Niet gouvernementele organisaties

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 9664 woorden
  • 13 oktober 2002
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
20 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding : N.G.O. staat voor Niet-Gouvernementele Organisatie, hetgeen betekent dat ze haar eigen projecten kan opstellen en uitwerken. Eigen initiatieven kunnen genomen worden zonder directe overheidsinmenging. Het is een zelfstandige organisatie die geen winstdoel voor ogen heeft, met andere woorden een v.z.w., en die georganiseerd is op lokaal, nationaal of internationaal niveau. De grote NGO's proberen steun te verkrijgen voor hun standpunten bij nationale parlementen of bij de Verenigde Naties. De organisaties verlenen verschillende diensten en vervullen humanitaire functies, zoals bv. ontwikkelingshulp, inzet voor natuurbehoud, enz. NGO's werken meestal los van de overheid of van een politieke partij, waardoor het soms gemakkelijker is om internationale contacten te leggen en aan hulpverlening te doen, ook in landen waar op politiek vlak geen of slechte contacten zijn. Een NGO is een soort 'waarschuwingssysteem', biedt deskundigheid en analyse en helpt bij het toezicht op internationale overeenkomsten. Men brengt de bekommernissen van de burger over aan de regering, houdt toezicht op het beleid en moedigt de burgers aan om deel te nemen aan de lokale politiek. De organisaties werken vooral met vrijwilligers die zich inzetten rond specifieke thema's. Het zijn niet enkel liefdadigheidsinstellingen, maar ze engageren zich ook voor socio-economische en culturele activiteiten. Voorwoord : NGO's : algemeen

Toen 132 organisaties in 1910 besloten om samen te werken, deden ze dat onder de naam 'Unie van Internationale Verenigingen'. Vele van deze groepen noemden zichzelf toen internationale instituten, verenigingen of organisaties. De term 'niet-gouvernementele organisatie' werd in het leven geroepen rond 1945, toen de Verenigde Naties nood hadden aan een duidelijk onderscheid tussen de intergouvernementele organisaties en de internationale privé-organisaties. De VN werken samen met verschillende NGO's. De organisaties zijn verenigd in een comité en verbonden met het Departement voor Informatie van de VN. Sommigen beschikken over een consultatief statuut bij de Economische en Sociale Raad (Ecosoc) van de VN. Ze worden door de NGO's in contact gebracht met personen uit de hele wereld en de NGO's krijgen op hun beurt meer informatie over de acties van de VN. Alle privé-organisaties kunnen erkend worden als NGO, ze hoeven enkel onafhankelijk van de overheid en politieke partijen, niet-winstmakend en niet-crimineel te zijn. Een NGO kan geen partij, onderneming, guerrillagroep of dergelijke zijn. Het gebruik van geweld door een NGO is absoluut uitgesloten. Waar politieke partijen hun achterban steeds meer kwijtgeraken, kunnen maatschappelijke organisaties, zoals bv. Vredeseilanden, Artsen Zonder Grenzen, enz. steeds meer rekenen op groeiende ledenaantallen. Ze kennen een groeiende invloed en een stijgend succes, hetgeen vooral te danken is aan de ruime aandacht die aan hen wordt besteed in de media. Zo is bv. het budget van de NGO's voor ontwikkelingslanden, afkomstig van giften, gestegen van 1,5% in 1970, naar 35% in 1988. Ook de groei van het aantal organisaties in deze landen is aanzienlijk vermeerderd. Een NGO is een vereniging zonder winstoogmerk, namelijk een v.z.w. . Financiële middelen zijn onmisbaar, maar winst maken is niet de doelstelling. NGO's vervullen een maatschappelijke functie in verband met bv. vrede, mensenrechten, milieu, enz. Hun doelstellingen zijn uiteenlopend. Enkele belangrijke NGO's komen later aan bod. Zo is er onder andere Greenpeace, één van de bekendste milieuorganisaties wereldwijd. Om dergelijke vereniging op te richten in België is er wettelijk een Algemene Vergadering en een Raad van Beheer nodig. De Algemene Vergadering bestaat uit leden van de vereniging en bepaalt het beleid. De Beheerraad is het centrale orgaan van de vereniging. Een v.z.w. kan opgericht worden met minstens drie personen en heeft rechtspersoonlijkheid. Deze personen willen een doel van algemeen nut verwezenlijken, dat het nastreven en maken van winst ten voordele van de leden, niet mag inhouden. De vereniging mag wel onroerende goederen bezitten en winst maken, maar dit enkel voor zover deze vereist zijn om de doelstellingen te bereiken. Sommige NGO's laten zich subsidiëren door de overheid. Om subsidies van de overheid te verkrijgen moet de NGO officieel erkend zijn. Ze laten zich echter niet allemaal erkennen en niet allemaal werken ze dus met subsidies. De erkenning van een NGO zegt niets over de kwaliteit ervan : sommige verkiezen gewoon om buiten het officiële systeem te werken en zo hun vrije werking te behouden. Maar ook de erkende organisaties behouden hun vrije werking. Ze worden enkel gesteund door de overheid omdat ze maatschappijrelevante activiteiten ontwikkelen, maar ze zijn geen uitvoerders van de officiële politiek. In België kunnen NGO's medefinanciering door de federale overheid krijgen voor hun structurele ontwikkelingssamenwerking, fondsen uit het Belgisch Overlevingsfonds voor programma's en projecten en ook bijkomende middelen voor noodhulp en rehabilitatie. Daarnaast is er ook medefinanciering door de Europese Commissie en financieringen door de gemeenschappen of gewesten, of door de lagere overheden, zoals de provincies of de gemeenten. De subsidiëring door de overheid is onderworpen aan een officiële controle achteraf. Een NGO die officiële erkenning wil krijgen moet opgericht zijn naar Belgisch recht, enige ervaring hebben in de ontwikkelingssamenwerking, professioneel en met een programma werken, zelfstandig zijn en in de Belgische samenleving verankerd zijn. De meeste NGO's zorgen zelf voor een groot deel van hun inkomsten via campagnes en steun van sympathisanten. Voor de controles op zelffinanciering doen de organisaties beroep op externe deskundigen. De wet voorziet de controle van de jaarverslagen en van de NGO in haar geheel en legt een aantal controleregels vast. De strategieën van de verschillende NGO's zijn uiteenlopend. Zo zijn er organisaties die er niet voor terugdeinzen om wetten te overtreden, en op die manier de overheden van hun standpunt te overtuigen. Dit wil echter niet zeggen dat ze misdaden ondernemen. Er is ook een grote verscheidenheid in de manier waarop de NGO's gestructureerd zijn. Er zijn lokale organisaties, waarvan vele bekend zijn onder de benamingen CBO's(=community based organisations) en CSO's(=civil society organisations). Het klassieke model is een organisatie met leden. Individuen werken in lokale groepen die werkzaam zijn in provincies en de hoofdzetel is gevestigd in de hoofdstad van het land. Dit zijn nationale NGO's, zoals bv. het Rode Kruis. Meestal werken deze nationale NGO's samen met internationale NGO's (=INGO's, bv. Oxfam) of zijn ze er grotendeels afhankelijk van. Deze INGO's zijn wereldwijd verspreid over verschillende landen en kunnen soms rekenen op miljoenen leden. Om de personen op nationaal niveau te verkiezen, maken dergelijke organisaties gebruik van verkiezingen. Personen op internationaal niveau worden echter benoemd door de internationale raad of gekozen uit de nationale vertegenwoordigers. In de jaren '90 was er een grote verandering bij de lokale organisaties : velen werden ook actief op globaal niveau, vooral op gebied van milieuproblematiek en sociale problemen. Aanleidingen daartoe waren de Conferentie over de Aarde van Rio in 1992 en de Sociale Conferentie van Kopenhagen in 1995. Ook de verbetering van de communicatiemiddelen zorgt voor een uitbreiding van het lokale naar het globale. Naast de niet-gouvernementele organisaties zijn er ook de intergouvernementele organisaties, bv. de NAVO. Dit zijn organisaties ontstaan door samenwerking van regeringen van verschillende landen en ze zijn volledig afhankelijk van de overheden. Ook volgens hun doel kunnen de NGO's ingedeeld worden. Er zijn er die zich inzetten op sociaal gebied, waaronder mensenrechten, vrede, armoede, … . Verder zijn er ook NGO's die zich inzetten voor milieu, waaronder dieren, natuurbehoud, enz. Tussen de NGO's kan ook een onderscheid gemaakt worden volgens geografisch doelpubliek en volgens geografische vestiging. Als men het heeft over de 'Zuidelijke NGO's', heeft men het over de lokale NGO's die in het zuiden gevestigd zijn. 'Noordelijke NGO's' zijn in België gevestigd, maar hun activiteiten kunnen ook in het zuiden plaatsvinden. Sommigen richten zich specifiek op het Noorden. Deze zijn vaak bezig met educatie en vorming of met dienstverlening aan andere NGO's. Een NGO die zich bezighoudt met partnerwerking in het Zuiden besteedt ongeveer 10% van haar budget aan administratiekosten en ongeveer 10% aan campagnekosten. Dit hangt uiteraard ook af van organisatie tot organisatie, bv. als de NGO een grote mediacampagne voert of veel educatieve en informatieve activiteiten organiseert. In het algemeen gaat de overige 80% van het beschikbare geld naar het Zuiden (het hoofddoel). NGO's zijn zelfstandige organisaties met een eigen programma en eigen initiatieven. Vaak is het echter interessant om de krachten te bundelen en gezamenlijk op te treden. Dit kan in 'koepels', zoals bv. 11.11.11 voor Vlaamse NGO's en CNCD voor de Franstalige NGO's, of in 'federaties', zoals bv. Coprogram voor de Vlaamse NGO's (waarover later meer) en Acodev voor de Franstalige NGO's. Via de koepels wordt gezamenlijk overlegd en aan politiek lobbywerk gedaan, bv. de invoering van de Tobintaks. De federaties leggen zich meer toe op de technische aspecten van de werking van een NGO en werken aan kwaliteitsverbetering. Hoewel 11.11.11 en Coprogram twee aparte verenigingen zijn, hebben ze vaak dezelfde NGO's als leden en overleggen ze regelmatig met elkaar. Om nog meer invloed en impact te krijgen, verenigen NGO's zich soms (al dan niet tijdelijk) en worden er geregeld projecten op touw gezet. Een recent project, dat aansluit bij de actualiteit omtrent de invoering van de Euro, is Change For The Future. Geregeld vinden er fora plaats die ook de NGO's aanbelangen, zo werd er bv. door de Belgische regering een NGO-forum op touw gezet, naar aanleiding van de betogingen tijdens de Europatop in het najaar van 2001. Enkele maanden geleden was er ook nog het Wereld Sociaal Forum. Daar streefde men naar het bereiken van een alternatieve globalisering. Verschillende NGO's kanten zich tegen de globalisering, waaronder Attac, een typische anti-globalistische organisatie die zich vooral op sociaal gebied engageert. De globalisering houdt in dat de wereld 'een dorp' wordt. De wereld wordt steeds kleiner in figuurlijke zin, doordat er steeds meer internationale samenwerking en betere communicatiemiddelen komen. Door de globalisering worden er 2 soorten NGO's aanvaard: deze die humanitaire hulp verlenen en de 'fondsen' die de economische ontwikkeling steunen. De democratie heeft behoefte aan goede NGO's. Belangrijk voor het NGO-werk is bijdragen tot de democratisering en tot de ontwikkeling van toegankelijke, stabiele en duurzame marktstructuren, waarin goederen en diensten verkocht en gekocht kunnen worden. De organisaties zijn een soort van 'semi-publieke instellingen' en staan voor de noodzakelijke sociale en economische democratisering. Niet al het NGO-werk is daar echter op gericht ofwel vinden ze niet de juiste manier om ernaar te werken. Een te groot deel bekommert zich te veel om de correcte uitvoering van afgebakende en controleerbare projecten. Ze hebben daarbij te weinig oog voor de lokale sociale en politieke factoren. Soms kan dit bijgevolg op een mislukking uitdraaien. Daarom is onderzoek en evaluatie onmisbaar, om meer inzicht te krijgen in de werkwijze. Er zijn enkele principes die NGO's moeten toepassen en in evenwicht proberen te brengen : - zorgen voor overleg en controle op de naleving van de regels. - de regels van de markt respecteren, maar tegelijk ook reageren tegen de bestaande nationale marktstructuren, die de ontwikkeling van de lokale markten in de weg staan. - de financiële middelen en het aantal leden geleidelijk aan verhogen, om op die manier de deelname en verantwoordelijkheid te vergroten. - transparante en niet-discriminerende regels naleven en tegelijk ook naar regels zoeken om sociale onevenwichten te verhelpen. Op die manier kan het programma democratiserend werken. - men moet op verschillende terreinen tegelijk werken, bv. cultuur, gezondheid en commercialisering, maar de financiële acties mogen niet vermengd worden. - men mag alles niet te complex voorstellen, zodat men alles goed aan de man kan brengen. Enkele problemen… Sinds de jaren '90 hebben de Belgische NGO's die ontwikkelingswerk verrichten niet echt het verschil gemaakt in de problemen in Centraal-Afrika; niet in de nefaste landbouwpolitiek van de World Trade Organisation; niet in het Belgisch en Europees Afrika-beleid. Dit waren de drie grote politieke items de laatste jaren en België heeft nergens het verschil kunnen maken. Enkele redenen waarom NGO's tekort geschoten zijn, zijn de volgende: versnippering, gebrek aan professionaliteit en specialisatie, afhankelijkheid van de overheden, enz. Nochtans doen de NGO's hun best, door bv. te investeren in campagnes, projecten uit te bouwen en van zich te laten horen. Toch is er een dalende impact, doordat de verenigingen willen overleven door te groeien. Ze blijven te veel op zichzelf gekeerd in plaats van op zoek te gaan naar complementaire partners, zoals de media, andere sociale bewegingen, universiteiten, enz. Er zijn duidelijke breukvlakken tussen de top van de NGO's en de bredere basis, bestaande uit sympathisanten. Deze laatsten hebben kordatere veranderingen voor ogen. Bij de top is er duidelijk een remming, hetgeen erop wijst dat de NGO-wereld drastisch moet herschikt worden. De verenigingen moeten elkaar beter aanvullen en er moet een vaste structuur op internationaal gebied komen. De NGO-wereld wordt steeds professioneler en politieke doelstellingen worden hoe langer hoe meer in vraag gesteld, want ze zijn moeilijk meetbaar en evolueerbaar. Er moet nog meer samenhang bewerkstelligd worden tussen de Noord- en Zuidwerking. Voor bepaalde NGO's blijft het echter moeilijk om zich ineens te gaan richten op problemen op wereldniveau, omdat ze bv. enkele ervaring hebben met kleinere, lokale projecten in het Zuiden. Een vertrouwensrelatie tussen NGO's en de overheid is er nog steeds niet. Maar als deze er al zou zijn, zou ze waarschijnlijk toch niet leiden tot fundamentele verbeteringen, zoals bv. het optrekken van het budget. Bij de NGO's haalt de manier van werken het op de uiteindelijke resultaten. Ze hebben een politieke interpellatiecapaciteit. Dit wil zeggen dat ze kunnen tussenkomen op politiek gebied, bv. op gebied van Buitenlandse Zaken, Handel en Financiën. Deze positie is de laatste jaren echter enigszins verzwakt. De interpellatiecapaciteit is eerder 'lobbywerk' geworden. Verder worden de belangrijkste zaken omtrent NGO's besproken, zoals onder andere de doorlichting van enkele organisaties en projecten, hun rol t.o.v. de VN, het globalisme en anti-globalisme, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar actuele feiten. Wat is globalisering? De term globalisering betekent letterlijk 'verspreid over de hele wereld'. De wereld wordt 'een dorp'. Door de moderne technieken en communicatiemiddelen kan men direct te weten komen wat er zich aan de andere kant van de wereld afspeelt. Men heeft een veel directer contact, waardoor er meer verbondenheid en afhankelijkheid tussen de burgers ontstaat. De globalisering zet zich door op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied. - politieke globalisering : dit houdt in dat wetten en regels steeds vaker door internationale instanties gemaakt worden in plaats van door nationale bevoegdheden. Zo zijn er bv. de VN en de Europese Unie. Politieke beslissingen in een land hebben steeds meer effect op andere landen. - economische globalisering : steeds meer landen en regio's worden betrokken in de internationale handel. Bedrijven, vooral multinationals, zoeken de meest gunstige locatie ter wereld om zich er te vestigen. Op die manier willen ze hun doel verwezenlijken, namelijk winst en stabiliteit nastreven. De globalisering brengt ook een grote expansie van de virtuele kapitaalmarkt met zich mee. Via het internet kunnen er bv. grote sommen geld meteen van de ene naar de andere kant van de wereld overgemaakt worden. De economische globalisering speelt zich vooral af tussen de rijke westerse landen en tussen de rijke landen en de rijke Arabische landen. - sociale globalisering : de menselijke interactie neemt wereldwijd toe. Dit is te danken aan de steeds beter wordende communicatie- en transportmiddelen, zoals internet en vliegtuigen. - culturele globalisering : Dit houdt een toenemende integratie van culturen in. Dit heeft culturele diffusie tot gevolg, hetgeen inhoudt dat normen, waarden en gewoonten van vreemde culturen met elkaar vermengd worden. De rol van de NGO's De globalisering verdraagt slechts twee types NGO's. Het eerste type is dat van de humanitaire hulpverlening die de nadelige gevolgen van de globalisering verzacht (bv. Caritas). Het tweede type is dat van de 'fondsen' die de economische ontwikkeling ondersteunen in neoliberale zin, d.w.z. gericht op het individueel ondernemerschap. Er is geen plaats voor kritische organisaties die structurele ontwikkeling en maatschappelijke veranderingen nastreven. De globalisering verdraagt immers weinig kritiek. De humanitaire organisaties voeren een agressieve marketing- en mediapolitiek. Ze liggen goed in de markt en de markt staat centraal in het globalisme. Hun boodschap slaat gemakkelijk aan bij het grote publiek, want ze beantwoordt aan de manier waarop de media reclame voeren. Een boodschap van structurele ontwikkeling is daarentegen moeilijker over te brengen aan de huidige maatschappij. Daardoor is er een tendens waarneembaar bij organisaties voor structurele ontwikkeling om humanitaire hulpverlening mee op te nemen of om te fusioneren met humanitaire organisaties. Het voordeel daarvan is, is dat men meerdere terreinen bestrijkt en het wordt mogelijk om de fondsen voor humanitaire hulp ook aan te wenden voor structurele ontwikkeling. Het nadeel is dat het gevaar erin zit dat kritische solidariteitsorganisaties hun eigen identiteit opgeven. Er bestaan dus twee mogelijkheden voor hen: ofwel worden ze onbewust voorstanders van de globalisering, ofwel gaan ze bewust in verzet. NGO's van de tweede soort leggen zich vooral toe op middelmatig ontwikkelde landen, zoals bv. Peru en Zuid-Afrika. Daar is er een groeiende kloof tussen rijk en arm of anders gezegd tussen de elite die toegang heeft tot de voordelen van de globalisering en de massa die daarvan uitgesloten is. De thema's er manier van werken worden door de globalisering bepaald. Gemeenschaps- en capaciteitsopbouw zijn absolute prioriteiten geworden. Capaciteitsopbouw van lokale gemeenschappen is het centrale punt op de werkagenda van het solidariteitswerk. Het aantal nationale NGO's in het Zuiden is beperkt en onvoldoende. Er moet dus geïnvesteerd worden in de capaciteitsopbouw van deze NGO's. Transnationale samenwerking tussen NGO's is noodzakelijk, hetgeen wil zeggen dat organisaties uit verschillende landen gaan samenwerken. Dit is één van de belangrijkste manieren om effectief druk uit te oefenen en om politieke actie te voeren. De toekomst van de kritische ontwikkelings-NGO's, die structurele en duurzame ontwikkeling nastreven, is in de eerste plaats afhankelijk van hun vernieuwde lokale verankering. Men concentreert zich op het lokale, want daardoor kan men zich verzetten tegen het globale. Er is een brede maatschappelijke beweging nodig die zich, solidair met gelijksoortige bewegingen in het Zuiden, verzet tegen de commercialisering van het bestaan. Zo werd er bijvoorbeeld een project opgestart met vijf Senegalese organisaties en vier Vlaamse NGO's, waaronder Broederlijk Delen en Vredeseilanden. Elke partner kan zijn ervaring op een bepaald terrein inbrengen. Er zijn echter problemen zoals gebrek aan tijd, middelen en inspiratie om hun boodschappen op een eenvoudige wijze aan de man te brengen. Daarentegen werkt men vernieuwend en het grote publiek heeft interesse voor de ellende in de wereld. De communicatie blijft echter moeilijk. Een voorbeeld : een actie die boeren in Tanzania aan een duurzaam inkomen helpt, komt ongeloofwaardig over, als er in de omringende landen gevochten en gemoord wordt. Op dit vlak staan de NGO's onmachtig, want ze zien zichzelf als bemiddelaar. NGO's spelen een belangrijke, ondersteunende rol, maar als het erop aankomt, zijn het boeren, ondernemers, arbeiders, enz. die risico's nemen, hun vermogen inzetten en deelnemen aan het economisch leven. De organisaties helpen enkel om arme streken en mensen meer kansen te geven en om onvolkomenheden te overbruggen. Opvallend aan de globalisering is dat vooral multinationals er beter van worden. Door fusies worden deze steeds groten en krijgen ze meer economische macht. Sommige zijn op die manier zelfs rijker dan bepaalde landen. Een goede indicator van het globaliseringsproces zijn de buitenlandse investeringen. Ze maken onderdeel uit van de grote kapitaalstromen die over de wereld gaan. De directe buitenlandse investeringen zeggen iets over het vertrouwen in de nationale economieën en over de groei van die economieën. Het proces van globalisering doet vermoeden dat we straks allemaal dezelfde cultuur hebben. Daarbij heeft de Amerikaanse cultuur een dominante positie. Niet alle landen nemen deel aan de globalisering. Sub-Sahara Afrika bv. wordt vrijwel afgesloten van de economische activiteiten op wereldschaal. Ook niet iedereen is voorstander van deze globalisering. Zo zijn er vele 'anti-globalisten', waarover hieronder meer… Wat houdt anti-globalisme in? Het is duidelijk dat niet iedereen tevreden is met globalisering. Vele mensen houden niet van globalisering, omdat zo externe, rijke, machtige, zakelijke belangen kunnen binnendringen in een lokale cultuur; lokale tradities met de voeten worden getreden en een bepaalde levenswijze wordt bedreigd. In meer traditionele samenlevingen bedreigt globalisering de culturele en religieuze maatschappelijke fundamenten. In zowel geïndustrialiseerde als ontwikkelingslanden voelen vele mensen zich bedreigd en worden ze bedreigd door het globaliseringsproces. Een globale economie betekent een grote waaier van uitdagingen, gaande van de bescherming van locale culturen tot de bescherming van het milieu en locale jobs. Denken en doen van anders-globalisten Bij vele mensen hebben de anti-globalisten het imago van extreme, rare vogels. Maar hetgeen ze alleen maar willen, is een eerlijke, minder vervuilde wereld. Daarom proberen ze zelf ook sober en bewust te leven, door bv. biologisch te eten, proberen afval te vermijden, enz. Ze worden ook wel anders-, democratisch- of etnische globalisten genoemd. Multinationals, zoals bv. Coca Cola en MacDonalds, worden aanzien als de symbolen van de Westerse consumptiemaatschappij. Volgens de anti-globalisten moeten er strengere structuren komen om de globalisering een andere kant uit te sturen, zodat ook de zwakkeren ervan kunnen genieten. Ze zijn voor de invoering van allerlei nieuwe vormen van belastingen, zoals de Tobintaks op speculaties, maar ook extra heffingen op tabak, alcohol en milieuverontreiniging. Sommige organisaties stellen zich anti-globalistisch op, zoals Attac en Pink and Green. Andere NGO's nemen een meer neutrale houding aan. Broederlijk Delen bijvoorbeeld is niet tegen de globalisering. Ze willen wel de gevolgen van die globalisering onder ogen zien, zowel de positieve als de negatieve. Men bouwt al jaren aan een wereldwijd bondgenootschap en daarom wil men dan ook pleiten voor een globaliseringsbeweging. Elk jaar organiseert de vzw een wereldkamp voor jongeren van 16 tot 25. Dit jaar is het thema India. Ze gaan na hoe de globalisering daar inwerkt.
Actualiteit Vooral de laatste maanden van het afgelopen jaar stonden de anti-globalisten uitgebreid in de belangstelling, vooral door de massabetogingen in Gent, Brugge, Luik en Laken toen daar de Europese Top plaatsvond. - De eerste anti-globalistische betoging in België vond plaats in Brugge op donderdagavond, 6 september 2001. De optocht verliep vreedzaam en bestond uit anti-globalisten en mensen van vakbonden en politieke partijen. De NGO's rekenden erop dat de regeringspartijen SP en Agalev op de Europese Vergaderingen de 5 actiepunten van de betoging zouden verdedigen. Deze punten bevatten onder andere e invoering van de Tobintaks, verzet tegen privatisering van onderwijs en gezondheidszorg en een compleet andere aanpak van de ontwikkelingshulp. - Een andere massabetoging vond plaats naar aanleiding van de Top van Laken op 14 en 15 december 2001. De Top was een soort 'hoogmis' waarop de staatshoofden en regeringsleiders vastlegden welke koers de EU moet varen. Onderwerpen zoals de uitbreiding naar Oost- en Centraal-Europa en een intensere interne samenwerking kwamen aan bod. Tienduizenden betogers uit binnen- en buitenland kwamen naar Laken om hun
standpunt te verdedigen. Het was vooral een vakbondsbetoging met hier en daar groepjes anti-globalisten. Hun slogans keerden zich vooral tegen de oorlog in Afghanistan. Ze willen een eerlijkere wereld en probeerden dit op die manier te tonen aan de Europese leiders. Vooral de veel te grote macht van de internationale bedrijven en de ongelijkheid tussen noord en zuid stoot hen tegen de borst. Ze hopen dat de nieuwe anti-globalistische bewegingen, zoals Attac en D14 de politici kunnen wakker schudden. Men kant zich tegen het kapitalisme, maar niet door het gebruik van geweld. NGO's en de VN Meer dan 1500 NGO's, met sterke informatieprogramma's over onderwerpen die de VN aanbelangen zijn verbonden met het DPI(=Departement voor Informatie). De NGO's brengen sinds 1968 de VN in contact met mensen uit de hele wereld. Zo heeft bijvoorbeeld Amnesty International een raadgevende bevoegdheid bij diverse internationale organisaties, waaronder de VN. De NGO's op hun beurt krijgen vervolgens toegang tot informatie over activiteiten van de VN. Op die manier kunnen de burgers de VN beter leren kennen en begrijpen. De NGO's verspreiden wereldwijd informatie over de activiteiten van de VN, over onderwerpen zoals vrede, veiligheid, mensenrechten, enz. Door promotie wordt wereldwijd de aandacht gevestigd op de problemen waar de mensheid mee te maken heeft. Om met het Departement voor Informatie samen te werken moet de NGO wel aan enkele criteria beantwoorden. Ze moeten ook de idealen van het VN-handvest delen en werken op een niet-winstgevende basis (vzw). Ze moeten reeds bewezen hebben dat ze een bepaald publiek kunnen bereiken en belangstelling tonen voor de VN-onderwerpen. De NGO's moeten ook bereid zijn om mee te werken aan informatieprogramma's over de VN-activiteiten. Er is een achttienkoppig Uitvoerend Comité dat ervoor zorgt dat de belangen van de NGO behartigd worden en dat de informatie gekanaliseerd wordt. Dit comité bestaat uit NGO's vanuit de hele wereld en de vertegenwoordigers worden om de twee jaar verkozen in New York door de DPI/NGO-gemeenschap. Er is een samenwerking tussen het Uitvoerend Comité en de DPI/NGO-afdeling voor evenementen en initiatieven van gemeenschappelijk belang. Samen staan ze in voor de organisatie en coördinatie van de jaarlijkse DPI-conferentie voor NGO's, waar men onderwerpen van globaal belang behandelt. Wekelijks zijn er ook informatiebijeenkomsten voor de NGO-gemeenschap over globale taken. Er is ook een NGO-informatiecentrum in New York. Er worden verschillende diensten aangeboden; zo is er een uitleendienst van video's met een uitgebreide collectie Tv-films en men krijgt ook toegang tot actuele VN-documenten en persberichten. Sinds de oprichting van de VN hebben de NGO's waardevolle bijdragen aan de internationale gemeenschap geleverd. Zo vestigen ze de aandacht op bepaalde thema's, komen ze met ideeën en programma's, verspreiden informatie en mobiliseren het publiek ten voordele van de VN. De NGO's die geassocieerd zijn met het DPI, maken echter geen deel uit van het systeem van de VN. Ze hebben dus geen recht op privileges of immuniteiten. Veel NGO's die actief zijn op gebied van economische en sociale ontwikkeling komen in aanmerking voor een consultatief statuut bij de Economische en Sociale Raad (Ecosoc) van de VN. Er zijn drie statuten : 1) De 'generale status' wordt toegekend aan grote, internationale NGO's, die aan bijna alle onderwerpen, die op de Ecosoc-agenda staan, meewerken. 2) De 'speciale consultatieve status' gaat naar NGO's die gericht zijn op enkele specifieke aandachtspunten van de Ecosoc. 3) de 'lijststatus' wordt toegekend aan NGO's waarvan de Ecosoc meent dat ze bij gelegenheid nuttige bijdragen kunnen leveren aan de werkzaamheden. CONGO is de conferentie van NGO's en dient al 'klankbord' voor de NGO's. Zo kunnen ze maximaal profiteren van hun consultatief statuut. Enkele projecten Vanaf maart 2002 aanvaardt men in de meeste Europese landen alleen nog Euro's. Change for the future is een project dat al de vreemde munten inzamelde die overgebleven waren. De munten worden gebruikt voor een goed doel. Het project is een samenwerkingsverband van negen bekende NGO's, die al jaren aan een betere wereld bouwen, waaronder bv. Amnesty International, WWF België, Vredeseilanden, enz. Voor de NGO's is het niet altijd vanzelfsprekend om samen te werken. Door de overschakeling naar de Euro werden in de loop van 2000 verschillende initiatieven opgestart om een inzamelactie van ontwaarde munten op te zetten. Eind 2000 werden enkele organisaties zich ervan bewust dat het nutteloos was om al deze relatief kleinere acties, die allen hetzelfde doel hadden, te laten doorlopen. De krachten werden gebundeld en zo kwam er één groot project tot stand : Change for the future. Het is een vereniging zonder winstoogmerk. Door samen te werken wordt een groot draagvlak gecreëerd en worden de kosten zo laag mogelijk gehouden. Na enkele maanden was de operatie klaar om gelanceerd te worden dankzij een enorme professionele inzet van lidorganisaties en het secretariaat. In de werking van Change for the future staat de mens (en het kind in het bijzonder) met zijn rechten en in zijn leefmilieu centraal. De stichting wil zoveel mogelijk geld inzamelen voor goede doelen, mensen bewust maken en het bedrijfsleven betrekken bij maatschappelijke projecten. Banken nemen geen buitenlands muntgeld aan, hetgeen voor Change for the future de aanleiding was tot het inzamelen van munten uit alle landen van de wereld. Het was de bedoeling dat de mensen tussen 15 juni 2001 en 1 maart 2002 al hun overgebleven vreemde munten, verkregen door bv. op reis te gaan, naar inzamelplaatsen brachten. Op deze plaatsen stonden de speciale inzamelbanken opgesteld. Heel wat bedrijven waren geïnteresseerd in deelname aan dit soort operaties, die niet verbonden waren met de traditionele commerciële doelstellingen. Met deze projecten wordt de aandacht gevestigd op een gratis bijdrage ten voordele van de mens en het milieu. Door praktische medewerking en bijkomende communicatiemiddelen van de bedrijven werd de doeltreffendheid van de operatie aanzienlijk verhoogd. Een groot deel van de medewerking kwam van de banken en daarnaast ook verschillende supermarkten. Begin februari schatte men dat er reeds ongeveer 46 ton munten ingezameld werden. Het eindresultaat waarop men hoopte zal wellicht bereikt worden, maar wel met enige vertraging. Alterfin Alterfin werd opgericht in 1994 door NGO's enerzijds en financiële instellingen anderzijds. Het is een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die ondertussen uitgegroeid is tot een samenwerkingsverband van een zeshonderdtal bennoten. Ondertussen bestaat Alterfin uit NGO's, sociale organisaties, banken, bedrijven en particulieren. Met het project wil men meewerken aan de uitbouw van een financieel netwerk in ontwikkelingslanden, dat toegankelijk is voor de sociaal en economisch verdrukte bevolkingsgroepen uit de regio. De mensen die ginder reeds probeerden om economische activiteiten op te starten kregen geen krediet. Daar wil men met Alterfin iets aan doen. De vennootschap schenkt geen geld, maar investeert. Ze geven leningen, staan borg voor lokaal toegekende leningen of nemen tijdelijke aandelenparticipaties. Alterfin werkt in de eerste plaats samen met de lokale financiële instellingen, die kredieten verstrekken aan de kleine boeren en ondernemers. Ook producenten worden gefinancierd en verenigingen van producenten die verbonden zijn met de Eerlijke Handelsbeweging in Europa. Alterfin werkt vooral met een eigen aandelenkapitaal dat aangebracht wordt door de aandeelhouders. In België wil men de middelenverwerving op een nieuwe manier aanpakken. Men wil de mensen meer doen nadenken over hoe ze bewuster kunnen omgaan met hun geld. Zo wil Alterfin bijdragen tot een meer solidaire gemeenschap. De beleggers in het project wordt gevraagd om kritisch na te denken over de manier waarop hun geld wordt besteed, niet om zich te bekommeren om het rendement van de belegging. Op die manier kan men bijdragen tot een rechtvaardigere Noord-Zuidcoalitie, zonder dat het extra geld of moeite kost. Het belangrijkste beleggingsproduct voor Alterfin en ook voor de mensen in het Zuiden, zijn aandelen. Dit kapitaal vormt de basis waarmee de organisatie krediet kan verstrekken aan zijn partners in de ontwikkelingslanden. Er wordt ook technisch advies verstrekt aan de partners. Dit houdt bv. in het organiseren, beheren en evalueren van spaar- en kredietprogramma's, financiering van ontwikkeling, enz. De vennoten van Alterfin worden zowel financieel als beleidsmatig betrokken. Elke vennoot heeft stemrecht op de Algemene Vergadering, recht op inzage van de jaarrekeningen, het jaarverslag en het verslag van de bedrijfsrevisoren. De kredieten die Alterfin verstrekt zijn vooral gericht op twee sectoren : de micro-financieringsinstellingen (MFI) en de micro-kredietinstellingen (MCI). Door aan deze twee sectoren krediet te verstrekken draagt Alterfin bij tot een grotere toegang tot krediet aan sociaal en economisch verdrukte bevolkingsgroepen in het Zuiden. Alterfin stelt echter wel enkele criteria waaraan de organisaties en activiteiten moeten voldoen. De organisatie moet werken voor mensen die leven in armoede en moet op een duurzame manier omspringen met haar middelen. Alterfin heeft een kredietcomité dat de organisaties en hun aanvragen analyseert en beoordeelt volgens de criteria. Om zowel een financiële en een ontwikkelingsexpertise te combineren, is dit comité samengesteld uit personen van NGO's en personen van financiële instellingen. 1°Nationaal: NGO-forum Door verschillende Belgische NGO's, waaronder 11.11.11, Broederlijk Delen, Oxfam, enz. is er een Noord-Zuidcoalitie gevormd. Deze NGO's zijn actief op gebied van Noord-Zuidsolidariteit, milieu, duurzame ontwikkeling, vrede en asielbeleid. Door de coalitie worden allerlei activiteiten georganiseerd : debatten, seminaries en conferenties.
Duurzame ontwikkeling in Europa In juni 2001 nam de Europese Raad de eerste Europese Duurzaamheidstrategie aan. Dit betekent een eerste stap in de richting van een meer coherent Europees beleid. In het kader daarvan leggen de NGO's hun eigen accenten en prioriteiten en willen ze vooral opvolgen in hoeverre de EU de strategie zal waarmaken. Men bekritiseert het feit dat er geen link met het zuiden gelegd wordt. Milieu- en ontwikkelingsorganisaties zorgen voor concrete ideeën om dit te helpen realiseren. Vrede in Europa Sinds de Kosovo-oorlog staat het Gemeenschappelijk Europees Veiligheids- en Defensiebeleid aan de top van de agenda van de EU. De uitwerking van het veiligheidsbeleid zit echter op een verkeerd spoor. Belgische vredesbewegingen willen dat de discussie daarover ook buiten de conferentiemuren plaatsvindt. De bewegingen willen daarom reageren op de officiële verklaringen en hebben daarom een memorandum opgesteld over de rol van de EU in de wereld. Dit memorandum bevatte de prioriteiten die ze graag verwezenlijkt willen zien tijdens het Belgische voorzitterschap. Het werd in december 2000 aan premier Verhofstadt overhandigd. Men bepleitte onder andere de ontwikkeling, democratisering en ontwapening. Asielbeleid In Europa wil men een gemeenschappelijk asielbeleid voeren en dit programma wordt momenteel uitgewerkt. Enkele voorstellen die door de Raad besproken worden zijn volgens enkele vluchtelingenorganisaties, zoals ECRE en OCIV(=Overlegcentrum voor integratie van vluchtelingen), zorgwekkend. Deze laatste is een onafhankelijke, breed samengestelde organisatie die zich op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens baseert. Het gaat volgens hen de verkeerde kant op, daarom hielden ze op 14 december 2001 hun eigen alternatieve top. Ze maakten hun eigen evaluatie van het Europees asielbeleid en pleitten voor een lange-termijnoplossing. Er werd aan alles Europese regeringen in de EU een oproep gedaan om het recht om asiel te zoeken, te blijven erkennen als een fundamenteel mensenrecht. 2°Internationaal: Wereld Sociaal Forum Het Wereld Sociaal Forum vond voor de tweede keer plaats in de Braziliaanse stad Porto Alegre, van 31 januari 2002 tot 5 februari. Vooral anti-globalisten verenigden er zich onder de slogan 'Een andere wereld is mogelijk'. Deze bijeenkomst heeft haar wortels in de beweging die zich afzet tegen de huidige vorm van globalisering. Het idee van een alternatief forum groeide naar aanleiding van de massabetogingen door anti-globalisten tijdens de top van de World Trade Organisation in de Amerikaanse stad Seattle in 1999. Het is de bedoeling dat groepen, waaronder NGO's, vanuit de hele wereld aan het woord kunnen komen, van elkaar leren en gedachten uitwisselen over de toekomst van de wereld. Mensen die willen werken aan een andere wereld of aan een andere globalisering ontmoeten er elkaar. Men streeft naar één groot pleidooi voor een alternatieve globalisering, maar tegelijkertijd moet het forum ook een moment van studie en ontmoeting zijn. Het Wereld Sociaal Forum is de tegenhanger van het Wereld Economisch Forum dat dit jaar in New York plaats vond. De leiders van de belangrijkste wereldeconomieën ontmoetten er elkaar. Dit jaar waren er ongeveer 85000 deelnemers ingeschreven voor het Forum. Er vonden 26 grote conferenties plaats, 32 officiële seminaries en 790 workshops. Verder waren er ook toespraken, debatten, actiemomenten, enz. In de slotverklaring van het forum riep men op tot het zoeken naar alternatieven voor de huidige neoliberale globalisering. Men vroeg rijke landen om een percentage van hun nationaal inkomen af te staan aan ontwikkelingshulp. Men pleitte voor de Tobintaks en riep op tot (gedeeltelijke) kwijtschelding van de schulden van de ontwikkelingslanden. Deze alternatieven zijn in tegenstelling tot wat de kapitalistische globalisten denken, zoals bv. de multinationals en de regeringen. Driekwart van de aanwezige bewegingen hebben een officieuze slottekst ondertekend. Naast een breed pleidooi voor een mens- en milieugerichte economie en samenleving, komen daarin ook opvallend scherpe politieke standpunten naar voren. Zo veroordelen ze de ‘brutale onderdrukking’ van de Palestijnen door Israël en de Amerikaanse war against terrorism als een ‘permanente globale oorlog’, die ‘racisme en xenofobie propageert’ NGO's Vs. Vakbonden Niet alleen NGO's waren aanwezig op het WSF, maar ook vakbonden. Deze laatste gaan ervan uit dat tegenover economische macht ook een sociale macht moet staan. Uit België was er onder andere een delegatie van de Algemene Christelijke Vakbond aanwezig. Daarnaast ook een afvaardiging van Broederlijk Delen, bestaande uit vier vertegenwoordigers. Deze spraken er over de belastingen op financiële transacties. Er wordt veel gepraat, maar ook geprobeerd om samen dingen te organiseren. Op dat gebied kunnen vakbonden een belangrijke rol spelen. NGO's liggen goed in de markt en de media, maar vakbonden hebben een betere positie om mensen te mobiliseren. Soms kunnen vakbonden en NGO's het niet zo goed vinden, bijvoorbeeld bij de betogingen tijdens de Europatop in Gent, Brugge, enz. liep de samenwerking niet zo best. Het ging een beetje moeilijk omdat alles voorbereid moest worden in de periode vlak na de gewelddadige rellen in Genua in juli 2001. Nochtans kunnen beiden elkaar goed aanvullen, maar sommige thema's liggen de NGO's beter, andere de vakbonden. Er worden ondertussen wel gesprekken gevoerd tussen beiden over de manier waarop kan samengewerkt worden en over bepaalde thema's. In de aanloop naar Porto Alegre was er een samenwerking tussen alle Belgische organisaties, zowel NGO's als vakbonden, die deelgenomen hebben aan het forum.
Greenpeace Greenpeace is een internationale, onafhankelijke milieuorganisatie. Het is een drukkingsgroep die zich inzet voor de bescherming van het ecosysteem. Ze zijn volledig onafhankelijk van overheden of industrie. Hun geld is afkomstig van giften van de sympathisanten en de verkoop van goederen. De aandacht van de organisatie gaat vooral uit naar grootschalige vervuiling en vernietiging met effecten op lange termijn. Het doel van Greenpeace is een einde te maken aan deze wantoestanden. Hoe het begon Greenpeace ontstond in 1971. Toen de Verenigde Staten een atoomproef wilden uitvoeren op een eilandje voor de kust van Alaska, kwam een kleine groep mensen, waaronder natuurbeschermers en wetenschappers, daartegen in opstand. Ze vonden dat het zo niet verder kon en vreesden voor de gevolgen. Ze charterden een vissersboot en gingen op weg, maar geraakten nooit ter plaatse. Op die manier wilden ze wijzen op de schade die atoomproeven kunnen aanrichten. Hun actie werd wereldwijd bekend en zo werd Greenpeace geboren. De organisatie bleef protesteren tegen kernproeven, energie-, transport- en kernafval, enz. Ze hebben zich aangepast met de tijd. Mochten ze zich enkel beperkt hebben tot acties en beelden, zouden ze waarschijnlijk allang weer verdwenen zijn. Eerst legde men zich vooral toe op oceanen, zeeën en rivieren en de dieren die daar leven. Ondertussen is hun actieterrein uitgebreid, zo voerden ze bv. reeds campagnes tegen giftige stoffen. Werking en acties Verschillende acties van Greenpeace hebben reeds tot belangrijke resultaten geleid. Bij de acties wordt het gebruik van geweld principieel uitgesloten. Protesteren gebeurt aan de hand van campagnes en door het aanklagen van wantoestanden, maar absoluut zonder geweld. Men probeert de pers en de media aan te sporen tot evenwichtige verslaggeving. Greenpeace volgt een unieke werkwijze. Andere organisaties komen op voor hun standpunt met woorden en demonstraties. Greenpeace daarentegen doet dit met beelden en daden. De acties staan daarbij centraal. Aan elke actie gaat een grondige dossierkennis vooraf, gebaseerd op wetenschappelijke gegevens. Die gegevens worden door ingezetenen van de organisatie omgezet in 'mensentaal'. Bij campagnes werkt men met een campagneplan. Dit kan een plan zijn op lange of korte termijn, zoals bv. het overstappen op propere energie. In het plan worden het doel en de aanpak duidelijk omschreven. Van zodra dit plan klaar is, zal Greenpeace in actie komen. De 6 grote campagnes die momenteel gevoerd worden zijn de volgende : 1)i.v.m. klimaat en energie : men wil het broeikaseffect afremmen, door de uitstoot van CO² te beperken. 2)i.v.m. kernenergie : men wil het gebruik van kernenergie en de ontwikkeling van kernwapens beperken. 3)i.v.m. oceanen : Greenpeace streeft naar het einde van de walvisvangst en ze willen verhinderen dat overbevissing zeeën doodt. 4)i.v.m. bossen : men wil de houtkap beperken om zo de overblijvende bossen te redden van de vernietiging. 5)i.v.m. giftige stoffen : het doel daarbij is het afremmen van de productie en verspreiding van giftige stoffen. 6)i.v.m. genetische manipulatie : de organisatie keert zicht tegen de verspreiding van genetisch gemanipuleerde gewassen in het milieu. Na de acties volgt het werk achter de schermen in verschillende internationale milieucommissies, zoals bv. de IWC(=Internationale Walvissen Commissie). Dit is onmisbaar om de verkregen resultaten van de acties om te zetten in internationale wetgeving. Dit kan maanden, soms zelfs jaren, duren. Greenpeace doet al deze moeite, omdat ze zich geen vergissingen kunnen veroorloven. Op die manier schrikken ze er dan ook niet voor terug om bijvoorbeeld grote petroleumbedrijven aan te pakken. Door deze aanpak krijgt Greenpeace een ruime toegang tot de media. In de jaren '70 en '80 werd de organisatie bekend door hun verzet tegen de walvisvangst. Men stuurde voor het eerst beelden de wereld in waarop te zien was hoe walvissen en zeehonden werden gedood en hoe kernafval in zee werd gedumpt. Dit maakte een diepe indruk op de mensen en zo werd Greenpeace een begrip. De organisatie hield zich daarna meer bezig met wat de belangrijkste bedreigingen zijn. Ze durven het opnemen tegen de groten op aarde en moeten ervoor zorgen dat ze sterk in hun schoenen staan. Kortom, de sleutel tot het succes van de organisatie bestaat uit volgende elementen : staalharde, voorbereidende dossiers, kennis door ervaring en het lef om zich in de strijd te gooien, maar zonder geweld. Greenpeace & de media Greenpeace heeft altijd bewust alles 'open en bloot' gedaan. Ze waren wellicht één van de eerste NGO's die zich bewust waren van de macht van de media. Ze hebben altijd de media gebruikt (maar nooit misbruikt!) om hun acties wereldwijd bekend te maken. De organisatie wil geen controle over de media of huurt geen journalisten in. Ze maken nieuws en de pers beslist zelf of ze er aandacht aan schenken of niet. Het werk achter de schermen komt echter minder aan bod, waardoor minder mensen daarvan op de hoogte zijn. Na dertig jaar dwingt Greenpeace heel wat respect af bij de journalisten, ook al zijn sommigen het niet altijd eens met hen. Standpunt en doelstellingen De aanpak leidt tot resultaat en is onvoorwaardelijk geweldloos. De kansen en gevaren die de globalisering met zich meebrengt ligt Greenpeace nauw aan het hart. Ze keuren het geweld af dat soms gepaard gaat met intergouvernementele bijeenkomsten. Dit geweld van een kleine groep overschaduwt de boodschap van de meerderheid uit de basisbeweging : op een vreedzame, opbouwende manier de echte problemen aanpakken. Dit zijn problemen zoals de sociale gevolgen en de invloed op het milieu van de globalisering, de noodzaak aan reglementen en controle op de internationale handel en multinationals. Het belangrijkste doel van Greenpeace is het ecosysteem beschermen tegen beschadiging of vernietiging. Dit betekent bijvoorbeeld biodiversiteit beschermen, vervuiling en misbruik van water, land en lucht voorkomen, nucleaire bedreigingen wegnemen, enz.
Financiële werking Greenpeace weigert subsidies van overheden en sponsors van industrie, want ze willen volledig onafhankelijk zijn op gebied van financiering. Ze werken vooral met giften, schenkingen, legaten, opbrengsten uit de verkoop van bepaalde goederen en commercialisering van de naam 'Greenpeace' (bv. licenties). Van giften boven de 5000€ wordt de herkomst onderzocht. Is deze dubieus, dan wordt het geld teruggestuurd. Men werkt vooral met fondsen van particulieren en stichtingen. Het geld gaat naar campagnes, communicatie en informatie, administratie, fondsenwerving, enz. Vernieuwing van de Noord-Zuidwerking De Noord-Zuidbeweging bestaat reeds dertig jaar en is dringend aan vernieuwing toe. De wervingskracht neemt af en er zijn steeds minder medewerkers. Het draagvlak wordt kleiner, vergrijst en vernieuwt trager. Daardoor krijgen NGO's meer aandacht voor zichzelf in plaats van voor het geheel van de beweging. Ze worden meer op zichzelf aangewezen. Er is ook een verschraling van de programma's en te weinig vernieuwing op alle gebied (methodes, activiteiten, doelgroepen, enz.). Nieuwe thema's en projecten met meer uitstraling moeten de Noord-Zuidbeweging een vernieuwde, stevigere basis geven. Ook het werven van nieuwe leden is belangrijk. Waarom vernieuwen? Eind '99 werd door 11.11.11 een project opgezet voor vrijwilligers om na te denken over de toekomst van de lokale Derde Wereldbeweging. Uit de besprekingen van de resultaten kwamen signalen, die richting vernieuwing wezen. Ook de jongere vrijwilligers willen vernieuwing. Door het jong NGO-overleg, dit is het overlegorgaan van de jongerendiensten van NGO's, werd er een nota opgesteld over hoe ze erin willen slagen om jongeren blijvend te betrekken bij de Noord-Zuidbeweging. Volgens hen moeten NGO's permanenter en structureler gaan samenwerken. Op die manier kunnen jongeren op een duurzame manier bij de Noord-Zuidproblematiek betrokken worden. Het resultaat van het Worldshake project toonde eveneens aan dat occasionele en samenwerking door middel van projecten permanent en structureel moet worden. Dit Worldshakeproject was een samenwerking van 35 NGO's met de bedoeling de kloof tussen arm en rijk te dichten. Al enkele jaren onderneemt men pogingen tot vernieuwing in de NGO-wereld en er zijn steeds meer nationale en internationale samenwerkingen tussen NGO's onderling. De vernieuwingsprocessen en veranderingen die momenteel aan de gang zijn tussen NGO's, worden op eigen initiatief georganiseerd; Ze hebben meestal betrekking op het verhogen van de impact van de NGO en dit gebeurt door duidelijkere profilering, professionalisering, internationalisering, enz. Ook op niveau van de beweging zelf zijn er veranderingen nodig. De jeugd wil structurele samenwerking met de Noord-Zuidbeweging op voorwaarde dat de NGO's één beweging gaan vormen. Ook de andere vrijwilligers willen meer samenwerking en de versnippering van de NGO-wereld tegengaan. Deze versnippering is een probleem waarmee talrijke organisaties te kampen krijgen. Daardoor schieten sommige NGO's soms te kort bij het verwezenlijken van hun doelstellingen. Het wordt ook dringend tijd dat de NGO's de politici wakker kunnen schudden om hen de steeds groter wordende problematiek onder ogen te doen zien. In de politieke wereld legt men nog te weinig de link met het zuiden. Ook de globalisering van de wereldeconomie maakt de noord-zuidwerking er niet makkelijker op. De armere landen worden uitgesloten en krijgen op die manier niet de kans om zich te ontwikkelen. Zo wordt de kloof groter. Maar dit wil daarom niet zeggen dat alle noord-zuidorganisaties zich anti-globalistisch gaan opstellen. Samenwerkingen tussen NGO's NGO's zijn zelfstandige organisaties, maar vaak is het interessant om de krachten te bundelen en gezamenlijk op te treden. Dit gebeurt onder de vorm van koepels (bv. 11.11.11) en federaties, zoals Coprogram. Beide partijen hebben vaak dezelfde leden en ze overleggen regelmatig. Bij de federaties gaat het vooral om de NGO's zelf : de belangen worden verdedigd, men werkt aan de kwaliteit en er wordt onderhandeld over bestuurlijke aspecten. Via koepels wordt gezamenlijk overlegd en aan politiek lobbywerk gedaan, bv.het ijveren voor 0,7% van het BNP voor ontwikkelingssamenwerking, Tobintaks promoten, enz. Structuur en ontstaan Coprogram is de Vlaamse federatie van NGO's voor ontwikkelingssamenwerking. De federatie is een vzw en heeft een algemene vergadering, raad van bestuur en een secretariaat. Het secretariaat bestaat uit 7 vaste personeelsleden. Ze hebben uiteenlopende taken, zoals de federatie vertegenwoordigen bij overheden en allerlei instanties. Ze nemen deel aan de beleidsdialogen tussen de leden en de federale overheid. Om dit te begunstigen worden bepaalde leden opgevolgd. In december 2001 telde de vereniging 66 leden. In 1992 gingen twee bestaande federaties een fusie aan en zo ontstond Coprogram. Enerzijds was er Coprogram, ontstaan in 1976 bij het begin van de medefinanciering van projecten in het zuiden. Anderzijds was er Intercodev, opgericht in 1964 naar aanleiding van het ontstaan van het statuut van vrijwilliger. De federatie is enkel in Vlaanderen actief en heeft enkel Vlaamse NGO's als leden. Er is wel vaak overleg en samenwerking met de franstalige federatie Acodev.
Werking Coprogram werd opgericht door NGO's zelf en is niet afhankelijk van de overheid. De vereniging beantwoordt aan de overheidscriteria en is door de overheid erkend als gesprekspartner van de NGO's sinds 28 november 1997. Naast deze rol als gesprekspartner, heeft Coprogram ook nog heel wat taken waarmee men de NGO's ondersteunt. De federatie pakt eerder de technische aspecten uit de concrete werking van een NGO aan en werken aan kwaliteitsverbetering. Activiteiten die ze ondernemen zijn bijvoorbeeld onderhandelen met de overheid over juridische aspecten, dienstverlening aan de NGO's, opzetten van studiedagen voor personeelsbeleid in een NGO, enz. Als belangenverdediger van de NGO's voert Coprogram zelf geen operationele taken uit. De NGO's hebben hun eigen taken, zoals bv. het voeren van campagnes en fondsenwerving, waar Coprogram zich niet mee bezighoudt. Er is uitwisseling tussen de NGO-leden in werkgroepen. Sommige werkgroepen werken rond wisselende thema's, andere hebben vastere onderwerpen. Deze thema's zijn de volgende : - partnerfinanciering over de opzetting en ondersteuning van projecten in samenwerking met lokale partners in het zuiden. - uiting van solidariteit door het sturen van NGO-coöperanten of het ontvangen van beursstudenten. - educatie over hoe men de mensen in het noorden bewuster kan maken van de noord-zuidthema's aan de hand van onderwijs en campagnes. - dienstverlening over ondersteuning van de NGO-sector aan de hand van documentatie, studies, enz. - Human Resources Management - financieel beheer over hoe NGO's transparant kunnen werken met gemotiveerde mensen die kwaliteitsprestaties leveren. Koepel Op 11 november 1966 trokken om 11 uur 's morgens voor het eerst duizenden vrijwilligers de straat op om aandacht en steun voor de Derde Wereld te vragen. Zo kreeg het feest van de vrede (=herdenking van de wapenstilstand) een nieuwe dimensie en ontstond 11.11.11. Aanvankelijk werd de naam '11.11.11' enkel gebruikt voor de jaarlijkse campagne rond 11 november en voor de basisbeweging van gemeentelijke comités. Vanaf 1 september 2000 zijn de campagne en de koepel NCOS (=Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking) één gemaakt. Structuur 11.11.11 wil de koepel zijn van alle Noord-Zuidorganisaties die een structurele visie hebben op ontwikkelingssamenwerking. De organisaties kunnen kiezen of ze al dan niet lid willen worden. Indien ze dit wensen, dienen ze wel de visie en doelstellingen van 11.11.11 te steunen. Sommigen kiezen er echter ook voor om dit niet te doen, zoals bv. Foster Parents Plan. 11.11.11 op haar beurt is ook lid van verschillende internationale netwerken, platforms, fora, enz. De Raad van Beheer van de koepel wordt benoemd voor een periode van drie jaar door de Algemene Vergadering. In 2001 werd er een nieuwe Raad verkozen die blijft tot 2004. In de bestuursorganen van 11.11.11 zitten zowel vertegenwoordigers van NGO's als van provinciale comités. Deze laatste bestaan uit medewerkers van gemeentelijke 11.11.11-comités. De lidorganisaties (NGO's) zijn het belangrijkste draagvlak van de Koepel. Daarop volgen de gemeentelijke comités die bestaan uit vrijwilligers. Deze comités zijn onmisbaar om de campagne succesvol te maken en hebben een stem in alle belangrijke beleidsorganen van 11.11.11. Elk jaar rond 11 november kunnen ze duizenden mensen mobiliseren voor de straatacties, politieke acties en sensibiliseringswerk, zodat 11.11.11 een echte basisbeweging is. In hun eigen gemeente organiseren ze nauwgezet, kritisch en opbouwend het Noord-Zuidbeleid en organiseren ze initiatieven in samenwerking met andere plaatselijke Noord-Zuidgroepen. In bijna elke Gemeentelijk Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (GROS) spelen 11.11.11-medewerkers een sleutelrol. Standpunt en doelstellingen 11.11.11 wil een tegenmacht opbouwen en de groeiende kloof tussen arm en rijk dichten. Er heerst ongelijkheid en onderontwikkeling en vele plannen en beleidsvoorstellen om dit aan te pakken hebben nog maar weinig opgeleverd. De onderontwikkeling is een gevolg van ongelijke verdeling van macht en middelen tussen landen en bevolkingsgroepen. Door de toenemende globalisering van de wereldeconomie wordt dit alleen nog maar erger. 11.11.11 voert strijd tegen ongelijkheid en onrecht en baseren zich daarbij op enkele uitgangspunt en uit hun handvest. Ontwikkeling is een mensenrecht, dat gericht is op het bevredigen van materiële en immateriële basisbehoeften van de mensen en op het versterken van de sociale positie van de zwakste groepen. Ontwikkeling moet duurzaam zijn en de grenzen van het leefmilieu respecteren. Er moet ook rekening gehouden worden met de verschillende rol en de positie van man en vrouw. Onrechtvaardige economische en politieke structuren zijn de oorzaak van armoede en onderdrukking in het zuiden en in onze eigen samenleving. De globalisering van de economie zorgt voor een toenemende macht van de multinationals en financiële groepen. De nationale en internationale overheden verliezen steeds meer de controle daarover. Als gevolg daarvan worden steeds meer individuen, groepen mensen en landen met een zwakke positie uitgesloten en uitgebuit. Het is ook nodig dat de overheden meer greep krijgen op de economie en ontwikkeling, zodat belangrijke beslissingen op internationaal en nationaal niveau democratischer kunnen genomen worden. Door zelforganisaties en solidariteit komt er een tegenmacht die vecht voor ontwikkeling en tegenover de heersende machten staat. 11.11.11 wil de krachten bundelen om de drie grote doelstellingen te realiseren : sensibiliseren, informeren en mobiliseren van de publieke opinie, samenwerking met zuidelijke partners en internationale netwerken steunen en druk uitoefenen op politieke en economische machtscentra. Financiële werking De koepel is grotendeels financieel afhankelijk van de overheid. Die zorgt voor een medefinanciering van 4,5 keer het bedrag dat 11.11.11 zelf bijeenbrengt, want de overheid beseft dat de NGO's efficiënt werken. Verder krijgt de organisatie ook subsidies, maar dit wil niet zeggen dat het een overheidsinstelling is. 75% van de netto-opbrengst gaat naar de Zuidwerking. Dit gaat naar projecten in Derde Wereldlanden en programma's zoals bijvoorbeeld de deelname in Alterfin. De overige 25% wordt geïnvesteerd in veranderingen hier ter plaatse ; meerbepaald in educatie, bv. workshops voor jongeren, en in beleidsbeïnvloeding. Dit laatste gebeurt door studie- en lobbywerk om druk uit te oefenen op het beleid van onder andere instellingen zoals het IMF en de WTO, want hun politiek heeft zeer negatieve gevolgen voor de Derde Wereld. Door Noord-Zuidorganisaties die lid zijn van de Koepel kunnen projecten voor de 11.11.11 campagne ingediend worden. Van deze worden onderzocht of ze aan de criteria voldoen, door een commissie van onafhankelijke experten (=projectencommissie). 11.11.11 garandeert voor deze projecten een 100% financiering. Dit wil zeggen dat, als de campagne de vooropgestelde financiële doelstellingen haalt, het verzamelde geld wordt verdeeld over alle goedgekeurde projecten. Een bepaalde gemeente kan enkel een bepaald project in de kijker plaatsen, maar geen geld ophalen voor dat project alleen. Het komt er dus op neer dat alle comités en medewerkers steeds voor het gehele programma werken. Dankzij de 100% financiering valt geen enkel project uit de boot. Men schat hoeveel de campagne zal opbrengen. Is de opbrengst meer, dan gaat dat surplus naar het reservefonds. Een voorbeeld van de verdeling van de opbrengsten (bron:
www.11.be) : Acties De 11.11.11-comités willen de Vlaamse bevolking in de eerste plaats confronteren met het onrecht in de wereld en wijzen op de onrechtvaardige kloof tussen arm en rijk en tussen Noord en Zuid. Ze hebben oog voor de onrechtvaardigheid in eigen land, maar vooral voor deze in het Zuiden. Een rode draad door alle 11.11.11-campagnes is de eis voor de invoering van de Tobintaks. In Wallonië organiseert de Franstalige Koepel CNCD (=Centre National de Coöpération au Développement) elk jaar rond 11 november Opération 11.11.11. Als de periode van de campagne aanbreekt, worden er allerlei activiteiten georganiseerd door de comités om de mensen te informeren en te sensibiliseren. Dit zijn activiteiten zoals bv. optredens, maaltijden, wedstrijden, enz. Momenteel werkt 11.11.11 aan een groot vijfjarenprogramma voor de periode 2003-2007. er gebeurt breed overleg over allerlei onderwerpen : - actieterreinen, strategieën en doelen - standpunt tegenover de globalisering - uitbouw van de Noord-Zuidsamenwerking - fondsenwerving, sensibilisering en politieke acties
Een voorbeeld van een campagne : ZIJ aan ZIJ steunt allerlei organisaties in Afrika, Zuid-Amerika en Azië en heeft vooral aandacht voor vrouwen in de Derde Wereldlanden. De vrouwen worden gesteund om op eigen benen te staan en te werken aan een betere toekomst voor zichzelf, hun kinderen en de maatschappij. De politieke actualiteit van binnen- en buitenland wordt door de koepel op de voet gevolgd. Studies, voorbereidend werk en actieve aanwezigheid in de pers zijn daarvoor nodig. Jaarlijks wordt er een jaarrapport gepubliceerd. Verder wordt ook de discussie over de defederalisering opgevolgd en dieper ingegaan op de kwaliteit van het ontwikkelingsbeleid. Ook de discussie over de globalisering, het beleid van het IMF en de Wereldbank en de plannen van de WTO worden opgevolgd. Conclusie De meeste NGO's zijn aan vernieuwing toe, vooral op gebied van werkwijze en structuur. Men krijgt het moeilijker om vrijwilligers te werven. Mensen willen zich wel inzetten, maar dan wel liefst tegen betaling. Ook NGO's hebben, net zoals bedrijven, nood aan een goed marketingbeleid en management. Dit is belangrijk voor hun imago en werking, hetgeen vooral gevolgen heeft op de resultaten die de organisatie boekt. Door de verouderde werkwijze die door sommige gehanteerd wordt, gaat het succes erop achteruit. Pogingen tot verandering en vernieuwing zijn binnen de NGO-wereld al enkele jaren aan de gang. Bij sommigen vonden reeds organisatorische en operationele veranderingen plaats. NGO's willen de wereld verbeteren en werken aan een betere samenleving. Dit klinkt idealistisch, maar toch maken vele kleintjes een groot. Er heerst een controverse over de zin en onzin van NGO's, maar door samenwerkingen onder andere, zijn er al hoogstaande resultaten bereikt. Zo hebben de organisaties al meer dan eens bewezen dat ze zin hebben. De meeste organisaties kunnen niet zonder overheidssteun, maar willen tegelijkertijd ook kritisch blijven tegenover deze overheid en vooral hun niet-gouvernementeel karakter behouden. Daaruit kan men concluderen dat deze organisaties dringend moeten proberen om meer financiële zelfstandigheid te verwerven. Als onafhankelijke NGO zonder eigen financiële campagne is dit niet eenvoudig en wellicht wordt dit de uitdaging voor de komende jaren. Bepaalde NGO's weten zich niet echt raad met de globalisering. Sommigen zijn voorstanders, sommigen zijn er dan ook weer radicaal tegen (anti-globalisten). Anderen hebben niet echt een uitgesproken mening. Het gevaar zit erin dat sommigen er te lang blijven bij stilstaan en dat ze niet tijdig opgenomen worden in de snelle evolutie van het globaliseringsproces. De impact van NGO's wordt steeds groter, zowel bij de bevolking als op politiek vlak. We leven in een maatschappij waarin de mensen zich steeds bewuster worden van de globale problemen op sociaal gebied (bv. de hongersnood en armoede in de Derde Wereldlanden), milieuproblematiek, enz. Dit is vooral te danken aan de invloed van de media. De mensen hechten daar steeds meer belang aan en ook aan de oplossingen ervoor. Dit beseft men in de politieke wereld en in het bedrijfsleven. Op die manier gaan ook deze mensen zich inzetten en oplossingen zoeken voor de problemen. Er zal meer samenwerking zijn en zo kan er daadwerkelijk iets gedaan worden aan de problemen. De verschillende partijen werken aan dezelfde zaak en hebben grotendeels dezelfde doelstellingen. De bedoeling die erachter zit, verschilt echter. Op politiek vlak spelen ook het tevredenstellen van burgers en (potentiële) kiezers en het positief imago dat de partij daardoor opgeplakt krijgt, een voorname rol. In het bedrijfsleven wil men de klanten tevredenstellen en speelt de winst een belangrijke rol. Ook het imago van de bedrijven is zeer belangrijk, want de laatste jaren liggen de grote ondernemingen onder vuur. Er zijn wel samenwerkingen, maar toch staan de NGO's los van politieke partijen. Op die manier wordt het nemen van internationale beslissingen soms vergemakkelijkt. De mensen zijn zich bewust van de problemen waarvoor de NGO's zich inzetten en velen willen ook zelf hun steentje bijdragen. Dit doen de meesten door giften aan de organisaties. Vooral NGO's , die zich inzetten voor ontwikkelingssamenwerking, kunnen de laatste jaren op een groeiend budget, afkomstig van giften, rekenen.

REACTIES

D.

D.

Heel erg bedankt dat ik je werkstuk heb mogen/kunnen bekijken. Ik heb er heel erg veel aan gehad.

Groetjes Danny

21 jaar geleden

B.

B.

nuttig document, maar geen bronnen?

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.