Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Jongeren en Uitgaan

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1503 woorden
  • 27 november 2003
  • 188 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
188 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
PTA Maatschappijleer Hoofdstukken Uitgaan en Jongeren Hoofdstuk Uitgaan (1) Voor een goede mening zijn twee dingen nodig: - Er moeten argumenten zijn. Dit bereik je door voldoende informatie te verzamelen. Je moet ergens dus genoeg vanaf weten om er over te kunnen oordelen, om je mening te kunnen geven. - Er moet van verschillende kanten gekeken worden. Denk maar aan een auto die iemand net gekocht heeft. Vanaf een afstand ziet de auto er heel anders uit dan als je naast de auto staat of er omheen loopt. Maatschappelijke problemen zijn anders dan persoonlijke problemen. Liefdesverdriet is geen maatschappelijk vraagstuk. Om te bepalen of een kwestie een maatschappelijk vraagstuk is, moet je weten of het aan de volgende drie voorwaarden voldoet: 1. Zijn er veel mensen bij betrokken? (Bij liefdesverdriet dus niet.) 2. Zijn er verschillende meningen over? (Bijna iedereen is het ermee eens dat liefdesverdriet vervelend is.) 3. Bemoeit de overheid zich ermee? (Wetten kunnen liefdesverdriet niet oplossen.) Voorbeelden van enkele maatschappelijke vraagstukken zijn: Fileproblemen in ons land, de verdere uitbreiding van Schiphol, aids, (voetbal)vandalisme, criminaliteit, euthanasie, milieuvervuiling en racisme. Normen zijn regels over hoe mensen zich horen te gedragen. Bijv: Gij zult niet doden. Waarden zijn die dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. Bijv: Vriendschap, rechtvaardigheid, eerlijkheid enz. Voorbeelden van waarden die een rol spelen bij het uitgaan zijn: ● Vriendschap ● Groepsgevoel ● Gezelligheid ● Meisje/jongen versieren ● Avontuur en spanning ● Ontspanning ● Stoerheid
Bij waarden horen altijd bepaalde normen. Normen die een rol kunnen spelen bij het uitgaan zijn: ● In het weekend moet je even lekker alles kunnen vergeten; ● Je moet niet te veel drinken als je de volgende morgen weer vroeg op moet; ● Samen uit, samen thuis; ● Als je een vaste relatie hebt, ga je niet met een ander uit; ● Je moet zorgen dat je zo snel mogelijk dronken bent; ● Je moet uiterlijk om één uur thuis zijn. We spreken van zinloos geweld als het gericht is op willekeurige slachtoffers. Zinloos geweld komt niet alleen voor bij het uitgaan. Ook in het verkeer en bij sportwedstrijden zie je dat mensen soms behoorlijk agressief worden. Tegenovergestelde waarden en normen; zinloos geweld. Voorbeelden van waarden ● Rust en gezelligheid ↔ geweld en vechtlust. ● Veiligheid ↔ ‘stoerheid’. ● Zelfbeheersing ↔ losbandigheid. Voorbeelden van normen ● Vinden dat je geen geweld mag gebruiken ↔ vinden dat geweld erbij hoort. ● Nuchter willen blijven ↔ vinden dat je dronken moet worden. ● Je houden aan de regels ↔ je eigen normen belangrijker vinden dan de wet. In het uitgaansleven zijn verschillende mensen betrokken. Hieronder worden de verschillende mensen met telkens korte belangen beschreven. ● De uitgaande jongeren. Zij willen gezelligheid, ontspanning, veiligheid, gemakkelijk thuis kunnen komen, maar ook vrijheid, alcohol, spanning. Ze willen opvallen of juist niet. Sommige willen extreme dingen meemaken, door bijvoorbeeld drugsgebruik; ● De Horecaondernemers. Zij willen een hoge omzet, een goede naam, geen vechtpartijen, leuke attracties, geen last van klagende buren, geen inval van de politie; ● De politie. Zij wil geen overlast, maar orde en rust. Het liefst met zo weinig mogelijk optreden. Zij wil veiligheid voor uitgaanders en voor het overige publiek geen vernielingen en vandalisme, geen wildplassers, geen overmatig drank- en drugsgebruik waardoor problemen kunnen ontstaan; ● De overige burgers. Zij willen geen nadeel ondervinden van het gedrag van anderen, zij willen geen schreeuwende dronkelui, geen geluidsoverlast, geen wildplassers, enz. zij willen vooral met rust gelaten worden. De betrokkenen van zinloos geweld. ● De slachtoffers hebben weinig invloed op de situatie en hun positie is zwak. ● De dronkelui, de geweldplegers, zijn met meer en hebben daarom de macht over hun slachtoffers. Ook omdat zij met geweld dreigen, hebben zij macht over de toeschouwers. ● De politie heeft natuurlijk veel macht. Deze macht hoort bij hun positie. Zij mogen wapens dragen en kunnen ingrijpen in iedere situatie. Als de politie komt reageren de meeste geweldplegers meteen. ● De burgemeester heeft op het moment van de gebeurtenis geen macht. Toch kan de burgemeester veel doen. Hij/zij kan een uitgaansverbod instellen, een disco laten sluiten en nog veel meer. ● De omstanders en toeschouwers hebben geen macht of invloed, zolang zij alleen maar toekijken. Belangentegenstelling is bijvoorbeeld: Wat de ene groep wil is het tegenovergestelde van wat de andere groep wil. De Belangenbril: Belang is het voordeel dat je ergens bij hebt. De Overheidsbril: De overheid heeft wetten opgesteld die de veiligheid van de burgers moeten garanderen. Bijv: ● Alcoholverbod < 16 jaar ● Geluidshinder ● Sluitingstijdwet Wetten ter bestrijding van zinloos geweld. Bijv: ● Wapenwet ● Gemeentelijke wetten zoals voor wildplassers of “zero-tolerance” of “lik op stukbeleid”. ● Cameracontrole ● TV – spotjes → Postbus 51

De vergelijkende bril: Vroeger en nu → historisch perspectief
Veel dingen zijn nu anders dan vroeger. ● Mensen hebben nu meer vrije tijd dan vroeger. Bijv: Kinderen gingen vroeger ook op zaterdag naar school. ● Mensen hebben meer geld dan vroeger. Bijv: Vroeger werkten alleen vaders, nu werken vaders en moeders samen. Hier en daar → Geografisch perspectief
Nederland is minder streng dan andere landen. Bijv: In Nederland mogen jongeren < 18 jaar een disco binnen en in de meeste anderen landen mag dat niet. Meningen: - Strengere straffen, meer politiek → overheidsbril. - Horecaondernemers moeten straalbezopen jongeren niet toelaten → belangenbril. - Beter norm – en – waarden besef bij Nederlanders → Normen – en – waardenbril. Hoofdstuk Jongeren (2) Normen en waarden bepalen waarom mensen dingen doen. Bijv: ● Je gaat naar school omdat het moet. (norm) ● Je luistert naar muziek omdat je het leuk vind. (waarde) Met de normen en waarden bril op kom je achter de redenen dat mensen iets doen of willen. Dat mensen van elkaar verschillen heeft te maken met het woord invloed. Bijv: - Op kantoor draag je een pak. - Op school draag je een spijkerbroek. Cultuur is het geheel van normen, waarden en andere aangeleerde gewoonten of uitingen van een groep of samenleving. Dominante cultuur → Cultuur die overheerst en bepalend is voor een grote groep mensen. Bijv: Alle Nederlanders. Subcultuur → Cultuur van een kleinere groep mensen. Bijv: Jongeren cultuur. Verschillen in normen en waarden per: ● Groep waar iemand bij hoort. Bijv: Werkende jongeren, studerende jongeren. ● Plaats waar iemand woont. Bijv: Amsterdam of Groningen ● Tijd waarin iemand leeft. Bijv: Wat men vroeger gek vond, kan nu heel normaal zijn. Eerste jongerenculturen in de jaren ’60: - Nozems - Hippies
Jaren ’60 minder welvaart → minder geld, minder vrije tijd
Daarna meer welvaart → meer geld (bijbaantjes), meer vrije tijd
Ouders en jongeren hadden verschillende normen. Waarom zijn er jongeren culturen: ● Jongeren zetten zich hiermee af tegen ouderen en tegen jongeren van oudere culturen. ● Jongeren zorgen er op deze manier voor dat zij ergens bij horen. Muziek is een belangrijke bron voor jongeren om jeugdculturen te ontwikkelen. → Bedrijven verdienen hieraan door: nieuwe kleding en nieuwe muziekstijl. Je gedrag en karakter wordt bepaald door: ● Aangeboren eigenschappen. Bijv: snel kwaad worden, verlegenheid, leiders talent, technisch inzicht enz. ↓ Biologisch en erfelijk bepaald → niet te veranderen. ● Aangeleerd gedrag
Bijv: taal is aangeleerd ↓ Onderdeel cultuur

Socialisatie: Het aanleren van normen, waarden, kennis en vaardigheden. ↓ Heel belangrijk. Bijv: Fatsoensregels zoals begroeten en iemand laten uitpraten. Nieuwkomers nemen de normen en waarden over van het nieuwe land waarin ze wonen. Dit noemen we cultuuroverdracht. Cultuuroverdracht is dus het overbruggen van gewoonten over het leven in een cultuur. Wie socialiseert ons: ● Het gezin → Aanleren van normen, waarden, kennis en vaardigheden. ● De school → Discipline: op tijd komen vragen en opdrachten maken. Samenwerken met anderen. ● Het werk → Je leert welke regels gelden binnen het bedrijf: hoe ga je met elkaar om, welke kleding draag je = bedrijfscultuur. ● Andere groepen → Je leert doorzettingsvermogen en teamgeest op sportclubs. ● Kerk en godsdienst → Je probeert te leven volgens je geloof. Elk geloof heeft zijn eigen leefregels. ● De overheid → De overheid heeft regels vastgelegd in wetten. Wie zich niet aan de wet houdt, kan een straf krijgen. De overheid socialiseert ook met TV – spotjes en folders van Postbus 51. ● De media → Kranten, TV, films enz. beïnvloeden het gedrag en denken van de mensen. Opvoeding thuis: ● Je leert basisvaardigheden. Bijv: lopen, praten, gehoorzamen en samen spelen. ● Je leert waarden en normen van je ouders. Bijv: agressie onderdrukken, respect te hebben voor ouderen en goed je best doen op school. Opvoeden gaat op drie manieren: 1. Belonen en straffen → dingen die je goed of fout doet. 2. Imitatie → volwassenen nadoen. 3. Informatie geven → informatie over regels. Opvoeden door de overheid: De overheid legt in wetten vast aan welke regels de burgers zich moeten houden → plichten. Bijv: voor een rood stoplicht stilstaan. Socialisatie op school: ● Je leert nieuwe waarden en normen kennen. ● Speelt belangrijke rol bij cultuur overdracht. ● Je ontmoet op school leeftijdsgenoten waarmee je vriendschap sluit. ● School is belangrijk voor de cultuur overdracht en vormen van een persoonlijkheid. Identificatie: ● Bij imitatie doet een kind klakkeloos na wat zijn ouders doen. ● Bij identificatie gaat het om een bewuste keuze. Bijv: proberen het zo te leren als een popzanger of sporter. Vrienden en vriendinnen hebben een grote invloed op elkaar. Hoe kijk je tegen een ander aan? Je persoonlijkheid komt tot stand door aangeboren eigenschappen en de invloed van allerlei personen en instanties met wie je in contact komt. Vrienden hebben invloed op je normen en waarden. Beeldvorming is het proces waarbij je een beeld vormt van iets of iemand anders. Bijv: Een jongen die veel vecht krijgt al snel het etiket “vechtersbaas”.

REACTIES

Y.

Y.

Heel erg bedankt voor het werkstuk jongeren en uitgaan ik heb er echt iets aan gehad !!!

beterss dat je het op internet hebt gezegd

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.