Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

6 landschappen in Nederland

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 2845 woorden
  • 21 mei 2003
  • 1258 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
1258 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdvraag Hoe zijn de zes belangrijkste Nederlandse landschappen ingericht en hoe is dat te verklaren? Deelvragen Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Waar is het landschap te vinden? Inleiding Nederland is een land dat bestaat uit verschillende soorten landschappen. Al deze landschappen hebben hun eigen kenmerken en geschiedenis. Menselijke en natuurlijke factoren hebben meegespeeld in het ontstaan van deze landschappen. De mens heeft deze landschappen dus deels gevormd. Dit komt vooral door de eeuwige strijd van de Nederlanders tegen het water. Dat maakt deze landschappen zo interessant. Ik heb vier algemene deelvragen, die ik op elk van de zes landschappen ga toepassen. Om te beginnen, de zes landschappen in Nederland zijn het: - zandlandschap - hoogveenlandschap - laagveenlandschap - zeekleilandschap - rivierkleilandschap - lösslandschap Het zandlandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Het zandlandschap is te verdelen in twee soorten: het stuwwallandschap en het dekzandlandschap. Ongeveer 200.000 jaar geleden begon de koudste ijstijd, het Saalien. Het stuwwallandschap bestaat uit grof zand en grind. Die materialen zijn daar, tijdens het begin van het ijstijdvak, door de grote rivieren gekomen. Het ijs kwam in beweging. Het ijsfront viel uiteen in een aantal ijstongen. Met een snelheid van ongeveer 5 tot 10 kilometer per jaar bewoog het ruim 200 meter dikke ijs naar het zuiden. Door de hoge snelheid en het enorme gewicht werden er dalen uitgediept. De grond werd aan de zijkanten en voorzijde opgestuwd tot enorme stuwwallen. Het stuwwallandschap is niet los te zien van het dekzandlandschap. Aan het eind van de ijstijden werd het dekzand door de wind over het stuwwallandschap geblazen. Aangezien de wind meestal vanuit het noordwesten blies, ligt er veel dekzand aan de oostkant van de stuwwal. Zandlandschappen hebben, vergeleken met klei- en veenlandschappen, veel meer reliëf. Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? De mens heeft bomen geplant op het zandlandschap, dus de menselijke factor is bebossing. Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Het landschap is van heuvelachtige zandgrond. Het regenwater zakt er diep in weg, dus het stuwwallandschap is te droog voor akkerbouw. Op het dekzandlandschap kan je wel aan akkerbouw doen, omdat het fijne dekzand het regenwater beter vast houdt. Waar is het landschap te vinden? Het stuwwallandschap is onder andere te vinden in Drenthe (Hondsrug), in Overijssel (Lemelerberg en Sallandse Heuvelrug) en in Utrecht (Utrechtse Heuvelrug). Het dekzandlandschap is overal in Nederland te vinden, omdat zand zich makkelijk verspreidt.
Het hoogveenlandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Veen bestaat, in tegenstelling tot zand, klei en löss, niet uit korrels maar uit plantenresten. Veengrond is gevormd in een moeras. In de noordelijke helft van Nederland heeft het landijs keileem bedekt met dekzand achtergelaten. Door die keileemlaag kon het water slecht wegzakken. Daardoor vormden op het iets hoger liggende land drassige gebieden met moerasplanten. Dode planten hebben het moeras opgevuld met een laag halfverrotte resten. Die resten waren erg vruchtbaar en hier zijn mossen en andere planten op gaan groeien. Daarom liggen de hoogveenlandschappen ook boven het NAP. In de 17e eeuw liet men een kanaal graven dat twee functies had. Ten eerste kon het water uit het veenlandschap dan weglopen waardoor het veen droog kwam te liggen. Daaruit werden turven met de hand gestoken. De tweede functie van het kanaal had hiermee te maken: turfschepen voeren de turf naar Groningen. Op den duur werd bijna al het veen afgegraven waardoor de onderliggende zandgrond weer aan de oppervlakte kwam te liggen. De veenresten van slechte kwaliteit bleven liggen, die mengde zich met de zandgrond. Zo ontstond goede landbouwgrond, ook wel dalgrond genoemd. Daar werden grote boerenbedrijven gesticht, en de dalgrond werd en wordt gebruikt voor akkerbouw. Veen werkt als een spons. Het houdt water vast. Veengrond is dus een drassige grond, die geen water meer opneemt als je de grond te veel laat uitdrogen. De plantenresten leveren voldoende voedsel voor nieuwe planten. Veen is dus een vruchtbare grondsoort. Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? De mens heeft kanalen gegraven en het landschap grotendeels gebruikt voor turfwinning. Daarvoor hebben ze eerst de grond verbeterd, door het te vermengen met dekzand. Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Het hoogveenlandschap is nog steeds erg vruchtbaar en het landschap wordt nu dan nog steeds gebruikt voor akkerbouw. Waar is het landschap te vinden? De meeste hoogveenlandschappen zijn te vinden in Noord-Nederland en dan met name in Friesland, Groningen, Drente en in een klein deel van Overijssel. Daar zijn dan ook hoogveenkoloniën en kanaaldorpen. Het laagveenlandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? In het Holoceen begon de temperatuur te stijgen waardoor het ijs smolt. Hierdoor steeg de zeespiegel waardoor het gebied achter de strandwallen, het waddengebied, door zee en rivieren steeds werd opgevuld met wissellende combinaties van zand en klei, de zeeklei. Een hele tijd later nam de zeespiegelstijging weer af. De zeeklei was nu zo hoog geworden dat het droog kwam te liggen. Daardoor konden er oeverplanten op gaan groeien. Net als bij het hoogveenlandschap, werden de plantenresten in elkaar geperst. Zo ontstond het laagveenlandschap. Voordat men het veenlandschap kon gebruiken moest men het eerst inpolderen. Er werden dijken aangelegd en heel veel sloten gegraven. Met windmolens maalde men het water uit de sloten weg. De grond werd daar heel erg stevig van en er begon gras op te groeien. Er konden nu koeien op grazen. De grond was niet sterk genoeg om er huizen te bouwen en wegen aan te leggen, dus men bouwde die dingen langs de dijken. Zo ontstond er daar een langgerekte bebouwing. Omdat men vroeger turf gewonnen heeft zijn er smalle stroken water in afwisseling met smalle stroken land. Men baggerde lange geulen uit en de veenbagger gooiden ze op de oever, waarna ze daarna aan de andere kant van de bagger op de oever een nieuwe geul begonnen. Dit leidde tot smalle stroken water en soms tot grote plassen. Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? De menselijke factor is hetzelfde als bij het hoogveenlandschap: de turfwinning. Bij het laagveenlandschap heeft de landbouw ook een rol gespeeld. Men heeft het landschap ingepolderd, men heeft dijken aangelegd en sloten gegraven. Het water werd weggemalen. Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Het hoogveenlandschap kan niet gebruikt worden voor akkerbouw, omdat het veen nog steeds inklinkt. Het wordt nog wel als grasland voor de veeteelt gebruikt. Waar is het landschap te vinden? De meeste hoogveenlandschappen vind je in Zuid-Holland en Noord-Holland, maar je kunt ze ook in gedeeltes van Friesland, Groningen en Drente vinden. Zeekleilandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Bijna 3000 jaar geleden woonden er al mensen in het kweldergebied. Een kwelder ontstaat, doordat het twee keer per dag eb is. Het wad staat dan twee keer per dag droog. Als het vloed is, stroomt het zeewater over het wad. Het zeewater laat daar dan een heel dun kleilaagje achter. Het wad wordt dan langzamerhand zo hoog, dat het bij een normale vloed niet meer onderstroomt. Er kunnen dan ook planten gaan groeien en er kan vee grazen. Maar als de vloed toch iets hoger komt, stroomt alles weer onder. Maar bij hoge vloed stroomt het wel weer onder. Zo’n stuk land wordt een kwelder genoemd. Het kweldergebied overstroomde vaak, en daarom was het noodzakelijk om zichzelf te beschermen tegen het verwoestende water. Ze deden dit als volgt: ze bouwden hun huizen op zelfgemaakte woonheuvels, die terpen, werden of warden heten. 1000 jaar geleden zijn mensen op de kwelder zich extra gaan beschermen tegen het water. Ze deden dat, door zeedijken aan te leggen. Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? Men heeft verschillende beschermingsmaatregelen genomen: zo’n 3000 jaar geleden heeft men woonheuvels aangelegd. Zo beschermde men zich tegen het water. Later is men de stukken met zeedijken gaan omringen. Hierdoor ontstonden polders. Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Een zeekleilandschap heeft een zeer vruchtbare bovenlaag, dit komt doordat de zee 2500 jaar geleden daar jonge zeeklei heeft achtergelaten. Deze is zeer vruchtbaar en daarom heeft men deze grond een zeer lange tijd gebruikt voor akkerbouw. Dit gebeurt nu nog steeds veel in het noorden, maar de stukken land zijn ook met rust gelaten. Hierdoor zijn er mooie natuurgebieden ontstaan. Waar is het landschap te vinden? Het zeekleilandschap is natuurlijk vooral bij de zee te vinden, dus vooral in het noorden van Nederland en in Zeeland. Het rivierkleilandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? Het rivierkleilandschap is een groot gebied. Het rivierkleilandschap is ontstaan in het Holoceen en de vorming duurt nog steeds voort. Na de laatste ijstijd steeg de temperatuur. Hierdoor kregen de Nederlandse rivieren een regelmatigere stroom water vanuit de Alpen. De rivieren traden in periodes met een hoge waterafvoer buiten hun bedding. Bij de overstromingen werden zand en klei afgezet. Het klei kwam direct naast de rivierbedding te liggen. Hierdoor ontstonden de zandige oeverwallen. Verder van de rivier af kwam het water tot rust en daar werd het klei afgezet. Omdat klei lichter is dan zand kwam het klei veel lager te liggen. Deze kleigronden heten de komgronden. In het rivierkleilandschap zijn er ook verder van de rivieren af oeverwallen. Dit komt doordat de rivieren in de loop der jaren een aantal keren zijn verlegd. Tussen twee oude oeverwallen vind je ook nog de komkleigrond, dat was de oude rivierbedding. De oude bedding met de oeverwallen heten stroomruggen. ’s Zomers is de rivier in dit landschap smal: ze stroomt dan in het zomerbed. ’s Winters is het zomerbed te klein. Daarom stroomt de rivier ’s winters in het ‘reservebed’: de uiterwaarden. Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? Mensen hebben dijken aangelegd om zich te beschermen tegen het water. Nu gebruikt men een zomerdijk en een winterdijk. Maar het gebeurt ook vaak dat men de rivier zijn gang laat gaan. Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Omdat de uiterwaarden ’s winters onderlopen zijn, heeft het rivierkleilandschap niet zo veel gebruiksmogelijkheden. ’s Zomers kan er vee grazen of een camping staan. ’s Winters kan dit allemaal niet. Waar is het landschap te vinden? Rivierkleilandschappen liggen natuurlijk langs rivieren. In Nederland vind je daarom de meeste rivierlandschappen langs en rondom de IJssel, de Rijn, de Waal en langs de Maas. Lösslandschap Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan? De ondergrond van Zuid-Limburg bestaat vooral uit mergelkalk. Dit is hier miljoenen jaren geleden ontstaan heel Nederland was toen bedekt met tropische zee. De koraalriffen die daar waren bestonden uit kalk van de dode diertjes die daarin leefden. Later is het kalk gaan verstenen waardoor de ondergrond dus nu uit mergelkalk bestaat. Dit werd al bij de Romeinen gebruikt om gebouwen van te maken. Je kunt in bijvoorbeeld Maastricht of Heerlen nog steeds zien dat er hiervan gebouwen zijn gebouwd. Net als alle andere rivieren in Nederland heeft ook de Maas zand en klei afgezet. Tijdens de laatste ijstijd is Zuid-Limburg door de wind ondergestoven door heel fijn zand; löss. Dit gebeurde daar om dezelfde reden als in de rest van Nederland, namelijk omdat löss erg licht is, lichter dan zand. Het kwam daardoor in de luwte van de heuvels terecht. Alleen hier in Nederland vind je löss. In Zuid-Limburg vind je heuvels. Dit komt omdat de Maas en haar zijrivieren hier dalen in hebben uitgesneden. De meeste heuvels zijn bedekt met löss. De Maas heeft naast de rivieren zand en grind neergelegd. Löss is vruchtbaar en het houdt ook regenwater goed vast. Er kunnen dan ook wel akkers aangelegd worden op de Limburgse heuvels, alleen gebeurt dit meestal niet. Löss is namelijk erg gevoelig voor bodemerosie, dus een akker op een helling is riskant. De bodem spoelt gemakkelijk weg. De hellingen worden daarom zo veel mogelijk beplant om de grond vast te houden. Dit kan met bossen, boomgaarden of gras. Welke menselijke factoren hebben invloed gehad op het landschap? Mensen hebben eigenlijk geen invloed gehad op het ontstaan van löss. Men heeft het landschap wel gereed gemaakt voor akkerbouw, omdat löss het regenwater goed vasthoudt en daardoor zeer vruchtbaar is. Maar bij nader inzien bleek dit niet zo’n goed idee, omdat löss zeer erosiegevoelig is. Om erosie te voorkomen heeft men daarom de hellingen beplant. Verder is het landschap redelijk met rust gelaten. Waar wordt het landschap nu voor gebruikt? Lösslandschappen zijn belangrijke recreatiegebieden. Er zijn daarom veel campings en dergelijke te vinden. Waar is het landschap te vinden? In het zuidelijkste puntje van Nederland, op de heuvels in Zuid-Limburg.
Conclusie Hoe zijn de zes belangrijkste Nederlandse landschappen ingericht en hoe is dat te verklaren? Ik ga de hoofdvraag per landschap beantwoorden. Zandlandschap Dit landschap bestaat grotendeels uit zand. Er is onderscheid in het stuwwallandschap en het dekzandlandschap. De stuwwallandschappen zijn meestal heuvelachtig en zijn ontstaan doordat het ijs het zand wegduwde in de voor na laatste ijstijd. Het dekzand is over het land verspreid in de laatste ijstijd. In stuwwallenlandschappen vinden we vooral veel bos en hei, de grond is niet zeer vruchtbaar. Dekzand is veel vruchtbaarder, omdat het het regenwater beter vasthoudt. Daarom wordt het dekzandlandschap ook gebruikt voor akkerbouw. Hoogveenlandschap Dit landschap ligt boven NAP en is ontstaan doordat dode planten het moeras hebben opgevuld met een laag halfverrotte resten. Die resten waren erg vruchtbaar en hier zijn mossen en andere planten op gaan groeien. Tegenwoordig gebruikt men de landschappen voor akkerbouw, omdat de grond zeer vruchtbaar is. Dat komt doordat de veenresten van slechte kwaliteit bleven liggen en zich mengden met zandgrond. Zo ontstond vruchtbare landbouwgrond. Je ziet er nog steeds veel kanalen in lopen met hierlangs bebouwingen. Dit is omdat men het water bij het droogmaken van het veen af moest voeren. Laagveenlandschap Dit landschap is op de zelfde manier ontstaan als het hoogveenlandschap. Het ligt alleen veel lager. Je ziet er veel kleine geultjes met daarnaast stukken land. Deze stukken land zijn zeer vruchtbaar door de veenlaag en het wordt dus vooral gebruikt voor de akkerbouw. In dit landschap zijn er ook veel plassen, die zijn ontstaat doordat kleine geultjes één grote geul werden. Zeekleilandschap Het zeekleilandschap is ontstaan door eb en vloed. Het is twee keer per dag eb. Het wad staat dan twee keer per dag droog. Als het vloed is, stroomt het zeewater over het wad. Het zeewater laat daar dan een heel dun kleilaagje achter. Het wad wordt dan langzamerhand zo hoog, dat het bij een normale vloed niet meer onderstroomt. Er kunnen dan ook planten gaan groeien en er kan vee grazen. Maar als de vloed toch iets hoger komt, stroomt alles weer onder. Zo’n stuk land heette een kwelder. Maar het kweldergebied overstroomde toch nog wel vaak. Daarom legden mensen woonheuvels aan. Dit alles gebeurde 3000 jaar geleden. Zo’n 1000 jaar gelden zijn mensen begonnen met zeedijken aan te leggen. Er zijn nu mooie natuurgebieden. Riverkleilandschap Het rivierkleilandschap is ontstaan in het Holoceen en de vorming duurt nog steeds voort. Na de laatste ijstijd steeg de temperatuur. Hierdoor kregen de Nederlandse rivieren een regelmatigere stroom water vanuit de Alpen. De rivieren traden in periodes met een hoge waterafvoer buiten hun bedding. Bij de overstromingen werden zand en klei afgezet. Het klei kwam direct naast de rivierbedding te liggen. Hierdoor ontstonden de zandige oeverwallen. Verder van de rivier af kwam het water tot rust en daar werd het klei afgezet. Omdat klei lichter is dan zand kwam het klei veel lager te liggen. ’s Zomers is de rivier in dit landschap smal: ze stroomt dan in het zomerbed. ’s Winters is het zomerbed te klein. Daarom stroomt de rivier ’s winters in het ‘reservebed’: de uiterwaarden.
Lösslandschap De ondergrond van Zuid-Limburg bestaat vooral uit mergelkalk. Het kalk van dode diertjes die in koraalriffen in de tropische zee leefden, is gaan verstenen, waardoor de ondergrond nu uit mergelkalk bestaat. Net als alle andere rivieren in Nederland heeft ook de Maas zand en klei afgezet. Tijdens de laatste ijstijd is Zuid-Limburg door de wind ondergestoven door heel fijn zand; löss. Dit gebeurde daar om dezelfde reden als in de rest van Nederland, namelijk omdat löss erg licht is, lichter dan zand. Het kwam daardoor in de luwte van de heuvels terecht. Alleen hier in Nederland vind je löss. In Zuid-Limburg vind je heuvels. Dit komt omdat de Maas en haar zijrivieren hier dalen in hebben uitgesneden. De meeste heuvels zijn bedekt met löss. De Maas heeft naast de rivieren zand en grind neergelegd. Bronnen Boeken
De Geo, lesboek 3
De Geo, basisboek
De Geo, studiemap
De grote geïllustreerde bosatlas, 51e druk
Internetsites
http://www.efa.nl/onderwijs/2000/lerenonline/lesmateriaal/landschappen2/zand.htm
http://www.ontwerpzandgebieden.nl/html/3landschap/31/waterma.html
http://members.lycos.nl/aardrijkskundeweb/nllandschap.html
http://members.lycos.nl/aardrijkskundeweb/nllandschap.html#RIVIERKLEILANDSCHAP

REACTIES

C.

C.

hartelijk bedankt voor dit werkstuk!!!

20 jaar geleden

M.

M.

ik ga je kapot slaan

7 jaar geleden

M.

M.

SORRY PLS SORRY

7 jaar geleden

J.

J.

hallo, ik wil even zeggen dat ik heel veel aan het verslag gehad heb. maker: bedankt.
-xxx- judy

18 jaar geleden

J.

J.

hee! ik vind het een hartstikke goed werkstuk, alleen mis ik een beetje het duin landschap...
voor de rest is alles perfect!
xxxx

13 jaar geleden

A.

A.

bedankt voor de verslag! ik heb er veel van geleerd toppiee Gwn!

(Y) xx Aminaa..!!

13 jaar geleden

F.

F.

ik moest een casusopdracht maken, en het stukje over je veenlandschappen was verbazingwekkend bruikbaar. De grote hoofdlijnen heb je zeker te pakken.

12 jaar geleden

L.

L.

ik waardeer dit werkstuk erg zeer !

9 jaar geleden

F.

F.

Er staat volgens mij een foutje in... Bij het rivierkleilandschap staat dat dichtbij de rivier het klei werd afgezet en dat daardoor de zandige oeverwallen ontstonden. Ik denk dat je het zand bedoelt. Want daarna staat nog een keer: 'omdat klei lichter is dan zand kwam het klei veel lager te liggen'.

8 jaar geleden

K.

K.

IK HEB DIT WERKSTUK GEKOPIEERD EN IK HEB EEN 2

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.