Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1345 woorden
  • 9 juni 2010
  • 207 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
207 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1
1.2 Een grens tussen arm en rijk
- Verschil in welvaart
- Verdeling beroepsbevolking: Hoe meer mensen in de landbouw, hoe armer het land.
Mexico -> Veel mensen in landbouw
-> Weinig dienstensector, daarin vooral informele sector
VS -> Dienstenmaatschappij
-> Handel, transport, financiële sector, gezondheidszorg en onderwijs zijn hoog ontwikkeld
-> grote koopkracht

- Verschil in spreiding en groei
- Bevolkingsspreiding

Mexico: grootste bevolkingsdichtheid in centrum land (vooral Mexico City)
- Geboorte en sterfte
Mexico: hoog geboortecijfer, laag sterftecijfer (vergroening)
VS: laag geboortecijfer, hoog sterftecijfer (vergrijzing)

- Verschil in cultuur
Taal, godsdienst, bouwstijl, gebruiken
Zuidwest-VS + Mexico: Spaanse kolonie geweest
-> mengcultuur in grensregio

1.3 Relaties: handel en investeringen
- VS-Mexico een centrum-periferierelatie
Handelsbalans (bron 9!)
= verschil in waarde van geïmporteerde en geëxporteerde goederen
-> Mexico: laagwaardige export, hoogwaardige import. VS andersom

- Grensregio (Tortilla Curtain)
Maquiladora’s / assemblagebedrijven
= bedrijven die voor arbeidsintensieve deel van productieproces gebruik maken van lage lonen
Voordelen:

- Geen importbelasting
- Gunstige ligging t.o.v de VS

1994: NAFTA: VS, Canada en Mexico versloten verdrag vrijhandelszone
Maquiladora’s ook buiten grenszones stichten

Waardoor is groei van maquiladora’s gestopt?
Door chinese concurrenten die het voor 75% goedkoper doen.

1.4 Go north, young Mexican
- De grens trekt
Illegale Mexicanen in VS -> vooral landbouw, bouw, horeca en huishouding (vrouwen)
Pushfactor: armoede
Pullfactor: werk en inkomen
Volgmigratie = na de eerste migratie komen ook familie en kennissen over

- Migratie in de grensregio
Afstandsverval = wanneer een ruimtelijk verschijnsel afneemt naarmate de afstand toeneemt
Dubbelsteden: kleine plaatsjes zijn door migratie en komst maquiladora’s uitgegroeid tot grote steden
El Paso -> dienstencentrum

Ciudad Juárez -> industrieland

1.5 Mexico en de VS: voor eeuwig verbonden
- Economie: met de groeten van Uncle Sam
Bron van inkomsten Mexico:
1. Olie-export
2. Migrantengeld

Mexicanen profijt voor VS:
- Goedkoop
- Doen het vuile werk
- Gemakkelijk ontslagen worden
- Houden productiekosten laag

VS profijt voor Mexico:
- Maquiladora’s
- bron van inkomsten

Probleem: Illegalen verdringen legale arbeidskrachten.

- Milieu: kind van de rekening?
Rivier de Rio Grande: vervuilde rivier

Door: niet internationale bedrijven (die willen imago groot houden), maar door duizenden kleine vedrijven

Oorzaken:
bedrijven en steden aan beide kanten van de grens gebruiken het als open riool.
- corruptie (=omkoping) onder inspecteurs

- boetes zijn niet hoog

Maatregelen:
Internationale aanpak

Cuidad Juárez: economische groei -> veel migranten
Te weinig scholen en geen aansluiting op waterleiding en riool.

Overige aantekeningen
Schaalniveau’s:
- Mondiaal, globaal -> wereld
- Continentaal -> werelddelen
- Nationaal -> land
- Regionaal -> regio, provincie
- Lokaal -> stad, dorp

Fluviaal = stroomgebied van een rivier
Urbanisatie = mensen trekken naar de stad

Wat maakt de grensregio uniek?
1. Meest harde grens tussen arm en rijk
2. Eigen grensoverschrijdende identiteit.
-> Mengcultuur
-> Wijkt af van identiteit Mexico en VS (taal, muziek etc)
3. Tegenstelling tussen arm en rijk kleiner dan tussen Mexico en VS als geheel
4. Dubbelsteden


Problematiek grensregio
1. Toename laaggeschoolde arbeid in economie VS -> volgmigratie (nationaal)
2. Mensensmokkel en drugshandel (regionaal)
3. Overbevolking in dubbelsteden -> krottenwijken

1.6 Arm en rijk
- Hoe meet je welvaart?
- BNP per inwoner (BNP/hoofd) -> welvaart
(Waarde van alle goederen en diensten in een land per jaar+inkomsten buitenland):aantal inwoners. -> dollars of euro’s
- VN-welzijnsindex -> welzijn
Let op koopkracht, maar ook op alfabetiseringsgraad en levensverwachting.

-> Andere aanwijzingen voor mate van ontwikkeling:
- Verdeling beroepsbevolking
- Toegang tot schoon drinkwater, scholing en gezondheidszorg
- Voedselsituatie

- Problemen bij meten van welvaart (gebruik: BNP/hoofd)
1. Dollar is niet overal evenveel waard (denk aan: Mexico/VS).

-> koopkracht
2. Inkomsten uit informele sector, ruilhandel en zelfvoorziening tellen niet mee in de officiële statistieken van de economie. (Arme landen -> grote informele sector)
3. Sociale ongelijkheid -> ongewenste en grote verschillen in inkomen en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen. Er wordt alleen naar gemiddelde gekeken.
verschillen vooral groot in semiperiferie landen, het grote inkomen verdeeld over klein aantal mensen (bv: Brazilië, Mexico, India), maar bv. in Vietnam juist goede verdeling dankzij socialistische regering.
4. Regionale ongelijkheid -> onrechtvaardige verschillen in welvaart en ontwikkeling tussen gebieden.

1.7 Centrum-periferie
- Verdeling van de welvaart
- Centrum -> rijke (westerse) landen
- Semiperiferie -> landen die de laatste 20 jaar een flinke groei hebben doorgemaakt
- Periferie -> armste landen

- Het centrum-periferiemodel
Oorzaken slechte verdeling welvaart in de wereld:
1. Interne oorzaken -> ligt aan het land zelf.
- Natuurlijke oorzaken (ongunstig klimaat, bergachtig, onvruchtbaar en nauwelijks natuurlijke
hulpbronnen
- Menselijke oorzaken (slecht bestuur, corruptie, oorlogen)
2. Externe oorzaken -> ligt aan soort relatie dat een ontwikkelingsland heeft met rijke landen.

Rijk = dominant, arm = afhankelijk. -> centrum-periferiemodel.
Gevolg -> ongelijke uitwisseling van:
- Goederen -> grondstoffen uit periferie, kapitaalgoederen uit centrum (oa machines).
- Arbeid -> ongeschoolde arbeidsmigranten uit periferie, hoogopgeleide technici uit centrum.
- Kapitaal -> schulden en terugbetalingen uit periferie, investeringen en leningen uit centrum.

Centrum: hoogste welvaart en grootste bevolkingsdichtheid. Belangrijkste stedelijke centra, industrieën en dienstverlenende bedrijven. Centrum heeft al macht vanaf het koloniale tijdperk.
Centrum-periferiemodel: gebruik op meerdere schaalniveaus.
Voordeel: ingewikkeld systeem wordt eenvoudig weergegeven.
Nadeel: de situatie wordt te simpel voorgesteld.

- Internationale arbeidsdeling
Vanaf 1980: internationalisering. Gebieden raken steeds meer met elkaar verweven.
Gevolgen voor internationale arbeidsverdeling (= specialisatie van werkgelegenheid in de verschillende delen van de wereld) -> af te lezen aan: exportpakket en samenstelling van beroepsbevolking van landen.
Bv: ontwikkelingslanden ->

Jaren 60: export vooral grondstoffen (ertsen, energie, handelsgewassen)
Nu: stijging export industriële producten (met ruim 30%)

NIC’s (= New Industrialised Countries)
-> China, Taiwan, Zuid-Korea
-> Brazilië, Mexico

1.9 Bevolkingsspreiding en migratie
- Bevolkingsdichtheid en spreiding
Bevolkingsdichtheid = gem. aantal inwoners per km²
Bevolkingsspreiding, hoge concentraties:
- Randen van continenten
- Kustvlaktes
- Langs rivieren
- In vruchtbare gebieden

- De spreiding verklaard
Bevolkingsspreiding verklaard in natuurlijke en sociaal-economische factoren:
1. Natuurlijke mogelijkheden
Klimaat, vruchtbare bodems, beschikbaarheid van water, niet te bergachtig.
2. Ligging
Ligging/verbinding bij economische kerngebieden.
3. Koloniaal verleden

Meeste vroegere kolonies: bevolking aan kustgebieden

- ‘On the move’
Soorten migranten (bron 38!):
- Economische migranten ->Verschil in welvaart en ontwikkelingsmogelijkheden
- Politieke migranten -> Vluchtelingen die wegens onderdrukking hun land verlaten (legaal)
- Ecologische migranten -> Natuur en/of milieurampen (buurlanden belangrijker dan rijke landen)

1.10 Wereldbeeld: bevolkingsgroei
- Bevolkingsgroei
Bevolkingsgroei -> verschil tussen geboorte- en sterftecijfer vaststellen.
Opvallend aan groei wereldbevolking:
1. De groei gaat steeds sneller
2. De groei gaat niet overal even snel

- Bevolkingsgroei en welvaart
Waarom hebben arme landen zo’n hoog geboortecijfer?
1. Demografisch: arme landen hebben een jonge leeftijdsopbouw
2. Scholing: bij vrouwen neemt kennis geboortegraad toe + betere carrièremogelijkheden. Hoe meer meisjes naar school, hoe lager de vruchtbaarheid.
3. Religie: katholiek geloof -> geen abortus en voorbehoedsmiddelen. Rijke landen -> de pil, en ontkerkelijking.

4. Cultuur: groot gezin geeft veel aanzien.
5. Gezondheidssituatie: zuigelingensterfte (= aantal baby’s per duizend levendgeborenen dat in het eerste levensjaar sterft). Hoe hoger de zuigelingensterfte, hoe hoger het geboortecijfer.
6. Armoede: verschil in welvaart. Welvaart stijgt -> kindersterfte daalt, beter opgeleide mensen, invloed van godsdienst neemt af, sociale zekerheid (bv: pensioen) wordt groter. Geen noodzaak voor groot gezin meer.

- Demografische transitie (bron!)
Ontwikkeling geboorte- en sterftecijfer geef je weer in een demografisch transitiemodel.
Verhouding tussen aantal 0-20-jarigen en aantal 20-65-jarigen = groene druk
Verhouding tussen aantal 20-65-jarigen en aantal 65+ = grijze druk

1.12 Cultuurgebieden
Cultuur = ideeën, overtuigingen en gebruiken die een groep gemeenschappelijk heeft.
Cultuurelementen:
- Immateriële elementen
Onzichtbaar -> normen & waarden, taal, godsdienst
- Materiële elementen
Zichtbaar -> bouwstijl, landbewerking, kleding

Cultuurgebied = Gebied waar één, of meerdere culturen die op elkaar lijken voorkomen.
Godsdienst -> direct: boeddhisme, hindoeïsme
-> indirect: westers, christendom

Islam breidt zich nu uit van de periferie naar het centrum (westen), door immigranten.


Kolonialisme = een land die zijn macht uitbreidt met de bedoeling het gebied te exploiteren (uitbuiting)

Taal:
- Inheemse talen verdrongen door: Engels, Spaans en Chinees.
- Belangrijk bij wereldwijde uitwisseling van informatie en ideeën.

1.13 Cultuurgebieden in verandering
Verandering van cultuurgebieden door:
- Veroveringen en kolonialisme
- Toerisme
- Migratie
- Moderne communicatiemiddelen

Diffusie = verspreiding vanuit een kerngebied naar een ruimtelijk verschijnsel
Cultuurvermenging = nieuwe cultuurelementen worden ingepast in de bestaande cultuur

Tegengestelde bewegingen op wereldniveau:
1. Homogenisering
Door verwestering vervagen grenzen tussen cultuurgebieden. Centrale normen en waarden worden wereldwijd gelijkgeschakeld -> begin mondiale cultuur.
Bv: producten die overal verkocht worden.

2. Heterogenisering
Door migratie ontstaat een mix van westerse en niet-westerse cultuurelementen.
Bv: multiculturele wijken.

Transnationale identiteit = twee culturen die zich verenigen.
Fundamentalisme = Richting dat zich vasthoudt aan de oorsprong. -> zetten zich af tegen invloeden van de westerse wereld: bv islam.



REACTIES

T.

T.

hai, weet iemand wat er van dit hoofdstuk CE-stof is, en wat SE-stof? ik zit nu in havo 5, dus ik kan het niet meer opzoeken :) alvast bedankt!

11 jaar geleden

M.

M.

@Tirza: par 2, 3 en 4 zijn SE, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 zijn CE

10 jaar geleden

C.

C.

wauw eindelijk iets dat duidelijker is dan dat vage boek

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.