Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De multiculturele samenleving Par 1, 2, 3

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1774 woorden
  • 19 juni 2003
  • 53 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
53 keer beoordeeld

Paragraaf 1. Autochtonen, allochtonen en migratiemotieven: Multiculturele samenleving = samenleving met veel culturen, bestaat uit: autochtone bevolking + andere etnische culturele groepen. Allochtonen = mensen die van elders afkomstig zijn. Autochtonen = oorspronkelijke bevolking. Etnisch-culturele minderheid = groep mensen die zijn wortels elders heeft en die zich in een land bevindt en daar een minderheid vormt en ook nog een (economische) achterstandspositie heeft. Geschiedenis Tot 1940: Vóór de 2e Wereldoorlog kwamen mensen naar NL om godsdienstige of economische redenen (kwamen vooral uit Europese landen). 17e eeuw: Vlamingen (uit: Zuidelijke Nederlanden), Hugenoten (uit: Frankrijk), Joden (uit: Portu-gal & Midden- en Oost Europa). Vorige eeuw: trekarbeiders, handwerkslieden en marskramers uit België & Duitsland. Werkten in landbouw en aanleg van kanalen. à belangrijke bijdrage welvaart in NL. Net ná de 1e Wereldoorlog à Chinese immigranten, werkten bij scheepvaartmaatschappijen als zeelieden en stokers op kolenschepen. Eind jaren ’20 werden vele werkloos doordat schepen overschakelden van kolen naar olie. Toen verschenen eerste Chinese restaurants. ’20 en ’30 à arbeiders uit Italië, Polen & Duitsland in Zuid-Limburg voor zwaar en slecht betaald werk in de mijnen. ’30 à Duiste & Oostenrijkse vluchtelingen: joden en politieke tegenstanders van het Nazi-regime. Na 1945: NL wordt nu pas echt een multiculturele / multi-etnische samenleving. Mensen kwamen niet meer uit Europa, maar uit andere delen v/d wereld. Uit: Suriname, Turkije, Marokko, Antillianen, Arubanen, Chinezen, Kaapverdianen, Indische Nederlanders, Zuid-Molukkers, Somaliërs, Iraniërs, Ghanezen, Koerden, ex-Joegoslaven). Tijdens 2e Wereldoorlog gingen vele Nederlanders naar Engeland en andere staten. Na 1945 ging grote groep naar Australië, Canada, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland à wederopbouw ging heel moeizaam, men ging naar ’t buitenland om daar hun geluk te beproeven.
Motiven voor migratie Economische redenen: Eigen land heerst honger, armoede of werkloosheid, weinig opleidingsmogelijkheden. NU à werk & welvaart en meer kansen in onderwijs in een land. Politiek-ideologische en godsdienstige redenen: Eigen land politieke conflicten, worden vanwege etnische achtergrond of godsdienstige overtuiging vervolgd en met dood bedreigd. NU à land van vrijheid en democratie. Gezinshereniging. Migratie als gevolg van de kolonistatie: Dekolonisatie = het onafhankelijk worden van koloniën. 4 groepen: Indische Nederlandersàna 2e Wereldoorlog wilden Indonesiërs niet terug onder Nederlands beleid. Nederland was tegen een republiek en ging de opstand onderdrukken. De mensen die Nederland geholpen hadden kregen de keuze te blijven of naar Nederland te emigreren. Indische Nederlanders à Nederlandse kolonialen (totoks) + mensen van gemend Indonesische en Nederlandse afkomst (Indo’s / Indo-Europeanen). Repatrianten = mensen die terugkeren naar hun vaderland. Grootste groepen repatrianten voor en na 1949, tussen 1952 en 1958 à dit zijn mensen die geen bestaan op konden bouwen in de nieuwe staat en spijtoptanten. Spijtoptanten = mensen die in de 1e instantie gekozen hebben voor Indonesië, maar daar niet konden blijven vanwege hun rol in het Nederlandse bewind. Molukkersà velen dienden KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) en hadden tijdens Indonesische onafhankelijkheidsoorlog gevochten voor Nederland. KNIL werd ontbonden na soevereiniteitsoverdracht in 1949. Keuze: overstappen naar het leger van de nieuwe republiek of demobilisatie à uit het leger gaan en zoeken naar bestaan in burgermaatschappij. Niet reëel, want Molukkers werden door Indonesiërs gezien als verraders. Dus werden ze opgenomen in het Nederlandse leger. 1951 kregen Molukse militairen en familieleden militair bevel naar Nederland te verhuizen. Groep van 12500 man geëmigreerd naar Nederland. Daar aangekomen werden ze uit het leger ontslagen en ondergebracht in kampen. Surinamersà van 1668 tot 1954 kolonie van Nederland. Surinamers uit deze eeuw komen vooral voor opleiding (bovenlaag van de bevolking). Statuut van het Koninkrijk maakt het mogelijk dat overtocht naar Nederland voor meer Surinamers mogelijk was (1954). 1975 Suriname onafhankelijk. Ervóór verliet een grote groep Suriname: bang om Nederlanderschap te verliezen, weinig vertrouwen in toekomst daar. 1980 militaire staatsgreep maakte eind aan parlementaire democratie (weer meer Surinamers naar Nederland). Na 1986 werden ook veel Surinamers toegelaten op grond van gezinshereniging. Antillianen & Arubanenà vormen kleine groep van ongeveer 70000 personen. Onderling grote verschillen op sociaal en cultureel gebied. Vanaf ’50 Antilliaanse studenten naar Nederland (sinds 1954 ook vrije vestiging mogelijk) en meesten gingen na hun studie terug. Vanaf ’70 Antillianen naar Nederland voor werk, door de slechte economische situatie thuis. Vanaf 1950 op kleine schaal gastarbeiders. Opvang was slecht, omdat men verwachtte dat het verblijf maar tijdelijk zou zijn. 1960 sterke groei in de economie en tekort aan arbeidskrachten. Nederland sloot wervingsverdragen met enkele Zuid-Europese landen en men dacht nog steeds dat de gastar-beiders na afloop van hun contract naar vaderland zouden terugkeren. 1973 (jaar 1e oliecrises) einde aan de werving, maar veel familieleden werden Nederland binnengehaald o.g.v gezinshereniging. Als gevolg van Eerste Wereldoorlog vluchten ongeveer 900000 Belgen naar Nederland (na 1918 keerden zij weer terug) & jaren ’30 veel joden die bijna allemaal tijdens Duitse bezetting werden vermoord. Na Tweede Wereldoorlog mensen uit Oost-Europa en Derde Wereldlanden à politieke vervolging of oorlog. Vanaf ’80 snel toenemen aantal asielzoekers. Paragraaf 2 analyseschema: Positieverwerving Positie Positietoewijzing
De maatschappelijke positie en de etnisch-culturele positie beïnvloeden elkaar. Het beeld dat een samenleving van allochtonen heeft (etnisch-culturele positie), beïnvloedt de kansen van allochtonen op een goede baan of woning (maatschappelijke positie). Een negatief beeld verkleint de kansen, een positief beeld vergroot die. Omgekeerd kan werkloosheid (maatschappelijke positie) het beeld van de allochtonen (etnisch-culturele positie) beïnvloeden. Bij positieverwerving en bij positietoewijzing wordt er onderscheidt gemaakt in instituties, organisaties en individuen. Positieverwerving: als er van de allochtonen zelf factoren spelen die hun positie beïnvloeden. (bv: onderwijs willen volgen, initiatief en inzet tonen.) Positietoewijzing: als er vanuit de samenleving factoren spelen. (bv: overheidsbeleid dat de positie van allochtonen probeert te versterken en discriminatie die het tegenovergestelde effect heeft.) Allochtonen hebben minder kans op werk dan autochtonen. Tussen allochtonen bestaan ook nog verschillen. Ze doen meestal vies, ongeschoold werk. De oorzaken van de slechte positie liggen bij maatschappelijke factoren en bij factoren bij de allochtonen zelf. Maatschappelijke factoren: Ø Daling werkgelegenheid door de economische crisis, verplaatsen van werk naar buitenland. Allochtonen hebben hier last van omdat ze oververtegenwoordigd zijn in de categorie van ongeschoolde mensen. Ø Discriminatie door werkgevers. Die hebben een negatief beeld van allochtonen. Ø Veel vacatures wordt ingevuld door interne sollicitatieprocedures (binnen het bedrijf). Iemand die geen relaties heeft met iemand binnen dat bedrijf maakt dus weinig kans. Factoren bij allochtonen zelf: Ø Geen relaties (zie boven) Ø Gebrekkige opleiding. Ø Slechte beheersing van de Nederlandse taal. Ø Kennis Nederlandse samenleving beperkt. Etnisch ondernemerschap: allochtonen als zelfstandig ondernemer. Veel allochtonen op vmbo en zonder diploma, weinig allochtonen op HBO of universiteit. Oorzaken: Ø Ze hebben een taalachterstand. Ø Het beeld van docenten van allochtone leerlingen. Vooroordelen van docent bepaald advies vervolgopleiding. Ze hebben meestal lage verwachtingen van leerlingen uit etnische minderheden. Ø Sociaal-economische positie en opleiding ouders. Lage maatschappelijke positie. Het sociale milieu heeft invloed op prestaties, moeilijk voor goede leerprestaties. Zwarte scholen: een groot deel van de leerlingen bestaat uit allochtonen. Dit ontstaat door toename allochtone kinderen en wegtrekken autochtonen. Autochtone kinderen worden van zwarte scholen gehaald en op witte scholen gezet door ouders omdat ze denken dat het onderwijs achteruit gaat door allochtone leerlingen. (Negatieve) beeldvorming: de wijze waarop allochtonen door anderen worden gezien gebaseerd op weinig informatie. Stereotype: een karakterisering van een groep mensen op grond van oppervlakkige, niet controleerbare ‘waarnemingen’. Negatief: bv: “Belgen zijn dom.” Positief: “wij betrouwbare, hardwerkende, Nederlanders.” Vooroordeel: een vooroordeel generaliseert: het doet uitspraken over een hele categorie mensen. Vooroordeel is een irrationele mening of houding die niet of nauwelijks gebaseerd is op feiten of ervaringen. Het is een stereotype waar een positief of negatieve ervaring aan gebonden is. Etnocentrisme: als er in een cultuur sprake is van negatieve vooroordelen over andere culturen. De eigen cultuur is beter dan een andere cultuur. Discriminatie: als iemand op basis van vooroordelen negatief behandeld wordt. Dit gebeurt op grond van kenmerken die in de situatie niet relevant zijn bv: huidskleur. Positieve discriminatie: bepaalde groepen krijgen een voorkeursbehandeling omdat ze ondervertegenwoordigd zijn. Positieve actie: een ander woord voor positieve discriminatie. Dit gebruikt men liever. Verschillende vormen van discriminatie: Ø Antisemitisme: discriminatie tegen Joden. Ø Seksisme: discriminatie op grond van geslacht. Ø Racisme: op basis van lichamelijke kenmerken of het behoren tot een etnische groep. Ook als andere culturen als minderwaardig aan de eigen cultuur beschouwd worden. Discriminatie komt meer voor in tijden van economische teruggang en sociale spanningen. Mensen voelen zich onzeker en bedreigd in hun bestaan. Ze zoeken dan een verklaring naar hun problemen en vaak wordt dan de schuld gegeven aan minderheidsgroepen. Maatschappijleer Paragraaf 3: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens à 1948 in Parijs door Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Overheidsbeleid bestaat uit: · Vreemdelingenbeleid · Minderhedenbeleid
Vreemdelingenbeleid à vraag onder welke voorwaarden een niet-Nederlander Nederland binnen mag en of hij hier eventueel mag blijven. Minderhedenbeleid à etnische minderheden die in een achterstandssituatie zitten wat betreft werk en onderwijs. Antillianen / Arubanen, Marokkanen, Surinamers, Turken. Verblijfsvergunning à als iemand vanwege werk, studie, gezinshereniging langer wil blijven dan 3 maanden. Vestigingsvergunning à aanvraag die iemand kan doen als deze 5 jaar in Nederland is met een verblijfsvergunning à zorgt voor sterkere rechtspositie. 3 manieren hoe een buitenlander het Nederlanderschap kan krijgen: · optie à tussen 18 en 25 jaar en wonende vanaf de geboorte, deze hoeft enkel verklaring af te leggen op het stadhuis · naturalisatie à een in Nederland woonachtige buitenlander kan onder bepaalde voorwaarden bij Koninklijk Besluit · geboorte à 3e generatie wordt automatisch Nederlander met alle rechten en plichten
Bevoorrechte positie: mensen uit EU + mensen met belang voor de Nederlandse economie. Toelatingsbeleid à als er klemmende redenen van humanitaire aard zijn. Vluchteling = iemand die gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging op grond van zijn ras, godsdienst, politieke overtuiging, nationaliteit of het horen tot een bepaalde sociale groep.
Procedure: 1. 24 uur na aankomst melden bij politie 2. ACà binnen 24 uur: kansarm (grenshospitium; meestal besloten tot uiteenzetting) of kansrijk 3. kansrijk à OC (opvangcentra) asielverzoek nader getoetst 4. gunstige beslissing gaan naar AZC (asielzoekerscentra); afronding procedure. Beslissingen: 1. afwijzing; alsnog Nederland verlaten
2. VVTV (voorwaardelijke vergunning tot verblijf) terugzending als situatie in het land van herkomst is verbeterd. 3. VTV (vergunning tot verblijf) of C-Status. Op grond van humanitaire overwegingen mag hij in Nederland blijven. 4. A-Status = erkend als vluchteling en toegelaten. Uitgenodigde vluchtelingen = verblijven in opvangkampen van UNCHR. Restrictief toelatingsbeleid = asielzoekers komen niet snel (legaal) Nederland binnen. Negatief: à onvoldoende werk à tekort aan huisvesting à tekort aan scholingsmogelijkheden à kosten van de opvang à angst voor toename maatschappelijke spanningen tussen autochtonen en allochtonen. Positief: à wijzen op juridische (internationale) verdragen à morele plicht om mensen op te vangen à sommige sectoren is er een tekort aan arbeidskrachten à treed snel vergrijzing op, bejaardenverzorgers nodig
Manieren om een gelijkwaardige plaats voor allochtonen te verwerven · Eigen cultuur opgeven en aanpassen aan de Nederlandse cultuur à assimilatie. Pluralisme = beleid dat veel ruimte geeft aan verschillende minderheden. Extreme pluralisme à kan leiden tot maatschappelijke segregatie of “apartheid” (à gescheiden ontwikkeling van verschillende bevolkingsgroepen). Integratie = tussenvorm assimilatie en pluralisme · Inburgeringtrajecten / toerustingbeleid à manier om integratie te bevorderen voor nieuwkomers. Bv. Taalcursussen. Wet op het Nederlanderschap maakt het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit makkelijker (verbieden racistische organisaties). · positieve actie = allochtone sollicitanten voorrang geven op vacatures. WBEAA (Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen) à verplicht voor bedrijven met meer dan 35 werknemers werkplan opstellen hoe ze evenredig aandeel allochtonen onder werknemers willen bereiken à plan is mislukt.. niemand trok zich er wat van aan…

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.