Hoofdstuk 17, Twintigste eeuw: 1900-1940

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1210 woorden
  • 1 februari 2008
  • 58 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
58 keer beoordeeld

Twintigste eeuw (1900-1940)

POLITIEK

1914-1918 Eerste wereldoorlog
1917 Russische revolutie
Oktober 1929 Economische Crisis (Wall Street)
+- 1930 Fascisme
1933 Hitler rijkskanselier in Duitsland – Nationaalsocialisme was officieel aan de macht gekomen.
1937 – NSB onder leiding van A. Mussert kreeg 4 Tweede-Kamerzetels.
In Spanje woedde een burgeroorlog waarna Franco aan de macht kwam. De Tweede Wereldoorlog stond op uitbreken.
In mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen.


SOCIAAL-ECONOMISCH
Emile Durkheim noemde het verschijnsel waarbij gezamenlijke normen en waarden verdwijnen of onduidelijk worden anomie. In het begin van de twintigste eeuw werd het in het fin de siècle al geknakte burgerlijke wereldbeeld nog meer ondermijnd. Vrouwen gingen een belangrijke plaats in de maatschappij opeisen. De eerste feminiseringgolf was een feit. In Nederland kregen vrouwen in 1919 actief kiesrecht.
Deze veranderingen leidden enerzijds tot optimisme over en bewondering voor de nieuwe tijd. Anderzijds leidden de veranderingen tot angstgevoelens en pessimisme. Zo vreesde men dat de wervelende reclames in de metropool tot zedenverwildering zouden leiden. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou de verzuiling(=Liberalen, socialisten, katholieken en protestanten vormden aparte bevolkingsgroepen met eigen kranten, radio-omroepen et cetera) in Nederland verdwijnen. (restanten ervan zijn tot de dag van vandaag in onze samenleving merkbaar)

CULTURELE ACHTERGRONDEN
In de eerste helft van de 20ste eeuw was er een snelle opeenvolging en een gelijktijdige ontwikkeling van verschillende literaire richtingen. Tal van kunstenaars en schrijvers meenden dat er nieuwe vormen nodig waren om een nieuw bewustzijn weer te geven. Oude vormen en uitdrukkingswijzen voldeden niet meer.

Een nieuwe groep ‘De Stijl’ kwam naar voren. Mondriaan en van Doesberg waren hier de bekendste van. Met hun abstracte composities gaven de kunstenaars van ‘De Stijl’ de onveranderlijke eigenschappen van de werkelijkheid weer. Zij wilden in de kunst de niet direct waarneembare, abstracte structuren van de werkelijkheid uitdrukken. In de 19de eeuw was de uitvinding van de fotografie erg belangrijk. In 1895 maakten de gebroeders Lumiere hun eerste film, daarna ging het snel met de ontwikkeling van een geheel nieuw medium: Film. De invloed van de film was groot, de Russische filmregisseur S. Eisenstein benadrukte het belang van de montage, het monteren van verschillende beelden achter elkaar in en door de regisseur bepaalde volgorde. Volgens Eisenstein was film geen reproductie van de werkelijkheid, maar een reconstructie van de werkelijkheid.
Ook de collage was nieuw. Hierbij werd heterogeen materiaal verzameld en tot een geïntegreerd geheel gemaakt. De kloof tussen kunstenaar en burger, die in de 2de helft van de 19de eeuw was ontstaan bleef, en werd misschien wel groter. Dit gold ook voor de vernieuwende literatuur. Men wilde niet langer in de eerste plaats een beschrijving van de werkelijkheid of de directe weergave van een gevoel produceren. Schrijvers en dichters beschouwden hun teksten steeds meer als autonome taalbouwsels. ‘Poezie is geen ontroerend spreken, maar een van de aanleiding en den schrijver losgeraakt gewas, een natuurlijk organisme, een bloem.’ Aldus D.A.M. Binnendijk.

Er was meer dan alleen vernieuwing, er werd ook doorgewerkt in de tradities van romantiek en realisme. Daarnaast waren er tal van vernieuwingen in de kunst en literatuur, deze vernieuwingen worden met een overkoepelende term historische avant-garde of modernisme genoemd. Richtingen die hierbij horen, zijn het dadaïsme, surrealisme, en expressionisme. Ook de nieuwe zakelijkheid manifesteerde zich. Centraal bij deze richtingen staat steeds het zoeken naar nieuwe vormen en vormgevingsprincipes om een nieuw bewustzijn en wereldbeeld uit te drukken.

In de jaren ’30 veranderde er veel. Politiek engagement en maatschappelijke betrokkenheid kwamen in de plaats van de gerichtheid op vernieuwende vormen.


NEDERLANDSE EN VLAAMSE LITERATUUR
Neoromantiek – voorkeur voor historische romans.
Romantische traditie – Onvrede met de eigen tijd en werkelijkheid waar men in leeft.
Het modernisme werd gevormd door verschillende stromingen, deze stromingen ontstonden soms tegelijkertijd en beïnvloedden elkaar.

Dadaïsme
Dadaïsten maakten bewust antikunst om maatschappijkritiek te leveren en het publiek tot denken aan te zetten en te activeren. Dada was ‘een internationale antiburgerlijke beweging.’

Surrealisme
Surrealisten wilden iets scheppen dat reëler was dan de realiteit zelf. Surrealisten hadden een grote interesse in dromen, het onbewuste en associaties. Het rationele werd gewantrouwd. Het surrealisme heeft veel invloed gehad in de schilderkunst. In de literatuur poogden de schijvers en dichters droominhouden en gewaarwordingen rechtstreeks, zonder zich te storen aan regels van logica of grammatica, op papier te zetten. (ecriture automatique) Op de Nederlandse literatuur van 1900-1940 had het surrealisme geen grote invloed.

Expressionisme
De expressionistische literatuur manifesteerde zich in 1920. Expressionistische dichters meenden dat een gedicht geen afbeelding van de werkelijkheid moest zijn, maar een autonoom product. Een gedicht mocht niet terug te voeren zijn tot een te parafraseren gedachte. De expressionisten prefereerden het zelfstandige naamwoord boven het impressionistisch geachte bijvoeglijk naamwoord. Ze hanteerden bij voorkeur korte zinnen en kernachtige regels. Soms was er sprake van ‘wortsatz’: een woord is in zijn eentje een hele zin. In poëzie hadden de expressionisten een voorkeur voor geconcentreerde beeldspraak en associaties. De beelden moesten voor zichzelf spreken. Het heelal werd voorgesteld als een oneindige ruimte waarin de mens verkeerde.


Nieuwe zakelijkheid
De nieuwe zakelijkheid komt in de jaren ’30 op. De literatuur van de nieuwe zakelijkheid richtte zich op fenomenen uit de moderne tijd, zoals het leven in de grote stad (de metropool), massaal bijgewoonde (sport)manifestaties, nieuwe media als film en radio en technische vindingen (auto’s en vliegtuigen). De auteurs probeerden alles zo feitelijk en objectief mogelijk weer te geven. Ze prefereerden een journalistieke weergave. De invloed van de film is te merken in de korte scenisch opgezette hoofdstukken en het ontbreken van psychologiserende motiveringen van de personages in de nieuwe zakelijkheid.

MODERNISME IN HET PROZA
Het modernisme in het proza beleefde het hoogtepunt in de periode van 1920 tot 1940. Modernistische auteurs schreven proza waarin met het realisme en naturalisme gebroken werd. De realistische en naturalistische romans die pasten in een rationalistisch en positivistisch ingestelde wereld, voldeden niet langer om uitdrukking te geven aan nieuwe ervaringen en een veranderd wereldbeeld. Modernistische schrijvers benadrukten het innerlijk van hun personages, ze besteedden veel aandacht aan de psychologische beschrijving van hun personages. Bij deze beschrijving werden de techniek van de bewustzijnsstroom en de innerlijke monoloog gebruikt.

Modernistische teksten zijn soms duidelijk fragmentarisch, er zijn open einden en de chronologie is niet altijd duidelijk. Dit ontbreken van een samenhang van de verhaalhandeling weerspiegelt de moderne ervaring in een wereld te leven waarin duidelijke samenhang steeds onduidelijker en vager is geworden. In tegenstelling tot de realisten en naturalisten, die pretendeerden de werkelijkheid weer te geven, beschreven de modernisten een subjectieve weergave van (een deel van) de werkelijkheid. In dit soort teksten draait het vaak om een bewustwordingsproces van de personages.

Modernistisch proza werd geschreven voor een intellectueel, ontwikkeld publiek. Het publiek van deze verhalen en romans moest veel concentratie opbrengen. De teksten vragen om een secure en precieze lezing. Het publiek van modernistische teksten moest voldoende literaire ontwikkeling hebben om de verwijzingen naar, en het spel met, andere teksten te kunnen volgen.

LITERATUUR UIT DE JAREN ‘30
‘De oorspronkelijkheid van een schrijver is belangrijker dan een fraaie, volmaakte vorm.’ Zij pleitten voor de persoonlijkheid van de schrijver. De vorm moest ondergeschikt zijn aan wat een schrijver te vertellen had.

In de jaren ’30 kwam het fascisme en nationaalsocialisme op. In de daardoor ontstane sfeer van dreiging en onzekerheid kwam het accent in kunst en literatuur meer te liggen op engagement en maatschappelijke betrokkenheid. Schrijvers probeerden het fascisme te bestrijden door romans te schrijven.

Door Rutger

REACTIES

M.

M.

Bedankt!

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.