij iedereen de embouchure op een eigen wijze , die past bij de bouw van de mond, worden opgebouwd. Wel moet er op een aantal punten gelet worden: - Een zo klein mogelijk gaatje tussen de lippen. - De lippen recht op elkaar, geen tuitlippen. - Lippen weinig, maar niet te veel, zijwaarts trekken. - Door een spanning op de lippen moet een juiste luchtstroom verkregen worden. - Geen kiezen op elkaar. - De juiste plaats voor het aanblazen, d.w.z. de plaats waar de panfluit tegen de onderlip geplaatst wordt. Wanneer de mond een goede stand heeft gekregen, wordt langzaam door het kleine gaatje de lucht uitgeblazen. Om een mooie toon te krijgen, moet de lucht tegen de achterkant van de pijp aangeblazen worden. De ademhaling
Om de embouchure goed te houden, is het het beste om door de neus adem te halen. Het uitblazen van de lucht moet heel beheerst worden gedaan. Dit wordt door middel van oefening aangeleerd. De aanzet

Om een goede aanzet van de toon te krijgen, wordt er een beweging met de tong gemaakt. De tongpunt wordt a.h.w. even “tussen” de lippen gelegd en sluit het kleine gaatje af. Dan wordt de tong snel teruggetrokken en de lucht kan door het gaatje geblazen worden. Door het snelle terugtrekken ontstaat er een toonloze “t”. Tijdens het blazen van de toon blijft de tong “achter” in de mond. Alleen voor het aanzetten van de toon komt de tong even naar voren. Voor het stoppen van de toon wordt de ademtoevoer gestopt. De tong doet dat dus niet. Bouw van de panfluit
er wordt gewerkt met een mal waar de pijpen van lang naar kort worden neergelegd. Van lang naar kort wordt ook evenredig de doorsnee van de pijpkleiner. Een mooi regelmatig verloop is belangrijk. Dan worden de pijpen op de goede hoogte afgezaagd en aan elkaar gelijmd. Om de fluit netjes af te werken wordt er een onderrand opgezet. De openingen van de pijp worden mooi glad geschuurd zodat de speler zijn of haar mond niet verwond. De geschiedenis van de panfluit
Dat de panfluit een van de oudste instrumenten is, valt bijna niet meer te betwijfelen. Toch is nog steeds niet achterhaald waar dit instrument zijn oorsprong heeft en of hij op een of juist meerdere plaatsen is ontstaan. Het laatste lijkt, gezien bepaalde ontdekkingen, het meest voor de hand liggen. 1: Waar schijnlijk was de “1-pijpsfluit” de eerste. Het spelen op 1 pijp is in verschillende landen, onafhankelijk van elkaar, gesignaleerd. Het musiceren was een groepsgebeuren: Per persoon werd er op 1 pijp geblazen, ieder zijn eigen toonhoogte en eventueel met verlagingstechniek. Later ontdekte men verschillen in toonhoogte en bond men op verschillende wijzen de pijpen bij elkaar. Hierdoor ontstonden er nog een aantal vormen: 2: Bundelvorm: Een aantal pijpen werd in een bundel bij elkaar gebonden met primitief materiaal. 3: Vlotvorm: Deze vorm ontstond later. Hierbij worden de pijpen op een rechtelijn met elkaar verbonden. Er ontstond een rechte panfluit. Deze vorm bestaat ook met een dubbele rij pijpen. 4: Vleugelvorm: Dit is de laatste ontwikkeling: de gebogen vorm. De pijpen worden in een bepaalde kromming tegen elkaar geplaatst. Van deze laatste twee vormen (Vlotvorm en Vleugelvorm) zijn ook een groot aantal voorbeelden gevonden in het verleden. Hierbij verschilt het aantal pijpen zeer. Over de hele wereld zijn een aantal bijna identieke vormen opgedoken. Hieruit blijkt tevens dat de panfluit zeer oud is, evenals de slaginstrumenten. Hij lijkt in de cultuurontwikkeling thuis te horen, als ontwikkelingsvorm. Een aantal voorbeelden: - In Azië is een soort mondorgel gevonden, de Psai Hsiao, die als voorloper van de panfluit gezien kan worden. De pijp in het midden is het langst en naar beide kanten zijn pijpen die aflopen in lengte. Het instrument is symmetrisch. - In Zuid-Amerika in de oude culturen van de Inca’s en Maya’s vinden we panfluiten met 8-14 pijpen in een rechte lijn of twee achterelkaar. Die pijpen zijn met een latje verbondenen bij elkaar gebonden met plantaardig materiaal of touw. De namen van deze fluiten zijn: Antara, Hauyra en Siku. Vrouwen mochten er niet op spelen. - In de Grieks-Romeinse tijd vinden we een panfluit met 5 of 6 pijpen. Deze dateert uit de 5e of 6e eeuw voor Chr. En had de naam Fristula bij de Etrusken en Syrinx bij de Grieken. - In Frankrijk bij Charente kwam een fluit met 4 pijpen voor. - In het Nationaal museum in Napels is een muurschildering te zien van Hercules en Telephus uit Herculanium (ca 70 jaar na Chr.). Hierop zie je de 12-13 pijps panfluit, heel mooi afgewerkt met een rand aan de onderkant. (Het lijkt een gebogen model.) De legende van de panfluit
De herdersgod Pan was heel verliefd op een knappen nymf Syrinx, maar omdat hij zo vreselijk lelijk was, wilde Syrinx hem niet hebben. Hij had bokkenpoten, horentjes op zijn hoofd en hij was helemaal behaard. De god Pan gaf niet op en probeerde Syrinx te vangen, maar zij rende hard weg. Na een tijdje rennen, kwam zij bij een rivier. Zij kon niet zwemmen en riep daarom de riviergoden om haar te helpen. Deze konden haar niet laten zwemmen maar wel in riet veranderen. Net op dat moment dat Pan haar wilde pakken veranderde ze in riet. Pan kon alleen een bos riet omarmen, maar deze sneed hij af en speelde daarop zijn melodieën. Zo had Pan zijn fluit en hier komt de naam vandaan: PAN(S)FLUIT
Siku spelers
Tijdens hun spelen bewegen de spelers zich vaak in bepaalde ritmische figuren, bijvoorbeeld tegelijk als dansers in een dans spel, waarin ook vrouwen met kleurrijke veren, betrokken zijn. De panfluiten, vooral de grotere, vragen veel lucht en de dansers zijn er met hun hele lichaam bij betrokken. Ze zweten en ook de instrumenten worden door en door nat. Men drinkt tussendoor veel maïs-bier. Ook blaast men zich als het ware in trance. De ensembles spelen tijdens allerlei, vaak religieuze, feesten. In de oogst-tijd bijvoorbeeld loopt men van dorp tot dorp en verzamelt men zich tot een Maria-processie. Hierna vinden ook wedstrijden plaats tussen verschillende blaasensembles die vervolgens eindigen met een “tinbu”, een harde sportieve wedstrijd. De spelers overhandigen hun instrumenten dan aan de vrouwen en meten zich, via boksen en dergelijke als groep tegen groep met elkaar. Landen
Tegenwoordig zijn er twee landen, waar de panfluit binnen de cultuur nog heel levend is, t.w. Roemenië en Latijns-Amerika. Dit zijn twee zeer verschillende culturen, zowel wat betreft de melodieën voor de panfluit, het gebruik in festiviteiten als de manier van spelen. De grote opleving van de panfluit is begonnen na de Eerste Wereldoorlog; mede door de inzet van Fanica Luca na de Tweede Wereldoorlog. De Roemeense panfluit heeft een gebogen of vleugelvorm en bestaat uit 20-22 pijpen. De langste en laagste pijp bevindt zich aan de rechterkant (vanuit de speler bekeken). Het materiaal is bamboe. Geluid van het riet
Riet maakt altijd muziek. De stijve bladeren suizen en ritselen bij elk zuchtje wind. Soms blaast de wind over een afgebroken, holle halm en ontlokt er een fluitend geluid aan. Toonhoogte en Frequentie
Het aantal trillingen per seconde word aangegeven met het woord Hertz, meestal afgekort tot het symbool Hz. De bene van een gewone stemvork trillen per seconde 440 maal heen en weer. De toon die hierdoor veroorzaakt wordt (de a’) heeft dus een frequentie van 440 Hz.. Er bestaan ook stemvorken van 220 Hz.. Deze laten ook weer een a horen, maar dan een stuk lager. De tonen lijken op elkaar omdat ze precies een octaaf uit elkaar liggen. De a die een octaaf hoger ligt dan de stemvork-a, noemt men de a”. Hiervan is de frequentie 880 Hz. En niet 660 Hz. Zoals je zou denken. Blijkbaar komt een sprong van een octaaf omhoog overeen met een tweemaal zo hoge frequentie. In de muziek noemen we een sprong naar een andere toon een “interval”.

REACTIES

N.

N.

harry,

Ik vind je werkstuk leuk en mooi. Ik zocht iets over de panfluit en jou werkstuk is de enigste die op de site staat. Erg leuk, en......
Handig!!!

groetjes,

Nicole

18 jaar geleden

P.

P.

goed man

17 jaar geleden

H.

H.

super joh had ik net nodig

12 jaar geleden

A.

A.

ik vindt het echt gaaf.

groetjes alice

10 jaar geleden

L.

L.

beste site ever

8 jaar geleden

E.

E.

Leuk gedaan, Jammer dat de functie van de onderdelen er niet bijstaat!Leuk opgebouwd trouwens! c;

8 jaar geleden

D.

D.

MOOI WERKSTUK ALLEEN JAMMER DAT DE AFMETINGEN ER NIET BIJ STAAN

8 jaar geleden

W.

W.



willeen: ik heb er veel van geleerd

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.