Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Deltaplan

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vmbo | 6563 woorden
  • 15 oktober 2003
  • 201 keer beoordeeld
Cijfer 6
201 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Voorwoord De deltawerken of het deltaplan, werden gemaakt om een ramp zoals die van februari 1953 nooit meer te kunnen laten gebeuren. Het grootste deel van Zuidwest Nederland stond onder water. Er werd een plan bedacht op herhaling te voorkomen en dit resulteerde in een complex en zeer duur plan en was nog nooit in de geschiedenis van de mensheid voorgekomen. Velen technici moesten nieuwe methodes bedenken om dammen te kunnen maken. Ook moesten nieuwe sterkere materialen bedacht worden om het bouwen van sommige dammen mogelijk te maken. Heel mijn Praktische opdracht gaat dus over het Deltaplan. Doordat ik eerst een aantal deelvragen heb gesteld kon ik naar mijn hoofdvraag werken: ‘Wat is er veranderd door de Delta werken’? Verder heb ik woorden die in het rood staan achter in mijn werkstuk verklaart. Ik hoop dat u nu door mijn praktische opdracht heel wat wijzer bent geworden. De ramp van 1953. Hoe is het gebeurd? Meer dan de helft van Nederland ligt lager dan de zeespiegel. Om dit deel te beschermen tegen de zee heeft men dijken gebouwd. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 bleek echter dat deze niet tegen het geweld van de zee bestendig waren. De golven vernielde in snel tempo de dijken en de zee stortte zich in de polders. Veel mensen waren totaal verrast, en hadden niet eens tijd om naar de zolder te vluchten. Anderen zagen het water komen en waren op weg naar huis toen ze door het water werden mee gesleurd. Hoe kon zo’n ramp nu gebeuren. Was het nu de storm die nog nooit zo hevig was geweest over waren er ook andere dingen. Om dit beter uit te kunnen werken zijn er twee oorzaken: - menselijke factoren - natuurlijke factoren

Bij de menselijke factoren hoeft slechts één factor aan de orde gesteld te worden: de dijken. Het dijkonderhoud valt voor het grootste deel onder de verantwoording van de waterschappen. Het bestuur van de waterschappen wordt gevormd door de dijkgraven en gezworenen. Door het waterschap is de totale lengte dijken opgedeeld in stukken. Elke dijkgraaf, die de landeigenaren van de polders achter zijn dijken vertegenwoordigd, is verantwoordelijk voor dat stuk dijk. Hij moet erop toe zien dat hij de dijken in goede staat verkeren en als nodig deze opgehoogd worden. De dijkgraven draaien voor een groot deel voor de kosten op. Als er sprake is van een zwakke dijk, spreken ook de provincie en de staat een woordje mee bij het onderhoud, omdat zij dit onderhoud van de dijkstukken financieren. Bij de achteraf onderzoeken van de dijken die in 1953 doorbraken bleek dat deze: 1. over het algemeen te laag waren
2. met name de helling te steil waren. 3.de samenstelling van de dijken slecht was
In 1943 was er al een bijna overstroming. Het water stroomde toen op sommige plaatsten gewoon over de dijk heen. Rijkswaterstaat sloeg alarm. Toen zij naar de hoogtes van de dijken onderzoek gingen doen bleek dat op heel wat dijkvlakken van de 475 km rond de Zeeuwse eilanden de dijken 20 tot 90 cm te laag waren. Bij Stavenisse was het zelfs zo erg dat de dijk 180 cm zou moeten opgehoogd worden, om tegen een overstroming bestendig te zijn. Na het rapport van rijkswaterstaat gebeurde er echter niets. De dijken bleven zo laag. Dit kwam enerzijds doordat het op dat moment oorlog was, maar ook na de oorlog gebeurde er niets aan de dijken. Men had het veel te druk met het we er opbouwen van het land, en het zich wapenen tegen de communistische dreiging. Ondanks de waarschuwing van vele deskundigen van Rijkswaterstaat, bezuinigde de staat flink op kustverdedigingen. 1952 was het budget nog maar 11 miljoen terwijl voor defensie 2,2 miljard werd uitgegeven. Behalve dat de dijken te laag waren, waren de meeste dijken veel te steil, wat van groot belang is wil de dijk niet doorbreken. Als een dijk te steil is slaat de zee veel sneller gaten in de dijk omdat hij veel sneller afbrokkelt als de zee ertegen beukt. De meeste dijken waren 1: 1,5 tot 1: 1,75 maar er waren er ook die 1:1 waren. Dit wil zeggen als je 1m ophoog gaat : hoeveel ga je opzij. In die tijd was de samenstelling van de dijken erg slecht. De kern van een dijk bestond in die tijd uit zand of zavel. Daarover was een mantel van klei gelegd, en daarover een grasmat die voor het bij elkaar houden van de dijk zorgen moest. Door regenval en golf-overslag windt voortdurend erosie plaats. Als de grasmat en de kleien afdeklaag niet goed onderhouden worden, kan de dijk maar heel weinig hebben voordat hij doorbreekt. Door het slechte onderhoud van de dijken in de jaren voor 1953 verkeerde de klei laag en ook de grasmat in een zeer slechte slaat, zodat de dijken in 1953 sneller breken konden. Veel mensen kwamen door het te laat op gang komen van de hulp om. Zij zaten bijvoorbeeld dagen vast op de daken, of de zolder van hun huizen, zonder voedsel. Waarom kwam de hulp dan zo traag op gang? Ten eerste was er een groot gebrek aan communicatie met de getroffen gebieden en de rest van Nederland. Dit zorgde ervoor dat pas men er pas veel later achter kwam wat er gebeurd was, en niet wist waar de hulp nodig was. De tweede reden wad de gebrekkige leiding. Autoriteiten weten niet snel en doeltreffend op te treden. Er was ook geregeld onderlinge concurrentie tussen verschillende autoriteiten. De laatste oorzaak was het grote gebrek aan hulpmiddelen. Bij de organisatie die bij zo’n ramp voor redding zorgen moeten was geen of gebrekkig materiaal aanwezig. Om in actie te komen moest men wachten op de hulp van het buitenland. Tijdens zo’n ramp ben je helemaal op jezelf aangewezen. Als de overheid niet snel genoeg hulp kan verzorgen zoals het hier het geval was zul je dus zelf er voor moeten zorgen dat velen in veiligheid worden gebracht. Zo deden de vissers uit Yerseke en Zierikzee prachtig werk door honderden mensen in veiligheid te brengen. Naast vissers uit Yerseke en Zierikzee kwamen er later ook visser uit andere delen van het land. Naast de visser hebben ook de zendamateur een belangrijke rol gespeeld. Zij zorgden er bv. voor dat er verbinding werd gelegd vanaf Schouwen Duiveland naar Middelburg
Op 1 februari zijn er verschillende factoren geweest die er voor kunnen zorgen dat er een abnormaal hoge waterstand ontstaat: 1. De windkracht: Deze kan er voor zorgen dat de golven hoger worden opgezweept. 2. Windveld: Als er een sterke wind staat heeft deze op de golven een stuwende werking. Er ontstaat een soort stroming. Hoe groter het windveld, wat betekend dat de wind over een heel stuk in de zelfde richting waait, deste hoger het water komt te staan waar naar toe geblazen wordt. 3. Stormeffect: Ook het stormeffect is bepalend voor de waterhoogtestand. Dit is een optelsom van windsnelheid + windrichting + opstuwing. Het maximale stormeffect treed meestal op 5 uur na de hoogste windsnelheid. 4. Afvoer van de rivier: Hoe meer water er wordt afgevoerd deste meer er zich ophoop voor de kust. Het kan niet de zee in stromen dus er ontstaan hogere waterstanden. 5. Getijden: De zee is altijd hoger als het volle maan is geweest. Dit komt omdat de maan aantrekkingskracht heeft waarmee ze het water een beetje naar zich toe trekt. Bij nieuwe maan staan de zon en de maan aan de zelfde kan. Dit zorgt voor veel meer aantrekkingskracht, waardoor het water hoger komt dan met vloed. Dit noemt men dan springvloed. 6. De duur van de storm: Als een storm langer duur, blijft het water steeds stijgen, omdat het tegen het land aan word geduwd. Welke van deze factoren speelde nu mee op die beruchte zondag. Om te beginnen was de windkracht niet uitzonderlijk hoog. Op de middag van zaterdag de 31ste januari tot de middag van zondag 1 februari was de wind niet abnormaal. De wind had een snelheid van tussen de 15 en 20 meter per seconde, wat gelijk staat aan windkracht 8 tot 9. Later neemt de wind toe tot 26 m/s wat gelijk staat aan windkracht 11. ‘s nachts neemt het weer af tot windkracht acht.Het windveld speelde echter wel een grote rol. De depressie die voor veel wind zorgde kwam uit Groenland
Vanaf Groenland verplaatste hij zich in oostelijke richting maar boven de Noordzee aangekomen boog hij af naar zuidoostelijke richting. Dit betekende dat over een breedte van 1000 km het water de steeds smaller wordende Noordzee op werd geblazen. Omdat de afvoer van de rivieren zeer laag was kon het daar niet aan hebben gelegen, en ook van springvloed was geen sprake. Wel duurde de storm op sommige plaatsten 1 ½ keer zo lang als tot toen toe gemeten was. De duur, windrichting, windkracht, en stuwing van het water dat door het kanaal wilde hebben er voor gezorgd dat op sommige plekken het water steeg tot 4,35 meter boven N.A.P. Na de stormvloed raasde nog maar een gedachte door de hoofden van de Zeeuwen: Dit mocht nooit meer gebeuren! Een geniaal plan werd bedacht. Dit werd het Deltaplan genoemd. Het Deltaplan zou uiteindelijk resulteren in de Deltawerken. De veiligheid van het land achter de dijken zou voor de komende eeuwen gegarandeerd kunnen worden. Ingenieurs, technici, milieudeskundigen, economen, planologen en vele andere specialisten zaten jarenlang om de tafel om voor alle aparte gebieden een passende oplossing te bedenken. Wat was het deltaplan? Na de overstromingsramp van 1 februari 1953 was iedereen er van overtuigd dat zoiets nooit meer mocht gebeuren. De regering riep een deskundige mensen bij elkaar. Zij moesten uitzoeken wat er het beste kon worden gedaan om te zorgen dat ons land nooit meer te maken zou krijgen met zo’n vreselijke overstroming. Deze groep mensen werd de Deltacommissie genoemd. De deltacommissie ging meteen hard aan het werk. Binnen 4 maanden, terwijl de grond nog niet eens overal droog was, bracht de commissie haar eerste advies aan de regering uit. Voorgesteld werd om het eiland Schouwen, het meest bedreigde eiland, tot 5 meter + NAP te verhogen en om in de monding van de Hollandse Ijssel bij Krimpen aan de Ijsel een stormvloedkering te bouwen. Beide voorstellen werden direct door de regering aangepakt. Een jaar na de stormvloed bracht de commissie haar belangrijkste voorstel op tafel: het Deltaplan. In het Deltaplan stond dat in de mondingen van 4 grote zeegaten in het Zuidwesten van Nederland grote afsluitdammen moesten worden gebouwd. Dan zou de zee daar nooit meer kunnen binnendringen. Eerst zouden de eenvoudigste dammen gebouwd worden. De moeilijkste zou men tot het laatst bewaren. De volgorde van de afsluitingen zou daarom zijn: Veerse Gat, Haringvliet, Brouwershavensche gat en Oosterschelde. In een eilandengebied als de Delta in die tijd was, is het echter niet mogelijk om een zeegat af te sluiten zonder rekening met andere zeegaten te houden . Als het Brouwershansche Gat afgesloten werd rekening te houden met de Oosterscheldedam en het Haringvliet, zou het water door deze twee laatste zeegaten toch nog achter de eilanden om in het Brouwershavensche Gat en de Grevelingen terechtkomen. Om dat et voorkomen moesten er extra dammen gebouwd worden om de achterdeur van de verschillende zeegaten af te sluiten. Zulke dammen moesten er komen in de Zandkreek die de achterdeur van het Veerse Gat was, in het Volkerak om de achterkant van het Haringvliet dicht te krijgen en in de Grevelingen om de achterzijde van het Brouwershavensche Gat af te sluiten. Er waren nog meer problemen. Door het Haringvliet bereikt bijna de helft van het Rijnwater en vrijwel alle Maaswater de zee. Die rivieren konden natuurlijk niet worden afgedamd, want dan zou heel Nederland onderlopen. In de Haringvlietdam moesten dus grote sluizen komen om het rivierwater, en ’s winters ook de ijsschotsen, naar de Noordzee te kunnen afvoeren. Ook de scheepvaart was een probleem. Tussen Antwerpen in België en de Rijn bestaat een drukke scheepvaartverbinding. Als die verbinding door een dam zou worden geblokkeerd zou men in België vanzelfsprekend vreselijk boos worden. Daarom moesten er ook in de Volkerakdam sluizen komen. Tijdens de stormvloed waren echter niet alleen het Deltagebied, maar ook andere Nederlandse kustgebieden in gevaar geweest. Daarom gaf de Deltacommissie advies om langs alle zeegaten die niet werden afgesloten en langs de rest van de kust de dijken en flink stuk te verhogen. Ook de duinen moesten worden versterkt. Wat betekent delta? Deltawerken, zo noemen we al de dijken en dammen die we sinds 1953 in de Zeeland Noord-Holland en Noord-Brabant. Deze worden zo genoemd omdat het de werken zijn in de Delta. Wat is dat eigenlijk, een delta? Een delta is een stuk land in de monding van een rivier. Hij wordt meestal ingesloten door de armen waarin die rivier zich bij zijn monding verdeelt en ontstaat uit de deeltjes klei en zand die door de rivier worden meegevoerd en die in de monding de rivier bezinken. Delta’s ontstaan alleen wanneer de snelheid waarmee de rivier in zee stroomt niet al e groot is en er voor de kust geen sterke stromingen zijn die de aangevoerde klei- en zanddeeltjes onmiddellijk weer wegspoelen. Over heel de wereld komen delta’s voor. Maar soms noemen we wel eens iets een delta wat eigenlijk geen delta is. Waarom gaf Nederland zoveel geld uit aan de deltawerken? Zo krenterig als een Nederlander. Een wel heel bekend spreekwoord over de hele wereld. Gek toch dat die zelfde krenterige Nederlanders ongeveer 11 miljard gulden uitgeven aan zo’n stukje land, waar toentertijd nog geen 300000 mensen woonden. Waarom zouden die domme Hollanders nu zo veel geld hebben voor zo’n klein stukje land? Wat heeft dit voor voordelen? Er waren motieven genoeg om voor dit ene stukje Nederland een goed plan te maken: Economisch, sociaal, cultureel, historisch, redenen te over. Nederlanders zijn al eeuwen bezig met het bouwen van dijken, inpolderen van land en zichzelf beschermen tegen de zee. Elk stukje grond wat gewonnen was op de zee kon later als landbouwgrond worden gebruikt. De toenmalige inwoners van Zeeland moesten vechten voor hun bestaan en elke vierkante meter vruchtbare grond was van harte welkom. Natuurlijk was het niet de bedoeling geweest de Deltawerken zo duur te maken, het kon vele malen goedkoper. Maar bij de invulling van het plan moesten er zeer veel concessies gedaan worden om bijvoorbeeld de unieke natuur in het Deltagebied gedeeltelijk te bewaren. Er moest gekeken worden wat de gevolgen zouden zijn van het neerzetten van een reeks aantal dijken. De uitgaven zouden ten goede komen aan een duurzaam project dat belangrijker was dan een stapel bankbiljetten. Alleen een concreet plan zou uitkomst bieden om in de strijd tegen het water de volgende slag te winnen. Dat Nederland voor meer dan de helft onder de zeespiegel ligt, weegt zwaar mee. Zeeland zou niet alleen gebaad zijn met de Deltawerken, maar heel Nederland. In Zeeland werden ervaringen opgedaan wat betreft inpoldering en kustverdediging die later in heel Nederland gebruikt zouden kunnen worden gebruikt. De veiligheid van het achterliggende land zou gegarandeerd moeten worden door de Deltawerken. Hierin mocht best een aardige smak geld worden geïnvesteerd. Als de geschiedenis zich zou herhalen (wat niet te hopen is ) verdient dit Megaproject zich binnen de kortste keren terug.
Waar werden de dammen neer geplaatst? In 1958 wordt de Deltawet met gejuich ontvangen! De gevolgen van deze wetgeving zullen zijn dat de veiligheid wordt vergroot achter de verhoogde dijken en de kustlijn verkort zal zijn met 700 kilometer. Tevens wordt de waterbeheersing in een groot deel van Nederland verbeterd , heeft de nieuwe wet positieve gevolgen voor de economie en terugkijkend op de Deltawerken kan geconcludeerd dat het gehele project een enorme impuls is geweest voor de Nederlandse aqua-technologie! De verkorting van de kustlijn zal worden gerealiseerd door het aanleggen van grote dammen in de vier zeearmen. De Veerse Gatdam, Oosterscheldedam, Brouwersdam en Haringvlietdam. Daarnaast zijn drie meer landinwaartse dammen voorzien in Volkerak, Grevelingen en Zandkreek. Door de Volkerakdam worden de rivier- en zee-bewegingen uit elkaar gehouden. In de Zeeuwse Stromen tussen de eilanden zal door het werken aan de grote dammen een sterke rondstroming van het water ontstaan in het getijde gebied. Om dit te kunnen beheersen, worden de Grevelingen- en Zandkreekdam aangelegd. Er komen ook bijzondere kunstwerken met speciale taken. Een stormvloedkering in de Hollandse IJssel (Stormvloedkering Hollandse IJssel) en De Nieuwe Waterweg (De Maeslantkering). Door een groeiend milieubesef worden de plannen rond de Oosterscheldedam aangepast. De Oosterschelde wordt niet meer volledig afgesloten door een volledig gesloten dam, maar door een half gesloten dam met een beweegbare stormvloedkering De Oosterscheldekering. Om het zoutwater milieu gescheiden te houden van het zoet water dat wordt aangevoerd door de rivieren, moeten nu twee extra dammen aangelegd worden. In de Krammer wordt De Philipsdam aangelegd en aan het eind van de Oosterschelde De Oesterdam. Om de scheepvaart tussen de verschillende compartimenten die door deze dammen zijn ontstaan te garanderen, dienen er sluizen gebouwd te worden. Deze sluizen krijgen een ingenieus systeem dat er voor gaat zorgen dat het zoute en zoete water van elkaar gescheiden blijven. Hollands ijssel dam De rivier de IJssel staat via Rotterdam direct in verbinding met de zee. Als er dus een overstroming komt, zoals in 1953, kan ook verder op de rivier een overstroming ontstaan. Het is zo belangrijk om het gebied rondom de rivier de IJsel zo goed tegen overstromingen te weren omdat het achtergelegen gebied een gebied is dat een van de laagst gelegen stukken en drukst bevolkte gebieden is van Nederland. Men bedacht het volgende. Om de scheepvaart in de IJssel geen last te laten hebben maakte men een slim plan. Dit hield in dat er een Stormvloedkering kwam. Deze zou alleen bij extreem hoge waterstanden dicht gaan zodat de scheepvaart de rest van het jaar er geen last van zou hebben. Men bedacht een stormvloedkering met twee, 80 meter brede deuren die vanaf boven in het water werden neergelaten door een viertal torens. Naast de stormvloedkering zou men ook een sluis maken voor de te hoge scheepvaart en voor alle scheepvaart als de stormvloedkering gesloten was. Zandkreekdam De zandkreekdam die Noord-Beveland met Zuid-beveland moest verbinden is gemaakt door middel van caissons. Voordat de Veersedam aan de zeezijde van het Veerse Meer kon worden gemaakt, moest eerst de achterkant worden gedicht. Dit voorkwam dat een gedeelte van het water van de Oosterschelde via het Veerse Meer terug naar zee kon stromen, wat tot gevolg had dat er nog meer stroming ontstond in het Veerse gat. Dus maakte men eerst de dam aan de achterzijde. Deze dam ging de Zandkreek dam heten en werd gedicht door grote eenheidcaissons. Dit houdt in dat grote betonnen bakken met een vaste maat in het sluitgat worden afgezonken. Na het afzinken ontstond er dan een stukje dam met de lengte van de caisson. Dit had wel tot gevolg dat het in het laatste gat door de steeds kleiner wordende ruimte een sterke stroming ontstond. Daarom werd het laatste deel met twee aan elkaar gemaakte caissons gedicht. Omdat echter de stroming in dit deel van de delta het minst hoog was kon het dichten nog met eenheidscaissons gedaan worden. De maten van een eenheidscaisson waren: -11 meter (lengte) -7,5 meter (breedte) -6 meter (hoogte) De caissons werden op een laag van stortstenen neergelaten. Hierdoor konden ze niet in het mulle zand wegzakken. Omdat in het midden de geul dieper was had men opzetstukken ontworpen om op de caissons te zetten.Dit laatste was ten behoeve van de scheepvaart. Zo hoeft scheepvaart met bestemming Vlissingen of Middelburg niet via de Noordzee, maar kan het ook via het Kanaal door Walcheren, het Veerse Meer en de Oosterschelde.Nadat de ongeveer 13 caissons waren geplaatst werden erover een dijk aangelegd, en de dam was klaar. Dit was in 1960 het geval. De achteringang van het Veerse Meer was afgesloten. Veersegatdam De Veersedam moest Walcheren en Noord-Beveland verbinden. Deze dam werd gebouwd om het noorden van Walcheren en Zuid-Beveland en het zuiden van Noord-Beveland tegen een eventuele nieuwe ramp te behouden. Het probleem was echter dat er ongeveer 70 miljoen kubieke meter water door het Veersegat heen en weer ging met eb en vloed. Omdat die zo’n grote hoeveelheid water was, kon men niet net als bij de Zandkreekdam gebruik maken van caissons die na het afzinken vol werden gespoten met water, de eenheidcaisson. Als ze dit zouden doen ontstond er in het overgebleven gat, naarmate dit kleiner werd, zo’n grote stroming dat daar de plaatsing van nog meer caissons onmogelijk werd. Ook zou de grond daar mee worden gesleurd wat tot gevolg kon hebben dat het de andere caissons ondermijnde, zodat ze scheef zouden kunnen gaan liggen. Daarom kwam men met wat nieuws: de doorlaat caisson. Deze was ook al gebruikt bij de braakman waardoor men al veel kennis had opgedaan. De caisson doet het volgende. Het is een holle bak met aan de ene kant drijfschotten en aan de ene kant oplaatbare schuiven. De caisson werd in een bouwput gebouwd, waarna deze onder water wordt gezet. De caissons gaat drijven en kon naar de plek waar hij geplaatst zou worden, gesleept worden. Daar liet men de ciasson afzinken door hem met water te laten vollopen. Nu komt het verschil: De drijfschotten die aan de ene kant zaten worden eraf gehaald, en de schuiven worden omhoog gehaald. Hierna kan het water gewoon door de grote holle caisson heen stromen. Boven op de caisson werd zand gestort zodat de getijdenstroom hem niet van zijn plaatst kon krijgen. Naardat alle caissons waren geplaatst liet men nog een keer de eb stroom naar zee stromen en toen sloot men in een keer het veerse gat af door de schuiven tegelijk te laten zakken. Nadat de caissons vol waren gestort met stenen, spoot men zand over de caissons heen. Hierover kwam een laag asfalt en de dam was klaar. De caissons moesten daarom aan de volgende eisen voldoen: -sterk en stijf (zodat er weinig vervorming mogelijk was door een grote druk van het water) -in eerste instantie moest er nog water doorheen kunnen, terwijl later d.m.v. sluizen pas de volledig afsluiting zou komen. -hoge stabiliteit (tijdens vervoer en afzinking) -groot drijfvermogen
Uiteindelijk paste men een standaardcaisson aan met de volgende wijzigingen: -hogere en sterkere zijwanden -de open stukken waar het water doorheen zou moeten stromen alleen de wapening van het beton aan te brengen. Zo zorgde men voor dat de caisson steviger was maar toch doorlaatbaar. - boven en een onderbak te maken waarvan de bovenbak vol met zand kon worden gestort waardoor na plaatsing zeker was dat de caisson blijven staan.
Grevelingendam De Grevelingendam ligt tussen Schouwen Duiveland en Goeree Overvlakkee. De dam dient niet direct voor bescherming tegen overstromingen, want hij ligt zelf al "beschut" achter 2 andere dammen, maar diende als hulp voor het bouwen van de Haringvlietdam, de Brouwersdam en de Oosterscheldekering. Men wilde namelijk eerst de achteringangen van het Grevelingen Meer dichtmaken. Zo zou bij de sluiting van de dammen het niet kunnen gebeuren dat water uit het Grevelingen meer via de Oosterschelde of het Haringvliet zijn weg naar zee zou zoeken. Of het water van het Haringvliet of rivieren een weg zou gaan zoeken door het Grevelingen Meer naar de zee toe. Dus door het oppervlak kleiner te maken zorgde men ervoor dat de drie dammen, namelijk Oosterscheldedam Brouwersdam en Haringvlietdam later makkelijker gemaakt zouden kunnen worden. De afsluiting gebeurde ook gedeeltelijk met een nieuwe methode. Men gebruikte een kabelbaan om grote rotsblokken in het water te gooien. Ook zand, cement en ander stortsteen werden gebruik. Dit hing men in netten op silo’s onder een gondel, en werden op de plaats van bestemming in het water gedropt. Zo ontstond er een dam in een gedeelte dat te diep, en dus een te sterke stroming had voor de al beter bekende caissons. Brouwersdam De 6,5 kilometer lange Brouwersdam is gebouwd nadat de Grevelingendam klaar was. De dam ligt tussen Goeree en Schouwen Duiveland en dient ter bescherming van deze eilanden. Hierdoor zou een meer ontstaan: het Grevelingen meer. Nadat men in 1964 is begonnen is er nog ruim 8 jaar aan deze dam gebouwd. De dam is gemaakt met de al gekende caissons en ook doormiddel van een Kabelbaan. Deze moest grote betonnen blokken in de geul storten waardoor er een dam ontstond die daarna met zand werd overspoten. Het kon bij dit deel van de dam niet met de gebruikelijke caissons omdat het een te diepe geul was en het water stroomde veel te hard. Het is de voorlaatste "zeearm-afsluitende" dam die is gebouwd. Volkerakdam
De Volkerak dam moest een dam worden die het Haringvliet en het Hollandsch Diep van het Volkerak moest afscheiden. Hierbij zou hij Brabant, de Hoeksche Waard en Overflakkee met elkaar verbinden. Om dit voor elkaar te krijgen heeft men een eiland midden in het haringvliet gebouwd waarnaar er een soort driepoot-mercedes-teken-achtig- van dammen en een brug naar toe ging. Op de scheiding van het Hollandsch Diep en het Haringvliet maakte men een brug. Hierdoor zorgde men ervoor dat het water van de Maas en de Waal via het haringvliet naar zee kon stromen. De dam die van het eiland naar Overflakkee liep heeft men gemaakt door daar zand op te spuiten, maar de dam tussen het eiland en Brabant was wat ingewikkelder. Men wilde er voor zorgen dat het zoete water niet Zeeland binnen kon stromen maar men wilde ook dat de binnenvaart schepen vanuit Rotterdam nog via het Volkerak naar Zeeland of Antwerpen konden varen. Daarom werd in dat stuk dam een groot sluizencomplex gemaakt. Het stuk dat nog was overgebleven werd d.m.v de al bekende caissons gesloten. Op het eiland werd later nog een groot verkeersplein die het Hellegatsplein werd genoemd. De Volkerakwerken zijn in vier onderdelen te verdelen: 1. Het maken van de dam over de Hellegat platen. 2. Het maken van het sluizencomplex en de overbrugging van het Hellengat met caissons
3. Het maken van de brug op de scheidingslijn tussen Hollandsch Diep en Haringvliet
4. Het bouwen van het verkeersplein, Hellegatsplein, op het eiland waar de twee dammen en één brug elkaar raken. Haringvlietdam De Haringvlietdam is gebouwd om Goeree Overvlakkee, Voorne Putten en Hoekse Waard te beschermen tegen de zee. De dam ligt op de grens van het Haringvliet en de Noordzee. Men is in 1957 begonnen met de bouw, en in 1971 was de dam klaar. Met zijn 14 jaar bouwtijd is de Haringvlietdam, op de Oosterscheldedam na, de meest tijdrovende dam van de Deltawerken geworden. Het hele bouwwerk is 4,5 kilometer lang en in het midden zit een stuk van 1 kilometer waar 17 spuisluizen geplaatst zijn om het water van de grote rivieren in de Noordzee te spuien. Deze sluizen kunnen met zware storm gedicht worden met schuiven. In de dam is ook nog een aparte sluis voor schepen gebouwd zodat voornamelijk vissers nog in het Haringvliet kunnen vissen, en in een aantal pijlers zijn speciale tunneltjes gemaakt zodat de vissen nog gewoon van de Noordzee naar het Haringvliet kunnen zwemmen, als alle sluizen dicht waren. De sluizen werden eerst in een klein poldertje gemaakt midden in het Haringvliet. Nadat de sluizen klaar waren werd deze opgeruimd en kon men de sluizen openzetten terwijl men de dammen ernaartoe maakte. De dammen naar de sluizen toe werden gemaakt met de al eerder gebruikte kabelbaan methode. Die zou grote beton blokken in het water gooien, die daarna door zandzuigers helemaal werden bedekt onder het zand. Hierover een laag asfalt en de dam was klaar. Het bouwen duurde op de Oosterschelde dam na het langst geduurd om hem te maken. Het duurde namelijk 14 jaar. Oosterscheldedam In Zeeland begon men met het afsluiten van de zeegaten. De twee belangrijkste delen van dit project waren de Oosterschelde en de Westerschelde. De Oosterschelde was een probleem, want men wilde zowel de veiligheid kunnen garanderen aan de inwoners en tevens het unieke natuurgebied behouden. Uiteindelijk werd besloten voor een stormvloedkering. De Westerschelde zou niet afgesloten worden, omdat de Antwerpse haven bereikbaar moest blijven. De afsluiting van de Oosterschelde werd gezien als het moeilijkste karwei van de hele deltawerken. Er moesten speciaal nieuwe technieken worden ontwikkeld om de dam te kunnen realiseren.
St.philipsdam De Philipsdam zou komen te liggen tussen St. Philipsland en de al lang bestaande Grevelingendam. Zo zou het Brabant met Schouwen-Duiveland verbinden. Om er voor te zorgen dat er ondanks de Oosterscheldedam toch nog een groot hoogte verschil tussen eb en vloed zou ontstaan in de Oosterschelde. Daarom moest de Oosterschelde kleiner worden gemaakt. Dit wilde men doen doormiddel van twee dammen, de Oesterdam en de Philipsdam. De Philipsdam zou niet alleen een dam worden maar ook een sluizencomplex dat er voor moest zorgen dat het erachter liggende meer wat zou ontstaan en wat zoet zou worden, niet met het zoute Oosterschelde water in aanraking zou kunnen komen
Er moest alleen wel nog scheepsvaart doorheen, en elke keer als er dan een schip door de sluizen zou gaan, werd het Oosterschelde water ‘vervuild’ met zoet en het zoete water met zout ‘vervuild’. Hiervoor bedacht men een uniek sluizen systeem om het water gescheiden te houden. De dammen werden omdat er toch zo weinig stroom stond gemaakt zonder caissons of kabelbanen. Oesterdam Om er voor te zorgen dat de Oosterschelde een hoger eb/vloed verschil zou krijgen moest de Oosterschelde verkleint worden. In het noorden scheidt de Philipsdam de Krammer (circa 3500 ha water) van de Oosterschelde. De Oesterdam sluit in het zuiden van de zeearm een flink stuk af: de oppervlakte van de Oosterschelde wordt hier verminderd met het Markiezaatsmeer en het Zoommeer (circa 1000 ha water). Door de afsluiting van 4500 ha water wilde men een hhogte verschil in de Oosterschelde creëren van ongeveer 2,7 meter. Het Idee was om een dam te maken die Tholen met Zuid-Beveland zou verbinden. Hierachter zou een zoetwater meer ontstaan, wat men het Zoommeer zou gaan noemen. Dit meer stond in verbinding met het Krammer doormiddel van een kanaal dat Tholen en Brabant van elkaar scheidde. Het stond ook in verbinding met de Antwerpse Haven. Alles bij elkaar noemde men het het Schelde-Rijn kanaal. Dit kanaal zorgde er namelijk voor dat je vanaf de Rijn zonder via de Oosterschelde en het Kanaal door Noord-Beveland in één keer naar Antwerpen varen. Dit alles zonder last te hebben van allerlei getijde bewegingen in de Oosterschelde. Nog een voordeel aan de Oesterdam zou zijn dat er een meer zou ontstaan dat aan Brabant grensde, maar dat in plaats van de Oosterschelde zoet zou zijn. Nierdoor zou de verdere verzilting van Brabant worden tegen gegaan. Maeslantkering De stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg is het sluitstuk van de Deltawerken, het plan om Nederland te beschermen tegen het zeewater. De stormvloedkering was tot voor kort het grootste waterbouwwerk in aanbouw in Nederland. Het is bijna even lang als de Eiffeltoren in Parijs en in gewicht zelfs 4 zo zwaar. De hoofdvraag: Wat is er veranderd door de deltawerken? In de jaren na de ramp en tijdens de realisatie van de Deltawerken is er in Zeeland veel veranderd. De zee nam en gaf. Mensen kwamen en gingen. Het leven ging verder. Steden en dorpen breidden zich langzamerhand uit. Het agrarische landschap bleef door de jaren heen gehandhaafd. Toeristen van over heel de wereld ontdekten het wonderschone land en na enkele jaren kwamen er allerlei recreatieve accommodaties. Zeeland bleef in dit alles een provincie van rust en unieke natuur. Een provincie waarop de Zeeuwen terecht trots op mogen zijn. Zij genieten elke dag weer van de omgeving waarin de Deltawerken als een rots in de branding staan. Economisch In tegenstelling tot de jaren waarin weinig geld was gestoken in kustverdediging zag men maar al te vlug in dat het deze keer menens was. Het budget voor dit onderdeel van staatszorg werd dan ook flink opgevoerd. Door deze plotselinge ophoping van activiteiten aan de kusten in de polders werden extra wegen noodzakelijk. De Deltawerken hadden hier op zich al voor gezorgd. Over de 10-tallen dammen waren dan ook autowegen aangelegd, waardoor de bereikbaarheid van een aantal eilanden aanzienlijk toenam. Generaties gingen en kwamen weer op in deze krappe 50 jaren. Zij maakten tezamen een halve eeuw ontwikkelingen door. In agrarische bedrijven werd bijvoorbeeld een flinke herverkaveling en mechanisatie doorgevoerd. Allerlei machines en automaten maakten het werk aangenamer, sneller en kapitaalintensiever. Kunstmest en de nieuwste graansoorten werden ingevoerd en verbouwd. Van een gemengd bedrijf (akkerbouw en veeteelt) werd nogal eens overgegaan op een specialisatie: landbouw of veeteelt. Als laatste kan worden opgemerkt dat de bevolking van Zeeland aanzienlijk is gegroeid sinds het catastrofale gebeurtenis van 1953. Mensen zagen weer toekomst in deze provincie toen ze zagen hoe de inwoners ervan de mouwen opstroopten en aan de slag waren gegaan. Rond de steden wordt nog steeds uitgebreid en ook de dorpen zijn niet de dorpen meer van 45 jaar geleden.
Veiligheid De Deltawerken hebben de Zeeuwse eilanden de nodige veiligheid gegeven. Toch vond men de dammen alleen niet genoeg. Stel dat een dam het zou begeven… De al bestaande dijken werden grondig nagekeken en indien nodig was verhoogt of verbreed. Op talloze plaatsen werden de stranden opgehoogd en werden net onder de waterlijn vele miljoenen rotsblokken gestort om de golfslag te breken. De investering van de Deltawerken in een duurzame veiligheid is zeker niet fout geweest. Hoe is het om dagelijks angstig af te wachten of de dijken het houden of niet. Er moet zekerheid zijn. Continuïteit. Dat is voor iedereen goed. Als de inwoners, bedrijven en ondernemingen weten dat ze hier toekomst hebben, zullen ze blijven en niet snel weggaan. Dit brengt weer allerlei voordelen met zich mee. De veiligheid kon niet worden geboden met een reeks aantal primitieve, landelijk ogende dijkjes. Er moest groot materieel worden ingeschakeld. Dit ging misschien wel ten koste van het agrarische karakter van Zeeland, maar de Deltwerken boden nieuwe kansen die er anders nooit gekomen waren. Natuur Toen de strijd was gestreden bleek dat er maar één grote verliezer was: de natuur. Al sinds mensenheugenis wordt ‘moeder aarde’ naar onze hand gezet. Ook deze keer. Op vele plaatsen waar voorheen zout water stroomde, stroomt nu zoet water. Door de realisatie van verscheidene dammen werden de zeearmen afgesloten van de Noordzee en verdween uiteindelijk de getijdenbeweging van eb en vloed. De gehele populatie aan zoutwaterplanten en vissen verdween. Hiervoor in de plaats kwam een zoetwater-leefgemeenschap. Bij de Oosterschelde zou eigenlijk ook hetzelfde gebeuren als milieuactivisten niet hadden ingegrepen. Dit zou net iets te ver gaan. De strijd werd aangebonden tegen het plan om de Oosterschelde volledig af te sluiten. Uiteindelijk werd een compromis bereikt, en een stormvloedkering was het fantastische resultaat. De keren dat zoiets niet gelukte, probeerde men er het beste maar van te maken. Nieuwe aanplant verdoezelde de plek waar oude bouwputten hadden gelegen. Het landelijke karakter van Zeeland moest ondanks alles worden gespaard. Nu de Deltawerken zijn voltooid is men volop bezig om te oude wonden voorzichtig te verbinden. Woordenboek Beton. bouwmateriaal daat bestaat uit een kunstmatig aaneengekit of versteend mengsel van een bindmiddel (cement, kalk, asfaltbitumen e.d.) en één of meer toeslagstoffen (meestal steenachtige materialen als zand, grind, steenslag, slakken e.d.) Het geheel wordt aangemaakt met water, dat als het verhit wordt, chemisch wordt gebonden. Beton versterkt met een stalen wapening heet gewapend beton, beton versterkt met stalen staven die wat uitgerekt en verankerd zijn, heet voorgespannen beton. Brug.[weg- en waterbouwkunde] een al dan niet beweegbare constructie die er voor is om verkeer over een hindernis te leiden. Deze hindernis kan natuurlijk zijn (rivier, zeearm, een diep dal, e.d.) of kunstmatig (kanaal, verkeersweg, spoorweg, e.d.). Caisson. Een drijvend betonnen bouwwerk dat, tot zinken gebracht, als onderdeel dient van o.m. dammen en tunnels. Caissons worden óf ter plaatse gebouwd, waarna de grond eronder wordt weggegraven, óf naar de plaats ven bestemming gevaren en daar afgezonken. Een aantal van de Deltadammen zijn met behulp van caissons geconstrueerd. dam [waterbouwkunde] constructie die een verbinding vormt tussen twee door water gescheiden delen land. Blijvende dammen worden aangelegd om daaroverheen een weg aan te leggen, een ongewenste stroming af te sluiten of daaraan een andere,gewenste richting te geven (strekdam of leidam), om een minder bewogen water te verkrijgen (golfbreker), een buitenhaven te vormen (havendam), het water van een rivier op te stuwen of een dal af te sluiten voor wateropzameling (zie stuw). Tijdelijke dammen worden ook gebouwd om het werk in bouwputten mogelijk te maken dijk
dijk. Een lichaam dat er voor is om het land te beveiligen tegen overstroming en dat deel uitmaakt van dat land. Een dam daarentegen is in het water gelegen. Getij. de afwisseling van eb en vloed
kust.en zone die door de zee wordt bespoeld of overstroomd. Enkele kustvormen zijn: delta, estuarium, fjordenkust, ríakust en scherenkust. De grote variatie in kustvormen wordt veroorzaakt door afslag, door aanvoer en transport van sediment, door relatieve zeespiegelbewegingen en door de inwerking van dieren en planten. N.A.P.normaal Amsterdams peil
Oosterschelde. zeearm in Zuidwest-Nederland, gelegen tussen Walcheren, Noord-Beveland, Zuid-Beveland, westelijk Noord-Brabant, Tholen en Schouwen-Duiveland, tussen Noord-Beveland en Duiveland overspannen door de 5 km lange Zeelandbrug. De Oosterschelde is de vroegere monding van de Schelde en wordt door twee geulen (Roompot en Westgat) verbonden met de Noordzee. Van oudsher is de zeearm een belangrijke vaarweg: de verbinding tussen Rotterdam en Antwerpen loopt via de Schelde-Rijnverbinding in het oostelijk deel van de Oosterschelde. In 1986 werd de Oosterschelde afgesloten door een stormvloedkering met beweegbare sluizen
polder [waterstaatkunde] een gebied met waterlopen, waarvan de verbinding met het buitenwater kan worden verbroken en waarin de waterstand door middel van werken vrijwel onafhankelijk van de stand van het omringende water op een bepaald peil kan worden gehandhaafd. Naar ontstaanswijze maakt men onderscheid tussen polders verkregen door bedijking van terreinen die te laag liggen voor voldoende natuurlijke afwatering en droogmakerijen. In de meeste polders wordt de waterstand door de afvoer van overtollig water gehandhaafd. Rijkswaterstaat , de in Nederland bestaande dienst waarvan de minister van Verkeer en Waterstaat bij het vervullen van het hem toevertrouwde waterstaatsbestuur gebruik maakt. Bij de buitengewone riviercorrespondentie, een waterstaatsrechterlijke noodtoestand, krijgen bepaalde ambtenaren van de Rijkswaterstaat soms eigen, toezichthoudende bevoegdheden. Men onderscheidt de 'natte' waterstaat, op welks terrein bijv. de uitvoering van het Deltaplan ligt, en de 'droge' waterstaat, die zich o.a. bezighoudt met de aanleg van wegen. De dienst, kent een hoofddirectie en allerlei andere regionale of functionele directies, diensten en instellingen. In elke provincie is een directie van de Rijkswaterstaat gevestigd. sluis [techniek] een bouwwerk in een rivier of kanaal waarbij het peil aan weerszijden ongelijk is, met het doel water door te laten (in- of uitlaatsluis, spuisluis) of tegen te houden (keersluis) of schepen door te laten (schutsluis). Als er een schip aankomt, gaat een van de sluizen open en vaart het schip tussen de sluizen. De eerste sluis sluit zich en de tweede opend zich enige tijd daarna. Na deze actie vaart het schip weer verder en sluit de tweede sluis weer

Zavel.grondsoort Bronnen De meeste informatie heb ik van www.deltawerken.com. Verder heb ik ook nog andere sites gebruikt: • http://www.archief.nl/rad/thema/strijd_tegen_het_water/deltacore.htmhttp://www2.holland.com/nl/kust/wetenswaardig/deltawerk.htmlhttp://home-1.concepts.nl/~shdon/delt.htmhttp://www.waterland.net/verdelta/verdelta.dochttp://www.hsa.nl/oude-site/tc/ct/voorbeelden/deltawrk.html • voor de plaatjes heb ik gebruik gemaakt van de zoekmachine google en daarin heb ik naar plaatjes gezocht, met de zoekopdracht Deltawerken
Ik had ook nog gebruik gemaakt van een aantal boeken: Titel: De watersnoodramp. Schrijver: M.J. Ottink
Uitgever: De Ruiter. Titel: Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg

Schrijver: Freddie van Hees. Uitgever: De Ruiter. Titel: De Deltawerken. Schrijvers: Hilde de Haan en Ids Haagsma. Uitgever: Waltman-Delft.

REACTIES

A.

A.

bedankt melissa,

k heb veel info uit jou stuk gehaald bedankt(K)

groetjes alwin

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.