Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Schoolonderzoek: natuur en milieu

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1455 woorden
  • 18 maart 2003
  • 25 keer beoordeeld
Cijfer 4
25 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Aardrijkskunde samenvatting schoolonderzoek: “Natuur en milieu” Hoofdstuk 1 “Het ontstaan van diversiteit” §1 “Is er veel variatie in Nederlandse landschappen?” A Wat is een landschappelijke hoofdstructuur? Landschappelijke hoofdstructuur zijn verschillende landschappen in dat gebied (land). In Nederland onderverdeeld in 6 landschappen gekenmerkt door hun grondsoort. Zeeklei landschap (de zee, de mens), het veenlandschap (vergaan lagen plantenresten, de mens), krijt/loss landschap (rivieren, de mens, opheffing), rivierkleilandschap (de rivieren, de mens), zandlandschap ( rivieren, ijs, de mens) en duinlandschap (zee, de mens). NOTE: de verschillende landschappen zijn terug te vinden op GB14 (specificatie van 15 t/m 18)! B Is er verband tussen de ecologische hoofdstructuur en de diversiteit van landschappen?
Ja, de natuurgebieden in Nederland zijn te vergelijken met eilanden uit de eiland theorie wat inhoud dat de diversiteit (aantal soorten dieren en planten) en de complexiteit (onderlinge afhankelijkheid) afneemt naarmate een eiland verder van het vaste land aflicht. Omdat de natuurgebieden in Nederland zover van elkaar afliggen treed dit effect hier ook op wat word tegengegaan door de EHS (Ecologische Hoofd Structuur) die als doel heeft zoveel mogelijk gebieden te verbinden waardoor de eiland theorie niet in werking treed. § 2 “Waardoor veranderd de landschappelijke diversiteit?” A Welke natuurlijke processen veranderen de landschappelijke diversiteit? Het Nederlands landschap is gevormd in het Pleistoceen en het Holoceen. De zee, de wind, het ijs hebben alle invloed gehad. Tot de twintigste eeuw is de diversiteit toe genomen. B Welke activiteiten van de mens veranderen de landschappelijke diversiteit? Ontginningen (betere ploeg technieken en betere bemestingstechnieken omdat de bevolking sterk toenam), droogmalerij, bemesten, schaalvergroting (men verbouwde niet alleen maar voor hun eigen eten maar verbouwde meer zodat ze ook wat konden verkopen. De regionale schaal maakte plaats voor nationale en internationale schaal. Ruilverkaveling was een logisch gevolg.) §3 “Wat is de invloed van de mens op milieu en inrichting van gebieden?” A Hoe gaat de mens om met het milieu?
Slecht door: aantasting (landschappen, en daarmee ecosystemen, worden veranderd), uitputting (mens onttrekt grondstoffen uit natuur die zij niet in het zelfde tempo weer kan aanmaken, bv: olie, steenkool en gas) verontreiniging (iets toevoegen aan het milieu zoals bv: luchtverontreiniging door uitlaatgassen, waterverontreiniging door olie lozingen) B Welke functies van het landschap moeten behouden blijven? Informatiefunctie (je kunt uit dingen in het landschap dingen leren over bijvoorbeeld het functioneren van een landschap), draagfunctie (natuur draagt leefgemeenschappen; ecosystemen) productiefunctie (de landschappen produceren dingen zoals vis etc.), regulatiefunctie (het landschap reguleert de waterhuishouding bijvoorbeeld). Ook heeft de natuur een natuurwaarde voor ons wat inhoud dat wij het leuk vinden om er te zijn. C Welke gevolgen heeft het overheidsbeleid voor de milieu kwaliteit? Integraal Ketenbeheer zorgt ervoor dat er geen grondstof op de vuilnisbelt terecht komt (ecologische en economische voordelen) (draagfunctie!). Nota´s ruimtelijke ordening zorgen voor en goede (beter) leefbare woonomgeving. Milieubeleidsplannen (NMP) proberen de milieukwaliteit te verbeteren. De EHS stelt ROM-gebieden aan (Ruimtelijke Ordening en Milieu). ROM-gebieden zijn enerzijds gebieden die een grote milieuwaarde kennen en dus behouden moeten blijven en anderzijds zijn er ook ROM-gebieden die juist (sterk) verbeterd moeten worden. Twee voordelen van ROM-gebieden zijn: voor elk gebied een speciaal beleid (grotere kans op herstel of verbetering) en de overheden werken beter samen. NOTE: ROM-gebieden zijn te vinden op GB 56M! Hoofdstuk 2 “De werking van het natuurlijk milieu” §1 “Hoe werken ecosystemen op ruimtelijke schaalniveaus?” A Hoe werken ecosystemen?
Een ecosysteem kent een biotische (niet levende omgeving) en een abiotische (wel levende omgeving). De interactie tussen deze twee vormt het ecosysteem. Zowel interne dynamiek (veranderingen binnen ecosysteem zelf) als externe dynamiek (veranderingen van het ecosysteem van buiten af zoals de mens) veroorzaakt successie (ontwikkeling in tijd). Een ecosysteem begint in een pioniersstadium (begin fase) en eindigt in een climax (eindfase). De tijd tussen deze twee heet successie. Hoe verder de successie hoe hoger de diversiteit (aantal soorten) en de stabiliteit (geen drastische veranderingen). De grens waarbinnen leven mogelijk is noemen we de tolerantie grens. B Op welke ruimtelijke schalen werken ecosystemen? Lokaal (sloot, weide; ook wel ecotopen genoemd), regionaal (zandlandschap), nationaal (twee a drie zandlandschappen), continentaal (netwerk van ecosystemen bijvoorbeeld alle toendra´s samen staan nog in verbinding), mondiaal (ozonlaag), fluviaal (stelsel van rivieren of rivier). §2 “Welke invloed hebben activiteiten van de mens op ecosystemen?” A Hoe beïnvloeden activiteiten van de mens ecosystemen? Wij verlangen daarmate van maatschappelijke activiteiten en behoefte´s uit de samenleving de verschillende functie´s van het natuurlijk milieu. Daarmate van verandering, aantasting en onttrekking veranderen wij kringlopen wat op zijn beurt weer milieuproblemen kan veroorzaken. Problemen: lokaal (=geluidshinder, stank, luchtverontreiniging), regionaal (=vermesting, verdroging, afval berging), fluviaal (=afvalstoffen verspreiding, verzilting), continentaal (=verzuring, verwoestijning, afname diversiteit), mondiaal (=broeikas effect, klimaatveranderingen, aantasting ozonlaag). B Wat zijn de oorzaken en effecten van activiteiten van de mens?
Bevolkingsgroei, economische groei, technologische groei leggen een druk op de productie, consumptie en afvalverwerkingsectoren. Daarmate van verontreiniging, uitputting en aantasting worden de compartimenten (bodem, water, lucht, biota en grondstoffen) aangetast (in de vorm van verzuring, verdroging etc.). Dit heeft ook weer maatschappelijke effecten (op de materiele en immateriele welvaart, de natuurwaarden en de menselijke gezond- en veiligheid). De technologische vooruitgang kent naast al deze nadelen ook een voordeel: we ontdekken betere manieren om het afval te verwerken. C Wat is duurzame ontwikkeling? Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling waarbij niet alleen mensen die nu op aarde leven in hun behoefte´s kunnen voorzien, maar ook de volgende generatie (`s). Een andere manier van denken is hiervoor wel vereist (een mentaliteitsverandering) maar ook een andere, duurzame, manier van handelen. §3 “Is de omvang van de milieugebruiksruimte overal hetzelfde?” A Wat is milieugebruiksruimte? Aarde met haar hulpbronnen. Beschikbare milieugebruiksruimte per land: totale wereldmilieugebruiksruimte : totale wereldbevolking X inwoners bepaalt land. B Waaruit bestaat de milieugebruiksruimte? Elementen milieugebruiksruimte: niet vernieuwbare grondstoffen, vernieuwbare grondstoffen en bronnen (hout), water, energie, ruimte (landbouwgrond). Duurzaam gebruik vereist willen we binnen onze eigen milieugebruiksruimte blijven. C Waardoor wordt de milieugebruiksruimte beïnvloed?
1) mate van aantasting, verontreiniging (water), uitputting (minder niet nieuwe vernieuwbare grondstoffen) MGR kleiner (door minder aan hulpbronnen). nieuwe hulpbronnen worden ontdekt/ nieuwe methoden om hulpbronnen te winnen (energie) MGR vergroot (meer door bijv. grote gasbel) mate van welvaart (grotere druk op energie en water waardoor sneller dingen ontdekt worden MGR vergroot (nieuwe technieken) of verkleint (door grotere druk). Bevolkingsgroei meer mensen consumeren MGR kleiner (door grotere druk). Snelheid natuurlijke groei hulpbronnen MGR herstelt sneller §4 “Paragraaf vier hoeft niet” Hoofdstuk 3 “Klimaat en klimaatsveranderingen” §1 “Welke klimaten komen voor op wereldschaal?” A Wat is klimaat en waarin verschillen klimaten? Klimaat is gemiddelde weerstoestand in een groot gebied gemeten over een langere periode (30 jaar). Belangrijkste aspecten: (jaarlijkse) temperatuur, neerslag, verdamping, zonneschijn, wind. Ook intensiteit en extremen worden gemeten (warmste maand, droogste maand). Fysisch-geografisch zones zijn deelgebieden op basis van een of meer natuurlijk kenmerk (Köppen systeem). B Welke klimaten komen voor op wereldschaal?
A tropische klimaten (savanne + tropisch regenwoud) B droge klimaten (steppe + woestijn) C gematigd zeeklimaat D gematigd land klimaat E (+ H) (toendra + hooggebergte) f = geen droge tijd s = droge zomer w = droge winter E t = toendra E h = hooggebergte E f = frost/ forst (polen) B s = steppe B w = woestijn C Hoe verandert het klimaat? Klimaatsveranderingen kunnen worden veroorzaakt door de natuur zelf (op zogenoemd “macroniveau”) (Carboon en Pleistoceen) (verandering in stralingsbalans = bepaalde gebieden geven nog meer af dan dat ze ontvangen aan energie) of door de mens (broeikaseffect = mens veranderd samenstelling atmosfeer, meer koolzuur, waardoor de atmosfeer meer warmte vast houd waardoor de temperatuur stijgt). §2 “Paragraaf twee hoeft niet” §3 “Hoe verklaar je klimaatsveranderingen?” A Hoe kan de mens klimaatsveranderingen veroorzaken? Verbranding van fossiele brandstoffen zorgt ervoor dat er meer kooldioxide in de lucht komt (= warmer op aarde) en ontbossing, want bossen hadden het vermogen kooldioxide om te zetten in zuurstof maar als je ontbost kan de toename van kooldioxide niet worden afgeremd. Bevolkingsgroei is de oorzaak weer van deze twee want deze verhoogd het energiegebruik. B Hoe kan de natuur klimaatsveranderingen veroorzaken?
Vulkaanuitbarstingen = afkoeling op aarde door dat uitgespuwd zaveldioxide gas en stofdeeltjes tot een hoogte van 50 km worden opgeworpen en daar een wolk vormen die de temperatuur niet goed doorlaat. Continentendrift = doordat continenten gedurende de lange geologische geschiedenis verschoven kwamen continenten op andere breedtegraden te liggen wat grote gevolgen had voor het klimaat. Stand v.d. aardas = hoek van de aardas is niet constant. Zon = de aanvoer van energie in de vorm van zonnestralen is niet constant (1% minder energie is een daling van 1° C ). Dit komt weer door het 180 jaren ritme van het volume van de zon. Aarde = aarde heeft geen constante baan rond de zon afstand tot zon is niet altijd gelijk. Eerste wet van Buys Ballot = wind waait van hoog (noord en zuidpool) naar laag drukgebied (60° NB en ZB). Hadley cel = cirkel die tropische lucht beschreef C Welke invloed hebben mens en natuur op het broeikaseffect? Temperatuur op aarde valt samen met magnetisme van de zon.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.