Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Naturalistische kenmerken in De stille kracht en Het lied en de waarheid

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 8160 woorden
  • 18 maart 2000
  • 77 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
77 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
1. Inleiding
Toen ik de opdracht kreeg om deze nota te gaan schrijven, dacht ik eerst: "Dat zal wel net zo zijn als vorig jaar." Gelukkig waren de opdrachten toch iets anders dan vorig jaar, zodat ik niet weer precies hetzelfde hoefde te doen. Het eerste boek dat ik gekozen had was: 'De stille kracht' van Louis Couperus. Vorig jaar had ik ook een naturalistische roman gelezen en dat was me goed bevallen, vandaar dat ik dit jaar weer een naturalistisch boek gekozen had. Het tweede boek dat ik gelezen heb is 'Het lied en de waarheid' van Helga Ruebsamen. Dit boek heb ik op uw aanraden gekozen en wat het thema betreft sloot het mooi aan op 'De stille kracht'. Ik hoop dat ik de opdrachten goed heb uitgevoerd en dat u de nota met plezier zal lezen! 2. Stromingsonderzoek
In dit eerste deel van mijn nota ga ik onderzoeken welke naturalistische kenmerken in 'De stille kracht' van Louis Couperus en 'Het lied en de waarheid' van Helga Ruebsamen terug gevonden kunnen worden. 2.1 Het naturalisme De naturalist is iemand die uitgaat van het inzicht dat wetten de natuur regeren en dit gaat toepassen op mens en samenleving, die hij op hun beurt onontkoombaar door wetten geregeerd acht. Wat de mens betreft, gaat hij uit van de factoren erfelijkheid, opvoeding en milieu. In tegenstelling tot de ‘realist’ neemt hij waar en beschrijft hij volgens een bepaald systeem, dat gebaseerd is op bepaalde ‘wetenschappelijke’ overtuigingen inzake de leer van de erfelijkheid en van de psychische en fysieke structuur van de mens. Emile Zola gebruikte voor het eerst het begrip naturalisme ter aanduiding van een nieuwe school in de letterkunde. Marcellus Emants was in Nederland een voorloper van het naturalisme. Andere bekende naturalistische schrijvers in Nederland waren Frederik van Eeden en Louis Couperus. 1) 2.2 Algemene kenmerken van de naturalistische roman

2.2.1 Het middelpunt van de roman is een personage met een nerveus gestel, mannelijk of vrouwelijk. De overgevoelige mensen verlangen naar iets groots en komen in conflict met de kille realiteit, de nuchtere en burgerlijke omgeving. 2.2.2 De intrige of het plot kan in grote lijnen aangegeven worden als de geschiedenis van een ontnuchtering. In het algemeen staan de hoofdpersoon twee wegen bij deze ontnuchtering open: een passief einde, dat wil zeggen berusting in ongeluk, of een actief einde: uit dit onvolmaakte leven stappen
2.2.3 Het onevenwichtige temperament van de hoofdpersoon wordt verklaard door determinerende omstandigheden: erfelijkheid, milieu en opvoeding. 2.2.4 De naturalistische auteur heeft een afkeer van de burgerij. 2.2.5 Op het gebied van de seksualiteit krijgen de volgende taboeonderwerpen aandacht: a) zelfbevrediging
b) bordeelbezoek
c) de zwijgplicht rond homoseksualiteit wordt doorbroken
2.2.6 De naturalistische schrijvers streven naar een zo natuurgetrouwe dialoog en een precieze beschrijving van de omgeving. Het schrijven wordt als een wetenschappelijk experiment beschouwd. 2.2.7 Vertelwijze: er bestaat een voorkeur voor de personale verteltechniek, de ouderwetse auctoriale verteller verdwijnt. 2.2.8 Objectiviteit of afstandelijkheid: waar het om gaat is een onpartijdige houding tegenover de hoofdpersoon. 2) 2.3 Titelbeschrijving: Couperus, Louis, De Stille Kracht. Groningen 1993 (1900). 2.4 Naturalistische kenmerken in De Stille Kracht 3) 2.4.1 De hoofdpersoon heeft een nerveus gestel
In 'De Stille kracht' is niet echt sprake van één hoofdpersoon, maar van enkele belangrijke
personages. nl. Otto van Oudijck, Leonie van Oudijck en Eva Eldersma. Alle drie komen zij
in conflict met hun omgeving. Otto van Oudijck is het prototype van de goede ambtenaar: degelijk, praktisch en plichtsgetrouw. Zijn levensvisie is gebaseerd op logica en praktijk. In zijn simpele natuur is er alleen plaats voor wat hij met ’t oog kan zien en wat past in zijn logica. Hij is blind voor wat er leeft in zijn gezin en blind voor de Stille Krachten in het Oosten. Dit wordt zijn ondergang.. ”En dat er krachten waren, die zich verzamelden tot éne kracht, die hem tegenwerkte…………….zou voor zijn ziel een raadsel zijn, en mythe blijven.” (p. 110) Leonie van Oudijck, geboren in Indië, lijkt een onverschillige, onkwetsbare vrouw, die nooit door het noodlot getroffen kan worden. Met haar stiefzoon Theo heeft zij een verhouding, later ook met Addy de Luce en daarnaast heeft zij ook nog vele minnaars. Als ze bezoedeld wordt met sirih ziet zij dat als straf voor haar verhouding met Theo. Ook zij is dan aangetast door de Stille Kracht. “Het noodlot had haar gewaarschuwd, en Theo hield zij ver van zich…..” (p. 182) Eva Eldersma is opgegroeid in een artistiek milieu als dochter van een landschapschilder en een concertzangeres. Vol illusies is zij naar Indië gekomen. Haar huis is een tijdlang het centrum van het sociale leven in Laboewangi. Het alledaagse koloniale leven viel haar echter tegen. Zij voelt altijd iets van geheimzinnige dreiging in de lucht van Indië. Het land en zijn natuur maken haar op den duur ziek van ziel. “Zoo vlak bij, bij het spookhuis, welks pilaren zij overdag kon schemeren zien in de verte door het loover der boomen, voelde zij iedere dag zich zenuwachtiger." (p. 169) 2.4.2 Het plot kan gezien worden als een ontnuchtering
Zowel van Oudijck, Leonie als Eva kiezen aan het eind van de roman voor een verandering in

hun leven. Zij berusten enigszins in het feit dat hun leven in Indië niet op dezelfde manier
verder kan gaan. Van Oudijck wordt verwacht dat hij naar Nederland zal vertrekken, maar hij besluit in
Indië te blijven en trekt bij ene Lena en haar familie in. “En nu ben ik hier, en nu blijf ik maar hier. En weet u, wat het vreemde is? Hier heb ik
mijn huiselijken kring… misschien eindelijk gevonden…”. (p. 211) Leonie scheidt van Van Oudijck en vertrekt naar Europa. “Leonie ging naar Europa, heel plotseling, eigenlijk zonder dat iemand wist waarom en zonder van iemand afscheid te nemen”. (p. 197) Nadat Eva’s echtgenoot ziek naar Europa is afgereisd, blijft zij nog enige tijd in Indië vanwege zware malariakoortsen. Zij vindt het moeilijk om te vertrekken omdat zij diepere
gevoelens heeft voor Van Helderen. Uiteindelijk besluit zij zich niet onmiddellijk bij haar
man te voegen. “En zij dacht, dat het goed zou zijn een paar weken in Parijs te blijven, om zich wat te
ontbolsteren, voor zij in Den Haag zich vertoonde…”. (p. 199) 2.4.3 Het onevenwichtige karakter van de hoofdpersoon wordt door determinerende
omstandigheden bepaald
De factoren milieu, erfelijkheid en opvoeding spelen alle drie een rol in deze roman. De
belangrijks te factor is uiteraard het milieu, het koloniale milieu.Bij Van Oudijck kun je dit
zien als een oost-west verschil, een tegenstelling tussen overheerser – overheerste, uitlopend
op een conflict tussen resident en Regent. Dit conflict wordt uitgevochten met de Stille
Kracht, een geheim wapen van de oosterling, gericht tegen de westerling. “Wat denkt hij nu…. Waarom doet hij zoo…………….Wat doet de Kandjeng Toean
nu hier… Het is hier niet goed, het is hier niet goed…tjelaka, tjelaka…”. (p. 10) Bij Eva zien we meer een botsing tussen twee culturen (cultureel milieu). Zij verwacht in

Indië illusies van de ‘Duizend-en-een-nacht”, maar zij komt terecht in een koloniaal leven dat
helemaal niet artistiek en poëtisch is. 2.4.4 De naturalistische auteur heeft een afkeer van de burgerij
De naturalistische afkeur van de burgerij is hier misschien ‘vertaald’ tot een
ondergeschikt behandelen van de inlandse bevolking. Leonie behandelt Oerip, haar meid niet altijd al te vriendelijk. “Geef mij voortaan toch een fijneren handdoek voor mijn gezicht. Ik zeg je altijd een fijnen handdoek te geven. Ik hou niet van die grove… “ (p. 161) 2.4.5 Seksuele taboeonderwerpen krijgen aandacht
Op het gebied van de seksualiteit komen wel enkele niet alom getolereerde zaken aan
de orde, vooral met betrekking tot Leonie. "Zoo was zij van een stille, correcte persiviteit, fysiek en moreel.” (p. 25) Leonie heeft een relatie met haar stiefzoon. Dit lijkt op incest. “Hij kwam nader, .….en in eens zoende hij haar met razernij.” (p. 27) Ook haar verbeelding is pervers. Zij heeft vreemde fantasieën van ‘roze cupidootjes‘. In haar slaapkamer hangen vreemde platen aan de muur. “een jonge vrouw achterover op een kanten bed, en gezoend door twee stoeiende engeltjes……speelse parfumerie-cherubijntjes.” (p. 25/26) Later gaat Leonie ook nog een verhouding aan met Addy de Luce, de man waar haar stiefdochter verliefd op is. Ze wil haar blonde en haar bruine liefde. “Ze wilden het beiden…..en het wild-dierachtige van Addy.” (p. 77) In het openbaar is Leonie koel en correct, tijdens haar uitstapjes heeft zij vele minnaars. 2.4.6 Er wordt gestreefd naar een natuurgetrouwe dialoog en een precieze beschrijving van de omgeving
De dialogen in deze roman zijn allemaal in de directe rede geschreven. Daardoor
komen zij zeer natuurgetrouw over. “-Is je dit geen last? –Natuurlijk niet…Ik zal het Ida schrijven… - Het is heus allerliefst van je…" (p. 134). In plaats van aanhalingstekens wordt er bij de directe rede een liggend streepje gebruikt. De beschrijvingen van de omgeving zijn zeer gedetailleerd. Door deze beschrijvingen wordt het de lezer makkelijker gemaakt om zich in te leven in het boek. Het is haast mogelijk de kleuren en geuren van Indië te zien en te ruiken. “Aan het einde der Lange Laan lag diep in zijn voortuin het Rezidentie-huis. Laag, dadelijk in den nacht der waringinboomen…..Een eenvoudig hek sneed het erf af van de Lange Laan.” (p. 5/6) Bovendien gebruikt de auteur veel beeldspraak. “Zij was niet groot, en al te vol van vorm, als een haastige roos, die te snel openbloeit.” (p. 13) 2.4.7 Er bestaat een voorkeur voor de personale verteltechniek
In 'De stille kracht' vinden we subtiele overgangen van de auctoriale naar de personale

verteltechniek. De echte auctoriale verteller, die commentaar geeft op het gebeuren en
toespelingen maakt op het verloop van het verhaal zien we hier niet meer terug. Hoofdstuk 1,I opent met een beschrijving van een rustige avond in een residentieplaats. Als kijkend door een camera die inzoomt zien we het residentiehuis dichterbij komen, totdat we de resident zien: “een grote, zware man in een zwart jasje, witte broek”. Met de resident lopen we mee op zijn avondwandeling, de verteller beschrijft de omgeving. Als de resident stil staat en op de zeepier uitkijkt, gaat de beschrijving over van zijn uiterlijk naar zijn innerlijk. Dan blijkt dat de verteller zijn personage wel kent, maar dat hij niet alwetend is. (hij gebruikt het woord ‘misschien’). De analyserende rol van de verteller is groot. Hij analyseert karakters en situaties, en hij
beschrijft de personages heel precies. De verteller in 'De stille kracht' heeft de betekenis van een toeschouwer die vreemdeling is in
Indië, een buitenlander, een Europeaan. Ook buiten de roman is hier een argument voor te
vinden. Couperus was zelf een toeschouwer in Indië. Bij zijn familie op bezoek, zag hij de
tropische en ondoorgrondelijke wereld om zich heen. Hij maakte daar zelf geen deel van uit. Doordat hij vijf jeugdjaren in Indië had doorgebracht, wist hij dat het land zijn geheimen
nooit prijs zou geven. 2.4.8 De schrijver heeft een onpartijdige houding tegenover de hoofdpersoon
Nergens in de roman wordt een persoon ‘veroordeeld’ door de verteller/schrijver. Een
ieder neemt de beslissingen die voortvloeien uit de omstandigheden en uit het karakter van het
personage. Van ieder personage kom je als lezer genoeg te weten om te begrijpen waarom
iemand op een bepaalde wijze handelt. 2.5 Titelbeschrijving
Ruebsamen, Helga, Het Lied en de waarheid. Amsterdam/Antwerpen 1997. 2.6 Naturalistische kenmerken in Het lied en de waarheid
Ook al is 'Het lied en de waarheid' geen naturalistische roman (Het boek is honderd jaar na die tijd geschreven), toch zien we enkele naturalistische trekjes. 2.6.1 Het middelpunt van de roman is een personage met een nerveus gestel

Het middelpunt van de roman 'Het lied en de waarheid' is geen personage met een nerveus
gestel, maar een jong meisje, Louise/Loulou, dat opgroeit in Indië en aan het eind van de jaren
dertig, wanneer er oorlog dreigt in Europa, met haar gedeeltelijk joodse familie terugkeert
naar Nederland. Door de ogen van Loulou zien we hoe het veilige leven van haar jeugd plaats
maakt voor de harde realiteit. Ondanks alle tragische gebeurtenissen zien wij haar stand
houden. "Achteromkijken deed ik niet meer, ik keek vooruit." (p. 396) 2.6.2 Het plot kan worden beschouwd als een grote ontnuchtering
Je kunt wel stellen dat hier sprake is van een grote ontnuchtering. Louise komt van het
warme, mystieke Indië terecht in het koude Nederland, waar al spoedig de oorlog uitbreekt. Louise is te jong om zelf een keuze te maken hoe zij met deze situatie om moet gaan. Haar
vader kiest ervoor om met haar onder te duiken, terwijl haar moeder in Engeland verblijft met
haar kleine broertje. Wel zien we Tinka, die enkele jaren ouder is dan Loulou, de keuze maken om uit dit
onvolmaakte leven te stappen. Zij mist Indië zo erg, dat er voor haar maar één uitweg is en
dat is zich verdrinken in zee. "'Ik moet gaan.' 'Jij moet gaan?' 'Door het water.' ' Door het water, hoe dan?' 'Door de

zee.'" (p. 281) 2.6.3 Het onevenwichtige karakter van de hoofdpersoon wordt verklaard door determinerende omstandigheden
Het is niet zo dat Louise een onevenwichtig meisje is. Wel kun je vaststellen dat zowel
milieu en opvoeding een belangrijke rol spelen, erfelijkheid iets minder. Loulou's moeder probeert haar dochter naar Hollandse begrippen op te voeden. "Zij kleedde me aan. Ik kreeg sokken aan en schoenen met knoopjes, die ik
haatte……..de meeste mensen die ik kende, mochten altijd op blote voeten lopen." (p. 13) Loulou voelt zich meer op haar gemak bij de Indische mensen en in de Indische cultuur. "'s Nachts kon ik zeggen en doen wat ik wilde….De nachtmensen liefkoosden mij, lachten altijd en vroegen niets." (p. 11) Later blijkt Loulou altijd te verlangen naar de zorgeloze dagen van haar Indische jeugd. Ook Tinka verlangt hevig naar haar jeugd in Indië. Vanaf de dag dat ze uit Indië vertrekt, heeft ze heimwee. Bij Tinka hebben milieu en opvoeding een grote invloed op haar leven. Ze is opgegroeid in Indië en opgevoed door Loulou’s opa. Het verlaten van Indië betekent voor haar dat haar wortels worden losgerukt. Dit heeft grote consequenties voor Tinka, ze mist Indië namelijk zo erg dit ze besluit ‘terug te gaan naar Indië’. De enige weg om terug naar Indië te gaan is via de zee, deze weg is de laatste uitweg voor Tinka, de laatste wanhoopsdaad om haar ‘roots’ terug te kunnen vinden. “Toen keek ze om, over haar schouder, en boos, zo had ik haar nog nooit gezien. ze was nog vreemder dan een vreemde. Haar gezicht stond hard en vastbesloten. Ik greep haar arm om haar uit het water te trekken. (p. 289) In het geval van Tinka zou gezegd kunnen worden dat ze onevenwichtig, wanhopig is geworden door determinerende omstandigheden. 2.6.4 De naturalistische auteur heeft een afkeer van de burgerij
Er is geen sprake van afkeer van de burgerij in deze roman. Wel zien we bij de moeder van
Loulou ergernis over de zogenaamde theemevrouwen. Waarschijnlijk waren deze Europese
vrouwen, die om de tijd te doden vaak bij elkaar op theevisite kwamen om de laatste
roddeltjes uit te wisselen. “Al dat bezoek en nooit eens iemand met wie je kunt praten." (p. 9) Ook is er sprake van afkeer van nazi-aanhangers en landverraders, maar dit is niet ongewoon. 2.6.5 Seksuele taboeonderwerpen krijgen aandacht
Op het gebied van seksualiteit worden geen nieuwe taboeonderwerpen aangeroerd. Dat de
moeder van Loulou waarschijnlijk een relatie met haar zwager, Felix, heeft, is iets van alle
tijden. "'Wie doen dat dan?' 'Mama doet het.' Mijn tante hoestte in haar hand. 'Mammie?' 'Mammie en oom Felix.'" (p. 105) 2.6.6 Er wordt gestreefd naar een natuurgetrouwe dialoog en een precieze beschrijving van de omgeving

Het taalgebruik is eenvoudig. Dat kan ook niet anders, want alles wordt beschreven door de
ogen van de ikfiguur, het kind Loulou. De dialogen zijn natuurgetrouw weergegeven en
komen veelvuldig voor. "'Pappie, het zit op uw neus hoor,' riep ik. 'Dank je wel, lieve Loulou, wat zou ik
zonder jou moeten beginnen.'" (p. 25) 2.6.7 Er bestaat een voorkeur voor de personale verteltechniek
De roman is geschreven in de achteraf vertellende ik-techniek. 2.6.8 De schrijver heeft een onpartijdige houding tegenover de hoofdpersoon
Er is geen sprake van objectiviteit of afstandelijkheid t.o.v. de hoofdpersoon Loulou. Dit is
ook nauwelijks mogelijk, omdat we alles meemaken door haar verhalen en alles alleen door
haar ogen zien. Het is logisch dat je als lezer meeleeft met de gebeurtenissen die Loulou
meemaakt. "Ik hoefde niet meer naar school, want we konden niet door de bommenregen, zonder
gevaar voor ons leven." (p. 319) 2.7 Conclusie: Ook al heeft 'De stille kracht' niet alle kenmerken van de naturalistische roman, toch kunnen
we stellen dat deze roman behoort tot het Naturalisme. De noodlotsgedachte wordt steeds
duidelijker, de personages zijn grotendeels bepaald door hun milieu. Erfelijkheid- en opvoe- dingsfactoren zijn hier minder belangrijk. 'Het lied en de waarheid', dat aan het eind van de twintigste eeuw geschreven is, vertoont

maar weinig kenmerken van de naturalistische roman. Ondanks alle tegenslagen blijft Loulou
geloven in een toekomst. Het milieu waarin zij opgroeit, bepaalt wel voor een groot deel
haar jeugd, maar zij blijkt genoeg veerkracht te hebben om ook in mindere omstandigheden
stand te houden. 'Het lied en de waarheid' is te positief voor een naturalistische roman. 3. Vergelijking thema, motieven en idee
In dit tweede deel van mijn nota zal ik het thema, de motieven en de idee van de boeken 'De stille kracht' van Louis Couperus en 'Het lied en de waarheid' van Helga Ruebsamen gaan vergelijken. 3.1 Thema
Het thema van een boek is het onderwerp, de hoofdgedachte waarover in het boek geschreven wordt. Het thema in beide boeken zou je de oost - west tegenstelling kunnen noemen. Toelichting: In 'De stille kracht' is het duidelijk dat de Europeanen nooit echt vat kunnen krijgen op het oosterse denken en handelen. Uiteindelijk leidt dit tot de ondergang van bijna iedereen. In 'Het lied en de waarheid' worden twee periodes uit het leven van het meisje Loulou beschreven. Haar eerste kinderjaren in Indië zijn heel gelukkig. Zij voelt zich er thuis. Het tweede gedeelte van haar jeugd brengt zij door in Nederland, tijdens de tweede wereldoorlog. Dit zijn hele zware jaren voor Loulou, ze verlangt heel erg terug naar haar leven in Indië. Het verschil tussen haar leven in de oost en in de west is heel groot. 3.2 Motieven
De motieven in een boek zijn steeds terugkerende beweegredenen of drijfveren. De motieven die in de romans te vinden zijn, zijn verschillend. In 'De stille kracht' vind je als motieven: · De ondergang van de resident. Toelichting: door het boek heen zien we de resident veranderen van een krachtige persoonlijkheid tot een nerveuze, bijgelovige oude man. Hij verliest alles waarin hij geloofde: zijn werk, zijn gezin, zijn wereldbeeld, en zelfs zijn gezondheid. · De val van de erotische Leonie. Toelichting: Leonie verandert van een chique onverschillige nymfomane in een zenuwachtige vrouw, die wegvlucht van haar man en Indië in een groot schandaal. Wij zien haar veranderen door de mystieke verschijnselen die zij meemaakt. · De nederlaag van Eva in haar strijd om zich te handhaven in Indië. Toelichting: Eva wil het graag redden in Indië, maar zij verliest haar energie in het warme klimaat. Haar Europese stijl van leven kan geen standhouden: haar piano raakt ontstemd, haar interieur beschimmelt, haar man vervreemdt van haar, haar kind ver – indischt. Uiteindelijk vertrekt zij ziek en gedesillusioneerde naar Europa. · De stille kracht. Toelichting: in de eerste drie hoofdstukken is er alleen nog maar sprake van geheimzinnigheid, van mysterie, dat wordt gevoeld. Dan volgt een ‘steentje’ dat wordt gegooid in een afgesloten ruimte. Later openbaart zich tijdens een spirituele tafeldans een spotgeest die voorspellingen doet. Nog later wordt er weer een steen gegooid, nu naar Leonie en Theo, en ook naar Doddy in de tuin. Oerip, de baboe hoort ‘pontianaks’, de zielen van kleine kindertjes, die huilen in de bomen. Zij noemt dat ‘tjelaka’ oftewel onheil. Dan volgt de bespuwing met sirih in de badkamer van Leonie. Als zij wil vluchten blijkt de badkamer niet open te gaan. Ook in het huis gebeuren voortdurend vreemde dingen: brekend glas, bezoedeld bed, verkleurde whisky, een steen die een spiegel breekt, stampen en hamergeluiden. · De witte hadj. Toelichting: de witte hadj is een belangrijke rol als symbool van de stille kracht. Hij is enerzijds dé vertegenwoordiger van de Islam, als pelgrim geniet hij een hoog aanzien bij de bevolking, en anderzijds is hij de aankondiger van de stille kracht. Hij wéét wat er zal gebeuren. Oerip noemt hem een spook, een slecht voorteken, daarmee krijgt hij een bovenaardse status. Na de seance bij Eva zag Ida van Heldren een witte hadj. Als de anderen kijken is er niets te zien. Doddy ziet in de tuin een witte hadj, wanneer zij daar een geheim afspraakje heeft met Addy de Luce. Helemaal aan het eind van de roman verschijnt nog één keer een witte hadj. Dit gebeurt wanneer Van Oudijck en Eva achter het station wegrijden. Zij zien dan tussen alle hadji’s ‘dien éenen grooten witten, rijzen boven de menigte uit en kijken met zijn grijnslach naar den man, die hoe hij ook zijn leven geademd had in Java, zwakker was geweest dan Dàt…’ In 'Het lied en de waarheid' vind je als motieven: · De waringin. Toelichting: Louise ziet in Indië in de waringin een boom die kan luisteren en vertellen. De waringin zou in een vorig leven Pangeran Djamodjaja hebben geheten, een prins. Voor Loulou was de boom een veilig toevluchtsoord, waaraan ze haar geheimen toevertrouwde. Later in Nederland ziet Loulou in het Hollandse huis van opa Smit een eenzame kamerplant. Voor Loulou is het hun waringin, maar volgens tante Celia is het een ficusje. Loulou is bang dat haar hetzelfde lot zal overkomen als de waringin en besluit hem mee te nemen en te verzorgen. Uiteindelijk loopt het slecht af met de 'waringin'. · De Garoeda. Toelichting: De vogel Garoeda komt in dit boek voortdurend terug. De vogelgodmens, zoals Loulou hem noemt, komt eerst voor in het huis waar Loulou haar eerste levensjaren doorbrengt. Hij staat in de hal en was het rijdier van de god Visjnoe. Garoeda was de grote geluksvogel. De boot waarmee Loulou en haar familie naar Europa varen, heet ook Garoeda. In het Haagse huis van haar opa vindt ze ook een groot beeld van Garoeda. Garoeda is het symbool geworden van vrijheid, de mogelijkheid om weg te komen. · De ondergang van de familie. Toelichting: Vanaf het begin zien we situaties in het boek waardoor de familie uiteen valt. Eerst gaat de verloving uit tussen tante Margot en oom Felix, doordat Loulou verklapt dat haar moeder Heleen en oom Felix een stiekeme relatie hebben. Dit komt de relatie tussen de zusjes ook niet ten goede. Dan pleegt meneer Benjamin, de biologische vader van Cees, Loulou's vader, zelfmoord op het schip de Garoeda. Hij kiest voor de vrijheid. In Nederland pleegt Tinka zelfmoord, omdat ze niet kan aarden in het westen. Oma Mimi, bij wie Loulou's familie inwoont, overlijdt. Loulou's moeder en haar broertje Simon vertrekken voor korte tijd naar Engeland, maar kunnen niet terugkeren. Loulou duikt onder met haar vader in het huis van Aleida. Er wordt gesuggereerd dat Aleida een kind krijgt van Cees. Aan het eind van het boek loopt Loulou van huis weg; haar terugtocht is begonnen. 3.3 Idee
De idee van een boek is een wereldbeeld, een visie, die de schrijver van het boek heeft willen uitdragen door middel van het boek. De idee in beide boeken is niet hetzelfde: Louis Couperus stond onder invloed van het naturalisme. In zijn boeken probeert hij dan ook duidelijk te maken dat een mens een product is van milieu, erfelijkheid en opvoeding. Dat zijn roman zich afspeelt in Indie, is niet zo vreemd, omdat Couperus in de tijd dat hij deze roman schreef, zelf in Indië verbleef. Helga Ruebsamen is als kind aan het begin van de Tweede Wereldoorlog met haar familie teruggekeerd naar Nederland. Haar roman is dan ook voor een groot deel autobiografisch. Zij heeft geprobeerd om te beschrijven hoe het was om als kind zo'n grote verandering mee te maken. 4. Recensies
In dit derde deel van mijn nota zal ik over 'De stille kracht' en 'Het lied en de waarheid' een recensie schrijven. 4.1 Recensie over 'De stille kracht' 'De stille kracht' is de enige volledige Indische roman die Louis Couperus geschreven heeft. Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag, drie jaar nadat zijn ouders met zeven kinderen uit Nederlands-Indië waren vertrokken. Hij was de jongste van elf kinderen. De familie Couperus bekleedde al generaties lang hoge bestuurlijke en militaire functies in Nederlands-Indië. Couperus was negen toen het gezin ter wille van de carrière van de oudste zoons weer naar Indië vertrok. Vijfeneenhalf jaar later keerde Couperus met zijn ouders naar Den Haag terug. De jaren op Java hadden grote indruk gemaakt en werden bepalend voor de rest van zijn leven. Louis Couperus is overleden in 1923. In 1899 ondernam Couperus een reis naar Nederlands-Indië. Daar schreef hij zijn enige 'koloniale' roman, 'De stille kracht'. Couperus is verder vooral bekend om zijn Haagse romans, zoals 'Eline Vere', 'De boeken der kleine zielen' en 'Het noodlot' en om zijn klassieke romans, zoals 'Antiek toerisme', 'De berg van Licht' en 'Xerxes of 'De Hoogmoed'. Louis Couperus behoort evenals Emants en Van Eeden tot de naturalistische schrijvers, alhoewel lang niet al zijn werk naturalistisch is. In 'De stille kracht' maken we kennis met het gezin van Otto van Oudijck, resident te Laboewangi. Van Oudijck heeft maar één ideaal: het welzijn van zijn district. Hij is getrouwd met Leonie, een vrouw die zich buiten zijn medeweten in de armen van diverse minnaars vlijt, waaronder haar stiefzoon Theo. Van Oudijcks dochter Doddy is zeer verliefd op de vrouwenverleider Addy de Luce. Ook met hem begint Leonie een verhouding. Nadat Van Oudijck in botsing is gekomen met de regent, ervaart hij hoe allerlei geheime krachten hem beginnen te bedreigen. In en rond het residentshuis wordt de situatie steeds beklemmender. 'De stille kracht' is een chronologisch verteld verhaal. Omdat de situatie in Indië voor ons onbekend is, duurt het even voordat je goed begrijpt hoe alles in elkaar steekt. De roman is verdeeld in zeven delen (zonder titel) en deze delen zijn weer onderverdeeld in vijf à zes kleinere hoofdstukjes, waarin meestal van ruimte wordt gewisseld. Er wordt veel spanning in het verhaal gebracht, maar omdat er uiteindelijk geen echte oplossing wordt gegeven, blijf je als lezer enigszins onbevredigd achter. Hoe realistisch het verhaal is, is moeilijk te beoordelen, omdat het zich 100 jaar geleden in een ander land afspeelt. Doordat Couperus echter verwijst naar zaken, zoals een zeebeving bij Ternate en Halmheira, de zaak Dreyfus en Transvaal, komt het boek in ieder geval wat betreft 'tijd' heel realistisch over. 'Men had veel gesproken over Dreyfus, men begon te spreken over Transvaal, maar over Ternate sprak men ternauwernood.' (pag. 122) De zaak Dreyffus en de oorlog in Transvaal speelden in 1899. De beschrijvingen van alle mystieke gebeurtenissen zijn voor ons westerlingen heel moeilijk aan te voelen, maar het was voor de inlandse bevolking een reëel aspect van het leven is. Hoe verder je komt in het boek, hoe meer je gaat twijfelen aan de Hollandse denkbeelden over stille kracht e.d. Soms is het lezen van deze roman nogal slaapverwekkend. Het verhaal wordt veel trager verteld dan moderne romans. Er wordt veel tijd besteed aan het beschrijven van ruimtes. 'De resident wandelde eerst langs het huis van den secretaris; dan ter andere zijde een meisjesschool; dan de notaris, een hotel, de post, de president van den Landraad. Aan het einde van de Lange Laan stond de Roomsche kerk en verder op, de brug over der Kali, lag het station. Bij het station was meer verlicht dan de andere huizen…. enz' (pag. 7) In de tijd dat het boek verscheen, zorgde het zowel in Indië als in Nederland voor grote opschudding. Vooral de figuur van Leonie werd scherp veroordeeld. Wij zijn tegenwoordig niet meer zo geschokt als wij lezen over seksuele uitspattingen, alhoewel een relatie met je stiefzoon ook nu nog als incestueus wordt gezien. 'Zij hield van Theo, om zijn frissche jeugd. En hier op Laboewangi, was hij haar eenige ondeugd, een doortrekkende inspecteur en de roze engeltjes niet meêgerekend. Zij waren nu als stoute kinderen, zij lachten stil, in elkanders armen.' (pag. 19) Mocht het Couperus bedoeling zijn geweest om de Hollandse lezer kennis te laten maken met de koloniale overheersing en het leven dat Nederlanders leidden in Indië, dan is hij daar goed in geslaagd. Het is je als lezer duidelijk dat het verschil in opvatting en overtuiging zo groot is tussen mensen in het oosten en in het westen, dat de kloof niet makkelijk overbrugd kan worden. Als lezer nu, vraag je je ook af, waarom Nederland zich in dit land baas had gemaakt en het land niet gewoon aan de eigen bevolking had overgelaten. In onderstaand stukje wordt duidelijk hoe de meeste Indiërs door de Nederlanders behandeld werden. 'De resident, een groote man, in een zwart jasje, witte broek, liep de kamer door en riep naar buiten: -Oppas! De hoofdoppasser, in zijn laken uniformrokje, de panden breedgeel omzoomd, naderde met gebogen knieën, hurkte neêr… -Roep de nonna! -De nonna is al uitgegaan, Kadjeng! fluisterde de man en schetste met beide handen, de vingers tegen elkaar, het eerbiedige gebaar van de semba.' (pag. 6) Voor velen zal de ‘De stille kracht’ het eerste boek zijn dat ze lezen dat over ons koloniale verleden en de occulte krachten in Indië gaat. Hoewel het boek soms wat saai en langdradig is, worden de gebeurtenissen in de loop van het boek steeds boeiender en groeit het mysterie rondom de stille kracht. Het is jammer dat je er als lezer niet echt achter komt wat de stille kracht nou precies inhoudt. Het is moeilijk om je in te leven in de hoofdpersonen, omdat het leven dat zij leiden erg verschilt met ons leven hier. Het boek is niet zomaar aan iedereen aan te raden. Wel is dit boek geschikt, als je op zoek bent naar een boek uit het begin van deze eeuw, of als je geïnteresseerd bent in het koloniale verleden van Nederland. 4.2 Recensie over 'Het lied en de waarheid' Het boek ‘Het lied en de waarheid’ is geschreven door de Nederlandse schrijfster Helga Ruebsamen en is in 1997 gepubliceerd. Helga Ruebsamen werd geboren in 1934 in het toenmalige Weltevreden, Batavia. Haar vroege kinderjaren bracht ze door in Bandoeng op Java. Toen in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verbleef het gezin in Den Haag, waar het, met onderbrekingen, voortaan zou blijven. Na 1945 bezocht Helga Ruebsamen diverse middelbare scholen en in 1951 deed zij eindexamen HBS, waarna zij vertrok naar Parijs om balletlessen te volgen bij Olga Preobajenskaja. In 1959 werd haar eerste bundeling verhalen van haar eervol vermeld door de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs. In 1964 verscheen haar debuutbundel: 'De Kameleon'. Hierna volgden nog twee romans: 'De heksenvriend' (1966) en 'Wonderolie' (1970). In 1971 kwam weer een aantal korte verhalen uit, gebundeld in: 'De ondergang van Makarov'. Pas in 1988 deed zij een vijftal nieuwe verhalen de deur uit onder de titel: 'Op Scheveningen' (1988). De volgende verhalenbundel 'De dansende kater', verscheen in 1991. Het boek 'Het lied en de waarheid' lijkt autobiografisch geschreven te zijn, gezien de biografie van Helga Ruebsamen. Toch blijkt dit volgens de schrijfster niet zo te zijn, wel putte ze voor haar boek uit de bron van haar eigen leven. Er is hier dus sprake van een gedeeltelijk autobiografisch boek. De hoofdpersoon in 'Het lied en de waarheid' is Loulou. Het verhaal wordt als het ware beleefd door de ogen van dit meisje. Het eerste deel van het boek speelt zich af in Indië zo rond 1938. Loulou's vader werkt in Indië als arts. Loulou brengt haar dagen in Indië door met wandelen door de tuin, uitstapjes maken, zwemmen en theepartijen bijwonen, dit alles samen met haar moeder Heleen, tante Margot en oom Felix. De avonden brengt zij door met de nachtmensen. In de wereld van de nacht spelen geesten, kwade krachten en mystieke oosterse vertellingen een grote rol. Op een dag krijgt Loulou te horen dat ze naar Holland gaan, om daar bij oma Mimi te gaan wonen. Wekenlang brengt Loulou door aan boord van het schip 'De Garoeda', samen met haar familie en Tinka. Zogauw ze een stap zet aan wal in het kille en koude en dan inmiddels in oorlog met Duitsland zijnde Nederland, beseft ze dat haar leven nooit meer zal zijn dan dat in Indië. Teruggaan lijkt voor Loulou en Tinka de enige oplossing, maar helaas is dat niet mogelijk. Als de Joodse Loulou moet gaan onderduiken samen met haar vader verandert haar leven voorgoed. Tijdens het lezen van het boek wordt de lezer als het ware in de belevingswereld van Loulou opgezogen. Je ervaart alles zoals zij dat ziet. 'Het was oneerlijk verdeeld in de wereld: de meeste mensen die ik kende, mochten altijd op blote voeten lopen. Bij uitzondering liepen ze weleens op lichte sandalen, die ze bij het minste of geringste zo konden uitschoppen. Waarom moest ik zulke knellende dingen aan?' (pag. 13) Ik vond het verhaal hierdoor erg gemakkelijk om te lezen; het taalgebruik van een klein kind kan immers nooit ingewikkeld zijn. 'In Bandoeng had ik twee moeders. De ene heette Heleentje en de andere was tante Margot, die bij ons woonde en die een zusje van mijn moeder was. 'Ik ben jouw mammie hoor, en tante Margot is jouw tante.' Dat wist ik best: mijn ene moeder heette mammie, de andere heette tante Margot.' (pag. 17) De belevenissen die Loulou meemaakt zijn erg triest. Ze verliest veel mensen in haar omgeving, zoals meneer Benjamin, Tinka en oma Mimi. Vooral de zelfmoord van Tinka maakte me erg droevig. Ik vind het namelijk heel erg dat zo'n jong meisje zelfmoord pleegt. Toch lijkt het alsof Loulou de zelfmoord van Tinka uiteindelijk accepteert. 'Ik heb haar niet de zee in zien lopen, tenminste niet verder dan een meter, niet verder dan haar enkels kwam het schuim van de zee. Dat kleine stukje liep ik nog met haar mee, een klein eindje achter haar aan. Toen keek ze om, over haar schouder, en boos, zo had ik haar nog nooit gezien. Ze was nog vreemder dan een vreemde. Haar gezicht stond hard en vastbesloten. Ik greep haar arm om haar uit het water te trekken. Ik wilde haar uit het water trekken, het lot stond nog niet vast, het kon nog veranderen, zij moest niet gaan.' (pag. 289) Doordat het verhaal door de ogen van Loulou wordt verteld, lijkt het heel realistisch. Het lijkt net alsof een jong meisje je vertelt wat ze allemaal heeft meegemaakt. Doordat je alles via Loulou's ogen ziet, weet je echter niet of ze alles wel goed opvat. Ze kan sommige dingen anders interpreteren dan ze in werkelijkheid zijn. Deze dingen zullen dus misschien minder realistisch zijn dan dat ze door Loulou worden beschreven. Net zoals in onderstaande dialoog, waarin Loulou denkt dat brieven kleintjes/baby'tjes kunnen krijgen. 'Ik riep mijn moeder dringend toe dat ze voorzichtig moest zijn voor het geval dat de brief kleintjes had, net zoals Teddy-Bali. 'Kleintjes? Wat kakel je nou?' ze hield de goudkleurig baret in haar hand, toegeknepen in de vorm van een banaan. Ik gilde: 'Daar zit-ie in, daar zit-ie in, pas op'. 'Waar?' 'In die pisang.' (pag. 87) Toch denk ik dat het verhaal in grote lijnen echt gebeurd zou kunnen zijn. Veel geschiedkundige gebeurtenissen die in het boek worden beschreven hebben ook werkelijk plaatsgevonden, zoals: leven in de koloniën, de Tweede Wereldoorlog en het onderduiken van de Joden. Het verhaal is chronologisch opgebouwd en bestaat uit vier delen. De delen spelen zich achtereenvolgens af: in Indië, aan boord van het schip 'Garoeda', in Parijs en Den Haag en in en om het huis van Aleida in het 'waterland'. Doordat het verhaal chronologisch is opgebouwd, is het goed te begrijpen. Loulou geeft op sommige plaatsen in het verhaal wel een soort aankondigingen van wat er nog gaat komen. Zo ook bij onderstaande passage. Op dit punt in het verhaal is het nog nooit ter sprake gekomen dat Tinka zelfmoord gaat of wil plegen. 'Als ze mij hadden gevraagd waarom Tinka is teruggelopen, had ik het kunnen vertellen. Maar niemand vroeg mij waarom ze is gegaan. Honderd keer vroeg iedereen naar wat er was gebeurd en hoe. Wat en hoe, daar gaf ik geen antwoord op.' (pag. 227) Hoe het leven van Loulou verder verloopt wordt niet onthuld. 'Achteromkijken deed ik niet meer, ik keek vooruit. Mijn terugtocht begon.' (pag. 396) 'Het lied en de waarheid' is echt een prachtig boek. Het boek doet erg realistisch aan en daardoor leefde ik echt met de hoofdpersoon mee. Doordat het boek uit verschillende delen is opgebouwd, is het nooit saai. Door het lezen van het boek kom je meer te weten over de Indische cultuur en het leven van westerlingen in Indië. Het exotische en mystieke deel over het leven van Loulou in Indië (het lied) verandert sterk ten opzichte van de delen waarin het leven van Loulou in Den Haag en in het 'waterland' (de waarheid) worden beschreven. Dit contrast in het verhaal, maakt dit boek juist zo waardevol. Het is iedereen aan te raden om dit boek te gaan lezen. Bijna iedereen zal in dit boek wel iets terug kunnen vinden waardoor dit boek voor diegene de moeite waard is om te lezen. 5. Keuzeopdracht

In dit vierde deel van mijn nota zal bij 'De stille kracht' en 'Het Lied en de waarheid' een opdracht uitvoeren. Als keuzeopdracht heb ik gekozen voor de opdracht om aan te tonen waarom de boeken kenmerkend zijn voor de schrijver. 5.1 Keuzeopdracht bij 'De stille kracht' Om aan te kunnen tonen in hoeverre ‘De stille kracht’ kenmerkend is voor Louis Couperus, is het nodig om veel informatie over de schrijver en zijn boeken te hebben. Hieronder een beschrijving van periodes uit de het leven van Couperus die van betekenis kunnen zijn geweest voor het schrijven van ‘De stille kracht’. Couperus werd niet in Indië geboren, maar in Den Haag, toen zijn vader reeds gepensioneerd ambtenaar was. Deze was raadsheer geweest van het Hooggerechtshof van Nederlands-Indië en van het hoog Militair Gerechtshof. Ter wille van de carrière van de oudere broers bij het Binnenlands Bestuur keerde het gezin in 1872 naar Indië terug (Louis was toen 9 jaar). De familie bleef er vijf jaar. Couperus heeft echter geen echte ‘Indische jeugd’ gekend. Daarvoor groeide hij op in een Europees milieu en was hij reeds te oud. Hij heeft ook geen inlandse baboe gehad, die hem vertrouwd maakte met de Indische mythologie en het ‘bijgeloof’ in geesten en spoken, zoals bij veel in Indië geboren en getogen kinderen wel het geval is geweest. Couperus was zeker gevoelig voor de Indische ‘magie’. In februari 1899, toen Couperus zesendertig jaar was en al enige boeken op zijn naam had staan, keerde hij met Elisabeth Baud, met wie hij in 1891 getrouwd was, terug naar Indië voor een familiebezoek. Tegelijkertijd was het een poging om te ontkomen aan het benauwende van zijn Haagse aristocratische milieu, dat hij al eerder had beschreven in zijn Eline Vere. Het was ook een poging om iets terug te vinden van die serene rust die hij had gekend toen hij als kind in de beschermende cocon van zijn regentenfamilie enkele jaren had doorgebracht. Ogenschijnlijk vindt Couperus die rust, temidden van de lome luxe en de sfeer van welvoldaanheid die aanwezig was in het paleis van zijn zwager die in Tegal op Java als resident de kolonialistische traditie van zijn familie voortzette. Hij voert er zijn vermaarde tableausvivants op, waardoor hij ook zelf de weelderige kostuums ontwerpt, hij maakt er zijn ritjes in elegante koetsjes, hij fleurt de anders zo dodelijk vervelende maaltijden van de regentenfamilie op met grapjes, anekdotes en verhalen, hij oogst veel bewondering met zijn geboetseerde ornamentjes en figuurtjes van klei, hij vertaalt opera’s en zingt zelf, tot groot vermaak, alle rollen, hij is een enthousiast deelnemer aan het occulte spel van het tafel en een graag geziene causeur in het enge wereldje van de Nederlandse koloniale heerserskliek. In literair opzicht is dit verblijf in Indië van een jaar zeer vruchtbaar geweest. Couperus schreef in Tegal van juli tot oktober ‘Langs lijnen van geleidelijkheid’, een in Italië spelende roman en begon daarna meteen aan ‘De stille kracht’. Hij liet zich inspireren door zijn directe omgeving en door de werkelijkheid, maar verwerkte die op een geheel eigen wijze. Pas in 1921 keerde Couperus van Indië terug. Hij was toen journalist van de Haagsche Post en schreef wekelijkse feuilletons over zijn reiservaringen, later gebundeld onder de titel Oostwaarts. 4) Uit bovenstaand stuk blijkt dat Couperus ‘De stille kracht’ tijdens zijn verblijf in Indië heeft geschreven. ‘De stille kracht’ is Couperus’ enige boek dat zich in Indië afspeelt, dat wil zeggen de enige roman die zich volledig afspeelt in Indië en Indische toestanden tot onderwerp heeft. Veel dingen die Couperus heeft meegemaakt in zijn leven, zijn terug te vinden in ‘De stille kracht’. Dingen die Couperus zelf heeft meegemaakt en ook in ‘De stille kracht’ beschrijft: - De Indische magie, de stille kracht ® Als klein kind in Couperus zelf erg onder de indruk van de Indische occulte krachten, deze krachten vormen ook een belangrijk motief in ‘De stille kracht’. - het leven van de heerserskliek in Indië ® Als Couperus op jonge leeftijd naar Indië verhuist, groeit hij op in een regentenfamilie. als hij op zesendertig jarige leeftijd terugkeert naar Indië, woont hij een jaar bij zijn zwager die resident is in Indië. De hoofdpersoon in ‘De stille kracht’, Otto van Oudijck is zelf een regent, het boek speelt zich in het milieu van de hooggeplaatsten af. - de ‘feestjes’ van de rijke overheersers ® Couperus geniet van zijn optredens bij de anders zo saaie maaltijden en feestjes van de rijke westerlingen, tijdens zijn verblijf bij zijn zwager. Hij zingt, ontwerpt kostuums en doet graag mee aan het occulte spel van de tafel. In ‘De stille kracht’ worden ook veel van dit soort feestjes gehouden, de rol van de entertainer is dan echter weggelegd voor Eva. - het gaan naar Europa na verblijf in Indië Zowel Eva als Leonie houden het niet in Indië uit en gaan naar Europa. Couperus zelf keerde na zijn bezoeken aan Indië altijd weer terug naar Europa. Er is echter een verschil; uit de autobiografie van Couperus blijkt dat hij een deel van zijn jeugd zorgeloos in Indië heeft doorgebracht en dat zijn reis naar Indië op zesendertig jarige leeftijd, hem veel goed heeft gedaan. Toch schildert Couperus in zijn boek de Nederlandse regentenkliek - die in Indië hun kans schoon ziet om met behulp van hun ambtenaren en de Indische adel over de ruggen van de inlandse bevolking carrière te maken, de massa uit te persen, om daarna zo snel mogelijk, met hun verworven buit en hun verworven aanzien, weer neer te strijken in Den Haag – (terecht) scherp en kritisch af. ‘De stille kracht' is niet het enige boek waarin gebeurtenissen plaatsvinden in een milieu waarin Couperus zelf ook heeft geleefd. ‘Eline Vere’ gaat over een melancholiek meisje uit een welgesteld Haags milieu, Couperus is zelf ook opgegroeid in Den Haag. In de eerste jaren van Couperus’ huwelijk ontdekt hij Italië en schrijft daar romans over zoals ‘Majesteit’, ‘Wereldvrede’, en ‘Hooge Troeven’. Gesitueerd in Den Haag en deels in Indië, plaatsen waar Couperus heeft gewoond, is het boek ‘Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan’. De boeken van Couperus hebben veel verschillende onderwerpen, toch heeft hij maar een beperkt aantal karakters tot zijn beschikking. Als zijn personen enige belangstelling aan de dag leggen voor de buitenwereld, zijn dat altijd vrouwen (als Eva), zijn andere vrouwtype is daarentegen hersenloos, zinnelijk en gehuld in pastelkleurig negligé (als Leonie). Zijn mannen zijn óf sympathiek maar fantasieloos (als Van Oudijck) óf wellustelingen die dan ook altijd als dieren worden voorgesteld. De personages uit ‘De stille kracht’ zijn dus vergelijkbaar met personages uit andere boeken van Couperus. Eva bijvoorbeeld, is degene die wat tegenwicht zoekt in een lome belangstelling voor sociale rechtvaardigheid – als Constance (in 'De kleine zielen’) en als Cornélie (in ‘Langs lijnen van geleidelijkheid’) ‘De stille kracht’ is kenmerkend voor Louis Couperus omdat: - het gegeven dat plaatsen waar Couperus heeft geleefd, het decor zijn voor zijn boeken, ook in ‘De stille kracht’ voorkomt - veel gebeurtenissen uit de jeugd en het verdere leven van Couperus in ‘De stille kracht’ beschreven worden - de belangrijkste personen uit ‘De stille kracht’ overeenkomen met de standaardpersonages die Couperus ook voor zijn andere romans gebruikte - het boek zich in Indië afspeelt en Couperus ook zich ook zelf in Indië bevindt als hij het boek schrijft 5.2 Keuzeopdracht bij 'Het lied en de waarheid' Om aan te kunnen tonen dat ‘Het lied en de waarheid’ kenmerkend is voor Helga Ruebsamen, is het nodig om enige informatie over de schrijfster en haar boeken te hebben. Helga Ruebsamen werd in 1934 geboren in het toenmalige Weltevreden, Batavia. Haar vroege kinderjaren bracht ze door in Bandoeng op Java. Toen in 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verbleef het gezin in Den Haag, waar het met onderbrekingen, voortaan zou blijven. Na 1945 bezocht Helga Ruebsamen diverse middelbare scholen en in 1951 deed zij eindexamen HBS, waarna zij vertrok naar Parijs om balletlessen te volgen bij Olga Preobajenskaja. In 1959 werd haar eerste bundeling verhalen eervol vermeld door de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs. In 1964 verscheen haar debuutbundel: ‘De Kameleon’. Hierna volgden nog twee romans: ‘De heksenvriend’ (1966) en ‘Wonderolie’ (1970). In 1971 kwam weer een aantal korte gebundelde verhalen uit, gebundeld in: ‘De ondergang van Makarov’. Pas in 1988 deed zij een vijftal nieuwe verhalen de deur uit onder de titel: ‘Op Scheveningen’ (1988). De volgende verhalenbundel ‘De dansende Kater’, verscheen in 1991. In de zomer van 1997 verscheen het boek ‘Het lied en de Waarheid’. Volgens de schrijfster is het boek ‘Het lied en de waarheid’ niet volledig autobiografisch. Wel putte ze voor het boek uit de bron van haar eigen leven. ‘Het lied en de waarheid’ kan dus beschouwd worden als een gedeeltelijk autobiografisch boek. Loulou, de hoofdpersoon van ‘Het lied en de waarheid’ kan mogelijk beschouwd worden als de alter-ego van Helga Ruebsamen. Overeenkomsten tussen Loulou en Helga Ruebsamen: - beiden worden in Nederlands-Indië geboren - beiden groeien op in Nederlands-Indië - ze verhuizen allebei op zesjarige leeftijd naar Den Haag als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt - Loulou’s vader is een Joodse Duitser, Helga Ruebsamen is waarschijnlijk ook (half) Duits, Helga is namelijk een Duitse voornaam en Ruebsamen is een Duitse achternaam, in het Duits: Rübsamen. Helga heeft haar achternaam van haar vader gekregen, hij is dus waarschijnlijk ook een Duitser, net zoals Loulou’s vader. Of Helga Ruebsamen Joods is, is niet terug te vinden in haar autobiografie. Doordat Helga Ruebsamen nogal gesloten is over haar privé-leven is het niet mogelijk om de vergelijking tussen haar en Loulou uit te breiden. ‘Het lied en de waarheid’ is het eerste boek van Helga Ruebsamen waarin autobiografische delen voorkomen. Het is daardoor niet mogelijk om te zeggen dat het putten uit de bron van haar eigen leven kenmerkend is voor Helga Ruebsamen is. Het is natuurlijk wel duidelijk dat dit boek past bij Helga Ruebsamen en dat bijna alleen zij dit boek zo mooi geschreven kon hebben door de ervaringen uit haar eigen leven. 6. Slot
Ik heb de beide boeken met plezier gelezen. 'Het lied en de waarheid' boeide mij wel meer dan 'De stille kracht'. De stromingsopdracht kostte mij veel tijd, doordat ik veel citaten op moest zoeken. Wel wordt de inhoud van het boeken zo duidelijker, omdat je zeer intensief bezig bent met het 'uitpluizen' en analyseren van de boeken
De tweede opdracht was een goede aanvulling op de eerste opdracht, het is namelijk ook een soort analyse van een boek, maar nu wordt ook de bedoeling van de schrijver belangrijk. Het schrijven van de recensies, de derde opdracht, vond ik het leukst om te doen. In de recensies is ook plaats voor je eigen mening, dat vind ik leuk om te doen. Ook in deze opdracht was het de bedoeling om citaten de geven uit de boeken. Ik merkte wel dat het zoeken naar bepaalde citaten steeds sneller ging, dat kwam doordat ik steeds een beter overzicht kreeg van het boek. Op het laatst kon ik een bepaalde pagina zeer snel opzoeken, terwijl ik daar in het begin best lang over deed. De laatste opdracht vond ik de moeilijkste opdracht. Vooral het vinden van bruikbare informatie over Helga Ruebsamen was nogal lastig. Uiteindelijk heb ik op Internet toch informatie over haar gevonden die ik gebruiken kon. Ik hoop dat ik de opdrachten juist heb uitgevoerd. Ik heb in ieder geval mijn best gedaan en veel tijd aan het maken van deze nota besteed. 7. Bibliografie
7.1 Primaire Literatuur
Couperus, Louis, De Stille Kracht. Groningen 1993 (1900). Ruebsamen, Helga, Het Lied en de waarheid. Amsterdam/Antwerpen 1997. 7.2 Secundaire Literatuur
Calis, Piet, e.a., Het spel en de knikkers. Kernboek 2. Literatuurgeschiedenis van 1880 tot heden. Amsterdam 1972. Gersie, M. H., Het naturalisme in het proza in Nederland eind 19de eeuw. Alkmaar 1983. Valent, Couperus en Indië. Amsterdam 1982. http//www.internetcollege.nl 8. Noten
1) Calis, Het spel p. 11
2) Gersie, Het naturalisme p. 2
3) Valent, Couperus en Indië, p. 2-20
4) Valent, Couperus en Indië, p. 3-4

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.