Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Wicca, hekserij en magie

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • groep 8 | 18732 woorden
  • 23 april 2009
  • 53 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
53 keer beoordeeld


Inleiding

Ik hou mijn werkstuk over Wicca en over hekserij en magie over sprookjes over heksen vervolgingen heksen over de hele wereld en nog véél meer.

Hoofdstuk 1
Gaat over Wicca, hekserij en magie. Wicca is ook een geloof , net als het Boeddhisme, het Christendom, het Hindoeisme of de Islam.
Het is moeilijk om Christen en Wiccan te gelijk te zijn want christenen zijn niet echt dol op zogenaamde heksen! Hekserij en magie is eigenlijk weer iets heel anders dan Wicca, want dat heeft meer met spreuken en drankjes te maken en niet zoveel met natuur als Wicca.

Hoofdstuk 2
In veel sprookjes komen heksen voor, ze zijn eigenlijk altijd heel gemeen. Welke sprookjes, welke heksen en waarom zijn ze altijd lelijk, oud en gemeen? Dat zit in hoofdstuk 2.


Hoofdstuk 3
Gaat over heksenvervolgingen, de katholieke kerk, de Inquisitie (moeilijk woord), over Jeanne d'Arc en over het stadje Salem in Amerika. Hoe kwam een heks voor de “rechter” en hoe werd zijn veroordeeld en gestraft. Er zijn wel 10.000 mensen omgebracht (bijna allemaal vrouwen).
Lees dat in hoofdstuk 3

Hoofdstuk 4
Het meeste wat wij over heksen weten en horen, gaat over heksen in Westerse landen, maar over de hele wereld, in bijna elk land hebben ze hun eigen soort heksen, tovenaars, medicijnmannen en verhalen daarover. Omdat het nogal veel is, doe ik het over heksen in Afrika en bij de Indianen.
En dat staat in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 5
Wanneer het over hekserij en magie gaat, dan komen daar ook vaak andere rare wezens bij. Mooie magische beesten, zoals eenhoorns, maar ook bijvoorbeeld draken. Wat zijn er allemaal rare enge, mooie en magische wezens, zeg.

Hoofdstuk 6
Is een interview met de bekendste heks ofwel Wiccan genoemd, van Nederland Susan Smit .

En nu de vragen:
- Wat zijn de 5 elementen van Wicca?

- Waar is het stadje Salem om bekend?

- Hoe doodt je een basilisk?


Hoofdstuk 1 – Wicca, hekserij, magie
Dit hoofdstuk doe ik over Wicca, hekserij en magie


Wat is Wicca?

Dit is niet heel makkelijk. Want Wicca is wel een geloof, maar het is een heel oud natuur-geloof. Er is geen kerk of ander gebouw waar alle mensen die aan Wicca doen samenkomen. Er is ook geen baas van, zoals bijvoorbeeld een paus ofzo. En er is ook niet één speciaal idee waar iedereen in zou moeten geloven. Met een moeilijk woord heet dat een Dogma. Natuurlijk zijn er wel dingen hetzelfde waar Wiccans in geloven, anders zou het geloof niet bestaan. Mensen die aan Wicca doen of in de Wicca-religie geloven, worden Wiccan (je zegt dit als “wikken”) genoemd. Het is een soort van hekserij, maar een moderne soort. Hekserij zelf is natuurlijk al heel erg oud, er wordt gezegd dat het zelfs al duizenden jaren oud is, maar Wicca bestaat ongeveer sinds de 2e Wereld Oorlog.
Wicca werd eigenlijk pas bekend toen de Engelsman Gerard Gardner in 1954 in zijn boek Witchcraft Today het had over wat hij de hekserij noemde. Gardner zegt in zijn boek dat hij in 1939 werd ingewijd in een coven, een heksenkring. Omdat hekserij in Engeland tot 1951 verboden was, was deze coven geheim. Het verbod werd in 1951 opgeheven. Toen pas schreef Gardner zijn boek. In zijn boek schreef hij veel over het boek The Witch Cult in Western Europe, dat in 1921 door de antropologe Margaret Murray werd geschreven. In dit boek staat dat Murray in rechtbank- verslagen uit de tijd van de heksentribunalen aanwijzingen heeft gevonden dat de beschuldigingen van de kerk op het gebied van hekserij niet helemaal onzin zijn. Zij dacht dat hekserij een heel oud geloof was dat door mensen ononderbroken was doorgegeven vanaf de prehistorie. De dingen die zij in haar boek schreef, daar was Gardner het voor het grootste deel wel mee eens. Nu denken heksen verschillend over het boek van Murray. Sommige heksen zeggen wel dat hun kennis al veel generaties wordt doorgeven. Maar andere leren zichzelf alles aan.
Wicca heeft net als andere geloven, regels. Wicca is een natuur-geloof. Wiccans geloven dat er in alles iets goddelijks is. Het weer, elke boom, bloem, steen, elk dier en mens. Waar het echt om gaat bij Wicca is dat het goddelijk echt overal doorheen gaat door alles en iedereen. Wiccans geloven in een goddelijk paar; de Godin en de God. Wiccans hebben, omdat het een natuur-geloof is heel veel respect voor de natuur. En bij ons, zoals wij nu leven, is er bij de meeste mensen niet echt veel respect meer voor de natuur of het milieu. Wiccans geloven niet dat de mensen boven alles staan, maar dat zij een klein deeltje zijn van die grote Natuur.
Als je gaat leren om een Wiccan te zijn (en dat kan jaren duren) ga je heel veel dingen van de natuur bestuderen, zoals de seizoenen, de maanstanden, eb en vloed en de veranderingen in de natuur die er het hele jaar gebeuren. En je moet dan uitzoeken wat je eigen plaats is in deze grote wereld en in de natuur en op welke dingen je zelf invloed hebt. En voor wat voor dingen je verantwoordelijk bent in wat de Wiccans het grote “Web van het Leven” noemen. Als je gaat zien hoe geweldig de natuur is en hoe alles werkt krijg je steeds meer respect voor alles. In Wicca wordt de schepping (het ontstaan van de wereld met alles erop en erin) gezien als de meest grootse daad van het Godenpaar.

Wicca is dus een geloof waarin je veel dingen zelf moet leren én zelf moet doen, je doet ervaringen op, je ziet, je hoort, ruikt, proeft en ondergaat de dingen zelf die je onderzoekt. Dit wordt een ervaringsreligie genoemd. Een motto dat je veel hoort bij heksen is : “Durven, weten, willen, zwijgen”, dat zijn allemaal werkwoorden. Wicca is dus geen makkelijk geloof, je moet het echt doen.
Wicca is natuurlijk ook best wel mysterieus (en dat vind ik nou eigenlijk het leukste ervan).
De symbolen die worden gebuikt, de rituelen die worden gedaan, alle kennis die door de Wiccans alleen met elkaar wordt gedeeld, dat allemaal is een stukje van het mysterie. Maar volgens de opdracht van ‘de Godin’, ligt het grootste geheim van Wicca in jezelf. Het is de kracht die in jezelf verborgen ligt en die je zelf kunt ontdekken.

Wiccans leven, naast alle natuur dingen volgens drie regels, deze regels wordt De Rede genoemd en ze zijn : “Doe wat je wilt, mits het niemand schaadt”, “Dat wat je doet komt drie keer tot je terug (wordt ook wel de Wet van Drie of de Wet van de Drievoudigheid genoemd)” en “Het goede dat je doet zal je vreugde en geluk brengen”.

Wat is Wicca niet?
Wicca is geen satanisme (satanisme is het aanbidden van de duivel), Wicca is geen zwarte magie of allemaal andere duistere dingen, het heeft echt niks met de duivel te maken. In de geschiedenis werd er verteld dat een heks een vrouw was die haar ziel aan de duivel had verkocht (of soms zelfs gegeven).

Toch halen mensen Wicca door de war met satanisme. Dit heeft te maken met het symbool dat vaak door Wiccans gebruikt wordt, dat is een pentagram. Bij Wicca is die met 1 punt naar boven, maar bij het satanisme is dat met 1 punt naar beneden. Met de 2 punten naar boven lijkt het pentagram dan op de hoornen van de Bok (die de Duivel voorstelt).
En dat men zo over de duivel denkt komt weer uit de Bijbel, want in boek Openbaring 13 vers 11 wordt geschreven dat de duivel twee hoornen heeft.
Maar Wicca is geen satanisme, ook al denken veel mensen van wel. Dat mensen dat wel denken komt door de christelijke kerk en dat zij vroeger wilden dat iedereen christen moest worden en dat alle andere geloven te maken hadden met de duivel, zoals de drietand van Neptunus/Poseidon, de puntmutsen van de oude wijze vrouwen, de bokkenpoten en hoorns van Pan en nog veel meer dingen. Dat heeft niet zo veel te maken met wat er echt aan de hand was, maar meer wat de christelijke kerk wilde dat de mensen zouden geloven. Vrouwen moesten gewoon trouwen, trouw blijven aan hun man en ieder jaar een kind krijgen, thuisblijven en voor het huis en hun man zorgen en naar hun man luisteren en gehoorzaam zijn.
Vrouwen die slim, zelfstandig en ongetrouwd waren, vond de kerk een gevaarlijk. Zij konden mannen lokken uit hun huis en uit de kerk. Als deze vrouwen nu ook nog veel wisten van kruiden en genezen van mensen, oh neee, dan moest je oppassen, want dan konden ze je beheksen!!!
In wicca zijn er 5 elementen: ether (geest), water, aarde, lucht en vuur. Allemaal zijn ze heel belangrijk. Ze zijn de vijf "beschermers" van de cirkel die getrokken wordt bij een ritueel.
Ze hebben allemaal hun eigen windstreek en betekenissen. Iedereen heeft ook een eigen element die speciaal bij die persoon past.
Geest staat vaak voor het paranormale. Als helderziendheid. Maar geest staat ook voor liefde, schuld en gevoelens. Geest-mensen zijn vaak paranormaal begaafd. De "ether" (geest) zit wel overal, in het midden en eromheen. Overal.

Water staat voor liefde, dromen en emoties.
Water-mensen zijn vaak erg flexibel en kunnen zich makkelijk aanpassen aan hun omgeving.
Water ~ westen ~ herfst ~ avond
Aarde staat voor het vertrouwen, en ook voor zelfvertrouwen. Het vertegenwoordigt de Godin die haar vruchten, de oogst ieder jaar weer schenkt. Aarde-mensen zijn vaak rustig en kunnen heel goed luisteren. Aarde ~ noorden ~ winter ~ nacht.
Lucht staat vaak voor de vrijheid. De vrijheid dat je overal waar je heen wilt heen kan gaan.

Lucht-mensen zijn vaak best druk en met van alles bezig. Lucht ~ oosten ~ lente ~ ochtend ~
Vuur staat voor warmte en gezelligheid. De zon staat voor de God, die vaak als salamander wordt afgebeeld. Vuur-mensen weten vaak goed wat ze willen en dát zal dan ook gebeuren. Vuur ~ zuiden ~ de middag ~ de zomer.

Het jaarwiel
Héél belangrijk onderdeel voor Wicca zijn de jaarfeesten, deze worden ook wel sabbats genoemd. Deze acht feesten zijn samen het Wiel van het Jaar, dat is het van de God en de Godin. Behalve dat de sabbats het leven van de Goden en zo het verhaal van geboorte-dood-wedergeboorte uitbeelden, waren al deze dagen vroeger ook heel belangrijk in de natuur. Zo is Imbolc het ploegfeest, het land werd dan voor het eerst omgeploegd na de winter. Lammas was het oogstfeest, wanneer het graan werd binnengehaald.
Ik begin nu bij Yule (dat zeg je “Joel”). Yule is ook bekend als de winterzonnewende of Midwinter, het is de kortste dag van het jaar. Zo rond mijn verjaardag 21/22/23 december vieren Wiccans het weer langer worden van de dagen. Het 2e feest is dus Imbolc (“ Immolk”) op 2 februari, een andere naam is Candlemas. Dit is het ploegfeest, wanneer de akkers (Moeder Aarde) worden geploegd om te kunnen zaaien. Op Ostara, of Vernal of lente-equinox, in de buurt van 21 maart, viert men het begin van de lente. De zaadjes, de God, groeien en wordt beschermd door Moeder Aarde (De Godin) en als de zaadjes groeien komt de zon terug en worden de dagen steeds langer. 1 Mei is het Beltane/Beltain (“Belteen”), of Mei- of Walpurgisnacht. Dit is een van de bekendste heksenfeesten. Dit feest werd vaak genoemd bij de heksenvervolgingen, want het is het feest van de liefde. De Zonnegod of vegetatiegod is een volgroeide man geworden (de zaadjes zijn planten geworden), en deze nacht legt hij zich neer naast de Godin en bezwangert zijn koningin.
Het Litha feest, de zomerzonnewende ofwel Midzomer, is op 21 juni en dan wordt de hoogste stand van de zon gevierd. De kracht van de Zonnegod is nu het grootste!
De volgende sabbat is 2 augustus en dat is Lammas of Lughnasadh (“Loenasah”). Dit is een graanfeest, dan wordt het graan van de velden gehaald. De kracht van de god is nu in het graan. 23 September is het Mabon, de herfstequinox, het begin van de herfst. Nu is de oogst van de wijn. Ook wordt gezegd dat de God z’n krachten op zijn en dat hij doodgaat. Hij heeft alles van zichzelf gegeven zodat wij de vruchten kunnen plukken.
De laatste sabbat is de bekendste, dat is Halloween of Samhain(spreek uit als Sowen), het heksennieuwjaar. Het is voor Wiccans een van de belangrijkste feesten, het is het feest van de doden en de geesten. De geest van de God is naar de Onderwereld of Zomerland, en wacht op de juiste tijd om opnieuw geboren te worden. Dit is dan weer bij het Yule-feest zijn, wanneer de Eikkoning het overneemt van de Hulstkoning (zomer van winter). Vaak zetten Wiccans ook eten op een schotel buiten voor de doden.

Hoofdstuk 2 – Heksen in sprookjes
Dit hoofdstuk gaat over heksen in sprookjes.

Meestal, eigenlijk altijd, zijn in sprookjes heksen heel erg gemeen en gaan ze aan het eind van het sprookje dood. Heksen in sprookjes zien er uit zoals mensen denken dat heksen zijn, lelijk, oud met een wrat,grijs haar, ze maakt vreemde drankjes en ze vliegt op een bezem.
Ik denk dat dat komt omdat de vrouwen van wie de mensen dachten dat ze heksen waren, meestal heel slim waren, veel wisten van kruiden en zo en die wilden niet met domme mannen trouwen en al helemaal niet gehoorzaam aan hun zijn en naar hun luisteren, dus bleven ze alleen in hun hutjes in het bos, want ze hadden niet zo veel geld om in het dorp of de stad te wonen. Ze wisten veel van kruiden en maakten daar drankjes en zalfjes van om mensen beter te maken. En dat was voor veel mensen best eng, want die vrouwen wisten dingen waar andere mensen niets van wisten en ze waren niet “gewoon” getrouwd en met kinderen, ze hadden vaak dieren enzo.

Hieronder sprookjes waar heksen in voor komen (ik ken er een heleboel niet, hoor) :
Anansi en de één-benige moeder van het bos
Broertje en zusje
De bloemen van kleine Ida
De gehoornde vrouwen
De granaatappels
De haas
De heks Dandha
De ijzeren kachel
De Indische Waterlelies
De kikkerkoning
De kleine zeemeermin
De koeherder en de heks
De legende van het Solse Gat
De oude vrouw in het bos
De prinses die met een hond trouwde
De schilder en het kamerscherm
De tondeldoos
De tovenares Circe
De trommelslager
De twee bultenaren
De witte en de zwarte bruid
De zes zwanen
Doornroosje
Duimelijntje
Goudsbloempje
Hans en Grietje

Harry Potter
Heksen op de koffie
Het Bell-spook in Tennessee en Mississippi
Het blauwe licht
Het boshuis
Het meisje dat haar naam kwijt was
Het popje van de heks
Het raadsel
Het zwijn dat een heks was
Jorinde en Joringel
Meneer Bhoenga
Rapunzel
Sneeuwwitje,
Vrouw trui

Nu het sprookje van Sneeuwwitje en de 7 dwergen.
Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen
Het was midden in de winter. Sneeuw vielen als veren uit lucht. Een koningin zat bij 't raam, dat een kozijn van zwart ebbenhout had en ze naaide. Terwijl ze naaide en naar de sneeuw keek, prikte ze zich in haar vinger met de naald en drie druppels bloed vielen in de sneeuw. Toen ze 't rood zo mooi zag afsteken in de witte sneeuw, zei ze in zichzelf: "Ik wil een kindje, met een huid zo wit als sneeuw, lippen zo rood als bloed, en haar zo zwart als dit ebbenhout." Heel gauw na die dag kreeg ze een dochtertje. En haar huidje was zo wit als sneeuw, haar lipjes zo rood als bloed, en haar haar zo zwart als ebbenhout. Ze noemden haar Sneeuwwitje. Toen 't kind geboren was, stierf de koningin. Een jaar later trouwde de koning met een andere vrouw. Ze was mooi, maar ze was trots, jaloers en kon 't niet verdragen als iemand mooier was dan zij.

Ze had een heel bijzondere spiegel, als ze ervoor ging staan en naar zichzelf keek, zei ze: "spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't hele land?"

en de spiegel antwoordde : "de koningin is de mooiste van 't land."
Dan was ze blij, want ze wist dat de spiegel altijd de waarheid sprak.
Sneeuwwitje groeide op en werd elke dag mooier. Toen ze zeven jaar was, was ze zo mooi als een heldere dag en nog mooier dan de koningin zelf.

Toen die eens aan de spiegel vroeg: "Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, Wie is de mooiste van 't hele land?" toen antwoordde de spiegel: "O koningin, heel mooi bent u, Maar Sneeuwwitje is 1000x mooier nu!"

De koningin schrok daar zo van, dat ze groen en geel werd van jaloezie. Toen ze Sneeuwwitje weer zag, keerde haar hart om in haar borst, zo haatte ze haar. Jaloezie groeide als onkruid in haar hart, zodat ze geen rust meer had, dag noch nacht. Ze riep de jager en zei: "Je moet dat kind naar het bos brengen, ik wil 't nooit meer zien. Je moet haar doden breng me haar longen en lever als bewijs." De jager gehoorzaamde en bracht haar weg; maar toen hij zijn mest pakte en Sneeuwwitje in haar onschuldig hartje wilde steken, begon zij te huilen en zei: "Oh lieve jager, laat me toch leven! Ik zal 't bos in gaan en nooit meer terugkomen!" Omdat ze zo mooi en lief was, kreeg de jager medelijden en zei: "Loop dan maar gauw weg, arm kind!" Hij dacht dat de wilde dieren haar snel te pakken zouden krijgen en toch was het of er een steen van zijn hart was gevallen, omdat hij haar niet hoefde te doden. En toen er precies een jong reetje kwam aangesprongen, koos hij dat als slachtoffer, nam er long en lever van en bracht dat als bewijs naar de koningin. De kok moest ze in zout water koken en het wraakgierig mens at ze op en verlustigde zich in de gedachte, dat ze Sneeuwwitjes longen en lever had gegeten.

Intussen was Sneeuwwitje alleen in 't grote bos, ze werd bang. Ze keek om zich heen voor hulp, ze wist niet hoe ze zichzelf moest redden. Toen begon ze maar te lopen en liep over scherpe stenen en door dorens. Wilde dieren liepen haar voorbij, ze deden haar geen kwaad. Ze bleef doorlopen zolang haar voeten konden, toen werd het avond.

Opeens zag ze een klein huisje; ze wilde naar binnen om er uit te rusten. Alles in 't huisje was klein, maar sierlijk en keurig; het is niet te zeggen hoe keurig. Er stond een wit gedekt tafeltje met 7 kleine bordjes. Bij elk bordje een klein lepeltje, mesje, vorkje en bekertje. Tegen de wand stonden 7 bedjes naast elkaar, opgemaakt met sneeuwwit beddengoed. Omdat Sneeuwwitje honger en dorst had, at ze van alle 7 bordjes een beetje en dronk uit ieder bekertje een slokje wijn, want ze wilde niet alles van één pakken. Daarna, ze was zo moe, probeerde ze een bedje, maar geen van de bedjes paste, het ene was te lang, ‘t andere te kort, maar eindelijk, het 7e paste; ze ging liggen en sliep.

Toen helemaal donker geworden was, kwamen de heren des huizes thuis. Dat waren 7 dwergen.
Ze hakten in de bergen naar erts en maakten ertsgroeven. Zij staken hun 7 kaarsjes aan en omdat het nu helemaal licht in 't huisje werd, zagen ze dat er iemand was geweest. Alles stond anders dan toen ze weggingen. De 1e zei: "Wie heeft op mijn stoeltje gezeten?" en de 2e "Wie heeft er van mijn bordje gegeten?" De 3e: "Wie heeft er van mijn broodje genomen?" De 4e: "Wie heeft er van mijn groente gegeten?" De vijfde: "Wie heeft er met mijn vorkje geprikt?" De zesde: "Wie heeft er met mijn mesje gesneden?" En de zevende: "Wie heeft er uit mijn bekertje gedronken?" Maar toen keek de 1e om en zag dat er in zijn bed een kuiltje was, en toen zei hij: "Wie is op mijn bed geweest?" De anderen kwamen erbij en zeiden: "In mijn bed heeft ook iemand gelegen." Maar toen de zevende naar zijn bed keek zag hij Sneeuwwitje. Ze lag in 't bedje te slapen. Hij riep de anderen, ze kwamen aangedraafd en gaven een kreet van verbazing, ze hielden hun 7 kaarsjes in de hoogte en beschenen Sneeuwwitje. "Wel lieve tijd! Wel lieve tijd!" riepen ze, "wat een lief meisje!" en ze hadden er zoveel plezier in, dat ze haar niet wakker wilden maken, maar ze lieten haar in 't bedje doorslapen. En de zevende dwerg sliep bij één van de makkers, bij ieder een uur, en toen was de nacht voorbij.

's Morgens werd Sneeuwwitje wakker, en toen ze de 7 dwergen zag, schrok ze. Maar ze waren heel vriendelijk en vroegen: "Hoe heet je?" "Ik heet Sneeuwwitje," antwoordde zij. "En hoe kwam je hier, in ons huis?" vroegen de dwergen. Toen vertelde ze hun, wat haar stiefmoeder, de heks haar had aangedaan en dat de jager haar in leven had gelaten. Ze vertelde hoe ze de hele dag gelopen had en toen bij hun huisje was gekomen. De dwergen zeiden: "Wil jij ons huisje doen, koken, bedden opmaken, de was, naaien en breien, en alles netjes in orde houden, dan kun je bij ons blijven, "Ja," zei Sneeuwwitje, "heel graag!" en ze bleef bij hen. Ze hield hun huisje in orde, 's morgens gingen ze naar de bergen en zochten erts en goud, 's avonds kwamen zij terug en was hun eten klaar. Overdag was ze alleen en de dwergen waarschuwden haar en zeiden: "Pas op voor je stiefmoeder, de heks, die zal gauw weten, dat je hier bent; laat niemand binnen."


Maar de koningin, die dacht Sneeuwwitjes dood was wilde graag weer horen, dat ze de mooiste was. Ze ging naar de spiegel en zei: "Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't land?" De spiegel antwoordde: "O, koningin, heel mooi bent u, maar Sneeuwwitje bij de zeven dwergen is duizend- en duizendmaal mooier nu!"
Ze schrok. Want zij wist, dat de spiegel nooit loog. Ze snapte dat de jager tegen haar had gelogen, en dat Sneeuwwitje nog leefde. Zij verzon opnieuw iets om haar uit de weg te ruimen, want zolang zij niet de mooiste was van 't hele land, bleef ze jaloers. Toen ze iets bedacht had, verfde ze haar gezicht, kleedde zich als een oude vrouw en was onherkenbaar. Zo liep zij naar het huisje van de 7 dwergen. Ze klopte aan de deur en riep: "Te koop! te koop! Mooie waar te koop!"
Sneeuwwitje keek het uit het raam en zei: "Dag mevrouw wat hebt u dan?" "Goede waar! mooie waar!" zei ze. Ceintuurs in alle kleuren," ze haalde er één uit, van gekleurde zijde. "Die vrouw kan ik wel binnenlaten," dacht Sneeuwwitje, ze deed de deur open en kocht een mooie ceintuur. "Kind," zei de oude vrouw, "wat zie jij eruit! Kom eens, dan zal ik hem bij je omdoen!" Sneeuwwitje zag er geen kwaad in, ging voor haar staan en liet de ceintuur omdoen. Het oude mens snoerde zo vast dat Sneeuwwitje niet meer kon ademen en dood neerviel. "Nu ben je de mooiste geweest," zei ze en snelde weg.

‘s Avonds kwamen de zeven dwergen thuis. Ze schrokken toen ze Sneeuwwitje zagen liggen.
Ze lag doodstil, niets bewoog, zou ze dood zijn? Ze tilden haar op, en toen ze zagen hoe vast de ceintuur zat, sneden ze hem. Meteen begon ze een beetje te ademen en langzaam leefde ze weer op. Toen de dwergen hoorden wat er gebeurd was, zeiden ze: "Die oude vrouw was natuurlijk jouw stiefmoeder. Pas nu op en laat niemand meer binnen als wij er niet zijn.".
De boze stiefmoeder ging naar huis, ging voor de spiegel staan en vroeg: "Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't hele land?"
Toen antwoordde de spiegel, net als anders: "O, koningin, heel mooi bent u, maar Sneeuwwitje bij de 7dwergen is duizend- en duizendmaal mooier nu!"

Toen ze dat hoorde liep alle bloed naar haar hart terug, zo schrok ze. Want ze begreep dat Sneeuwwitje niet dood was. "Nu moet ik iets bedenken dat je zeker zal doden,". Met hekserij maakte ze een giftige kam. Ze verkleedde zich en veranderde zich in een ander en heel oud vrouwtje. Ze liep naar het huisje van de 7 dwergen, klopte en riep: "Wat moois te koop! Wat moois te koop!" Sneeuwwitje keek naar buiten en zei: "Gaat u maar, ik mag niemand binnenlaten." "Je zult toch wel mogen kijken!" zei ’t oudje en trok de vergiftigde kam uit de mand en hield die in de hoogte. Sneeuwwitje vond ‘m zo mooi, dat ze de deur opendeed. Ze werden het eens over de koop, en de oude vrouw zei: "Laat me je haar eens goed kammen." Sneeuwwitje dacht nergens aan en liet de oude haar gang gaan, maar nauwelijks had ze de kam in haar haar of het gif deed zijn werk en ze viel bewusteloos neer. "Jij toppunt van schoonheid!" zei de heks kwaadaardig , "nu is het met je gedaan," en weg was ze. Gelukkig was het snel avond, zodat de 7 dwergen thuiskwamen.
Ze zagen Sneeuwwitje weer voor dood op de grond liggen. Ze dachten wel dat het de boze stiefmoeder weer geweest. Ze zochten en vonden de giftige kam. zodra die uit haar haar was, kwam Sneeuwwitje weer bij en vertelde wat er gebeurd was. Weer waarschuwden ze haar, om goed op te letten en niemand binnen te laten.


De koningin ging thuis voor haar spiegel staan en zei:
"Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't hele land?"
En de spiegel antwoordde als altijd: "O, koningin, heel mooi bent u.
Maar Sneeuwwitje over de bergen bij de zeven dwergen is duizend- en duizendmaal mooier nu!"

Toen ze dit hoorde, trilde ze van boosheid. "Sneeuwwitje zal sterven en moét sterven," zei ze, "al kost het mijn eigen leven!" Ze ging naar een geheime kamer, waar nooit iemand kwam en daar maakte ze een hele giftige appel. Van buiten was hij prachtig, geel met rode wangen. Wie ernaar keek, kreeg er trek in. Maar als je een hapje nam, was je dood. De appel was klaar. Ze verfde haar gezicht, kleedde zich als een boerin en ging naar het huisje van de 7 dwergen. Ze klopte aan. Sneeuwwitje stak haar hoofd uit het raam. "Ik mag niemand binnenlaten,"
zei ze, "de 7 dwergen hebben het verboden!" "Mij best," zei de boerin, "m’n appels raak ik toch wel kwijt. Wacht, ik zal je er één geven." Nee," zei Sneeuwwitje, "dank u, ik mag niets aannemen." "Ben je bang voor vergif?" vroeg de boerin, "Ik snijd hem in tweeën, jij de ene helft en
ik de andere, jij de rode wangen, ik de gele." De appel was zo knap gemaakt, dat alleen de kant van de rode wangen vergiftigd was. Sneeuwwitje rook aan de appel, en toen ze zag dat de boerin at, moest ze hem eten en nam de giftige helft. Na een klein hapje viel ze dood neer. De heks lachte hard en zei "Wit als sneeuw, rood als bloed, zwart als ebbenhout! Nu zullen de dwergen je niet meer kunnen bijbrengen." Toen ze thuis de spiegel vroeg: "Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't land?" Antwoordde de spiegel: "De koningin is de mooiste van 't land!" Pas nu had haar jaloerse hart rust; voor zover een jaloers hart rust hebben kan.

Toen de dwergen 's avonds naar huis kwamen, vonden ze Sneeuwwitje op de grond.
Ze ademde niet, ze was dood. Ze tilden haar op, zochten naar gif, maakten alle banden los, kamden haar haar, ze wasten haar met water en wijn, maar niets hielp. Ze was dood en ze bleef dood.
Ze legden haar op een baar en gingen om haar heen zitten en huilden drie dagen lang.
Toen wilden ze haar begraven, maar ze zag er nog zo fris uit als een levend mens, en ze had nog zulke rode wangen. Zij zeiden: "Zo kan ze niet in de aarde." Daarom lieten ze een glazen kist maken, waar men van alle kanten in kon kijken, ze legden haar daarin, schreven haar naam met gouden letters erop én dat ze de dochter van een koning was. Ze droegen ze de kist naar buiten, naar een berg en één bleef altijd de wacht houden. Dieren kwamen om Sneeuwwitje de laatste eer te bewijzen; eerst een uil; dan een raaf; tenslotte een duifje. Zo lag Sneeuwwitje lange, lange tijd in de kist en ze veranderde niet, het leek of ze sliep. Haar huid was nog altijd wit als sneeuw, haar lippen rood als bloed, en haar haar zwart als ebbenhout.

Op een dag kwam er een prins in het bos om in 't dwergenhuis te overnachten. Hij zag de kist staan met de mooie Sneeuwwitje en las wat er in gouden letters op stond. Hij zei tegen de dwergen: "Laat mij die kist nemen, ik wil er voor geven, wat jullie er voor willen hebben." Maar de dwergen zeiden: "We verkopen het niet, voor alle goud in de wereld niet!" Toen sprak hij: "Geef hem dan aan mij. Want ik kan niet meer leven zonder Sneeuwwitje te zien, ik wil liefhebben als het liefste wat ik heb." De dwergen kregen medelijden met hem en ze gaven hem de kist.. De prins liet de kist door zijn bedienden wegdragen. En toen gebeurde het…… zij struikelden over een boomstronk. Door de schok schoot het giftige stuk appel dat Sneeuwwitje had afgebeten uit haar keel.

Het duurde niet lang, voor ze haar ogen opendeed, ze tilde de deksel van de kist, ging rechtop zitten en was weer helemaal levend. "Waar ben ik?" riep ze. De prins zei blij "Bij mij" en hij vertelde wat er gebeurd was en zei: "Ik heb je lief, meer dan alles op de wereld, kom mee naar 't kasteel van mijn vader en trouw met mij”. Sneeuwwitje zei ja en ging mee. Hun bruiloft werd een groot feest. Voor het feest was ook de stiefmoeder uitgenodigd. Toen ze zich voor het feest gekleed had, ging ze in haar prachtige jurk voor de spiegel staan en zei:
"Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste van 't hele land?"
De spiegel antwoordde: "O koningin, heel mooi bent u, maar de jonge koningin is veel mooier nu!"
Toen schreeuwde de boze vrouw een gruwelijke verwensing uit, en ze werd bang, zo bang, dat ze geen raad wist. Eerst wilde ze helemaal niet meer naar de bruiloft gaan, maar ze moest de jonge koningin zien. Toen ze de feestzaal in kwam, zag ze de jonge koningin , ze herkende Sneeuwwitje. Van angst en schrik stond ze stil en kon zich niet meer bewegen. Maar er waren al ijzeren pantoffels op een kolenvuur gezet en die werden met tangen binnengedragen. Ze moest in de roodgloeiende schoenen gaan staan en zolang dansen, tot ze dood ter aarde viel.

Hans en Grietje
Aan de rand van een groot bos woonde eens een arme houthakker met zijn vrouw en 2 kinderen. Het jongetje heette Hans en het meisje Grietje. Ze hadden maar heel weinig te eten en toen alles erg duur werd in het land, konden ze ook niet meer aan brood komen. Toen hij daar 's avonds in bed over lag te tobben en vol zorgen lag te woelen, zei hij tegen zijn vrouw:
Wat moet er van ons worden? Hoe kunnen we onze kinderen te eten geven, wij die voor ons zelf niets meer hebben?" "Weet je wat, man," antwoordde de vrouw, "we zullen bij het eerste morgenlicht de kinderen wegbrengen, heel diep in het bos, dan maken we daar een flink vuur en we geven hun ieder nog een stuk brood, dan gaan wij aan het werk en laten hen alleen. Ze vinden de weg naar huis niet meer terug en wij zijn ze kwijt." "Nee vrouw," zei de man, "dat doe ik niet, hoe zou ik het over mijn hart verkrijgen, mijn kinderen alleen te laten in het bos; dan zouden immers wilde dieren komen en hen verscheuren." "Dwaze man," zei ze, "moeten we dan alle vier van honger sterven, ga dan maar de planken voor de kisten schaven," en ze liet hem niet met rust, tot hij toegaf. "Maar 't spijt me toch zo van die arme kinderen," zei de man.

De twee kinderen hadden zo'n honger dat ze niet konden slapen en ze hadden alles gehoord wat de stiefmoeder tegen de vader had gezegd. Grietje weende bittere tranen en zei tegen Hans: "Nu zijn we er geweest." "Stil Grietje," zei Hans, "wees maar niet bang, we zullen er wel wat op vinden." En toen de ouders sliepen, stond hij op, deed zijn jasje aan, maakte de onderdeur open en sloop naar buiten. De maan scheen helder en de witte kiezels voor het huis waren wit. Hans bukte zich en deed er zoveel in zijn broekzak als er maar in konden. Toen ging hij weer naar binnen en zei tegen Grietje: "Wees maar stil, zusje, slaap rustig, en hij ging ook weer naar bed.
Bij 't eerste schemerlicht, nog voor de zon was opgegaan, kwam de vrouw de beide kinderen roepen. "Sta op, luilakken, we moeten 't bos in om hout te halen." Ze gaf ze elk een stukje brood en zei: "Daar heb je iets voor de middag; maar niet eerder opeten, want dit is alles wat je krijgt." Grietje deed het brood onder haar schort, omdat Hans zijn zakken vol stenen had.


Toen gingen ze naar het bos. Toen ze een eind op weg waren, stond Hansje stil en keek om naar het huis, en deed dat nog eens en toen nog eens. Vader zei: "Hans, wat kijk je toch steeds om, je blijft achter; opletten en doorlopen."

"Oh vader," zei Hans, "ik kijk naar het witte poesje, boven op 't dak." De moeder zei: "Dwaas, dat is geen kat, dat is de zon op de schoorsteen." Maar Hans had helemaal niet naar een katje gekeken, maar had steeds kleine kiezelsteentjes uit zijn zak op de weg gegooid.

Ze kwamen nu midden in het bos en de vader zei: "Nu moeten jullie hout sprokkelen, kinderen, ik wil een vuur maken, zodat jullie het niet koud hebben." Hans en Grietje brachten hout, een hele berg. Het werd aangestoken en toen de vlam goed hoog brandde, zei de vrouw: "Gaan jullie nu bij 't vuur liggen, kinderen, en rust lekker uit, wij gaan het bos in om hout te kappen. Als we klaar zijn, komen we terug en nemen jullie mee naar huis."

Hans en Grietje zaten bij het vuur, en toen 't middag was geworden, aten ze allebei een stukje brood. Omdat ze bijlslagen hoorden, geloofden ze dat hun vader in de buurt was. Maar het was de bijl niet, het was een tak die hij aan een dorre boom had gebonden en die in de wind klepperde. Toen ze lang gezeten hadden, deden ze hun ogen dicht vielen in slaap. Toen ze wakker werden was het stik-donker. Grietje begon te huilen en zei: "Hoe komen we nou thuis?" Hans troostte haar: "Wacht maar even, dan komt de maan en dan kunnen we de weg wel vinden." Toen de maan kwam, nam Hans zijn zusje bij de hand, en liep langs het spoor van kiezelsteentjes weer naar hun vaders huis. Ze klopten aan, de vrouw deed open en toen ze zag dat het Hans en Grietje waren, zei ze: "Stoute kinderen! wat hebben jullie lang in 't bos geslapen; we dachten dat jullie niet terugkwamen." Maar de vader was blij, want het had hem veel verdriet gedaan, dat hij hen had achtergelaten.

Kort daarop was de nood weer hoog en de kinderen hoorden hoe de moeder 's nachts in bed, tot hun vader sprak: "Alles is weer op, we hebben nog een half brood, en dan is over." De kinderen moeten weg, we zullen ze dieper het bos in brengen, zodat ze de weg niet meer terugvinden, anders is er voor ons geen redding meer." Het viel de man weer zwaar, en hij dacht: "Het zou beter zijn, de laatste happen met de kinderen te delen." Maar de vrouw luisterde nooit naar wat hij zei, ze werd boos en maakte hem verwijten. Wie A zegt moet ook B zeggen, en omdat hij de eerste maal toegegeven had, moest hij het de tweede keer ook doen.

De kinderen weer wakker en alles gehoord. Toen de ouders sliepen, stond Hans weer op, wilde naar buiten en kiezeltjes zoeken, zoals de vorige maal, maar de vrouw had de deur afgesloten en Hans kon er niet uit. Maar weer troostte hij zijn zusje: "Huil maar niet Grietje en slaap maar lekker.

Vroeg in de morgen kwam de vrouw de kinderen uit bed halen. Ze kregen een stukje brood, nog kleiner dan de vorige keer. Op de weg naar het bos brokkelde Hans het in zijn zak; vaak stond hij stil en gooide dan een kruimeltje op de grond. "Hansje, wat kijk je toch steeds om?" zei de vader, "je moet doorlopen." "Ik kijk naar mijn duif, hij zit op 't dak en wil mij gedag zeggen," antwoordde Hans. "Dwaas," zei de vrouw, "dat is de duif niet, dat is de zon op de schijnt." Maar onderwerp gooide Hans alle kruimeltjes op de weg.

De vrouw leidde de kinderen nog verder het bos in, waar ze nog nooit geweest waren. Toen werd er weer vuur gemaakt, en de moeder zei: "Blijf daar nu zitten, kinderen als jullie moe zijn, kun je een beetje slapen; vanavond halen we jullie op." Toen het middag geworden was, deelde Grietje haar brood met Hans, die zijn brood had gestrooid. Daarna sliepen ze, de avond verliep en niemand kwam ze halen. Ze werden weer wakker midden in de nacht, maar Hans troostte Grietje en zei: "Wacht maar, Grietje, tot de maan opgaat, dan kunnen we de kruimels zien, die ik gestrooid heb en die wijzen ons de weg naar huis." Toen de maan scheen, stonden ze op, maar ze vonden geen kruimels meer, want de duizenden vogels die in het bos rondvlogen, hadden ze gepikt. Hans zei tegen Grietje: "We zullen de weg wel vinden," maar ze vonden hem niet, ze liepen de hele nacht en nog de dag daarop van de morgen tot de avond, maar ze kwamen het bos niet uit en ze hadden zo’n honger, want ze aten alleen bosbessen. Ze waren zo moe dat hun benen hen niet meer konden dragen en gingen onder een boom liggen slapen. Nu was het al de derde morgen sinds ze hun vaders huis hadden verlaten. Ze begonnen weer te lopen, maar kwamen steeds dieper in het bos en als er niet gauw hulp kwam, zouden ze van de dorst omkomen.
Het werd middag en ze zagen een mooi, wit vogeltje op een tak, dat zo mooi zong dat ze bleven staan om ernaar te luisteren. Toen het klaar was, klapte het met zijn vleugels en vloog voor hen uit. Ze liepen achter het diertje aan, tot ze bij een huisje kwamen! Het ging op het dak zitten en toen ze heel dichtbij waren gekomen, zagen ze dat het huisje van brood was gebouwd en met pannenkoeken gedekt, de ramen waren van heldere kandijsuiker. "Daar gaan we van eten," zei Hans, "het zal heerlijk zijn, ik wil wat van 't dak hebben, Grietje, eet jij van het raam, dat is zoet."

Hans brak wat van 't dak om te proeven, hoe dat smaakte en Grietje ging naar de ruitjes en knabbelde daar aan. Daar riep een fijn stemmetje uit de kamer: Knibbel knabbel knuisje, Wie knabbelt er aan mijn huisje? De kinderen riepen: De wind, de wind, dat hemelse kind!

En ze aten verder. Hans, vond het dak heel lekker en trok er een groot stuk af. Grietje stootte er een hele ruit uit en ging ermee zitten. Opeens ging de deur open, en een oude vrouw die op een stok leunde, kwam het huis uit. Hans en Grietje schrokken zo erg, dat ze lieten vallen wat ze in hun hand hadden. Het oudje schommelde met haar hoofd en zei: "Zo lieve kindertjes, en wie heeft jullie hier gebracht? Kom maar mee naar binnen, en blijf bij mij, er zal niets kwaads gebeuren." Ze nam elk van hen bij de hand en bracht hen in 't huisje. Toen werd er heerlijk eten op tafel gezet, melk en pannenkoeken met suiker en appels en noten toe.
Daarna werden twee mooie bedjes met wit beddengoed opgemaakt. Hans en Grietje gingen erin liggen en dachten dat ze in de hemel waren. De oude had maar gedaan alsof ze zo lief was; ze was een boze heks, die loerde op de kinderen, en ze had dat broodhuisje alleen maar gebouwd om de kinderen te lokken. Wanneer ze een kind in haar macht had, maakte ze het dood, braadde het en at het op en dat was een feestdag voor haar. Heksen hebben rode ogen en kunnen niet ver zien, maar ze hebben een fijne neus, net als dieren en ze ruiken het, als er mensen in de buurt zijn.
Toen Hans en Grietje in haar buurt waren gekomen, had ze lelijk gelachen en spottend gezegd: "Die heb ik, die ontglippen me niet meer." 's Morgens vroeg, voor de kinderen wakker waren, stond ze al op, en toen ze hun zo lekker zag slapen, mompelde ze voor zich heen: "Wat een lekkere hapjes." Toen pakte ze Hans op met haar benige hand en droeg hem naar een hok en sloot hem op achter een hekje; hij mocht schreeuwen zo hard hij wou, dat gaf toch niets. Daarom ging ze naar Grietje, schudde haar wakker en riep: "Opstaan, luiwammes, water halen. Kook wat lekkers voor je broer, die zit buiten in het hok, hij vet worden. Als hij goed dik is, eet ik hem op." Grietje begon bitter te huilen, maar ook dat hielp niets, ze moest doen wat de boze heks wilde.
Nu werd voor de arme Hans het lekkerste eten gekookt, maar Grietje kreeg alleen botjes en schillen. Elke morgen sloop de oude heks naar het stalletje en riep: "Hans, steek je vinger eens uit, zodat ik voelen kan of je al dik wordt!" Maar Hans stak alleen een splinter hout naar buiten, en de oude heks die niet goed zien kon, dacht dat het zijn vinger was en ze was verbaasd dat hij nog niet dikker werd.
Toen er vier weken voorbij waren en Hans nog altijd zo mager bleef, begon ze ongeduldig te worden en wilde niet langer wachten. "Hé! Grietje," riep ze 't meisje toe: "Wees eens flink en haal water voor me; Hans mag dan dik of dun zijn, morgen slacht ik hem en kook ik hem." O, wat jammerde het arme zusje bij het water dragen en wat stroomden er een tranen langs haar wangen! "Oh, hadden de wilde beesten ons in 't bos maar opgegeten, dan waren we toch samen gestorven." "Spaar je tranen," zei de oude, "dit helpt niets."
's Morgens moest Grietje vroeg op, vuur maken en de ketel met water erboven hangen. "Eerst zullen we bakken," zei de oude vrouw. "Ik heb de oven al aangedaan en deeg gemaakt!" Ze duwde de arme Grietje naar buiten naar 't bakhuis waar de vlammen al uitsloegen. "Kruip erin," zei de heks, "en kijk of het goed heet is en of we het brood er al in kunnen schuiven."Toen Grietje erin moest, wilde ze de oven dichtdoen en er Grietje in braden, want haar wilde ze ook opeten.
Maar Grietje begreep wat ze van plan was en zei: "Ik weet niet hoe ik dat doen moet, hoe kom ik daar in?" "Domme gans," zei de heks, "de opening is groot genoeg, zie je wel? Ik zou er zelf wel in kunnen." Ze stak haar hoofd in de bakoven, Grietje gaf haar een flinke stoot zodat de heks er in viel, ze gooide de ijzeren deur dicht en schoof er de grendel voor. Grietje liep hard weg rechttoe rechtaan naar Hans, ze maakte het hok open en riep: "Hans, de oude heks is dood!" Hans sprong eruit als een vogel uit de kooi, zodra ze voor hem de deur had open gedaan. Wat waren ze blij. Nu ze nergens meer bang voor hoefden te zijn, gingen ze het huis van de heks binnen, daar stonden in alle hoeken kasten vol parels en edelstenen. "Dat is nog beter dan kiezels," zei Hans, en propte zijn zakken vol, en Grietje zei: "Ik wil ook wat meenemen naar huis!" en stopte haar schortje vol. "Maar nu gaan we weg," zei Hans, "want ik wil uit dat heksenbos weg." Toen ze een paar uur gelopen hadden, kwamen ze bij een groot meer. "Daar kunnen we niet over," zei Hans, "ik zie geen weg en geen brug." "Er is ook geen bootje," zei Grietje, "maar daar zwemt een witte eend, als ik 't die vraag, brengt hij ons wel naar de overkant." En ze riep: Eendje, eendje, hier zijn Hans en Grietje, d'r is geen weg en ook geen bruggetje,
neem ons op je witte ruggetje!

Het eendje kwam aangezwommen, en Hans ging op hem zitten en vroeg zijn zusje erbij te gaan zitten. "Neen," antwoordde Grietje, "dat is hem te zwaar, hij moet ons na elkaar overbrengen." Dat deed het goede dier, en toen ze gelukig over waren en een poosje liepen, kwam hun het bos steeds bekender voor en eindelijk zagen ze in de verte hun vaders huis liggen.

Toen zetten ze het op een lopen, stortten de kamer binnen en vielen hun vader om de hals. De man had geen gelukkig ogenblik meer gehad, sinds hij de kinderen in het bos had achtergelaten. De vrouw was dood gegaan. Grietje schudde haar schortje uit, zodat de parels en edelstenen in de kamer rolden en Hans wierp de ene handvol na de andere erbij. Toen was er een eind aan alle zorgen gekomen en ze leefden nog lang en gelukkig.

Hoofdstuk 3 –heksen vervolgingen
In het jaar 1484 was er een paus die Innocentius VIII heette. Van hem moesten vanaf toen heksen vervolgd worden. Deze heksenvervolgingen zouden vanaf dan meer dan 200 jaar duren. De wet dat dit moest werd in een officieel boek gezet, de Malleus Maleficarum (Heksenhamer). Dit was het 1e handboek voor heksenjagers. Omdat de boekdrukkunst nu was uitgevonden, zijn er veel van deze boeken gemaakt en naar de katholieke kerken gestuurd.
Het jagen op ketters werd steeds meer vervangen door de heksenjacht. In de 16de eeuw gingen ook steeds meer protestanten mee doen. De heksen werden nog gemener behandeld dan de ketters eerst. Meestal was er helemaal geen kans om aan de brandstapel (of andere straf) te ontsnappen.

De aangeklaagden waren meestal oude vrouwen, die helemaal alleen woonden zonder familie.
Ze zagen er best eng uit, deden rare dingen en waren niet zo aardig tegen hun buren.
Ze gingen ze uitschelden of bedreigen. Als je zo’n eng, boos mens geen melk gaf en dan kwam er een storm die je oogst kapotmaakte, of ging er iemand dood in je familie, dan was het logisch dat dit kwam door de kwade krachten van zo’n toverkol. Ook vroedvrouwen en kruidenvrouwen werden vaak van zwarte magie verdacht.

Op het platteland geloofde mensen al eeuwen in toverkrachten en soms werden er ook echt magische middeltjes gebruikt om iets van hun zelf beter te maken. Andere mensen werden daar soms dan het slachtoffer van. Het was niet makkelijk om iemand voor zulke dingen te laten straffen omdat het strafproces in het begin “accusatoir” was. Dit betekent dat iemand die een klacht bij de rechtbank bracht over bijvoorbeeld een hekserige buurvrouw zelf als aanklager bij de rechtbank moest komen met bewijsmateriaal. Als de aangeklaagde niet bekende of als de bewijzen niet goed genoeg waren, kon de rechter een godsoordeel doen. Zo kon hij opdracht geven om de verdachte met boeien in het water te gooien. Als ze (meestal waren het vrouwen) zonk voordat het touw werd opgehaald, was ze onschuldig (maar meestal wel verdronken). Als ze onschuldig was kreeg de aanklager straf. Iemand die beschuldigd werd kon zich ook verdedigen door met hulp van “eedhelpers” te zweren dat ze onschuldig waren. In het begin was het dus ook wel een risico om iemand zomaar te beschuldigen, zonder dat je daar bewijzen voor had!

Later werd er een andere soort strafrechtbank ingevoerd. Dat was tegelijk met de Inquisitie, waarbij er heel veel ketters werden beschuldigd van het niet-katholiek zijn. De katholieke kerk had zo veel macht dat zij eigenlijk de baas waren in de rechtbank. Strafprocessen werden toen “inquisitoir”. Toen werd het veel gemakkelijker om “heksen” of mensen die anders waren te beschuldigen. Verdachten konden worden aangegeven bij de rechtbanken en die gingen de beschuldiging dan zelf onderzoeken. De mensen die beschuldigd werden, werden al veroordeeld als 2 getuigen hun “misdaad” hadden gezien of als zij zelf bekenden. Bij een beschuldiging van van hekserij waren er meestal geen getuigen, magische spulletjes en meestal kon niet eens worden vastgesteld of er wel een misdaad was gepleegd. Daarom werd er heel erg gemarteld om de beschuldigde te laten bekennen.


Eerst waren er nog regels voor de martelingen. Het was verboden om verdachten meer dan 1 keer naar de martelkamer te brengen, er mochten geen vage vragen worden gesteld. Als ze hadden bekend moesten ze dit buiten de martelkamer nog een keer doen. En de feiten die werden ontdekt moesten worden uitgezocht en worden bevestigd door bewijs.
Al heel snel hield niemand zich meer aan deze regels, want ze vonden het veel enger als er een heks nog rond zou lopen, dan dat ze een onschuldige zouden ophangen, verbranden of verdrinken. Verdachte heksen werd echt heel hard aangepakt bij de martelingen, dit was om hun “toverkracht te breken” en ze “uit de handen van de demonen te trekken”.
De rechters gingen er toen voor de zekerheid maar van uit dat alle mensen die werden beschuldigd ook echt schuldig waren en dat de onschuldigen, zoals ook de paus zei “van God kracht kregen om de martelingen te kunnen ondergaan”.
De rechters waren niet echt geïnteresseerd in het kwaad dat de heksen hun buren zouden hebben aangedaan, maar wel in hun verbond met de duivel. Ze gebruikten standaard vragenlijsten om de heksen te laten bekennen dat ze op bezemstelen naar hun bijeenkomsten vlogen, waar ze de duivel eerden, naakt ronddansten en uit kindervet toverzalf maakten. Zo werden vrouwen tijdens het onderzoek naar hun hekserij opeens beschuldigd van het lid zijn van een duivelse sekte. Ze moesten dan ook namen noemen van mensen die ook lid waren van de duivelse sekte (die dus helemaal niet bestond!). Daar kwam soms een soort kettingreactie van op gang waar tientallen mensen het slachtoffer van werden. Zulke paniekerige heksenjachten kwamen vooral in Duitsland voor. Ze eindigden pas als de mensen begon te beseffen dat er steeds meer mensen werden aangeklaagd die helemaal niet eens leken op een heks.

Er waren ook “heksen” die bekenden dat ze heks waren zonder dat ze gemarteld werden.
Volgens sommige wetenschappers kwam dit doordat ze zalfjes gebruikten (daar smeerden ze zich mee in) die zorgen dat ze hallucinaties kregen. Dan zie je dingen die er helemaal niet zijn. (Hihi, de oma van mijn moeder zei altijd “hallekedaties”). Er zijn recepten bekend waarin bijvoorbeeld giftige nachtschaden zitten (dat zit aan de plant van aardappels en tomaten). In de oudste recepten, die uit de 15de eeuw zijn, zitten zulke stoffen niet. Hier zitten rare dingen in als kindervlees, vleermuisbloed, spinnenkoppen en andere bizarre dingen. Bovendien vertelden de heksen eerst dat ze niet hun eigen lichaam maar hun bezemsteel insmeerden. Ook als ze de zalf wel op hun lichaam deden, hielp dat niet echt. Maar eigenlijk heeft niemand ooit heeft gezien dat een heks zich met zulke zalfjes insmeerde.

Psychiaters van nu denken eigenlijk dat “heksen” die zelf zeiden dat ze heks waren psychisch gestoord waren. Ze dachten zelf misschien wel dat ze naar de sabbat waren gevlogen, omdat ze bijvoorbeeld schizofreen waren. Een bekende therapeut, Dr. Colin Ross zei, nog niet zo lang geleden, dat hij dacht dat de mensen die toen beschuldigd werden van hekserij waarschijnlijk een zogenaamde borderline-stoornis hadden en als kind misbruikt waren. Eigenlijk is het wel zeker dat bekentenissen nooit vrijwillig werden afgelegd door normale mensen. Verdachten mochten ook 'vrijwillig' bekennen. Dit gebeurde meestal wanneer ze de martelwerktuigen aan de verdachten hadden laten zien die ze zouden gaan gebruiken bij de martelingen.
Bovendien stond in het boek “de Heksenhamer” dat de verdachten moest worden verteld dat ze niet ter dood zouden worden gebracht als ze al hun “zonden” eerlijk zouden opbiechten.
Achteraf zou je zeggen dat het van de meeste heksen verstandig zou zijn geweest om meteen maar te bekennen, want dat zouden ze niet gemarteld zijn geweest.

In Engeland was het martelen van heksen verboden. Nou ja, martelen verboden. “Heksen” werden daar met lange naalden overal in hun lichaam geprikt om een ongevoelige plek op te sporen. Dit werd het zogenaamde duivelsteken genoemd. In Engeland zijn niet meer dan vijfduizend heksen aangeklaagd en minder dan de helft hiervan zijn opgehangen. In Engeland werd ook niet geloofd dat heksen op bezemstelen vlogen en kindervlees aten. Daar bekenden ze alleen maar dat ze hun buren kwaad hadden gedaan, meestal met een demonisch huisdier. Maar ook in Engeland bekenden de heksen niet echt vrijwillig. Ze werden helemaal alleen opgesloten, ze mochten soms niet slapen, er werd ze van alles beloofd en hele vage, valse vragen gesteld. Toch lijkt het er op dat sommige vrouwen die van hekserij werden beschuldig zelf gingen geloven dat ze echt heksen waren die kwade krachten hadden.

Pas aan het einde van de 17de eeuw kwam er een eind aan de heksenjacht. De maatschappij veranderde. Mensen werden minder bijgelovig. De rechtbank wilde weer echte bewijzen hebben voor de hekserij. En steeds meer mensen waren tegen de martelkamers. Dus alleen met de dood van een koe, het mislukken van de oogst of andere tegenslagen kon je je buren niet meer beschuldigen van hekserij. En gelukkig maar.


Heksenjachten kwamen natuurlijk ook in Nederland voor.
Hieronder het verhaal van Mechteld van Ham en de heksenwaag van Oudewater.
Dit verhaal stond precies zo op Internet en daar heb ik zelf niks aan veranderd. Dus juf, het klopt als je vindt dat dit niet in mijn eigen woorden is.

“Mei 1605. Het stadje 's-Heerenberg in het Graafschap Bergh, gelegen tussen het glooiende landschap met de Montferlandse bossen en de Rijn, wordt op dat moment bestuurd door graaf Herman van den Bergh, zoon van de toen al overleden graaf Willem IV en zijn vrouw Maria van Nassau, zuster van Willem van Oranje. De bevolking van ongeveer 900 zielen had de laatste decennia veel te lijden gehad van de Spaanse en Staatse troepen die het stadje beurtelings bezetten en plunderden. Ook had de pest de nodige slachtoffers geëist. Het vuur van de heksenvervolging, de zgn. inquisitie - in het leven geroepen door paus Innocentius VIII - wakkerde letterlijk en figuurlijk over Europa en had vele onschuldige slachtoffers gemaakt.
In deze roerige tijden leefde Mechteld ten Ham. Als weduwe - haar man was omgekomen in dienst van de graaf - leefde zij een teruggetrokken leven. In het verleden had Mechteld vele malen uitspraken gedaan over de toekomst en de gezondheid van personen uit haar omgeving. Zij die hierin geloofden, fluisterden onder elkaar dat Mechteld het "boze oog" bezat. Kwaadsprekerij, het bijgeloof van de eenvoudige man en het tijdsbeeld waarin de heks als oorzaak van veel ellende werd gezien en oorzaak was van allerlei onheil, maakte haar wanhopig. Zij verzocht de Berghse magistraten om een rechtszaak waar voor eens en voor altijd bewezen moest worden dat zij niemand had betoverd en dat zij geen heks was. Mechteld veronderstelde dat zij de getuigenissen van de mensen, die haar beschuldigd hadden, in een eerlijk proces kon weerleggen. Ook hoopte zij op de steun van de graaf en de magistraten. Graaf Willem IV had tenslotte in 1565, veertig jaar ervoor, een vrouw uit het stadje vrijgesproken van hekserij.

De standvastigheid van Mechteld om het tot een proces te laten komen, ondanks adviezen van sommige bestuurders die haar adviseerden het niet zover te laten komen, bracht het proces op gang waarbij zoals later bleek geen weg terug meer was. Ook volgde zij de raad niet op om zich in het plaatsje Oudewater te laten wegen op de heksenwaag. Uit heel Europa kwamen hier mensen naar toe, beschuldigd van hekserij, die zich officieel lieten wegen. Na controle of men geen gewichten aan hun lichaam had gehangen werd men gewogen. Indien de weegschaal uitsloeg, hetgeen natuurlijk altijd gebeurde, stelde men vast dat de gewogen persoon geen heks kon zijn - een heks kan vliegen en weegt niets! - hetgeen met een officieel certificaat door de autoriteiten bevestigd werd. Op dit principe beruste ook de waterproef. Een heks weegt niets en blijft drijven. Zinkt men dan was het bewijs geleverd dat men vrij was van hekserij. Men was dan wel verdronken! Ook de raad om 's-Heerenberg te verlaten en zich op een ander grondgebied van de graaf van Bergh te vestigen, sloeg ze in de wind. Al deze waarschuwingen en adviezen mochten niet baten. Mechteld eiste een proces en op het tijdstip dat de graaf van Bergh werd ingelicht over de beschuldigingen aan het adres van Mechteld was de procedure al zo ver opgestart dat deze doorgang moest vinden. Hij kon niets meer voor haar doen. In Roermond, waar in deze tijd 40 mensen als heksen waren veroordeeld en verbrand, gaf hij de zaak uit handen en bemoeide zich er verder niet mee. Een fanatieke waarnemer, "een verdediger van het geloof", nam zijn honneurs waar tijdens het proces in het graafschap Bergh. Het aandringen van Mechteld was voor de autoriteiten de reden om dit proces te beginnen. Er waren geen officiële klachten van hekserij bij hen binnengekomen en ze vonden het zeker niet nodig om op de bestaande geruchten te reageren. Officieel waren de bakens verzet na de reformatie en hing 's-Heerenberg het nieuwe geloof aan maar zelfs de dominee las geheime missen op het kasteel voor hen die in het geniep vast hielden aan het katholieke geloof. Het oordeel van de opgeroepen getuigen stond voor de aanvang van de rechtszaak al vast; Mechteld was een heks. Zij had mens en dier betoverd waardoor ze ziek werden en overleden. Door haar toverkunsten liepen huwelijken op de klippen en gewassen en oogsten werden vernietigd. Slechts een dappere enkeling durfde het tegendeel te beweren. Mechteld had verkeerd gegokt. De rechtbank kon, na de verslagen van getuigen, niet anders doen dan gebruikelijk tijdens de heksenvervolging, nl. proberen de beschuldigde met alle toenmalige middelen tot een bekentenis te dwingen. Na het horen van alle getuigen, waarbij Mechteld alle beschuldigingen weersprak, werd ze opgesloten in de gevangenis onder de archieftoren van het kasteel waar zij door de beul onder handen werd genomen. Met zijn martelwerktuigen moest hij haar tot een bekentenis dwingen. Ook besloot het gerecht dat zij de waterproef moest ondergaan. Op een boerenkar gezeten werd zij in optocht vanuit 's-Heerenberg naar het dorpje Azewijn gereden alwaar zij in de Laak werd geworpen. Zij bleef drijven hetgeen bewees dat men hier met een heks te doen had. De martelingen die volgden braken haar volledig. Willoos en gebroken, in een toestand waarin ze alleen nog maar verlossing uit haar lijden wenste, gaf ze alles toe wat men maar wilde horen. De rechtbank bleef niets anders over dan haar tot de brandstapel te veroordelen. Onder het toeziend oog van haar moordenaars, de gerechtsdienaren en andere belangstellenden, ontstak op 25 juli 1605 de beul het vuur in het droge hout van de brandstapel waarop Mechteld ten Ham aan een paal stond vastgebonden. In ongeveer drie maanden had het drama zich voltrokken. Zij was een van de laatste heksen die verbrand werd in het toenmalige Nederland.

De stichting Mechteld ten Ham heeft van de geschiedenis van Mechteld een toneelstuk gemaakt. In 1993 is dit gespeeld bij kasteel Huis Bergh te ’s-Heerenberg.

Ook in het Nieuwe Land, in Amerika was er paniek over heksen gekomen. De allerbekendste heksenprocessen zijn gevoerd in het plaatsje Salem, dit ligt vlakbij Boston. Daar is nog steeds een heksenmuseum.
De heksenprocessen van Salem begonnen in 1692 en er waren veel veroordelingen in Salem Village en in Salem Town in de staat Massachusetts. Dit was toen nog een Engelse kolonie. In totaal zijn er twintig mensen terechtgesteld.
De mensen in Salem Village hadden het zwaar. Ze waren vaak net uit Europa gekomen. En probeerden nederzettingen te bouwen in de wildernis. Ze hadden veel problemen, zoals ruzie met de Indianen, ruzies met andere pioniers over grond. Iedereen was arm en iedereen lette heel erg op elkaar. Als je een keer niet in de kerk was geweest, dachten de mensen al slecht over je. Deze mensen waren net weggegaan uit Europa voordat de mensen anders gingen denken over bijgeloof en zo, dus deze mensen waren nog steeds heel erg bijgelovig.

Hieronder kun je lezen hoe het allemaal begon.
Elizabeth Parrish en haar nichtje Abigail Williams, allebei11 jaar, speelden in het geheim met Tituba Boyer. Zij was een Caraïbische/Indische slaaf. Tijdens de winter van 1692 was Tituba begonnen de meisjes verhaaltjes te vertellen over het leven in Barbados en vaak vertelde zij over toverij. Tituba werd steeds enthousiaster en begon ook truukjes te laten zien. De meisjes waren nog wel jong maar ze wisten wel dat deze dingen verboden waren. Hun interesse in deze dingen zorgde ook voor schuldgevoel en spijt. Ze kregen "vreemd" gedrag, wat leek op zware epileptische aanvallen van “onnatuurlijke aard”.
Dit is wat de meisjes deden: zij gilden, gooiden spullen door de kamer en maakten vreemde geluiden, ze kropen onder meubels en gingen in allemaal rare houdingen liggen, zitten en staan. Ze klaagden er over dat ze geprikt werden door naalden en deden hun handen over hun oren bij het horen van een preek. De dokter uit het dorp, Dr. William Griggs kon al deze dingen niet verklaren en wist niet wat de meisjes mankeerden. Tenslotte verklaarde hij dat de meisjes behekst waren. Deze diagnose verspreidde zich als een lopend vuurtje door het dorp.
De meisjes begonnen hun buren te beschuldigen van hekserij. De eerste beschuldigden waren drie vrouwen, Sarah Good, zij was een bedelares, Sarah Osbourne, een dementerende oude vrouw en natuurlijk Tituba Boyer, de zwarte slavin.
De 3 vrouwen waren uitgesloten van het dorp, dus makkelijke slachtoffers, niemand nam het voor hen op. Sarah Good en Osbourne gingen niet naar de kerk, dat maakte hen nog meer verdacht. Ze werden op 5 maart 1692 beschuldigd van hekserij en opgesloten in de gevangenis. Maar al gauw werden er meer mensen beschuldigd. Dit waren Rebecca Nurse, Dorcas Good, Abigail Hobbs, Martha Corey en Elizabeth & John Proctor.
Dorcas Good was pas 4 jaar oud!, zij was de dochter van Sarah Good, zij bekende om bij haar moeder in de gevangenis te kunnen zijn. Iedereen kon er in het voorjaar van 1692 van beschuldigd worden aan hekserij te doen. De beschuldigingen groeide, en de gevangenissen in Salem, Boston en de stadjes er om heen raakten overvol.

De eerste processen waren eind mei 1692, nadat gouverneur Sir William Phips aangekomen was in Salem en een speciale rechtbank had opgericht, The Court of Oyer and Terminer. Phips benoemde William Stoughton tot hoofd, deze had wel een theologische opleiding gehad (dat is een school van de kerk) maar wist niet veel van strafrecht. Sarah Osbourne was toen al in de gevangenis gestorven. Veel anderen werden ziek in de gevangenis.

De terechtstellingen begonnen 10 juli 1692 en eindigden op 19 oktober 1692. In deze tijd werden negentien mensen opgehangen, daar zat ook een dienaar van de rechtbank bij die weigerde om nog meer mensen die beschuldigd werden van hekserij op te sluiten. Van de negentien slachtoffers waren er maar zes een man. De meeste waren oude arme vrouwen (net als in Europa).
Er was één terechtstelling die geen ophanging was, die van Giles Cory, een 80-jarige boer van buiten Salem. Hij wilde niet bekennen. Dan mocht er gemarteld worden, dat stond in de wet. Dit deden ze door een plank, die werd op het lichaam van het slachtoffer gelegd en op die plank werden dan zware stenen gestapeld. Na twee dagen stierf Cory door het gewicht op zijn lichaam, maar hij had niet bekend.
De bezittingen van veroordeelde heksen werden in beslag genomen door de overheid, de bezittingen van beschuldigden werden vaak ook al voor het proces ingepikt door de mensen die baas waren in dat gebied.

Maar al waren ze dood, ze kregen nog geen rust. Als veroordeelde heksen werden ze geëxcommuniceerd (dan wordt je de kerk uit gegooid, je bent dan ex-gelovige) en er was dan geen behoorlijke begrafenis. Zodra de dode lichamen van de beschuldigden van de galg waren gehaald, werden ze zonder afscheid in ondiepe graven gegooid.
In de krant de “Increase Mather” stond op 3 oktober 1692 een stuk over de processen. Dit maakte een grote indruk op iedereen. De Mather zei dat er beter tien heksen zouden kunnen ontsnappen, als zo zou kunnen worden voorkomen dat er één persoon onschuldig veroordeeld werd. Dit was het begin van het einde van de invloed van het geloof van New England.
De heksenjacht en de processen eindigden in januari 1693. De mensen die in de gevangenis zaten op beschuldiging van hekserij kwamen niet meteen vrij. Het duurde nog tot mei 1693 voor ze, allemaal tegelijk, vrijgelaten werden.
Het gevolg van deze heksenprocessen was dat er een nieuw systeem van bestuur en rechtspraak kwam in 1695. Alle oude wetten vervielen en er kwamen nieuwe voor in de plaats. "Alle veroordelingen die onder het oude systeem uitgesproken zijn, zijn vervallen en dienen vergeten te worden" was een zin uit één van die nieuwe wetten.

Veel familie van mensen die onterecht waren opgehangen zochten een manier om het te verwerken, en naar gerechtigheid. Ze waren het niet eens met de wet die zei dat iedereen de gevolgen van de oude wet maar moest vergeten. Heel veel petities werden ingediend tussen 1692 en 1711, waarin steeds werd geëist dat men geld moest krijgen voor de onrechtvaardige veroordelingen. Op 17 december 1711 werd er eindelijk een bedrag van 578 pounds en 12 shillings beschikbaar gesteld om te verdelen onder de mensen die de processen hadden overleefd en onder de nabestaanden van de ter dood veroordeelden.
In 1954!!! waren nog steeds niet alle mensen die van hekserij waren veroordeeld, onschuldig verklaard. Afstammelingen van de vals beschuldigden, eisten van het General Court dat ook hun naam gezuiverd zou worden. In 1954 werd er een wet van kracht waarin verklaard werd dat alle van hekserij beschuldigden en wegens hekserij veroordeelden vrij van schuld zijn.

Hoofdstuk 4 – Afrikaanse en Indiaanse hekserij
Afrikaanse hekserij
In de meeste Afrikaanse landen en dorpen vinden de mensen hun “heksen” chagrijnig en asociaal.
Ze eten in hun eentje zodat ze hun eten niet hoeven te delen. Ze zijn nogal arrogant en groeten mensen niet als ze langslopen, maar ze zijn beledigd als mensen dat bij hun doen. Heel vaak hebben ze het “boze oog”. Dat dit gedrag van mensen wordt gezien als dat zij een heks zouden zijn komt gewoon doordat mensen vooroordelen hebben, dingen niet begrijpen, jaloers zijn en gewoon kwaad op mensen zijn. Medicijnmannen en –vrouwen die hun krachten gebruiken voor het slechte worden heksen genoemd.
Mensen in Afrika zijn heel erg bijgelovig, ook al zijn ze daarnaast ook nog eens heel erg gelovig (in God) en gaan veel naar de kerk. Ze zijn het dus allebei. Ook al vindt de kerk al dat bijgeloof helemaal niet goed.

Er worden magische amuletten gebruikt om zich te beschermen, maar ook worden heksen gevraagd om spreuken uit te spreken om hun te beschermen of juist om iemand anders te vervloeken. Ook al wordt hekserij meestal gezien als iets slechts, toch maken veel mensen gebruik van deze medicijnmannen of – vrouwen (sangoma’s). Als ze een nieuwe auto kopen, laten ze deze bijvoorbeeld zegenen door een sangoma, zodat ze geen ongeluk krijgen of de auto niet gestolen wordt.

Veel Afrikaanse volken geloven dat bepaalde familieleden een vervloeking kunnen uitspreken als ze worden uitgedaagd. Dit heeft meestal slechte gevolgen voor andere familieleden.
Familieleden moeten elkaar dus altijd met veel respect behandelen. In Ghana gelooft men dat je magische krachten erft. Net als land of het bedrijf. Dit kan via de vader zijn, maar ook via de moederlijn. En het hoeft niet persé zo ze zijn dat alleen één geslacht die krachten erft. De Tallensi’s (uit Ghana dus) geloven dat magische krachten door de moeder worden nagelaten aan zowel hun zoons als hun dochters.
In de delen van Ghana waar ze de taal Akan spreken, gaan mensen naar altaren om de goden te vragen om hun te beschermen tegen hekserij. De goden van deze altaren gebruiken dan een medium (een mens) om via hun te spreken. Dat medium is de medicijnman. In rituelen worden ook medicijnen uitgedeeld om te zorgen dat je niet behekst kunt raken.
Een persoon die behekst is, wordt samen met de persoon waarvan men zegt dat dat de heks is naar het altaar gebracht. De heks moet dan een bekentenis afleggen. Die persoon wordt dan gestraft.
De medicijnman is vaak de machtigste uit het dorp en die zegt wat de straf dan moet zijn.
Het altaar is het middelpunt van een dorp; de mensen brengen er offers en komen daar om hulp en bescherming.

In de Afrikaanse verhalen komen ook nachtheksen voor, die doen dus hun werk alleen maar ’s nachts. De mensen brengen de nachtheksen altijd in verband met nachtuilen. Het ge-oehoe van de uilen was een waarschuwing voor de nachtheksen dat er iemand aankwam. De mensen waren bang voor uilen, zij worden als een slecht voorteken gezien. Niet alleen nachtuilen werden in verband gebracht met de nachtheksen, maar ook de hyena. De heks bereed de hyena met een been op de grond en een over de rug van het beest, dat zou de snelheid verhogen (?). In sommige verhalen wordt geschreven dat de heksen hun eigen hyena’s konden maken van een soort pap en dat ze die pap dan leven konden inblazen met medicijnen.

De Tswana’s uit Botswana geloven dat nachtheksen oude vrouwen waren die andere mensen beheksen. Overdag doen ze hun gewone dingen, maar ’s nachts kwamen ze in kleine groepen bij elkaar en gingen van huis tot huis om hun kwade zaken te doen. Ze deden dat dan naakt, hun lichamen volgesmeerd met witte as of het bloed van dode mensen. Voordat een vrouw bij de groep moest komen, moest ze wel bewijzen dat ze er voor had gezorgd dat een familie-lid door haar was doodgegaan. Het liefst moest dat haar oudste kind zijn. Na de inwijding in de groep kreeg ze een zalf die haar wakker zou maken op het moment dat haar mede-heksen haar riepen. In sommige stammen werd een speciaal medcijn in haar duim gespoten zodat die ging jeuken wanneer ze ’s nachts naar een bijeenkomst moest komen.

Nachtheksen graafden lijken op (die net begraven waren)met magie, die magie kon het graf openmaken en het lijk naar boven laten zweven. De heksen gebruikten delen van dat dode lichaam voor hun medicijnen. Ze hadden brouwsels die de bewoners van een huis in diepe slaap brachten, zodat de heksen zonder problemen hun slachtoffers konden uitzoeken. Ze deden kleine steentjes of stukjes vlees in het lichaam die hem of haar ziek maakten en uiteindelijk zouden doden, behalve als ze het merkten en een dagtovenaar vroegen om dit weer ongedaan te maken Dansers van de Tswana-stam uit Botswana
Een onderzoeker die Edward Evans-Pritchard heet heeft veel onderzoek gedaan naar hekserij bij Afrikaanse stammen. Hij is veel bij de Azandes in Centraal Afrika geweest.
Bij de Azandes was hekserij heel belangrijk, het speelde een rol bij alle delen van het leven. Van de landbouw, de visserij, de jacht en het huishouden tot aan hun wetten en taal.
Hij schreef dat hekserij, wat bij hun bijna hetzelfde was als tegenslag, echt overal aanwezig was. Als de pinda oogst gevaar liep door schimmels, dan was dat hekserij. Als er geen wild was om op te jagen, er alleen maar kleine visjes gevangen werd, hetzelfde …….. Alles wat niet lukte was hekserij. Een heks zag er niet speciaal uit, iedereen kon het zijn. Hekserij was altijd de schuldige als er meer dingen samen gingen die slecht waren voor iemand. Hekserij kon niet iemand laten liegen ofzo.

De Yoruba in Nigeria geloven dat heksen meestal vrouwen zijn die 's nachts rondvliegen, op weg naar geheime ontmoetingsplaatsen. Er wordt gedacht dat zij dan vogels zijn, vooral nachtzwaluwen en ze zuigen het bloed uit hun slachtoffers tot de dood erop volgt.

Volgens de Ibo, ook uit Nigeria, vliegen de heksen als vuurbollen of nachtvogels naar hun bijeenkomsten. Heksen zijn niet helemaal menselijk, ze hebben verbintenissen met de duisternis, de nacht en de omkeer van normaal menselijk leven. Een heks zou een jaloerse buurman of vrouw kunnen zijn die je kwaad wil doen, jaloers is en die elke vorm kan aannemen.
Hekserij gebeurt vaak wanneer er veel hebzucht is, slechte normen en waarden, corruptie, of onbeantwoorde liefde.
Heksen hebben bovennatuurlijke krachten en kennis van planten en 'giftige' kruiden.
Een heks is een mens die een niet-menselijke bron van macht in zich heeft. Hoe een heks macht krijgt verschilt: volgens de christenen sluit ze een verbond met de duivel; op andere plaatsen dacht men dat de macht kwam door een verbond met roofdieren, of door het leren van bepaalde dingen en soms wordt het geërfd, zoals dus bij Azandes. De kwade macht van heksen kan onmiddellijk op het slachtoffer werken, maar het kan ook later werken. Soms kun je heksen herkennen aan tekens, zoals een rood oog, of een duivelskenmerk; of aan een slang in hun buik of een of ander toverspul.

Indiaanse heksen
Ook bij de indianen in Amerika zijn heksen hele foute figuren. Indianen hebben natuurlijk ook hun medicijnmannen en hun sjamanen en die gebruiken wat ze weten en doen voor het goede. Om mensen te beschermen en beter te maken en om de voorouders te eren. Wanneer ze hun kennis en kunde gebruiken om schade te veroorzaken en mensen juist ziek te maken, dan veranderen ze in heksen. Dus ook de indianen vinden hun heksen asociaal.

Voor de indianen was de verbinding van de stam met de geestenwereld heel erg belangrijk. Want ze hadden niet alleen contact met hun voorouders en konden dus gebruik maken van hun wijsheid, maar via hun konden ze ook communiceren met de geesten van dieren en met de natuur.
Omdat de indianen hun leven helemaal afhing van alles wat met de natuur te maken had was dat het allerbelangrijkste. De meeste stammen waren nomaden. Ze moesten goed water vinden, vruchtbare grond en goede jachtgronden. De sjamaan van de stam was verantwoordelijk voor die “telefoonlijn” met de geesten. Hij ging in een trance (een soort van hypnose van jezelf), daar had hij dingen bij die hem konden helpen, zoals bijvoorbeeld een pijp met spul erin waar je hallucinaties van kreeg en een trommel om op te slaan (van sommige ritme’s ga je vanzelf in trance – als je er niet van in slaap valt). Het roken van de pijp bracht ze bij de geesten.
Indianen geloven in een ontelbaar aantal geesten die over allerlei soorten natuur gaan, zoals één voor planten, één voor dieren (en dan kan bij sommige stammen iedere diersoort weer zijn eigen geest hebben), één voor de rotsen, één voor de regen, en nog véééél meer.
Veel geesten in de geestenwereld zijn goedaardig, maar er zijn ook kwade geesten. Heksen gebruiken deze kwade geesten om ziekten te veroorzaken. Heksen zijn vaak medicijnmannen of genezers die ooit de Geest van de Wereld hebben gevraagd om hen te helpen bij het genezen van ziektes en daarna die krachten voor zichzelf zijn gaan gebruiken. Heksen kunnen plotseling tegen iemand zijn en zorgen dat iemand honger lijdt en ziek wordt. Ze maken dan bijvoorbeeld hun jagersgeluk kapot en maken iemand ziek door vergif rond te strooien. Ze konden ook een houten beeldje maken van iemand die ze kapot wilde maken aan een boom vastmaken met een touwtje. Ze dachten dan dat wanneer het touwtje kapot ging en het beeldje viel, die persoon dood ging. Om iemand te kunnen beïnvloeden hadden ze iets nodig van die persoon zoals haar of spuug of nagels. Deze spulletjes gebruikten ze dan om zo’n beeldje te maken.

Zielenroof is ook een manier van heksen om hun slachtoffer kapot te maken. Een goede sjamaan moest dan naar het geestenrijk om de ziel weer terug te vinden.
Insecten staan onder het bevel van de heksen. Ze kunnen rupsen en sprinkhanen sturen om de oogst te vernielen of andere insecten vragen om een slachtoffer aan te vallen.
Heksen kunnen ook iemand aanvallen door de geesten van mensen uit zijn familie te gebruiken.
En, heel belangrijk, heksen hebben macht over het weer, ze kunnen zorgen dat het niet regent of juist zorgen dat er storm komt.

Hoofdstuk 5 – Magische wezens
Bij een werkstuk over wicca, hekserij en magie hoort ook een stukje over alle magische dieren die in veel verhalen voorkomen. Ik ga er niet echt een verhaal van maken, maar hieronder zet ik een lijstje met de verschillende magische wezens die in oude verhalen, mythen, sagen en sprookjes voorkomen.

Basilisk
In de aller oudste verhalen waren basilisken maar kleine diertjes ongeveer zestig centimeter groot. Maar toen zag hij er ook al uit als een soort slang. Maar in Middeleeuwse verhalen veranderde de basilisk in een soort wyvern, (een soort draak). Hij kreeg vogelpoten (heel vaak twee, maar soms wel acht!), en een kronkelende staart met schubben, een hanenkop en vleugels.

En in de mythe staat dat als iemand in de ogen van de basilisk kijkt, hij dood gaat. Maar drie dingen kunnen de dodelijke blik tegengaan: een wezel, een haan en wijnruit (dat is een soort kruid).
Een basilisk komt uit een leerachtig ei (en het is niet hard zoals bijvoorbeeld een normaal ei) dat door een zeven jaar oude haan gelegd is op het moment dat de ster Sirius opkomt. Het ei wordt uitgebroed door een pad in mest (welke pad wil nou een ei uitbroeden dat niet eens van hem is en nog in de mest ook, gekke pad).
Een Basilisk gaat dood als hij een haan hoort kraaien of zichzelf ziet in een spiegel (ik dacht dat hij veel sterker was en dat je hem alleen maar kon doden met een zwaard in zijn hart ofzo).
De basilisk is sinds 1440 het symbool van het wapen van de Zwitserse stad Bazel. Volgens de legende zou er bij het stichten van de stad in een grot een draak (de basilisk) gewoond hebben. De naam van de stad heeft waarschijnlijk niets met de basilisk te maken. maar volgens een andere versie zou een koopman een basilisk naar Bazel gebracht hebben. Maar wat ze echt zeker weten is dat in 1474 in Bazel een haan tot de brandstapel is veroordeeld, want de mensen dachten dat ie een basilisk was.

Centaur
De centaur (in het latijn centaurus en in het Grieks “κένταυρος/kentauros”), is een wezen uit de Griekse mythologie (daar heb ik een boel boeken over gelezen).
In de eerste verhalen is hij half mens en half paard; de echte naam is hippocentaur (paardencentaur). Als mensen het woord centaur horen zien ze een paard met een menselijk bovenlichaam (en meestal een wapen in hun handen) voor zich. In Griekse kunst zie je ook wel eens een ander lichaam, een centaur in de vorm van een volledig mens, met een stukje paardenlichaam (zonder voorpoten).
Mensen vonden het meer dieren dan mensen, ze waren nogal agressief en vielen eerst aan voordat ze nadachten. Er waren ook wel uitzonderingen.
Chiron; uit de Griekse mythologie, hij was de leraar van Achilles. En Firenze uit Harry Potter, de andere centaures willen Harry doden, maar Firenze redt Harry van Voldemort in het Verboden Bos.

Chimera
De Chimera (ook wel Chimerae in het Latijn, of Χίμαιρα/Chimaira in het Grieks) is een monster uit de Griekse mythologie. Het is een monsterlijk wezen, hij bestaat uit delen van meerdere beesten. Volgens de verhalen komt hij uit het gebied van Lycië in Anatolië (nu Turkije).

De Chimera was een nakomeling van Typhon en Echidna en een zus van andere monsters zoals Cerberus en de Hydra. De Chimera zag er op plaatjes meestal uit met het hoofd van een leeuw, het lichaam van een geit en de staart van een slang. Maar er is een hele mooie plaat van brons (uit de tijd van de Etrusken) gevonden van de Chimera met het lichaam van een leeuw, waar aan de rug een geitenkop zit en de staart eindigt in de kop van een slang. Ook zou de Chimera vuur kunnen spugen.

Als je een Chimera zag was dat een voorteken van onweer, schipbreuken en natuurrampen (in het bijzonder vulkaanuitbarstingen). In middeleeuwen werd er christelijke kunst gemaakt en daar was de Chimera een symbool van satanische krachten.
Volgens de Griekse mythologie zorgde de Chimera voor allemaal rampen in Lycië. De held Bellerophon, die op het vliegende paard Pegasus zijn rug reed maakte daar een einde aan. Er zijn verschillende verhalen over de dood van de Chimera. In sommige verhalen staat dat Bellerophon alleen maar zijn speer gebruikte, in andere dat hij lood aan zijn speerpunt deed en dat dat lood door het vuur van de adem van de Chimera smolt en dat dat haar doodde. Een ander verhaal is dat Bellerophon de drie hoofden eraf hakte en zij dood op de grond viel.
De mythen van de Chimera staan in veel beroemde boeken, zoals bijvoorbeeld de Ilias (boek 6) van Homerus.

Draak
Een draak is een wezen uit de mythologie; hij heeft een slangachtig of reptielachtig lichaam.
De twee meest voorkomende vormen van draken zijn de Europese draak, uit verschillende Europese volksverhalen en de oosterse draak (die van de Chinese draak afkomt).
In elk verhaal ziet een draak er anders uit. Vaak heeft hij het lichaam dat lijkt op een slang of een krokodil met de klauwen en de kop van een arend, leeuw of valk; vleermuisvleugels (vlerken).
In Indië vindt je afbeeldingen van olifantsdraken en in China hertendraken.
Bijna overal in de wereld is de draak een kwaadaardig beest, maar niet in China daar brengt hij geluk.
In Middeleeuwn in Europa wordt een draak als de duivel gezien. In verhalen (uit verschillende tijden) komen hele bekende drakendoders voor, zoals Sint-Michaël, Sint-Joris, Perseus, Heracles, Apollo, Siegfried en koning Arthur. Omdat de draak er zo eng uit ziet staat hij vaak op bijvoorbeeld wapenschilden en vlaggen. In sommige culturen is het een gewoonte om beelden van draken bij tempels te zetten als bescherming.
Het geloof dat een draak vuur kon spugen kwam doordat vallende sterren draken genoemd werden. Het spoor van een vallende ster is de vuurr adem van de draak.


Eenhoorn
Over de eenhoorn geschreven dat hij er uit ziet als een soort wilde ezel, zo groot als een paard.
Hij is wit en heeft donkerblauwe ogen. Op zijn voorhoofd draagt hij een hoorn van ongeveer 45 cm, de hoorn is gedraaid in een soort spiraalvorm en heeft een punt.
Zijn hoeven zijn gespleten zoals die van een bok, zijn staart is een leeuwenstaart en hij heeft een geitensik.
In 398 v.Chr. wordt de eenhoorn beschreven door de Griekse arts en historicus Ctesias. Hij hoorde over de eenhoorn toen hij bij de Perzische koning werkte in verhalen van reizigers uit Indië.
In Indië en China geloofde men al veel langer in eenhoorns. Ook de bij de Romeinen schrijft de schrijver Plinius de Oudere over de eenhoorn. Ook in de Bijbel staat op verschillende plaatsen iets over de eenhoorn. Bijvoorbeeld in het boek Job: “Wie heeft de eenhoorn zijn vrijheid gegeven, wie heeft hem van zijn banden bevrijd? Ik laat hem wonen in de wildernis, de zoutvlakte is zijn domein.” Adam en Eva leefden samen met alle dieren, dus ook de eenhoorn, in het Hof van Eden.
In ‘Harry Potter en de Steen der Wijzen’ komt er een eenhoorn voor. Daar is hij het het nobelste dier dat er bestaat, een krachtig magisch dier, zijn zilveren bloed wordt door Voldemort gedronken om te blijven leven.
In juni 2008 werd bekend gemaakt dat in het Italiaanse Toscane wetenschappers een reebok met één hoorn op zijn voorhoofd hadden ontdekt. Het gaat om een jong dier van ongeveer tien maanden oud dat in een natuurreservaat bij Prato leeft. "Het is het eerste bewijs, dat de legendarische eenhoorn echt kan hebben bestaan" zo zegt Gilberto Tozzi, directeur van het Centrum voor Natuurwetenschappen in Prato.
In de Middeleeuwen schreven ze over de eenhoorn dat het een sterk en woest beest was, maar de eenhoorn had ook iets te maken met maagden, want volgens de verhalen kon alleen een maagd de baas zijn over een eenhoorn.

Op Christelijke kunst zie je de eenhoorn, opgejaagd door de engel Gabriël, zijn hoofd en zijn hoorn op schoot bij de Maagd Maria. De eenhoorn is dan het symbool van Jezus.
De eenhoorn wordt, net als de draak, gebruikt in wapens van steden en families.
De eenhoorn was vooral nuttig om drinkwater op te sporen. Op een ets van de kunstenaar Jean Duvet, is te zien hoe de eenhoorn met zijn hoorn in de aarde wroet en een waterbron ontdekt.

De Elf
Een elf (soms worden ze ook alf genoemd) is een fantasie wezentje. De elf komt uit de Germaanse en Noordse mythologie. In Europese volksverhalen komen ze voor als licht- en natuurgeesten. Ze hebben bovennatuurlijke krachten.
Elfen wonen meestal in bossen, rivieren en bij waterbronnen maar soms ook onder de grond. Op schilderijen en plaatjes staan ze meestal als kleine mannen en vrouwen, ze zijn meestal heel erg mooi. Ze weten heel veel en zijn meestal goedaardig en helpen mensen. Ze hebben vaak puntoren en vleugels. Oberon is hun koning en Titiana hun koningin.
In de Noorse mythologie zijn er twee soorten elfen: de lichtelfen (zoals die hiervoor) die leven dus boven de grond en je hebt ook de zwarte elfen die onder de grond en onder stenen leven. In andere verhalen worden dit meestal kabouters genoemd.

Feeën
Een fee is altijd een meisje. Ze hebben bovennatuurlijke krachten bezit. Feeën komen uit de Keltische mythologie.
Bijna altijd zijn feeën kleine, mooie wezentjes met doorzichtige vleugeltjes en jurkjes in pastelkleuren met bloemetjes in hun haar. In de middeleeuwen werden feeën ook afgebeeld als vrouwen in dure jurken met een hele gewone toverstok waarmee ze verschillende dingen kunnen doen zoals voorwerpen laten zweven, voorwerpen te voorschijn toveren en spreuken uitspreken.
In de verhalen staat dat ze altijd met mensen samenleven (al merken mensen daar meestal helemaal niets van).Ze kunnen mensen meenemen naar de sprookjeswereld, ze kunnen niet terug naar de gewone wereld zolang ze daar eten en drinken. Meestal worden ze niet gezien als gevaarlijk, maar in sommige verhalen komen feeën voor die dodelijk kunnen zijn, met name als mensen verliefd op ze worden.

Al heel erg lang komen feeën in de boeken en volksverhalen (zoals sprookjes) voor.
Sommige christenen geloofden dat feeën de voorouders van de oude heidense goden waren. Anderen dachten dat elven natuurgoden waren zoals de Griekse nimfen.
Er zijn veel televisieseries over feeën, zoals Fairly Odd Parents en Winx.

Feniks
De Grieken geloofden dat de feniks steeds weer opnieuw uit zijn eigen as geboren kon worden.
Hij zal dan bovenin een boom van kruiden een nest maken en daarin verbranden. Door de geur van de kruiden zal hij steeds opnieuw geboren worden.
Bij de Chinezen is de feniks het symbool voor alle vrouwen van de wereld.
De Romeinse dichter Ovidius schreef in een gedicht dat mensen uit Assyrië de vogel feniks noemen. Hij zou geen zaden en grassen eten, maar het sap van sappige kruiden gebruiken als levensmiddel. Na vijfhonderd jaar geleefd te hebben zou de feniks hoog in een palmboom een nest van schors, kruiden en mirre maken. Als hij erin zat vloog het in brand. De geur van de kruiden neemt de ziel van de oude feniks mee. Het lichaam verbrandt en er komt een kleine feniks uit. Hierin nam de oude ziel weer plaats om weer 500 jaar te leven.
Voordat hij door de Grieken werd teruggehaald, verscheen de feniks, de goddelijke vogel, voor het eerst in Egypte; het is een grijsachtige reiger, een dier, dat verbonden was aan de seizoenen en getijden van het water van de Nijl. De Egyptenaren dachten dat hij zichzelf voortplantte om mee te doen aan de feesten van de wedergeboorte van de natuur.

Het christelijk geloof zag in de feniks het symbool van de herrijzenis.
Twee Europese, en tenminste één Aziatische Ridderorden van de Feniks, werden naar dit sprookjesdier genoemd.

Griffioen
Een griffioen is een gemengd wezen, net als de Centaur en de draak. De griffioen heeft het lichaam van een leeuw, hoofd en vleugels van de adelaar, oren van een paard en (dat is best bizar) een hanenkam gemaakt van vissenschubben.
De griffioen komt uit de mythologie van de Scythen (mensen die heel lang geleden in Iran woonden) en het Oude Griekenland. Sinds de Middeleeuwen komt de griffioen ook in West-Europa voor. Hij stond op wapens, zoals het schild van ridders, maar ook in wapens van steden. Dat komt omdat de griffioen het symbool is voor goddelijke macht en een bewaker van het goddelijke.
Verder zou de griffioen ook de wagen van de zonnegod Helios/Apollo hebben getrokken. In Harry Potter is de griffioen de bewaker van de afdeling van Griffoendor.

Hippogrief
De Hippogrief is een wezen met het hoofd, vleugels en kop van een reusachtige adelaar en het lichaam (met achterpoten en staart) van een paard. Hun ogen zijn oranje. De kleuren van de Hippogrief zelf verschillen wel, er zijn zwarte, bronskleurige, kastanjebruine, grijze en roan. De spanwijdte van een volwassen Hippogrief is ongeveer 7 meter.
In oude verhalen staat dat een Hippogrief ooit een ridder de wereld rond meenam op zijn rug. De hippogrief zou een kind zijn van een griffioen en een paard. Hippogriefen worden nog steeds gebruikt in fantasieverhalen en films, zoals Harry Potter. In deze boeken (en films) wordt het volgende geschreven over hippogriefen.

Hippogriefen zijn vleeseters en zijn erg gevaarlijk. De Hippogrief kan getemd worden, maar dit zouden alleen experts moeten doen. Hippogriefen leven op insecten, maar eten ook vogels en kleine zoogdieren zoals ratten en fretten. Broedende Hippogriefs bouwen een nest op de grond waarin ze één groot, broos ei leggen, dat binnen vierentwintig uur uitkomt. De jonge Hippogrief is gewoonlijk binnen een week al in staat om te vliegen, hoewel het meestal maanden duurt voor hij zijn ouders op langere reizen kan vergezellen.

Zweinstein heeft tenminste twaalf Hippogriefen voor de lessen Verzorging van Fabeldieren.

Mantichore
De mantichore (mardkhora, martichoras) is een fabeldier. Deze naam komt uit het Oud-Perzisch en betekent “menseneter”. Hij zo groot als een leeuw en heeft een ruige, knalrode vacht en blauwe ogen. Zijn gezicht en oren zijn als van een mens, maar in z’n bek zitten drie rijen tanden.
Op zijn hoofd en schorpioenenstaart groeien dodelijke stekels. Deze zijn zo lang als een onderarm en zo dun als een draad. De mantichore is snel, sterk en springt over alles heen. Zijn stem klinkt heel fijn en lijkt een beetje op het geluid van een panfluit en een trompet. Dieren bang maken en mensen eten doet de mantichore heel graag. De mantichore valt het liefst 2 of 3 mensen tegelijk aan. Zijn scherpe stekels kan hij afvuren; er groeien onmiddellijk nieuwe voor in de plaats. Alleen een olifant kan zijn aanval overleven. Mantichore jagers reden dus op olifanten.
De eerste die over de mantichore schreef was Ctesias (zie De Eenhoorn), die zei dat hij het dier had gezien toen er één door India aan de koning van Perzië werd geschonken.
De mantichore zou een Bengaalse tijger geweest kunnen zijn, die rood lijkt door het zonlicht.

Sfinx
Ook een sfinx is een mythisch wezen. De sfinx komt voor in verschillende culturen, maar de bekendste is natuurlijk die in Egypte..
Niet in alle culturen zien sfinxen er hetzelfde uit. De Egyptische sfinx is half man (hoofd), half leeuw (lichaam), maar de Griekse sfinx was half vrouw (hoofd) half adelaar (lichaam).
In het Oude Egypte werd de sfinx gebruikt als wachter. De afbeelding van de sfinx werd gebruikt om vijanden bang te maken. Maar de sfinx was ook het symbool voor 'de wachter van de zon'.
Hij hoorde bij Horus, de farao, en de zon zelf

Dat ook in de Griekse mythologie over de sfinx wordt geschreven is niet zo heel erg bekend. Deze sfinx was dus een vrouw en had vleugels. De sfinx had Oedipus een raadsel gegeven en nadat Oedipus het raadsel had opgelost, stortte de sfinx zich te pletter op de klippen en zo werd Thebe bevrijd van dat monster. Het raadsel was: Wat heeft 's morgens vier benen, 's middags twee en 's avonds drie?, het antwoord is "de mens".
De verklaring van het raadsel is:
met 's ochtends" wordt bedoeld: met de eerste levensjaren kruip je (op 4 benen);
met 's middags" wordt bedoeld: de jaren dat je loopt (2 benen);
met 's avonds" wordt bedoeld: de jaren dat je met een stok loopt (3 benen).
De sfinx stelde meerdere (cryptische) vragen, maar omdat zij iedereen op had gegeten die fout hadden geantwoord, was alleen deze vraag bekend.
In India wordt de sfinx Purushamriga genoemd (Sanskriet= mens-dier).
Het geloof in de Aziatische sfinx is, (anders dan de Egyptische en Griekse sfinx) nog levend.
Ook in Sri Lanka en Thailand worden sfinxen nog steeds gevonden (beelden natuurlijk, geen echte).

Trol
Een trol is een wezentje uit volksverhalen (sprookjes) uit Noord-Europa (vooral Noorwegen).
Maar hij komt ook voor in de Lord of the Rings en Harry Potter. Ook in veel spelletjes als Dungeons and Dragons, World of Warcraft lopen trollen rond.
De trollen in de oude sprookjes uit Scandinavië zijn vaak grappige wezens met lange neuzen en een korte staart.

In de boeken van nu is dat niet meer zo. Daar zijn trollen grote vijanden, het sterke domme wezens die in steen veranderen als ze door de zon beschenen worden. Trollen dragen meestal een soort bijl in hun hand om hun tegenstanders te verpletteren.
In de Harry-Potter-boeken zijn trollen ook kwaadaardige wezens en volgelingen van de "duistere zijde". Ze zijn dom en agressief en aanhangers van Voldemort.

Weerwolf
Een weerwolf is in verhalen uit Europa een mens. 's Nachts verandert ie in een wolf verandert en verscheurt dieren, mensen of lijken verscheurt voor ie weer mens wordt. Weerwolven zouden bovenmenselijke krachten hebben en hele goede (veel beter dan mensen) zintuigen.
Sommige weerwolven veranderen wanneer ze willen, anderen doordat ze zelf door een weerwolf gebeten zijn of doordat het volle maan is. Wanneer een weerwolf gewond is geraakt, dan zie zijn wonden ook nog als ie weer mens is. Geloven in weerwolven is verspreid over de hele wereld.
Er is ook een ziekte waarbij iemand gelooft dat hij een wolf is, deze heet lycantropie
De naam komt van het Germaans “wer” dat 'mens' betekent en wolf. Het betekent dus eigenlijk menswolf.
Het kan zijn dat het geloven in weerwolven iets te maken heeft met met verschillende ziektes die voorkomen. Er is een heel zeldzame ziekte die zorgt dat er haar groeit over het hele lichaam, zelfs in het hele gezicht. En wat dacht je van hondsdolheid, als je besmet wordt door een hondsdol dier (een hond/wolf of vleermuis), dan krijgt je woedeaanvallen met schuim op je mond, snel daarna ga je dood. En er bestaat dus ook nog een (psychische) ziekte waarbij mensen denken dat ze een wolf zijn.
In de oude Europese volksverhalen is een weerwolf een persoon die elke nacht kan veranderen in een wolf of een ander dier. Toen de heksenvervolgingen begonnen is ook het geloof in de weerwolf gesataniseerd, dus in verband gebracht met de duivel.

De weerwolf zou, net als de heks, iemand zijn die zijn ziel aan de duivel had gegeven (of verkocht).
Er zijn nu ook kinderboeken met een weerwolf, zoals "Dolfje weerwolfje", van Paul van Loon.
In Buffy the Vampire Slayer is Oz een weerwolf, hij heeft moeite zijn krachten de baas te zijn.
Ook in de verhalen van Harry Potter komen weerwolven voor.
In het verhaal Volle Maan van Suske en Wiske komt ook een weerwolf voor.
In de televisie-serie “Supernatural” (zondagavond, Net 5) komen de jagers op bovennatuurlijke wezens ook wel eens weerwolven tegen.
Weerwolven kunnen, alweer volgens de "film/TV", niet tegen zilver: dit verbrandt ze van binnen, ze kunnen alleen maar met een zilveren kogel worden doodgeschoten. Mensen die door weerwolven worden gebeten en niet gedood worden, veranderen zelf soms in weerwolven.
Door films/TV series zijn er veel ideeën gekomen die niet lijken op de oude verhalen.
De verandering van mens naar wolf is in veel boeken, films en series op vaste tijden (meestal bij volle maan en duurt dan een paar uren of dagen), maar soms ook als ze heel kwaad zijn

Yeti
De Yeti , Migyur of De Verschrikkelijke Sneeuwman, zou wel eens echt kunnen zijn. Er zijn verschillende mensen die zeggen er eentje te hebben gezien. De mensen die in de gebieden wonen waar hij gezien zou zijn geloven er heel erg in. De meeste wetenschappers denken nog steeds dat het een sprookje is, die lijkt op een wezen uit een andere legende Bigfoot, die in Noord-Amerika zou voorkomen. Maar sommige wetenschappers denken dat hij een soort grote mens-aap is (dat wordt een primaat genoemd) van wie de vacht dus wit is (wel handig in de sneeuw).
Er is een expeditie geweest, hier is ook een documentaire van gemaakt “Yeti: The hunt for the wildman” en dan lijkt toch wel dat er iets rondloopt dat de wetenschap nog niet beschreven heeft.

Op een van de laatste dagen van de expeditie heeft men een haar gevonden in een uitgeholde boom die volgens een Yeti-jager bewoond zou zijn geweest door een Yeti. Deze haar is getest in Engeland op het DNA van mensen, beren, mens-apensoorten en een heleboel andere dieren die in die gebieden leven, maar het DNA van deze haar leek op geen één dier of mens.

Die zijn ze natuurlijk lang niet allemaal, maar ik denk dat het er toch wel genoeg zijn, want het zijn er best wel veel.

Hoofdstuk 6 – Interview met Susan Smit
Inleiding

Susan Smit is de bekendste heks van Nederland. Ze praat er ook veel over. Ze heeft vier jaar lang op donderdagochtend bij Goedemorgen Nederland vertelt over boeken die ze heeft gelezen en toen heeft ze ook veel verteld over wat het voor haar betekent om een heks te zijn.
Ik bewonder haar heel erg, ze is heel slim én heel mooi en ze is ook nog eens een Wiccan.
Als extra hoofdstuk van mijn werkstuk over Wicca, hekserij en magie kopieer ik hieronder het interview met haar. Ik ben ook lid geworden van Susan Smit Hyve en ik heb een krabbel achtergelaten met de vraag of ik haar mag interviewen. Ik heb daar al vragen voor verzonnen, dus als ze het goedvindt en ze geeft me antwoord op mijn vragen, dan zet ik die ook nog in dit hoofdstuk. Maar nu eerst hieronder haar interview op de website van www.samhain.dds.nl. (P.S. ik heb het wel helemaal opnieuw moeten typen, want knippen en plakken dat kon niet).

Interview met Susan Smit
Haar uiterlijk doet eerder denken aan een elfje dan aan een heks uit de sprookjes. Groene ogen, dat zou het enige kenmerk kunnen zijn, maar dat is bepaald door de natuur. Ook aan haar kleding en sieraden is niet te zien dat Susan Smit (28) heks is. ‘Hekserij zit tussen je oren. Het gaat erom hoe je in het leven staat. Ik vind het prima als heksen met zwarte jurken lopen en een pentagram omhebben, maar dan moeten ze bij mij juist iets bewijzen. Dat ze heks zijn om de goede reden. Niet om mensen te imponeren of dat ze zichzelf te serieus nemen, zo van : ik heb speciale krachten. Waarom willen ze dat uitstralen met hun uiterlijk? Waarom niet met hoe je in het leven staat en met wat je zegt? Ik kleed me nog precies hetzelfde, het is eerder zo dat ik zwart mijd.’
Susan is meer dan alleen heks. ‘Ik ben gewoon Susan, werk als freelance journalist, sport, ga uit en doe leuke dingen met vriendinnen. Als christen ben je ook niet alleen maar met het geloof bezig. Ik heb een bepaalde geloofsovertuiging met rituelen en feestdagen. Bij hekserij komt daar nog bij dat je magie kunt bedrijven, je zesde zintuig ontwikkelt en met krachten van de natuur werkt. Ik ben er niet elke dag mee bezig. Gewoon, als ik er behoefte aan heb.’.

In haar huis zijn een paar dingen waaraan je kunt zien dat er een heks woont. Op een altaar staan de symbolen van de windrichtingen, haar god en godin en bloemen. In de keuken staat een echte heksenbezem, een vriend deed haar die voor de grap cadeau. Haar verzameling magische voorwerpen en ingrediënten neemt alle kastjes, laden en bergruimte in beslag. ‘Verder vier ik de jaarfeesten die gebaseerd zijn op de bewegingen van de zon en seizoenen. Ik steek vaak een wierrookje aan, voordat ik ga slapen sta ik even bij mijn altaar en ik brand kaarsjes. Ik integreer het in mijn leven. Als ik opsta, zeg ik een soort gebed en ga hardlopen in het park. Dan begroet ik in mijn hoofd de elementen.’ Voor de leken: het oosten (lucht), het zuiden (vuur), het westen (water) en het noorden (aarde). In het midden zit ether, symbool voor het mysterie van het bestaan.

Magie gebruikt ze niet om voorwerpen te laten verdwijnen, een auto te krijgen of mensen te veranderen in een kikker. Wel om een parkeerplek te vinden of om beter te slapen. Ook op werkgebeid helpt het. ‘Ik wilde creatievere schrijfopdrachten, zat een beetje vast. De opdrachten die ik kreeg, vond ik uitgekauwd. Met magie heb ik voor elkaar gekregen dat ik iets anders kon gaan doen, al valt het niet te bewijzen. Ook als ik een parkeerplek zoek, gebruik ik magie. Dan moet ik met goed ontspannen en visualiseer dat ik een parkeerplekje vind. Dan zie je voor je dat de auto precies in dat plekje schuift. Alleen weet je niet waar, dat moet je nooit vastleggen.
Negen van de tien keer vind ik zo een plekje. Als ik slaapproblemen heb, neem ik kamille, lavendel en iets zwarts, de kleur van slaap. Dan zeg ik een spreuk, bijvoorbeeld dat ik beter zal slapen en tegelijkertijd visualiseer ik dat ik uitgerust opsta. Dat is magie.’
De heksen uit de bekend sprookjes hebben niet veel goed in de zin. Ze willen Sneeuwwitje vergiften met appels, Hans en Grietje vetmesten en opeten. De lelijke heks Eucalypta was er in Paulus de boskabouter voortdurend op uit om Paulus te grazen te nemen. Ook Shakespeares Macbeth wordt bevolkt door achterbakse, zwarte heksen. In de film The Blair Witch Project jaagt een heksenverhaal mensen de stuipen op het lijf en de hoofdrolspelers in The Witches of Eastwick en The Craft zijn ook geen lieverdjes. Omwille van de ‘objectieve journalistiek’ onderzocht Susan wat er klopte van het beeld van heksen. ‘Hekserij vond ik altijd al fascinerend. Net als de meeste mensen had ik veel vooroordelen en dacht dat het iets duivels was. Toch bleef het aan me trekken. Met de nodige scepsis – ik ben een product van mijn tijd en bovendien journalist – begon ik het te onderzoeken. Ik las erover op internet en zag programma’s op televisie. Ik kwam erachter dat mijn vooroordelen niet klopten en ging erover schrijven.’

De eerste heks die ze ontmoette, was een leuke moderne vrouw die veel van haar vooroordelen wegnam. Van haar hoorde ze wat het wél is : een moderne, maar toch eeuwenoude religie, niet-georganiseerd en zonder goeroe of leider. Gebaseerd op de natuur en met feesten en rituelen. ‘Het paste helemaal bij mij, omdat het je eigen verantwoordelijkheid in het leven benadrukt en uit gaat van het idee dat de aarde levend is en dat alle levensvormen heilig en onderling verbonden zijn. Daarom besloot ik het “Heks. Een Magische reis door de westerse spiritualiteit” te schrijven. Maar er sprak ook een idealisme uit. Zo van : verdorie, ik heb me zoveel jaar zand in de ogen laten strooien door die rare vooroordelen en heb een prachtige religie laten liggen, dat moeten vast meer mensen hebben.’ Het boek is geen cursus “Hoe word ik heks?”, maar een persoonlijk verhaal. Het beschrijft Susans eerste jaar in de hekserij: haar scepsis, ontmoetingen met heksen, reisjes naar Amerika en de kennismaking met rituelen en magie. ‘Ik vond die rituelen allemaal maar een beetje kermis, maar wel mooi. Met kaarsen en wierrook en zo. In magie geloofde ik niet. Hekserij op zich vond ik een hoop gedoe. De geheimzinnige waas die eromheen hing, vond ik ook verdacht. Waarom zo geheimzinnig? Waarom kun je niet gewoon een workshopje doen en mensen ontmoeten en meedoen met een ritueel? Dat kan bij de meeste religies wel.’
Nu weet ze dat de geheimzinnigheid resultaat is van eeuwenlange heksenhaat. Hekserij ging ondergronds in de tijd van de Inquisitie. Was iemand bezig met kruiden, of had ze rood haar, dan belandde ze op de brandstapel. Hekserij is geen massale religie, het zijn altijd al kleine groepjes geweest. Je kunt solo hekserij bedrijven of in een coven, een heksenkring met maximaal dertien heksen. Er waren geen Nederlandse heksenkringen die Susans visie op hekserij delen, dus creëerde ze zelf een soort werkgroepje van solistische heksen. Ze komen regelmatig samen, voeren rituelen uit, eten cake en drinken wijn. Toen ze aan het boek begon, wist Susan niet hoe het zou eindigen. ‘Ik wist niet of ik uiteindelijk heks zou worden. Het had ook gekund dat ik hekserij niks vond en dan was het een heel ander boek geworden. Na een jaar onderzoek, rituelen, heksenfeesten en magische ervaringen, kon ik niet anders dan me laten inwijden. Ik was zelf heks geworden.’
Weinig mensen wisten dat ze heks was, dus het boek betekende een coming out van jewelste. Doen de meeste andere mensen dat heel voorzichtig, bijvoorbeeld eerst aan hun moeder vertellen, bij Susan was het : pats boem : daar was het boek met veel media-aandacht. Oude klasgenoten, jaargenoten, mensen die ze van vroeger kent, iedereen was gelijk op de hoogte. Vervelende reacties kreeg ze niet. ‘Soms reageerde mensen lacherig, maar juist veel vrouwen van mijn leeftijd zijn erg geïnteresseerd, viel me op. Ze willen alles weten, op feestjes moet ik altijd uitleggen wat hekserij is en dan zijn ze gefascineerd.’ Harry Potter, The Lord of the Rings en Buffy, the Vampire Slayer: in de Verenigde Staten is hekserij de snelst groeiende religie.
Susan heeft een theorie waarom tovenaars, hekserij, magie en de mysterie van het bestaan nu erg populair zijn. Sinds de Verlichting is onze samenleving steeds rationeler geworden, maar er blijft altijd een gebied dat niet te beredeneren valt. Het mysterie van het bestaan blijft trekken en wringen. Zelfs de meest rationele persoon moet dat erkennen. Sinds de kerken zijn leeggelopen en alle grote ideologieën slapende zijn, is er een soort vacuüm ontstaan wat religies en zingeving betreft. Volgens Susan ontstaan in zo’n gat altijd weer nieuwe religies en is er herwaardering van oude religies. Dat hebben we nu. Lange tijd waren we in de westerse wereld vooral gericht op de oosterse wijsheden, New Age. ‘Dan is het begrijpelijk dat we nu eens stil staan bij onze eigen westerse spirituele wortels, nog voor het christendom en dan kom je uit bij hekserij. De oude religie van mensen op het platteland die leefden volgens oude mythen, volgens de seizoenen, de maancyclus en daar hun wijsheden vandaan haalden. Het christendom verliest nu zijn grip op de maatschappij en daardoor kan zo’n oude religie als hekserij weer een plaats hebben. Er is nu behoefte aan een religie zonder leider. Mensen zeggen nu vaak ik ga niet naar een kerk, ik heb mijn eigen religie. Het idee van god in jezelf, wat bij hekserij hoort, dat wordt ook vaak gezegd.’ Volgens Susan is hekserij geen kant-en-klare religie. Er zijn geen goeroes die alle vragen beantwoorden. Wel mensen die je kunnen helpen. Ook hebben heksen geen bijbel. Elke heks schrijft een eigen “Boek der Schaduwen”, dat is een magisch dagboek waarin je de ontwikkeling tot heks beschrijft, inzichten die je hebt gehad en de toverspreuken die je gebruikt.

Susans vriend is atheïst en moest er in het begin erg om lachten. ‘Suus, je bent gek geworden. En vriendinnen ook. Maar op een gegeven moment kregen ze door dat het echt serieus was. Toen ik overbracht wat hekserij nu precies was, wist mijn vriend wel dat het geen kwaad kon en dat het niets engs was. Zelf wil hij absoluut niet meedoen. Eén keer heb ik hem meegesleept in een ritueel, dansen om het vuur en er overheen springen, een hele oude traditie. Nou, hij kwam niet meer bij van het lachen. Als er bijeenkomsten zijn in ons huis, gaat hij weg. Als ie terugkomt, vindt hij het stinken naar wierrook en zet hij een raam open om te luchten. En dan gaan we weer over tot de orde van de dag.’

Rituelen versterken de magie. Zo wordt er een cirkel getrokken in de ruimte om goede energie binnen te houden en ongewenste energie buiten. Kaarsen en kruiden ontbreken haast nooit bij rituelen. De heksen zeggen toverspreuken, zingen, dansen, knutselen of verbranden dingen. ‘Tja, die rituelen werken soms op de lachspieren. Maar als je de symbolen van een ritueel niet begrijpt, is alles gek. Dan lijkt het allemaal een beetje heisa en toestand. Een hoop lucht. Dat vond ik ook in het begin. Ik kon wel genieten van de schoonheid, maar wist niet de betekenis erachter, dus heb ik een beetje zitten giechelen. En dat mag ook gelukkig. Het is allemaal niet zo serieus. Dat speelse en creatieve, pijlen knippen, knutselen, zingen en trommelen, brengt het kind in me naar boven. In het begin voelde ik me heel stijf. De anderen waren heel los, nu ben ik dat ook en kan ik ervan genieten. Al vind ik gevoelens uiten in dans vréselijk! Dan verstijf ik helemaal, of lik ik helemaal in een deuk.’ Hekserij heeft haar leven verrijkt. Susan is bewuster gaan leven en haar ogen zijn open gegaan. Ook haar derde oog, dat ziet tussen de werelden. Met witte magie probeert ze haar leven op sommige punten te verbeteren. Maar ze zegt wel: ‘Ik zou mijn leven niet volledig naar mijn hand willen zetten, want dan loop ik het risico dat ik allerlei dingen mis waarvan het de bedoeling was dat ik die zou tegenkomen. Dat is misschien wel de reden dat het niet de magie was die me enthousiast maakte voor hekserij. Aan de nadere kant: als je magie beschouwt als het werken met gedachtenkracht, dan doen we de hele dag niets anders dan magie bedrijven. Een gedachte gaat immers vooraf aan een handeling of uitspraak.’

Biografie Susan Smit
Beste eigenschap : ‘Ik hou niet van spelletjes. Ik probeer mijn echte ik te laten zien’
Slechtste eigenschap : ‘Mijn melancholie. Ik ben enorm sentimenteel’
Hobby’s : ‘Uitgaan, in Paradiso en de Supperclub’
Favoriete leesvoer : ‘Verhalen over tragische liefdes en oorlog, vind ik geweldig’
Heksennaam : ‘Gaia. Dat is de Griekse godin van de aarde en vruchtbaarheid’
Grootste ergernis : ‘Het klein-stedelijk gedrag in Amsterdam. De mensen zeuren overal over, de marathon, de Gay Pride, staatsbezoeken, de Euro-top, alles is te gek en te veel’.
Favoriete spreuk : ‘Ik eindig mijn spreuken altijd met “laat het niets en niemand schaden, voor het welzijn van allen” en zo moet het zijn’
Favoriete TV-heks : ‘Eén van de zusjes uit Charmed, Phoebe, gespeeld door Alyssa Milano. Ik vind het wel een grappige serie, als is het vooral Hollywood-magie’

Bronvermelding

Boek: De encyclopedie van magie & hekserij door Susan Greenwood, ISBN nr. 90 5920 061 0

Boek: De Heksen Agenda 2009 door Uitgeverij Schors ISBN nr. 978 90 6378 758 5

Boek: Fabeldieren en waar ze te vinden door J.K. Rowling ISBN nr. 906 1696 283

http://www.viona-art.com
http://www.degezelligeheks.be
http://www.skepsis.nl/heksenbeweging
http://www.wikipedia.nl/heks
http://www.iselinge.nl/Scholenplein/pabolessen/01022fhekserij/heksenve.htm
http://www.samhain.dds.nl
http://www.susansmit.nl


Nawoord
Ik vond het heel leuk en bizar om dit werkstuk te maken over Wicca, hekserij, magie .
Het was geen makkelijk onderwerp en ik heb er heel veel tijd aan besteed maar het was het waard want nu heb ik hem af!
En dit waren de vragen die ik in mijn inleiding heb gesteld en nu de antwoorden erbij!

- Wat zijn de 5 elementen van Wicca?:
Water, aarde, vuur, lucht en je geest


- Waar is het stadje Salem om bekend?:
De heksenprocessen

- Hoe doodt je een basilisk?:
Als de basilisk een haan hoort kraaien, een
wezel ziet of wijnruit (dat is een soort kruid) eet
of ruikt en als hij zijn eigen spiegelbeeld ziet.
(In Harry Potter hadden ze het mis Harry had
de basilisk doorboord!).


REACTIES

P.

P.

MOOI VERSLAG!

9 jaar geleden

L.

L.

Een heel mooi werkstuk alleen er staan soms wat fouten in

4 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.