Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De Spaanse Burgeroorlog en Generaal Franco

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 11409 woorden
  • 18 december 2002
  • 148 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
148 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Aangezien wij twee verschillende profielen hebben en alleen de vakken Geschiedenis en Spaans gezamenlijk, was de keus voor een onderwerp beperkt. Als je de vakken Geschiedenis en Spaans samen neemt kom je dan al snel bij de Spaanse Burgeroorlog uit. Dit was voor Geschiedenis echter een te makkelijk onderwerp, waardoor we naar Spaans zijn gegaan. Bij het vak Spaans konden we het wel verwerken in een onderzoek dat ook te maken moest hebben met de taal en cultuur van Spanje. We wisten dat Franco daar erg veel invloed op had gehad en dat hij ook betrokken was bij de burgeroorlog, dus dat ging mooi samen. Aangezien wij ook op uitwisseling naar Barcelona zijn geweest, waar tijdens het regime van Franco de taal en cultuur ernstig werden onderdrukt, vonden wij het wel leuk dat er ook bij te betrekken. Op die manier zijn we op de volgende hoofdvraag uitgekomen: Wat is de invloed van Franco op de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur? Wij wilden ook erg graag de Spaanse Burgeroorlog erbij betrekken, omdat we dat een erg interessante periode vinden en omdat het het begin was van het regime van Franco. We hebben daarom een uitgebreid hoofdstuk gemaakt onder de volgende deelvraag: 1. Hoe kwam Franco aan de macht? De andere deelvragen die we hebben geformuleerd zijn de volgende: 2. Op wat voor manier had Franco invloed op de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur en welke middelen gebruikte hij daarvoor? 3. Wat probeerde Franco met zijn daden te bereiken en wat waren de werkelijke gevolgen daarvan? 4. Wat voor invloed had de onderdrukking van de Catalaanse taal en cultuur op de bevolking daar en op de taal het Catalaans zelf? 5. Hoe ontwikkelde de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur zich na de dood van Franco, met name de Catalaanse. Als je een onderzoek doet naar de invloed van Franco op de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur is de vraag op wat voor manier hij dat had en hoe hij dat deed natuurlijk erg belangrijk, vandaar vraag 2. Als je vervolgens weet op wat voor manier hij invloed had, moet je natuurlijk ook onderzoeken wat hij dan eigenlijk wilde bereiken en of dat ook daadwerkelijk lukte, vandaar vraag 3. En als je weet dat hij de Catalaanse taal en cultuur onderdrukte is het ook belangrijk om te onderzoeken wat voor invloed dat had op de mensen die daar woonden en hoe ze daarop reageerden. Bovendien is het ook interessant te bekijken wat de onderdrukking van een taal doet met de taal zelf. Hierdoor kom je op vraag 4. Vervolgens weet je hoeveel invloed Franco wel niet heeft gehad op de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur en dan is het ook interessant om te kijken hoe die zich ontwikkelen na de dood van een man die zoveel invloed had. Het is hierbij natuurlijk vooral interessant om te kijken hoe de Catalaanse taal en cultuur zich ontwikkelen, omdat die 40 jaar onderdrukt zijn geweest, terwijl de Spaanse taal wel vrijuit kon worden gesproken en de cultuur ook niet werd onderdrukt. Zo kom je uit op vraag 5. Wij verwachten dat Franco een zeer grote invloed heeft gehad op de Spaanse cultuur. Hij legde iedereen zijn normen en waarden op, desnoods met geweld. Op de taal heeft hij waarschijnlijk maar minieme invloed gehad, omdat hij daar weinig aan kan veranderen. Ook op de Catalaanse cultuur heeft hij veel invloed proberen uit te oefenen. Wij verwachten dat hij met alle mogelijke middelen heeft geprobeerd die te onderdrukken en dat dit uiteindelijk het tegengestelde effect heeft gehad. Hij heeft dus veel invloed proberen uit te oefenen op de Catalaanse cultuur, maar dat is uiteindelijk niet gelukt, denken wij. Op de Catalaanse taal heeft hij waarschijnlijk wat meer invloed gehad. Ook die heeft hij geprobeerd op alle mogelijke manieren te onderdrukken, maar wij denken dat ook dat uiteindelijk niet gelukt is, doordat de mensen thuis nog gewoon Catalaans konden praten. Wij denken dat de Catalaanse taal en cultuur zich na de dood van Franco razendsnel ontwikkelde. Nu konden die eindelijk vrijuit geuit worden en daar maakten de Catalanen dankbaar gebruik van denken wij. Op alle gebieden wordt het Catalaans als taal ingevoerd, thuis, op het werk, op school, in de pers, zodat die zich weer razendsnel ontwikkelde tot dé taal van Catalonië. Ook de Spaanse cultuur ontwikkelde zich wel na de dood van Franco, maar minder dan de Catalaanse. Ook op het gebied van de Spaanse cultuur waren na zijn dood natuurlijk veel meer vrijheden, maar de Spaanse cultuur werd minder onderdrukt dan de Catalaanse, dus er vonden na de dood van Franco daar dan ook minder ontwikkelingen plaats.
Hoe kwam Franco aan de macht? Francisco Franco Bahamonde werd geboren in 1892 in Ferrol. In 1907 ging hij naar de militaire academie in Toledo. Hier leerde hij alle fijne kneepjes die nodig waren om een goed officier te worden. Toen hij op zijn zeventiende afstudeerde werd hij benoemd tot tweede luitenant. Het leger paste goed bij hem en zijn weg hogerop zoekende ging hij in 1912 naar Marokko. In de koloniale oorlog vielen zijn dapperheid en bekwaamheid erg op en in 1920 was hij tweede bevelhebber van het Spaanse vreemdelingenlegioen. In 1926 werd hij op zijn 34ste bevorderd tot brigadier-generaal, als jongste van Europa sinds Napoleon. Hij werd een nationale held door zijn wapenfeiten en was erg geliefd bij de Spaanse koning Alfonso XIII. In 1927 werd hij daarom benoemd tot directeur van de militaire academie in Zaragoza. Ondertussen had generaal Primo de Rivera een coup gepleegd en hij maakte van Spanje geleidelijk aan een dictatuur. Door de economische depressie ging het echter steeds slechter met Spanje, wat uiteindelijk leidde tot de val van Primo de Rivera in 1930 en de stichting van de Tweede Republiek. De val van de monarchie en de daarop volgende opheffing van de militaire academie door de antimilitaristische Tweede Republiek kostte Franco zijn baan. De Tweede Republiek was links georiënteerd en steeds meer rechtse conservatieve legerleiders werden vijandig tegenover de regering. Ze begonnen met het organiseren van een coup met als doel de regering ten val te brengen. Franco wilde hier echter niks mee te maken hebben. Hij had geleerd de autoriteit te respecteren en de orders van zijn meerderen op te volgen. In 1932 werd hij ook weer benoemd tot garnizoenscommandant in La Coruña en vervolgens de Balearen. De nieuwe regering die in 1933 de verkiezingen had gewonnen hadden hem een positie in het ministerie van oorlog bezorgd. Tot dan toe had Franco zijn persoonlijke normen en waarden nooit zijn militaire carrière laten beïnvloeden, maar daar kwam nu een einde aan. Hij vond dat het communisme de grootste bedreiging was voor Spanje. Hij hielp in 1934 dan ook met het neerslaan van de mijnwerkers opstand in Asturië, die streefden naar meer gelijkheid. Daarbij zette hij legereenheden uit Afrika in. Voor zijn inzet werd hij in februari 1935 beloond met de benoeming tot hoofd van het Spaanse leger in Marokko en in mei tot hoofd van de generale staf. Hij zuiverde het leger van progressieve officieren en benoemde veel rechtse bevelhebbers, waardoor hij het leger op zijn hand kreeg. De conservatieven verloren in 1936 echter de Spaanse verkiezingen en Franco was erg gefrustreerd door de opkomst van de liberalen en de communisten. In de lente van 1936 stelde hij een groep rechtse militaire samenzweerders aan zijn zijde, die besloten tot het omverwerpen van de regering. De regering wist echter van zijn politieke denkbeelden en probeerden hem van de andere samenzweerders te isoleren door hem op de Kanarische eilanden te positioneren. Hier bleef hij tot het uitbreken van de revolutie. Franco zette zich er pas volledig voor in toen hij zich verzekerd zag van succes. Een paar dagen voor het begin voegde hij zich bij de overige samenzweerders. Ze stelden de datum van de revolutie vast op 18 juli. Het was de bedoeling dat generaal Mola de macht greep in het noorden van Spanje (Pamplona), generaal Goded aan de oostkust (Valencia) en Franco in het zuiden (Marokko), om vervolgens vanuit deze drie punten naar Madrid op te trekken. In de hoofdstad zou het leger in de kazernes stand moeten houden tot de versterkingen arriveerden. Na de machtsovername zou een militaire regering worden gevormd onder generaal Sanjurjo, die hiervoor uit Portugal zou overkomen. De uiteindelijke rebellie startte al op 17 juli in Marokkaanse legerplaatsen, eerder dan voorzien omdat de plannen waren uitgelekt. Op dat moment besloot men om Franco aan het hoofd te zetten van de rebellerende troepen. Hij werd naar Marokko gevlogen en op CAPut!’ juli nam hij het bevel over van het Spaanse leger in Marokko, dat bekend stond als het best getrainde en uitgeruste leger van de rebellen. Terwijl Franco het commando overnam in Marokko, kwamen op 18 juli enkele Andalusische garnizoenen in opstand, die delen van de provincies Cadiz en Sevilla onder controle kregen. De regering besefte dan dat ze de situatie zwaar hadden onderschat en besloten een nieuwe regering aan te stellen onder leiding van Martínez Barrio, die het op moest nemen tegen de rebellen. Hij bood generaal Mola een ministerspost aan, onwetende dat hij de feitelijke leider was van de opstand. De ontwikkelingen konden echter niet gekeerd worden en in de loop van de avond kwamen Burgos, Valladolid en Zaragoza in handen van de rebellen. In de ochtend van CAPut!’ juli kwam ook Mola in actie. In samenwerking met burgermilities nam hij de macht over in heel Navarra. In Barcelona ging het minder voorspoedig voor de rebellen. Op CAPut!’ juli rukte het leger, vanuit kazernes op verschillende plaatsen in de stad, op naar de Plaza de Cataluña. In de loop van de morgen kregen zij te maken met groeiende tegenstand van bewapende arbeidersmilities, de Guardia Civil en de Guardia de Asalto. Generaal Goded had intussen Mallorca onder controle en vertrok, slecht geïnformeerd over de situatie aldaar, naar Barcelona. De opstandelingen gaven zich aan het begin van de avond over en de Republiek behaalde zo haar eerste grote overwinning. Generaal Goded werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld en in augustus gefusilleerd. In Madrid verschansten de rebellen zich in de kazernes en vestigden hun hoofdkwartier in de Cuartel de la Montaña. De Guardia Civil bleef ook hier de regering trouw en met behulp van burgermilities werden de kazernes belegerd. In de plaatsen rond Madrid kregen zij veel steun van soldaten die in opstand kwamen tegen hun officieren die bij de rebellen hoorden. Op 20 juli verzamelden zij zich en openden een grote aanval op de Cuartel de la Montaña, die in de loop van de dag viel. Na de eerste dagen van de revolutie waren het noorden, uitgezonderd de Cantabrische kust en Catalonië, Marokko, Mallorca, de Kanarische eilanden en delen van Andalusië in handen van de rebellen. Met uitzondering van Sevilla en Zaragoza was het echter niet gelukt de grote steden onder controle te krijgen. Vooral de nederlagen in Madrid en Barcelona duiden op het mislukken van de staatsgreep. Dit kwam vooral doordat de meerderheid van de luchtmacht en de marine de regering trouw bleef. Hierdoor was een snelle verspreiding van de opstand onmogelijk. Dit was vooral te zien bij de problemen die de rebellen hadden om hun troepen vanuit Marokko naar Spanje over te brengen. Om de problemen met het transport op te lossen vroeg Franco hulp aan Hitler en Mussolini. Zij bezorgden hem transportvliegtuigen om troepen naar het vaste land te vliegen. Met dit initiatief bezorgde Franco zichzelf een plaats op de voorgrond van de revolutie, maar gaf ook meer dimensie aan de burgeroorlog, doordat ook het buitenland er nu bij betrokken raakte. Generaal Sanjurjo overleed door een vliegtuigongeluk en Franco boekte een serie van snelle en belangrijke militaire overwinningen, waardoor de weg voor hem vrij was om zich op te werken tot dé leider van de revolutie. De burgeroorlog Deze revolutie was de start van de Spaanse burgeroorlog. Spanje was verdeeld in twee vijandelijke kampen. Aan de ene kant waren er de Nationalisten, die bestonden uit antirepublikeinse militairen en bepaalde burgerlijke groeperingen. De nationalisten waren van mening dat het beleid van de Tweede Republiek een bedreiging vormde voor hun beeld van de samenleving. Zij vonden dat de staat moest worden geregeerd door een sterke militaire macht die een autoritaire regering moest vormen. Aan de andere kant stonden de republikeinen, die bestonden uit verschillende groepen, waaronder verdedigers van de Tweede Republiek, maar ook aanhangers van de linkse oppositie en een samenraapsel van burgermilities. Zij waren onderling sterk verdeeld, maar hadden een gemeenschappelijke vijand, de nationalisten. De republikeinen hadden een slecht georganiseerd leger, dat bestond uit een mengeling van burgermilities en de regering trouw gebleven legereenheden zonder enige vorm van militaire organisatie van hogerhand. Zij kwamen vaak tegenover een goed uitgerust en getraind nationalistisch leger te staan, dat grootschalige militaire steun kreeg van Duitsland en Italië. In de eerste maanden van de Burgeroorlog wilden de Nationalisten zo snel mogelijk optrekken naar Madrid. De legers werden echter gestuit in het gebergte ten noorden van Madrid en er werd besloten om de noordelijke en zuidelijke legers bij elkaar te laten aansluiten ter hoogte van Badajoz en Mérida en om van daar uit door te stoten naar Madrid. Na een moeizame strijd namen de Marokkaanse troepen onder leiding van generaal Yagüe Badajoz in, waar ze een waar bloedbad aanrichtten. Alle opstandelingen werden gefusilleerd in de plaatselijke stierenarena. Nu hadden de Nationalisten de toegangswegen tot de Portugese grens in hun macht, wat de aanlevering van wapens en voedsel ten goede kwam. Voordat ze verder optrokken naar Madrid, beval Franco hen eerst het Alcázar bij Toledo te ontzetten. Dit was een vesting die dienst deed als een militaire academie, waar 1300 strijders stand hielden tegen plaatselijke Republikeinse milities. Nadat dit gebeurd was, werd Toledo op 28 september veroverd en ook dit keer vonden vele wreedheden plaats. Zo zouden Nationalisten tot het ziekenhuis zijn doorgedrongen om daar gewonden af te maken. Franco, die na de verovering van Toledo benoemd was tot opperbevelhebber (Generalísimo) en staatshoofd (Caudillo) door de Nationalistische regering, had na de verovering van Toledo het gebied ten westen en ten noorden van Madrid in zijn greep en besloot nu tot een grootschalige aanval op Madrid. Deze slag om Madrid omvatte een lange serie botsingen en veldslagen en duurde van november ’36 tot maart ’37. De Republikeinen waren in aantal zeker in de minderheid bij de slag om Madrid, maar ze hadden zich erg goed voorbereid. De organisatie van het Republikeinse leger was erg verbeterd. De militaire en burgermilities stonden nu onder een gezamenlijk bevel. Burgergroepen groeven loopgraven en versterkten de verdediging van de stad op iedere mogelijke manier. Radio-uitzendingen zaten vol hoopgevende leuzen zoals: ‘¡No pasaran!’ (‘Ze zullen niet passeren!’). Ook de aankomst van wapens uit de Sovjet-Unie en de hulp van de Internationale Brigades verbeterde het moreel van de Republikeinen in Madrid. Tijdens de slag om Madrid werd het felste gevochten in de universitaire wijk, waar eenheden van het Republikeinse leger, versterkt door de Internationale Brigades, Franco’s troepen de toegang tot de stad onthielden. Na 4 maanden realiseerde Franco zich dat de Nationalisten Madrid niet konden innemen en ze gaven het offensief op. De verdediging van Madrid is één van de meest legendarische gevechten van de Burgeroorlog. Na er niet in geslaagd te zijn Madrid in te nemen, besloten de Nationalisten om het geheel te omsingelen. Tijdens de slag bij Jarama werd geprobeerd om de verbindingswegen tussen Madrid en Valencia te veroveren. In maart volgde een definitieve omsingelingspoging tijdens de slag om Guadalajara, ten oosten van Madrid. Franco slaagde er echter niet in om Madrid te omsingelen en gaf zijn pogingen om Madrid in te nemen voor alsnog op. Het accent werd nu verlegd naar het noordelijke front, waar de Republikeinen nog een lange kuststrook in bezit hadden. In september 1936 waren de Nationalisten er al in geslaagd om San Sebastián en Irún in te nemen. Hierdoor werd de verbinding tussen de Republikeinen en de grens met Frankrijk afgesloten en waren ze geïsoleerd. Na de slag bij Guadalajara in het voorjaar van 1937 begon een opmars, die werd ondersteund door de Duitse luchtmacht, op de regeringstroepen die zich in dit gebied verschansten. Zeer bekend is natuurlijk het bombardement op Guernica dat door Picasso is vastgelegd in het gelijknamige schilderij. Guernica Het schilderij dat Pablo Picasso in 1937 naar aanleiding van de tragedie schilderde, is wereldberoemd. Voor de Basken is het een symbool geworden van de Spaanse onderdrukking. De geschiedenis van het doek versterkt dat nog. Het is namelijk nooit in Baskenland geëxposeerd. Picasso schilderde het in Parijs en stond erop dat Guernica in New York hing totdat Franco gevallen zou zijn. In 1981 arriveerde het schilderij voor het eerst in Spanje. Het kwam in Madrid te hangen, eerst in het Prado, daarna in het Reina Sofia Museum. Het prestigieuze Guggenheim Museum in Bilbao vroeg het werk te leen voor haar opening in 1997, maar dat verzoek werd afgewezen. Doordat de regeringstroepen niet goed konden samenwerken, vanwege gebrekkige communicatie en coördinatie konden de Nationalistische troepen makkelijk optrekken en de ene na de andere stad in bezit nemen. Bilbao viel op 21 juni, Santander op 26 augustus en na de verovering van Gijón op 21 oktober 1937 was heel het industriële noorden in handen van Franco. Hij had nu meer dan twee derde van Spanje in bezit en de overwinning was voor hem in zicht. De Republiek was na het verlies van Noord-Spanje ten dode opgeschreven. Om de druk van de Nationalisten in het Noorden te verminderen plaatsten ze een aantal grootschalige tegenoffensieven, waarvan de eerste ten westen van Madrid bij het plaatsje Brunete. Deze slag bij Brunette in juli 1937 had tot doel het front verder van de hoofdstad af te leggen. Na twee weken van hevige gevechten had geen van de twee partijen een beslissende overwinning geboekt. Hoewel de republikeinen hadden laten zien dat ze in staat waren oorlog te voeren, hadden ze veel verliezen geleden, waarvan het merendeel tot de beste soldaten behoorde die ze hadden. Ook voor het moreel was het niet bevorderlijk, aangezien er ondanks de vele verliezen geen verandering was gekomen in de stellingen. De Republikeinen verplaatsten hun inspanningen nu naar het noordoosten, naar de provincies Aragon en Catalonië. Deze verplaatsing had twee belangrijke redenen. De eerste was om de overwinning van de Nationalisten in het noorden te vertragen en de tweede reden was om de revolutionaire organisaties in de gebieden die ze nog in handen hadden de kop in te drukken. In augustus 1937 vond de slag om Belchite plaats, met als doel Zaragoza van de Nationalisten te heroveren. De republikeinen vochten tegen een minderheid aan nationalistische troepen, maar slaagden er toch niet in de stad in handen te nemen. Wel behaalden de republikeinen een groot succes met de herovering van Teruel in december 1937. Na voortdurende tegenaanvallen en verschrikkelijke weersomstandigheden moesten ze de stad in februari 1938 weer uit handen geven. Ook hadden de Nationalisten ondertussen het Noorden veroverd, dus de zware inspanningen hadden uiteindelijk geen effect geleverd en het moreel was, mede door uitputting, bijzonder laag. Dit is de wereldberoemde foto van Capa die een zojuist getroffen Republikein vastlegde. Na de slag bij Teruel opende een massale Nationalistische troepenconcentratie op 9 maart een offensief in Noord-Aragon. De republikeinse eenheden werden op verschillende plaatsen weggevaagd en binnen zes weken waren de troepen van Franco doorgestoomd naar de Middellandse Zee ter hoogte van Vinarós. De republikeinse zone was zo in tweeën gesplitst en Catalonië afgesloten van de rest van de troepen. Terwijl de Nationalistische troepen plannen maakten voor een massaal offensief op het Catalaanse front en de troepen van Franco oprukten richting Valencia opende de Republiek haar laatste grote tegenoffensief. Begin juli hadden 80.000 republikeinse soldaten en het merendeel van de luchtmacht en artillerie zich bij de Ebro verzameld. Op 25 juli 1938 begon de slag om de Ebro. In een grootschalige operatie werden pontonbruggen over de rivier gelegd, met het doel Catolonië weer met de rest van de republiek te verbinden en de franquistische troepen aan de Middellandse Zeekust in te sluiten. Met het bereiken van de rechteroever door de Republikeinse troepen begon een lange uitputtingsslag. De Nationalisten, hersteld van de verrassing van de eerste aanval, herpakten hun posities en slaagden er in de Republikeinen te stoppen. In de zinderde hitte van de Spaanse zomer ontspon zich een strijd die voortduurde tot half november. De Republikeinen kwamen geleidelijk zonder wapens en voedsel te zitten en nadat ze geen hulp van het buitenland konden krijgen bleken deze tekortkomingen niet meer te overwinnen. Op 15 november worden de Republikeinen teruggedrongen naar de noordzijde van de Ebro. Dit betekende het militaire einde voor de Republiek. Mede door de annexatie van Oostenrijk door Duitsland hadden de andere landen wel wat anders aan hun hoofd dan hulp aan de Republiek te bieden en zo hadden die geen enkele mogelijkheid tot redding meer. Tegelijk met de laatste wanhopige Republikeinse tegenoffensieven in het zuiden, zette Franco zijn slotoffensief in tegen Catalonië. Vanaf december 1939 vallen meer dan 300.000 van zijn soldaten aan bij het Catalaanse front. Op 15 januari 1939 valt Tarragona, waarna Barcelona dag en nacht word gebombardeerd en uiteindelijk valt op 26 januari. De val van Barcelona brengt een grote exodus van republikeinse vluchtelingen richting de Franse grens op gang. Ook de Republikeinse regering vluchtte de Pyreneeën in. Terwijl zij vluchtten vorderde het Nationalistische leger alsmaar verder en op 13 februari 1939 werden de laatste Republikeinse troepen uit Catalonië geëvacueerd. De republikeinen waren nu alleen nog maar in het bezit van Madrid. Zij waren echter omsingeld en hadden een chronisch tekort aan munitie, wapens en voedsel. Binnen de Republikeinen zelf heerste ook onrust. Een groep socialisten, anarchisten en Republikeinse officieren onder aanvoering van kolonel Casado nam op 6 maart de macht over van de regering. Zij wilden een einde maken aan het eindeloze en onnodige verlies van levens en verwachtten dat Franco liever met hen dan met de pro-communistische regering zou willen onderhandelen. Toen de minister-president, die zich had gevestigd in een plaatsje over de Franse grens, dat hoorde besloot hij Spanje voorgoed te verlaten. Zijn partijgenoten werden in Madrid opgesloten in straatgevechten en uiteindelijk werd op 12 maart een einde gemaakt aan het laatste gevecht. Ondanks de verandering van het Republikeinse regime was Franco niet geïnteresseerd in onderhandelingen, hij wilde alleen de onvoorwaardelijke overgave en complete overwinning. Vanaf 27 maart begon hij daarom met het innemen van de verlaten straten van Madrid dat op 28 maart zonder slag of stoot in zijn handen valt. De laatste Republikeinse strijders vluchtten naar de haven van Alicante. Daar wachtten deze 15.000 man tevergeefs op de komst van schepen voor evacuatie. Geleidelijk dringen de troepen van Franco de stad binnen en op 1 april 1939 worden de laatste mensen uit de haven afgevoerd naar concentratiekampen. Franco kondigt nu het einde van de burgeroorlog aan en zijn bewind werd door het buitenland erkend. De rol van de buitenlandse mogendheden is niet te onderschatten. Franco heeft erg veel hulp gehad van het Duitsland van Hitler en het Italië van Mussolini. Aan de kant van de Republikeinen vochten onder meer ‘adviseurs’ uit de Sovjet-Unie mee en verschillende Internationale Brigades. De Internationale Brigades zijn een verhaal apart. Al vanaf het begin van het conflict waren er in Spanje buitenlanders aanwezig die op de één of andere wijze hun steentje wilden bijdragen aan de strijd voor de Republiek. Bij de Internationale Brigades hebben in totaal zo'n 35000 mensen gevochten uit vele nationaliteiten. De meesten waren van Communistische origine en zagen het als hun broederplicht om te vechten voor de Spaanse Republiek en vooral tegen het Nationaal-Socialisme. Na een aarzelend begin werd, vooral na deelname van de Sovjet-Unie, de organisatie van deze vrijwilligers ter hand genomen door de Komintern en haar buitenlandse afdelingen zoals de Communistische Partij Holland. Op 22 september 1938 werden de Internationale Brigades onder internationale druk uit de strijd terug getrokken. Voor de meeste strijders begon toen een tweede nachtmerrie na de oorlog. In Spanje was de toekomst gevaarlijk geworden, door de onvermijdelijke Nationalistische overwinning, naar eigen land terug was de enige weg voor de meesten. Daar stond hun echter een onaangename verrassing te wachten. De meeste Internationale Brigadisten hadden namelijk hun nationaliteit verloren door hun deelname aan de strijd in Spanje. Voor velen brak zo een nieuwe strijd aan, een strijd voor erkenning. Vanaf september 1939 kwam daar nog eens een strijd bij toen Duitsland in veel gevallen het vaderland van de Brigadisten binnentrok. De buitenlandse mogendheden vochten mee ondanks het feit dat al deze landen het ‘non-intervention’ verdrag hadden ondertekend, dat ervoor moest zorgen dat er geen andere landen militaire hulp konden bieden. Andere landen, zoals Engeland en Frankrijk, hielden zich meer aan dit verdrag om een conflict met Duitsland te voorkomen. Zij boden geen grootschalige hulp en hielden zich op de achtergrond. Doordat er zoveel andere landen bij betrokken waren was de Spaanse Burgeroorlog veel meer dan een ‘normale’ burgeroorlog. Het was eerder de voorloper van de Tweede Wereldoorlog, die nog in hetzelfde jaar begon als dat Franco de macht definitief overnam. Op wat voor manier had Franco invloed op de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur en welke middelen gebruikte hij daarvoor? Na drie jaar van vreselijke gevechten en oorlog was de economie van Spanje aan flarden en waren er grote tekorten aan voedsel en brandstoffen. Voor het grootste deel van de bevolking stond de periode tot 1950 dan ook bekend als “los años de hambre” oftewel de jaren van de honger. Franco had met zijn volk duidelijk een ander doel voor ogen dan Mussolini en Hitler, die het ‘Duizendjarige Rijk’ voor ogen hadden. Franco wilde geen grote mensenmassa’s op de been brengen met beloften voor een grote toekomst en hij wilde geen grote veroveringsoorlogen voeren. Hij wilde juist op uiterst gewelddadige wijze de bestaande maatschappelijke verhoudingen in standhouden. Het franquisme deed in feite niets anders dan de sociale verhoudingen van de jaren dertig bevriezen. De ‘vrede’ betekende niet dat het onderscheid tussen ‘overwinnaars’ en ‘overwonnenen’ verdween. Door de discriminatie van de vroegere republikeinen en het economische
Met dit soort posters werden de mensen aangezet tot isolement werd de ellende in Spanje helpen om Spanje opnieuw op te bouwen. onvergelijkbaar met de toestand van andere door de oorlog getroffen landen in 1945. Franco’s overwinning ontketende een campagne tegen de Catalaanse taal, ongeëvenaard in de geschiedenis van Catalonië. Uitgevers, boekenwinkels en openbare en privé-bibliotheken werden doorzocht om te kijken of er Catalaanse literatuur te vinden was en als dat het geval was, werden deze boeken vernietigd. De namen van dorpen werden verspaansd. Zo werd de straat van de Maagd van Monserrat (hét symbool van Catalonië) veranderd in de Straat van de Verlosser en de Bibliotheek van Catalonië werd veranderd in de Centrale Bibliotheek. In het midden van de jaren ‘40 werd het toegestaan om boeken in het Catalaans te publiceren en toneelstukken uit te voeren in het Catalaans, maar het Catalaans bleef verbannen van de radio, televisie, de kranten en de scholen. Het Institut, een instituut voor Catalanen, leed een half toegestaan, half verboden bestaan onder Franco. Er werden wekelijkse vergaderingen gehouden, het gaf lessen in de Catalaanse taal, literatuur en geschiedenis in privé-huizen, het hield recepties en het publiceerde boeken en pamfletten, waarvan sommigen zelfs gekocht werden door de regering om het te tonen op internationale tentoonstellingen. Het Catalaans werd dus wel in stand gehouden, maar dan wel in privé-kringen. Er was weinig wat de Catalanen konden doen tegen het regime van Franco. Velen probeerden het wel, maar nooit is men er echt in geslaagd. De meeste daden van de oppositie uit Catalonië waren symbolische daden. Zo zong het publiek in het Palau de la Música het onofficiële volkslied van Catalonië in het bijzijn van Franco in 1960. Spanjaarden hebben vaak de neiging om meer waarde te hechten aan de provincie of regio waarin ze leven dan het hele land zelf. Ze hebben erg veel affectie met hun geboorteplaats of -buurt, wat ze zelf hun ‘patria chica’ oftewel ‘klein vaderland’ noemen. Een aantal factoren (geografisch, historisch, en cultureel) zorgt ervoor dat Spanjaarden vaak ver van elkaar verwijderd zijn en velen vinden dat hun regio eerst komt en de Staat op de tweede plaats en in extreme gevallen zelfs op geen enkele plaats. Angst was het belangrijkste middel in de politieke ‘neutralisering’ van de bevolking. De Wet op de Politieke Verantwoordelijkheden (1938), de Wet voor de Onderdrukking van Vrijmetselarij en het Communisme (1940), de Staatsveiligheidswet (1941) en de Wet op de Militaire Rebellie (1943, van toepassing op politieke misdrijven) waren de formele instrumenten in de eliminering van de aanhangers van de vroegere Republiek. Al deze wetten zorgden voor een hoog aantal executies en sterfgevallen. Zo vielen er tussen 1939 en 1944 alleen al in de gevangenissen 192.684 doden, waarbij het in ongeveer 105.000 gevallen ging om politieke executies. Hiermee boezemde Franco de vroegere republikeinen angst in, waardoor zij zich niet snel meer politiek zouden uiten en zich minder snel zouden verzetten tegen zijn regime. Erg belangrijke onderdelen in de ‘zuivering’ van het land waren de censuur en de propaganda die door het Nieuwe Spanje van Franco werden opgezet. (Naar Duits en Italiaans model) werden er boeken, pers, toneel-, filmvoorstellingen en alle openbare plechtigheden aan een uiterst strenge censuur onderworpen, die niet alleen de verspreiding van republikeinse ideeën stop moest zetten, maar zich al snel uitbreidde tot een herziening van alle literatuur uit het verleden. De pers kreeg bepaalde berichten voor publicatie door de Staat opgelegd en bioscopen kregen de verplichting een blok Staatsnieuws en -documentaires te vertonen. Het gebruik van regionale talen zoals het Catalaans, het Baskisch en het Galicisch werd strikt verboden, omdat dat niet paste in de nieuwe geest van nationale eenheid. Voetbal speelde een cruciale rol in deze tijd. Voetbalclubs zoals F.C. Barcelona uit Catalonië en Athletic de Bilbao en Real Sociedad uit het Baskenland, symboliseerden de oppositie tegen het Franco regime in een tijdperk waarin demonstraties en oppositie tegen zijn regime streng onderdrukt werden. Alleen tijdens het voetbal konden Catalanen en Basken zwaaien met hun nationalistische vlag, de ‘senyeras’ en de ‘ikurriñas, en konden ze hun eigen volkslied zingen. Toch werd voetbal, dé uitlaatklep voor nationalistisch sentiment, streng gecontroleerd door de regering. De tussenkomst van de Staat in het voetbal was erg duidelijk. Voetbal werd gepolitiseerd en uitgebuit door Francistische propaganda om het besef van één nationale Spaanse identiteit te vergroten. Dit was dus weer een manier om de Spaanse cultuur op zijn manier te beïnvloeden. Real Madrid speelde de belangrijkste rol hierin, doordat zij werden gepromoot als de trots, niet alleen van Madrid, maar ook van heel Spanje, vooral in de periode in het einde van de jaren vijftig, toen het enorm veel succes had.
De Kerk Ook de kerk en het katholicisme speelden een grote politieke rol in het regime van Franco. Al tijdens de Burgeroorlog had de katholieke Kerk actief de zijde gekozen van de nationalisten. De Kerk zag de republikeinen als atheïsten en Paus Pius XII verwelkomde de bloederige overwinning van Franco op het materialisme dan ook “met immens genot”. De Kerk dankte haar centrale politieke rol vooral aan de bijzondere samenstelling van het franquisme. Geen van de groeperingen die achter Franco stonden kon binnen het regime de overhand krijgen en daarom was het onmogelijk om één politiek programma op te stellen dat naar de tevredenheid van het hele regime zou zijn.Alleen door de burgeroorlog als een ‘kruistocht’ tegen het atheïsme en materialisme voor te stellen kon het franquisme van al deze groepen tegelijkertijd een eenheid maken. Het katholicisme maakte dus een eenheid van de aanhangers van Franco. De Kerk kreeg dus een propagandistische rol tijdens de oorlog, maar ze wilden dan wel dat er na de oorlog concessies gedaan werden. Zo moest het katholicisme weer staatsgodsdienst worden, geestelijken moesten weer betaald worden uit de staatskas en het onderwijs moest weer grotendeels in handen komen van de Kerk. Maar ook in het dagelijks leven toonde de Kerk haar macht. De bisschoppen lieten het land weten dat men behoorlijk gekleed diende te gaan: vrouwen moesten de hele benen bedekken en de arm tot onder de elleboog. In sommige bisdommen werd actie ondernomen tegen onzedelijk(e) dansen. Bioscoopbezoek werd verboden voor kinderen onder de 14 jaar en in bepaalde steden werd vloeken bestraft. Men behoorde zich kuis te gedragen. In Valencia werd bij meisjes in onbehoorlijke badpakken op het strand het haar afgeknipt. Hetzelfde gebeurde in Madrid bij vrouwen in te korte rokken. Politiek en geloof werden steeds een eenheid. Niet alleen kregen alle manifestaties in officieel Spanje een religieus tintje, maar ook de aanwezigheid van bisschoppen bij politieke bijeenkomsten werd gebruikelijk, net als geestelijken die de Hitlergroet brachten. Deze eenheid was echter voor een deel schijn. Er ontstond een machtsstrijd tussen de Kerk en de Falange, het fascistische element in het regime van Franco, die zich vooral openbaarde op het culturele vlak. Geleidelijk aan moest de Falange terrein prijsgeven aan de Kerk binnen het censuurorgaan en dit kwam ten gunste van de katholieke intolerantie op het gebied van censuur. Vooralsnog maakte de Kerk zich niet al te druk om het antidemocratische en gewelddadige karakter van het fascisme. Het ging de Kerk er meer om dat de fascisten zo weinig karakter hadden en de vieze woorden die ze gebruikten. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog werd door de VS en de Sovjet-Unie besloten dat alle neutrale landen uit de oorlog lid mochten worden van de Verenigde Naties. Spanje mocht dit echter niet, omdat zij tot stand gekomen was met behulp van Duitsland en Italië en gezien de oorsprong, aard, geschiedenis en nauwe verbintenis met de agressieve staten had Spanje niet de vereiste kenmerken om dit lidmaatschap te verdienen. Spanje wist dus dat het moest veranderen en deed dat ook. Er werd een (schijn)parlement ingesteld, zodat het buitenland dacht dat Spanje een democratie geworden was. Ook werd er een grondwet opgericht, de ‘Fuero de los Españoles. De toegekende rechten waren echter zeer beperkt. Zo kregen de Spanjaarden geen politieke vrijheden, geen recht op vrije meningsuiting en omvatten de plichten de trouw aan het staatshoofd. De verandering van het uiterlijk van de Franco-dictatuur van fascistisch in katholiek was het belangrijkste middel om het voortbestaan ervan te garanderen. Zo onderging Spanje onder leiding van Franco weer een culturele verandering. Voor dit doel werd op 20 juli 1945 een nieuwe regering benoemd. De minister van Buitenlandse Zaken, Angel Herrera, had de zwaarste politieke taak in die tijd door de moeilijke internationale positie van Spanje. Het lag dan ook voor de hand dat deze post aan een vooraanstaand katholiek toegewezen werd. Een van de invloedrijkste Katholieke instanties gedurende het Franco-regime was de Opus Dei, opgericht door de onlangs heilig verklaarde Jose Maria Escriva. In het begin waren zij niet erg in politiek geïnteresseerd, maar langzaam maar zeker kregen zij allerlei belangrijke posities in de regering in handen, vooral in Ministerie van Econmische Zaken. Wat wilde Franco bereiken met zijn daden en wat waren de werkelijke gevolgen daarvan? Franco wilde één groot Spanje en wilde niet dat er mensen waren die alleen dachten aan hun eigen staat die ze zo belangrijk vonden. Hij wilde dat de mensen zich hielden aan zijn politieke systeem en dat ze niet hun eigen regels gingen opstellen. Dit maakte hij nog duidelijker door tussen oktober 1938 en maart 1941 4 wetten op te stellen die van toepassing waren op politieke misdrijven. Op deze manier wilde hij verzekeren dat het volk, en vooral de vroegere republikeinen, hun mond zouden houden. Het verbaast ons echter wel dat er toch tussen 1939 en 1944 192.684 executies hebben plaatsgevonden, omdat ik zou denken dat je ofwel meteen afgeschrokken zou worden door die 4 wetten, omdat je weet welke straf erop staat als je ze overtreedt, ofwel afgeschrokken wordt al na duizenden executies en dan de moed maar opgeeft om je te verzetten tegen het regime van Franco. Dit bewijst dus maar weer hoe strijdlustig de republikeinen waren en hoeveel ze over hadden voor hun land of staat. Je kunt het natuurlijk ook van een andere kant bekijken door te zeggen dat Franco vaak zomaar mensen af liet schieten, omdat ze in de Burgeroorlog fout zijn geweest in zijn ogen. Hij dacht waarschijnlijk zelf ook dat het een goede manier was om de anderen af te schrikken eenzelfde misdaad te begaan. Op de muntkant staat: één groot vrij (Spanje). Op de kopkant staat: Francisco Franco leider van Spanje voor God’s volk. Door een propagandaoorlog te beginnen tegen zijn eigen volk, wilde Franco de mensen die niet op zijn manier dachten, van gedachten veranderen en ze overhalen om zich aan zijn zijde te voegen zodat Spanje één groot verenigd land kon worden. Door nationalistische boeken te drukken, nationalistische artikels te schrijven, nationalistische toneelstukken op te voeren en nationalistische films te tonen in bioscopen wilde hij de positieve kant van het nationalisme nadrukkelijk naar voren brengen. Conservatieve en monarchistische kranten werden onder toezicht geplaatst, om er op toe te zien dat ze geen regionale talen gebruikten of republikeinse leuzen publiceerden. Het gebruik van regionale talen werd strikt verboden om te laten zien dat Spanje na de oorlog opnieuw geboren was en een nationale eenheid geworden was. De Catalanen, de Basken en de Galiciërs hadden (en hebben) namelijk hun eigen taal en cultuur en hielden meer van hun regio dan van het hele land Spanje en dat kon niet, vond Franco. Hij wilde nergens meer dialecten horen of lezen en trad hard op tegen overtreders. Hierdoor ontstond er een enorm haatgevoel, vooral bij de Catalanen die ook altijd één van de grootste vijanden van Franco geweest zijn. In de jaren ’30 was het Catalaans in Catalonië nog veel te horen en de immigranten die er naar toe gingen pikten de taal dan ook snel op. Het gevolg van het verbod op het spreken van het Catalaans was desastreus voor Catalonië, omdat toen Franco eenmaal gestorven was, er nog heel weinig mensen over waren die nog Catalaans konden spreken. Iedereen was het verleerd en de taal was gedoemd om uit te sterven. Zelfs de mensen die vroeger zeer goed Catalaans praatten, waren er zo aan gewend geraakt aan het Spaans lezen, schrijven en spreken dat ze het Catalaans vergeten waren. Ook waren er immigranten die trouwden met Catalanen, waarbij de immigrant Spaans sprak, waarop de Catalaan dat overnam, omdat hij dat zelf ook op school geleerd had en het overal om hem heen te zien, te lezen en te horen was. De immigrant kon nu immers niet meer zoals vroeger het Catalaans snel leren, omdat de taal verboden was. Na de dood van Franco en het herstel van de democratie was het Catalaans echter weer op straatbordjes te zien, weer te horen op de radio en weer te zien op de televisie. De Catalanen waren toch nog trots op hun taal en waren niet van plan het Catalaans te laten uitsterven. Ze waren weer vrij om hun taal in kranten en tijdschriften te drukken en op school werd weer Catalaanse les gegeven en er werd les gegeven in het Catalaans. De geweldige armoede na de oorlog was een enorm probleem, maar het was niet alleen een gevolg van de verwoestingen tijdens de Burgeroorlog, maar ook van de door Franco geschapen ‘nieuwe orde’. Ondanks de schaarste aan voedsel en brandstoffen en stijgende prijzen, bleven de lonen op een vooroorlogs peil. Arbeidersorganisaties waren verboden en bij protesten en stakingen werd met de harde hand ingegrepen. Door de armoede zagen mensen zich gedwongen lange werkdagen te accepteren of een tweede baan te zoeken en ook ontstond er kinderarbeid. Vanuit Zuid-Spanje kwam een trek naar Madrid, Barcelona en Bilbao op gang van mensen die van de armoede en de repressie op het platteland wegvluchtten naar de stad. Zij zochten hun toevlucht in de straatverkoop, bedelarij, prostitutie en misdaad. Zij gingen wonen aan de rand van de stad in de door de oorlog half verwoeste gebouwen en krotten die nog overeind stonden. Kortom, het Franco-regime had Spanje sociaal gezien ver terug in de negentiende eeuw gezet. De cijfers zijn veelzeggend: terwijl de lonen in 1945 gemiddeld 30% lager waren dan in 1936, waren de prijzen twee tot 3 keer zo hoog. De ongelijke verdeling van de oorlogsarmoede veroorzaakte tussen 20.000 en 30.000 doden door ondervoeding aan het begin van de jaren ’40. De kindersterfte steeg tot 151 per duizend geborenen in 1941. Tussen 1941 en 1951 moest de Spaanse bevolking zich behelpen met de volgende gemiddelde voedingswaarden: Spaanse bevolking Normaal Tekort Eiwitten 55,40 100 44,60
Vetten 38,50 100 61,50
Koolhydraten 135,17 400 264,83
Calorieën 1002 3000 1998
Ten gevolge van de armoede verspreidden zich allerlei ziekten door heel Spanje. Sommigen hiervan hingen rechtstreeks samen met de honger: ondervoeding en hongeroedemen. Het meest gevreesd was de tuberculose-epidemie: per jaar kwamen er 150.000 zieken bij en vielen er 30.000 doden. In de cijfers met betrekking tot de ziekenhuisopname van tuberculosepatiënten is de dramatische situatie duidelijk zichtbaar: t.b.c.-patiënten verpleegd in ziekenhuis overleden in ziekenhuis totaal overledenen 1940 7.276 963 23.871
1941 7.253 939 26.633

1942 8.183 1.077 26.062
De gevolgen van de naoorlogse schaarste werden vooral afgewenteld op de lagere klassen, niet alleen door het laag houden van de lonen, maar ook door de bloei van de zwarte handel. Via de officiële kanalen kreeg de inwoner van Madrid in heel 1941 gemiddeld nog geen 4 kilo vlees. Met de zwarte handel meegerekend bedroeg het gemiddelde 12 kilo. In de creperende steden vormden de zwarthandelaren, die met hun snel verdiende rijkdommen te koop liepen, een opvallende groep. De winsten waren ongelofelijk. De zwarte markt werd een essentieel onderdeel van de bedrijfsvoering van grote firma’s en van de nationale economie. De omvang van de zwarte handel liet geen twijfel bestaan aan de betrokkenheid van het staatsapparaat. De belangrijkste verklaring voor de situatie was daarom, naast de enorme tekorten, het feit dat elke vorm van kritiek of protest uitgesloten was. Na de ondergang van Nazi-Duitsland was het de vraag of de Geallieerden Spanje ook hard aan zouden pakken. Franco deed dus ook zijn uiterste best om zich te hermodelleren en zich presenteerbaar te maken tegenover het Westen. Zo stelde hij een schijnparlement in, zodat het leek alsof Spanje een democratie was, want dat zou goed overkomen op het Westen die geen dictatuur wilden binnen Europa. Ook stelde hij een Grondwet vast waarvan de toegekende burgerlijke rechten wel erg beperkt waren. Deze schijndemocratisering was bedoeld om het buitenland tegemoet te komen en om de groeperingen binnen het franquisme die naar monarchie streefden tevreden te stellen. Het gevolg hiervan was dat de Falange verdere invloed verloor. Om er zeker van te zijn dat het Westen geen maatregelen zou nemen tegen Spanje veranderde Franco het uiterlijk van zijn dictatuur van fascistisch in katholiek. Het was echter niet de gedaanteverandering die het voortbestaan van de dictatuur mogelijk zou maken, maar de ontwikkeling van de internationale verhoudingen. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de tegenstellingen tussen de voormalige geallieerden weer op de voorgrond getreden. Churchill, nu oppositieleider van Engeland vond dat het Westen zich met een ‘ijzeren gordijn’ af moest scheiden van de Sovjet-invloed. De VS kenden in 1947 economische hulp toe aan West-Europa volgens het Marshall-plan. De houding van Franco als voorloper in de strijd tegen het communisme zou eindelijk zijn vruchten afwerpen. Franco had namelijk in 1943 de Blauwe Divisie, genoemd naar de Falangekleur, uitgezonden om te vechten tegen het communisme uit de Sovjet-Unie. Als gevolg hiervan werden de diplomatieke betrekkingen met de verschillende staten geleidelijk aan hersteld. Na het uitbreken van de Koreaanse oorlog ,waarbij de VS betrokken zijn, biedt de Spaanse ambassadeur in Washington de Verenigde staten militaire steun aan. Spanje is op dat moment nog geen lid van de Verenigde Naties, maar het laat hier duidelijk zien hoe serieus het de strijd tegen het communisme neemt. Ongeveer op hetzelfde moment keurt het Amerikaanse Congres de toekenning van een krediet van 62 miljoen dollar aan Spanje goed. Zo zorgt Franco, door een beetje geslijm bij de VS, erg simpel voor veel geld in de staatskas. Beetje bij beetje wordt Spanje toegelaten tot de internationale organisaties: in 1950 wordt Spanje toegelaten tot de Wereldlandbouw- en Voedselraad (FAO), in 1951 tot de Internationale Postorganisatie, de Organisatie voor Burgerluchtvaart en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In 1952 treedt Spanje toe tot de UNESCO. De belangrijkste successen boekt Franco in het jaar 1953. Het Concordaat met het Vaticaan wordt in augustus van dat jaar getekend. De maand daarop bereikt Spanje een akkoord met de Verenigde Staten over economische en militaire hulp. De toelating tot de Verenigde naties laat nog tot december 1955 op zich wachten. Als onderdeel van een overeenkomst tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie wordt de kandidatuur van onder andere pro-Amerikaanse landen als Spanje en Portugal goedgekeurd samen met die van een aantal Sovjet-bondgenoten als Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Vanaf dat moment probeert Franco dan ook een overstap te maken van een propagandistische cultuur naar een normalisering van de situatie. De censuur en de nadruk op de traditionele waarden had het culturele leven van zijn spontaniteit beroofd en erg saai gemaakt. Franco liet eigentijdse buitenlandse invloeden toe in het land en wilde zo de zuivering van het eigen culturele verleden die de uittocht van de belangrijkste intellectuelen in 1939 had betekend ongedaan maken. Op alle terreinen werden de resultaten van de culturele openheid zichtbaar. In 1951 splitste zich van het Museum voor Moderne kunst het Museum voor Eigentijdse Kunst af. In de literatuur kwamen nieuwe tijdschriften op die ondanks de nog steeds strenge censuur een onafhankelijk en vernieuwend karakter hadden. Insula bracht de Spaanse literatuur weer in contact met de schrijvers in ballingschap. Dit tijdschrift gaf tevens betrouwbare informatie over buitenlandse literatuur. Naast Insula schreef het tijdschrift Indice over auteurs die door de katholieke franquisten niet erg geliefd waren, zoals Unamuno, Baroja, Valle-Inclán en Clarín. De jongste generatie schrijvers kon dankzij deze tijdschriften voor het eerst een groter publiek bereiken. De film had tot op dat moment alleen een propagandistische functie gehad. De voor de eerste maal toegestane vertoningen van de Italiaanse neorealistische films deden in Spanje een soortgelijke stroming ontstaan. De jonge cineasten die zich verzetten tegen die vastgeroeste filmwereld en de verstikkende censuur kregen zelfs enige officiële steun. Het bereik van de culturele openheid was natuurlijk beperkt. De traditie van het ‘liberale Spanje’ kon zich weer manifesteren, maar de culturele erfenis van de socialistische en communistische beweging bleef verboden terrein. Ook bleef de culturele liberalisering zonder gevolgen op het gebied van de politieke vrijheden. De openheid bracht echter een belangrijke verandering in de ontwikkeling van de jongeren die geheel onder de Franco dictatuur waren opgegroeid. Voor het eerst kwamen zij in contact met schilderkunst, literatuur, film en filosofie die het franquisme tot dan toe buiten de deur had gehouden. Dit was een eerste glimpje wat zij te zien kregen van de weg naar de democratie. De openheid van Franco komt ten einde met de crisis van februari 1956. Er braken studentenopstanden uit en de culturele oppositie tegen het franquisme had geleidelijk aan een meer politiek karakter gekregen. Er was een onomkeerbaar proces op gang gekomen van bewustwording van de politieke en sociale tekortkomingen van de Franco-dictatuur. Dit leidde in de tweede helft van de jaren ’50 tot het ontstaan van een geheel nieuwe oppositie die niet verbonden was met de oude republikeinse partijen, maar zijn oorsprong had in het franquistische Spanje zelf. De nieuwe oppositie krijgt vorm in twee partijen. De Partido Social de Acción Democrática staat onder leiding van Dionisio Ridruejo en heeft een links-liberaal karakter. Eenzelfde aansluiting bij het Europese liberalisme zoekt een groep die ontstaat rond professor Enrique Tierno Galván. Deze groep wordt functionalistisch genoemd, wat te maken heeft met hun nadruk op politiek realisme in de strijd tegen de dictatuur. Beide groepen wijzen de monarchie niet af, als deze de overgang naar een democratie naar Westeuropees model leidt. Wat voor invloed had de onderdrukking van de Catalaanse taal en cultuur op de bevolking daar en op de taal het Catalaans zelf? De Catalaanse taal De Catalaanse taal werd door de Catalanen bij elke mogelijkheid, door iedereen gebruikt, van intellectuelen tot diensters. De Catalanen waren dan ook erg trots op hun taal die symbool stond voor hun onafhankelijkheid en hun eigen karakter, apart van Spanje. Het was zelfs de drijvende kracht achter het 'Catalanisme', het streven naar een onafhankelijk Catalonië. Iedereen die geloofde in een onafhankelijke staat gebruikte het Catalaans als spreek- en schrijftaal. Gedurende de periode van de Catalaanse republiek, van 1931 tot 1939 was het Catalaans dan ook de officiële taal. Na de overwinning van Franco in de burgeroorlog werd er een grootscheepse campagne opgezet tegen de Catalaanse taal, zoals ook al in hoofdstuk twee staat. Alle Catalaanse boeken die konden worden gevonden werden vernietigd. De namen van straten en steden werden 'verspaansd', d.w.z. de oorspronkelijke Catalaanse namen werden omgezet in nieuwe Spaanse namen. Verder werden alle namen die verwezen naar enige vorm van autonomie veranderd, zo werd de Bibliotheek van Catalonië de Centrale Bibliotheek. Ook op tv, radio en pers werd het Catalaans verbannen, evenals op school en op straat. Later werd wel op beperkte schaal toestemming gegeven om boeken in het Catalaans te schrijven en te publiceren, maar verder werden er geen concessies gedaan. Dit zijn duidelijke voorbeelden van wat voor invloed de onderdrukking van de Catalaanse taal had op de taal het Catalaans zelf. Deze onderdrukking had namelijk vergaande gevolgend voor de Catalaanse taal. Tegen het einde van het Franco-regime was de Catalaanse taal op sterven na dood. Als er niet snel wat werd gedaan aan de volgende twee zaken zou het niet lang meer duren of het was uitgestorven. De eerste oorzaak was dat sinds het Catalaans niet meer werd geleerd op school, niet meer werd geschreven in de pers en niet meer in het openbare leven werd gebruikt, heel veel mensen het niet eens meer konden. Iedereen onder de 40 had het nooit in het dagelijks leven meegemaakt en slechts een klein deel had het in het geheim geleerd. Degenen die wel Catalaans konden, waren zo gewend aan een wereld vol Spaans dat ze het te vermoeiend vonden om in het Catalaans te lezen en te schrijven. Steeds minder mensen gebruikten het dus nog, waardoor het uiteindelijk een natuurlijke dood zou sterven. De tweede oorzaak was dat veel minder mensen het Catalaans thuis spraken dan verwacht. Dit komt door het grote aantal immigranten dat er woonde. Deze immigranten waren Spanjaarden die vanuit andere provincies naar Catalonië waren verhuisd. Zij waren daar niet opgevoed en kenden dus niet de Catalaanse taal. Deze immigranten trouwden vaak met Catalanen, waarbij de Catalanen wel Spaans konden, maar de immigranten dus veel minder goed Catalaans. Thuis werd er hierdoor Spaans gesproken en ook de kinderen uit deze huwelijken werden in het Spaans opgevoed. Ook op deze manier zou het Catalaans een natuurlijke dood sterven. Bij de gezinnen thuis leerden de kinderen immers geen Catalaans meer en op school werd het al helemaal niet meer geleerd De cultuur Ook op het gebied van cultuur vond zeer veel onderdrukking plaats. De Catalanen zelf spreken zelfs van culturele genocide, waarbij gewoonten, symbolen, fundamentele rechten en vrijheden werden verboden. De Catalanen mochten geen enkel teken van nationalisme tonen en werden zwaar onderdrukt. Hierdoor kregen ze uiteindelijk een soort minderwaardigheids-complex t.o.v. Madrid. Bovendien werden veel kunstenaars zodanig in hun vrijheden beperkt dat ze naar het buitenland vluchtten. De bekendste hiervan is natuurlijk Pablo Picasso, die jarenlang in Barcelona woonde, maar nadat Franco aan de macht kwam nooit meer in Spanje is teruggekeerd. Degenen die bleven probeerden na de overwinning van Franco, zo goed en zo kwaad als dat ging, hun normale leven weer op te pakken. Nu Franco aan de macht kwam hadden ze wel door dat de kansen op autonomie erg klein waren en daarom probeerden ze in ieder geval hun grip op de lokale economie te behouden. Ondanks de hevige onderdrukking werd de Catalaanse cultuur veel minder met uitsterven bedreigt als de Catalaanse taal. Dat komt natuurlijk omdat je een taal veel makkelijker verbant dan een cultuur. Als je ervoor zorgt dat de kinderen de taal niet meer leren en dat ze hem nooit in het dagelijkse leven horen, dan verdwijnt die langzaam, omdat niemand hem meer spreekt. Eeuwenoude tradities, zoals de dans de Sardana, kun je wel verbieden, maar die vergeten de mensen veel minder snel, omdat je zoiets als je die eenmaal kent niet meer vergeet, terwijl je een taal dagelijks moet spreken om hem goed te kennen. De onderdrukking van de cultuur had daardoor veel minder invloed op de mensen, omdat het gewoonweg niet mogelijk is die te verbannen. Het verzet Deze verbanning van het Catalaans en de geleidelijke verdwijning ervan was natuurlijk een grote vernedering voor het volk. Er werd op verschillende manieren verzet geboden tegen de gang van zaken. Er waren grofweg drie manieren te herkennen: 1) Het gewelddadige verzet. In het begin waren er meerdere pogingen om het Franco-regime met geweld vanuit Catalonië omver te werpen. In 1944 probeerden de communisten het land binnen te vallen en tussen 1947 en 1949 voerden anarchisten een bloedige campagne vol beschietingen en bomaanslagen in Barcelona. Deze pogingen liepen echter allemaal op niets uit, omdat het leger van Franco veel te sterk was en bovendien veruit in de meerderheid. 2) Het publieke verzet. Nadat bleek dat het geen zin had om met geweld verzet te plegen, omdat Franco toch veel te sterk was, werd iets nieuws bedacht. Er werden massale publieke demonstraties gehouden tegen zijn regime. De eerste daarvan was in 1948 wanneer 100.000 anti-Franco aanhangers op de been zijn om de Maagd van Montserrat, het symbool van Catalonië, te eren. Ook werden er meerdere algemene stakingen georganiseerd in Barcelona, die de hele stad plat legden, en werden er later ook massale boycotten tegen het publieke transportnetwerk, de metro, de bussen en de treinen, gehouden. Deze demonstraties hadden wel grote impact, maar zorgden er niet voor dat de Catalanen meer rechten kregen. 3) Het symbolische verzet. Dit vond verreweg het meeste plaats. De meeste vormen van symbolisch verzet, waren het uiten van onschuldige nationale gevoelens. Zo werd door het bezoek van een schouwburg tijdens een bezoek van Franco aan Barcelona uit volle borst het onofficiële, want verboden, Catalaanse volkslied gezongen. Dit symbolisch verzet werd meestal oogluikend toegestaan. Er was dus wel sprake van verzet tegen de onderdrukking, maar er was echter, in tegenstelling tot in het Baskenland met de ETA, bijna geen vorm van gewelddadig verzet. Hierdoor werden de Catalanen minder onderworpen aan een nietsontziende onderdrukking die er in het Baskenland voor zorgde dat alle mensen zich homogeen voelden in hun strijd tegen Franco. Een andere reden waarom er minder verzet was tegen de onderdrukking is het feit dat 25 % van de bewoners van Catalonië oorspronkelijk niet daar vandaan kwam, maar uit een andere Spaanse provincie. Zij hebben geen kennis van de Catalaanse taal, cultuur en historie en boden dus ook geen verzet tegen de onderdrukking. De Catalanen boden dus minder verzet tegen de onderdrukking dan bijvoorbeeld de Basken. Dit wel echter niet zeggen dat ze zich neerlegden bij de gang van zaken. Er werden in het geheim bijeenkomsten gehouden over de Catalaanse taal en historie, waarbij uiteraard in het Catalaans werd gesproken. Ook spraken de mensen onderling nog veel Catalaans, zei het niet op straat, maar achter gesloten deuren. Er werden ook veel pamfletten en boeken in het Catalaans gedrukt. De regering had hier wel weet van, maar deed er weinig tegen en lieten het later zelfs in beperkende mate toe. Dit deden ze niet om de Catalanen tegemoet te komen, maar omdat ze er hun eigen voordeel mee konden doen. Zo kochten ze Catalaanse boeken op om in het buitenland te laten zien dat er helemaal geen onderdrukking plaatsvond en dat er zelfs boeken in het Catalaans uitkwamen! Het geweld De onderdrukking van de Catalaanse taal en cultuur ging met zeer veel geweld van de kant van de Franco-regering gepaard. Elke vorm van verzet werd de kop in gedrukt en dat ging gepaard met duizenden slachtoffers. Iedereen die verzet had geboden tijdens de burgeroorlog werd vervolgd en vaak ter dood veroordeeld. De voormalige Catalaanse regering vluchtte naar Frankrijk, waar ze echter na de verovering van Hitler weer werden uitgeleverd aan Spanje. Daar werden ze allen in het geheim geëxecuteerd. Later kwam het verhaal naar buiten dat de laatste woorden van de Catalaanse president Visca Catalunya!; Leve Catalonië! waren. Het grootschalige gebruik van geweld had natuurlijk zijn impact op de Catalaanse bevolking. Deze leefde decennia lang in grote angst. Iedereen had natuurlijk wel wat op zijn kerfstok staan dat genoeg was om opgepakt te worden. Je kon geen enkele blijk geven van Catalaans nationalisme, want dat kon de dood voor je betekenen. Je werd voortdurend in de gaten gehouden en er vielen velen onschuldige slachtoffers die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren. Verder mochten mensen niet in grote groepen over straat, dit had Franco immers verboden om het risico van verzet tegen te gaan. Dit alles was natuurlijk erg moeilijk voor de Catalanen die erg trots waren op hun eigen karakter en nu hun dagen in voortdurende angst doorbrachten.
Hoe ontwikkelde de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur zich na de dood van Franco, met name de Catalaanse? Catalonië Na de dood van Franco in 1975 veranderde er zeer veel voor de Catalanen. Nu hij dood was, was er geen sprake meer van onderdrukking en konden ze vrijuit hun Catalaanse identiteit uiten. De Generalitat, de Catalaanse regering, kwam weer terug en Catalonië kreeg weer enige vorm van autonomie. Daarmee kwamen ook nationalistische uitingen, zoals de Catalaanse vlag en het Catalaanse volkslied terug. Oude tradities, zoals de Sardana, werden weer in ere hersteld en de namen van plaatsen en historische symbolen werden ‘gecatalaniseerd’, zoals ze eerst door Franco ‘verspaansd’ werden. De lokale gemeenten promootten de oude gewoontes via conferenties, publicaties, feesten en vele andere zaken. Vooral de feesten zorgden ervoor dat de Catalanen zich weer Catalaans gingen voelen. Het gaf hun een gevoel van verbondenheid en het scheidde hen van andere af. Zo bracht de Catalaanse nationale feestdag maar liefst 1.000.000 man op de been in Barcelona. Oude gebouwen en parken, zoals het Casa Milá en het Parque Güell werden op de lijst van culturele erfgoederen van UNESCO geplaatst en men kreeg ook subsidies van de EU om oude traditionele gebouwen te behouden en restaureren. Het Catalaans werd weer een officiële taal en kwam weer overal terug in het straatbeeld. Wegwijzers en plaatsnamen in het Catalaans kwamen terug en men kon weer Catalaans horen op de
Het Parque Güell van bovenaf bekeken. Kranten, tijdschriften en boeken mochten weer in het Catalaans gepubliceerd worden en op school werd niet alleen Catalaans geleerd, maar ook in het Catalaans les gegeven. Zelfs op de veel internationaler gerichte universiteiten wordt nu vaak in het Catalaans in plaats van in het Spaans gedoceerd. De Catalanen kunnen nu weer in het Catalaans praten, lezen en schrijven, terwijl het aan het eind van het Franco-regime nog leek alsof het langzaam verdween. Het is nu zelfs zo dat de meeste Catalanen beter Catalaans dan Spaans kunnen en liever in het Catalaans dan in het Spaans communiceren. Dit hebben we zelf ook mee kunnen maken tijdens onze uitwisseling. Onze uitwisselingspartners praatten steevast Catalaans met elkaar en geen Spaans. Sommige mensen denken zelfs dat Catalonië eerder op weg is om een eentalige, Catalaanse, regio te worden dan een tweetalig Spaans-Catalaanse regio. Er zijn er zelfs bij die verwachtten dat Spaans straks eenzelfde positie in gaat nemen in Catalonië, zoals Engels dat nu doet in Scandinavië. Zij verwachten dat Spaans een tweede taal wordt die de mensen wel uitstekend spreken, maar toch blijft het een tweede taal die ze veel minder vaak zullen gebruiken. Toch zijn er ook negatieve ontwikkelingen in de Catalaanse Cultuur te ontdekken na de dood van Franco. Zo wordt er in sommige musea op een stuitende manier beeld gegeven aan de Catalaanse historie. Er komt een heel eenzijdig beeld naar voren van een geschiedenis vol onrecht en nodeloze slachtoffers die hun leven gaven in de strijd tegen de wrede overheerser Spanje. Er wordt alleen gekeken naar de verantwoordelijkheid van Spanje in de verschillende gewelddadige conflicten door de eeuwen heen en niet naar de kwalijke rol die Catalonië soms ook heeft gespeeld. Ook zelf hebben we meegemaakt wat voor afkeer richting Madrid er nog steeds heerst onder de Catalanen. Tijdens de finale van de Champions League van afgelopen jaar hadden zij liever dat het Duitse Bayer Leverkusen won dan dat de aartsrivaal Real Madrid met de eer ging strijken. Dit is nog een onschuldig voorbeeld, maar onder veel Catalanen heerst toch nog een natuurlijke afkeer richting alles dat uit ‘Madrid’ komt. Bovendien keerde de Catalaanse taal niet overal evensnel terug. In de literatuur duurde het even voordat er weer volop in het Catalaans werd gepubliceerd en de eerste publicaties waren vaak van matige kwaliteit. Vaak ging het meer om het Catalaans dan om de kwaliteit ervan. In de loop van de jaren is dit echter veranderd en is er een nieuwe generatie Catalaanse schrijvers ontstaan. Spanje Sinds de dood van Franco is de ‘culturele infrastructuur’ enorm verbeterd. Het grootste probleem was dat bijna alle culture activiteiten waren gebundelde in Madrid en Barcelona. In de rest van het land waren bijna geen culture voorzieningen, zoals theaters of schouwburgen. Dit werd opgelost door de lokale overheden subsidies en bevoegdheden te geven om naar eigen inzicht de culture leegte te vullen. Bovendien nam ook de landelijke overheid het heft in handen door culturele projecten op te zetten, waaronder het restaureren van al bestaande theaters die door het Franco-regime buiten werking waren gesteld. Op deze manieren ontsprongen allerlei nieuwe muziekfestivals, jeugd orkesten en publieke kunstgaleries. Verder werden er ook subsidies gegeven voor het maken van musicals, films, ballet etc. Toch was nog steeds de helft van het bedrag dat werd uitgegeven door het Ministerie van Kunst en Cultuur bedoeld voor Madrid. Dit is dan ook het hoofdkwartier geworden van bijna alle culturele instanties in Spanje. De regering zorgt er niet alleen voor dat er weer nieuwe culturele activiteiten ontspringen, maar ook dat de kwaliteit daarvan op een hoog niveau is. Dit wordt verzekerd door ook commerciële theaters die zich tot doel stellen serieuze werken op te voeren van subsidies te voorzien. Verder zetten ze ook zelf toneelscholen op, om de nieuwe acteurs op een hoog niveau op te leiden. Dit had echter ook nadelen tot gevolgd. Door de subsidies werd het aanbod zo overweldigend dat het publiek uiteindelijk zijn interesse verloor. Van de 39 theaters die Madrid in 1984 had, waren er op die manier minder dan tien jaar later, in 1993, nog maar 13 over. Toch was de belangstelling van de mensen voor de ontwikkeling van de kunst en de cultuur na Franco overweldigend. Toen in 1990 in het Prado in Madrid een tentoonstelling van de 17e eeuwse schilder Velázquez werd gesloten, stonden de mensen om 12 uur ‘s nachts nog in de rij om toegang te eisen. Ook in dat beeld kan de belangstelling rond de verhuizing van het wereldberoemde schilderij Guernica worden gezien. In 1992 besloot de regering dat die van het Prado naar het Reina Sofía Kunst Centrum moest worden verplaatst. Dit was tegen de zin in van vele nabestaanden en bewonderaars van Picasso, die vreesden dat een nieuw vervoer van het schilderij het al aangetaste doek nog meer schade zou berokkenen. Bovendien was dat tegen de wens van Picasso zelf in die wilde dat zijn meesterwerk in het Prado zou hangen om daar een nieuwe afdeling van moderne kunst te starten, naast de oude kunst die er al hing. Tegen al deze bezwaren in besloot de regering het doek toch te verplaatsen. Ook op het welbekende stierenvechten werd invloed uitgeoefend. Tijdens het Franco-regime vond een sterke stijging van het aantal stierenvechters plaats. Na zijn dood nam dat aantal steeds meer af. Bovendien werden er allerlei restricties doorgevoerd waar het stierenvechten zich aan moest houden. Hiermee komt de regering de vele anti-stierenvechten organisaties tegemoet en ook het grootste deel van de bevolking dat zich meerdere keren heeft uitgesproken tegen het stierenvechten. Na de dood van Franco vonden er natuurlijk ook allerlei veranderingen plaats die minder aandacht kregen, maar minstens zo logisch waren. Zo werd alle censuur op de pers afgeschaft en ontstonden er allerlei nieuwe omroepen en kranten die nu eindelijk hun eigen mening konden uiten. Ook de rol van de katholieke kerk werd gereduceerd. In de nieuwe grondwet was in eerste instantie geen woord gewijd aan de rol van de kerk. Later werd wel toegevoegd dat de autoriteiten rekening zullen houden met het geloof van de samenleving, maar er is geen regel gewijd aan het verplichten van het katholicisme als staatsgodsdienst of het verplicht leren van katholieke normen en waarden op school. Op het gebied van onderwijs vonden ook verschillende veranderingen plaats na de dood van Franco. Na zijn dood besloten heel veel volwassenen om opnieuw het basis onderwijs te volgen op door de overheid opgerichte avondscholen. Zij deden dit omdat onder Franco natuurlijk geen sprake was van onafhankelijk onderwijs, maar van onderwijs dat helemaal was ingericht volgens Franco’s propaganda-apparaat. Er werden verschillend vormen van privé-scholen voor het secundair onderwijs opgericht en voor degenen die geen geld hadden hun kind daar heen te sturen, werden staatsscholen gesticht. Bovendien werd er een heel nieuw onderwijssysteem ingevoerd dat ervoor moest zorgen dat ieder kind van zijn zesde tot zijn veertiende gratis onderwijs kon volgen. Toch zorgde het nieuwe onderwijssysteem voor veel problemen. Het gemiddelde opleidingsniveau in Spanje is nog steeds vrij laag vergeleken met andere landen, ondanks diverse aanpassingen die er door de jaren heen aan zijn verricht. Met de taal het Spaans veranderde niets noemenswaardigs na de dood van Franco. Op de taal heeft hij namelijk weinig invloed gehad. Toen hij gestorven was bleef men gewoon hetzelfde Spaans praten als tijdens zijn bewind, met de enige aanpassing dat het Catalaans en Baskisch nu ook erkend werd als officiële taal en dus het Spaans bij sommige gelegenheden, zoals officiële feestdagen en openingen van belangrijke gebouwen, verdrong. Conclusie: De invloed van Franco op de Spaanse en Catalaanse taal en cultuur is erg groot geweest. Meer dan 35 jaar heeft hij de touwtjes in handen gehad en op die manier invloed kunnen uitoefenen. In verschillende mate hebben de Spaanse taal en cultuur en de Catalaanse taal en cultuur daar onder te lijden gehad. De Spaanse cultuur had te maken met strenge censuur en propaganda op allerlei mogelijke gebieden. Zo werden films, boeken en theatervoorstellingen streng gecensureerd en werd er een verplicht blok staatsnieuws en -documentaires in de bioscoop getoond. De pers kreeg bepaalde berichten door de staat opgelegd die ze moesten publiceren en de daden van Franco werden erg opgehemeld. Verder werd de Spaanse taal overal als enige erkende taal opgelegd die iedereen moest spreken. Het katholicisme werd bovendien als staatsgodsdienst ingevoerd en de kerk kreeg erg veel invloed in de politiek. Zij hadden bovendien veel invloed op de normen en waarden. Men mocht niet onzedelijk dansen of korte rokken dragen en ook dingen zoals vloeken werd bestraft. Verder kregen alle culturele manifestatie een religieus tintje mee. De Catalaanse taal werd hevig onderdrukt. Men mocht het nergens meer spreken en alle Catalaanse uitingen werden uit het straatbeeld gehaald. Ook op school en in de pers werd het Catalaans verboden, zodat het langzaam uitstierf. Aan het eind van het Franco-regime was de taal op sterven na dood. Catalaanse culturele uitingen werden overal sterk onderdrukt. Deze onderdrukkingen gingen met zeer veel geweld gepaard. Er werd hier wel verzet tegen geboden, maar dat had geen invloed en werd de kop ingedrukt. Veel kunstenaars, zoals Pablo Picasso, besloten hierop het land uit te vluchten. De mensen leefden dus jarenlang in een sfeer van angst, geweld en onderdrukking. Binnenshuis werd nog wel Catalaans gesproken en waren er nog wel Catalaanse cultuuruitingen, maar hier werd niet tegen opgetreden. Na de dood van Franco maakte zowel de Spaanse taal en cultuur, als de Catalaanse taal en cultuur een geweldige opleving door. Er was geen onderdrukking en censuur meer en men kon nu eindelijk zeggen en doen wat men wilde. Catalaanse tradities kwamen terug en het Catalaans werd weer in het straatbeeld ingevoerd. Scholen en pers gebruikten weer Catalaans als voertaal en zo werd de taal die bijna was uitgestorven weer overal gebruikt. De Spaanse cultuur maakte ook een opleving door. Overal werden nieuwe culturele voorzieningen, zoals theaters, opgezet en culturele projecten gestart, gesubsidieerd door de regering. Het culturele aanbod groeide hierdoor in recordtempo. Ook de rol van de kerk werd gereduceerd. Het katholicisme was niet langer staatsgodsdienst en men was niet langer verplicht zich aan de katholieke normen en waarden te houden. Verder werden er overal nieuwe scholen opgezet en het onderwijsniveau van de mensen, dat zeer laag was vergeleken met de rest van Europa, werd zo weer enigszins opgehoogd. De invloed die Franco in de 35 jaar dat hij regeerde heeft gehad, heeft dus diepe sporen nagelaten, die men na zijn dood in een razend tempo weer heeft uitgewist. Catalonië heeft weer op verschillende vlakken autonomie verkregen en is één van de welvarendste regio’s van Spanje geworden.

REACTIES

R.

R.

Zou dit werkstuk aub van deze site gehaald kunnen worden? Van deze informatie klopt haast niets, er is gebruikt gemaakt van onjuiste feiten.

14 jaar geleden

B.

B.

vind ik het echt een top werkstuk.


21 jaar geleden

L.

L.

heey jongens, mooi pws van jullie, ik heb hem ingeleverd en er een Voldoende voor gekregen!
bedankt!!

Léon

16 jaar geleden

M.

M.

Waar zijn de bronnen?

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.