Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2330 woorden
  • 7 april 2003
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Productie en productiefactoren §1 Productie Produceren = het combineren van productiefactoren met het doel waarde toe te voegen
Onderlinge leveringen = Als een schoenmaker zijn leer inkoopt bij een vb. Groothandel. Toegevoegde waarde = verkoopwaarde productie (vb. prijs van schoenen) – inkoopwaarde grondstoffen en hulpstoffen
Winst = Totale opbrengst (Prijs product x verkochte hoeveelheid) – Totale kosten (Prijs aangeschafte productiefactoren x hoeveelheid productiefactoren) Productiefactoren: zijn middelen die nodig zijbij de productie -arbeid: Alle menselijke handelingen bij de productie om een inkomen te krijgen -kapitaal: Geldkapitaal of kapitaalgoederen vb. Machines, gebouwen, gereedschap e.d. -grond(natuur): Dat is de grond waar het bedrijf op staat. Meestal is die grond niet van het bedrijf zelf en moeten ze pacht betalen voor de grond. Vatten we grond ruimer op dan zeggen we Natuur. -ondernemersactiviteit: De ondernemer moet deze 3 factoren goed zien te combineren. Combineert hij ze goed: winst, niet goed gecombineerd: verlies
Beloning van de productie factoren: loon, pacht, interest en winst

Productie = verkoopwaarde van de productie – onderling leveringen
of = kosten van de productie factoren
Nationaal product: bestaat uit de som van de toegevoegde waarde van alle bedrijven in een land in een jaar
Nationaal inkomen: bestaat uit de som van de beloningen van de productiefactoren (loon, interest en winst) in een land in een jaar
Nationaal product ≡ Nationaal inkomen
Het symbool ≡ staat voor identiteit, een noodzakelijke gelijkheid §2 Productie en welvaart Welvaart = de mate waarin de bewoners van een land in hun behoeften kunnen voorzien
Behoeften: Materiële goederen: huizen auto’s kleding en voeding Immateriële goederen: onderwijs, stilte, frisse lucht, toneel, e.d. Schaarste = dat is de spanning die tussen de behoeften en het middel bestaat, omdat er bijna nooit genoeg is. Hoe kleiner de schaarste hoe groter de welvaart. Externe effecten: als het streven naar meer welvaart van de 1 onbedoeld invloed uitoefent op de welvaart van een ander. -positief extern effect: vb. Iemand heeft een mooie tuin waar de hele buurt van mee geniet -negatief extern effect: vb. Diezelfde eigenaar zit elke dag in zijn tuin met keihard de radio aan war de hele buurt last van heeft
Welvaart in enge zin: dan kijk je alleen naar de productie

Welvaart in ruime zin: dan kijk je naar de productie, de mate waarin de bewoners van een land in hun behoeftes worden voorzien en de externe effecten (milieu, stilte e.d) §3 De productiefactoren Beroepsgeschikte bevolking: mensen tussen de 15 en 64 jaar -werkende -niet werkende (schoolgaand, huisvrouw/man, ziek) -werkzoekenden
Beroeps bevolking: bestaat uit alle personen van 15 t/m 64 jaar die beschikbaar zijn om betaald werk te doen -mensen met een baan van min. 12 uur per week -werkelozen die een baan zoeken van meer dan 12 uur per week
participatiegraad = beroepsbevolking x100% beroepsgeschikte bevolking
De productiefactor ‘Kapitaal’: - geldkapitaal of vermogen - Kapitaalgoederen, zoals machines en gebouwen
Kapitaalgoederen: zijn goederen die niet bestemd zijn voor consumptief gebruik, maar om daarmee andere goederen te produceren of inkomen te verdienen. - Vaste kapitaalgoederen: goederen die langer dan 1 productieproces mee gaan vb. machines, gebouwen, transportmiddelen, wegen en havens, maar ook immateriële kapitaalgoederen: auteursrechten en octrooien - Vlottende kapitaalgoederen: goederen die slechts 1 productie proces mee gaan: voorraden, ze gaan op in het eindproduct
Kapitaalintensiteit: de hoeveelheid kapitaalgoederen per eenheid arbeid
Investeren: het aanschaffen van kapitaalgoederen -Diepte investeringen (arbeidsbesparende investering): Wanneer een kapitaalgoed wordt aangeschaft dat met een zelfde hoeveelheid arbeid een grotere hoeveelheid aan producten kan produceren: arbeidsproductiviteit: de waarde van de hoeveelheid geproduceerde goederen per arbeidsuur
arbeidsproductiviteit = waarde van de geproduceerde goederen benodigde hoeveelheid arbeidsuren

Vb. een busonderneming koopt grotere bussen zodat er per rit meer personen kunnen worden vervoerd · Diepte-investering is een investering waarbij de kapitaalintensiteit toeneemt -Breedte investeringen: · De productiecapaciteit wordt evenredig groter met de arbeid. · Verhouding tussen arbeid en kapitaal verandert niet. · De productie wordt wel groter maar de arbeidsproductiviteit niet. · Een investeringen waarbij de kapitaalintensiteit niet verandert · Vb. Een busonderneming breidt de dienstverlening uit door meer bussen te laten rijden. Per extra bus is er dus ook een extra chauffeur nodig. Afschrijving: Geeft de in geld uitgedrukte waarde daling van kapitaalgoederen weer
De productie factor ‘natuur’: - de geografische ligging van een land of regio: Nederland ligt zeer gunstig aan de Noordzee en in een rivierendelta en een koopkrachtig achterland. Als toegangspoort tot het West europa hebben veel bedrijven zich in Nederland gevestigd. - natuurlijke hulpbronnen: De delfstoffen in Nederland zijn eigendom van de staat. De staat kan bedrijven toestemming geven de bronnen te exploiteren vb. olievergunningen om olie te boren in de Noordzee - Het klimaat: Men kan hier geen sinaasappels telen omdat de temperatuur daar te laag voor is. Het is echter wel geschikt voor land- en tuinbouw - milieufactoren: frisse lucht, schoon water, landschapschoon, beschermde ozonlaag, rust en stilte
Duurzame ontwikkeling: een manier van produceren die de natuurlijke omgeving zo veel mogelijk onaangetast laat en de onaangename kanten van onze manier van produceren niet naar de toekomst verschuift. - zo zuinig mogelijk gebruik maken van grondstoffen - zo min mogelijk vervuiling - zoeken naar duurzame vormen van energie vb. windenergie en zonne-energie
De productiefactor ‘ondernemingactiviteit’: · Alle productiefactoren zo te combineren dat het winst oplevert · Redenen voor het maken van winst: - het nemen van risico’s - het doorvoeren van innovatie
Risico’s: - beslissingen nemen waar achteraf van blijkt of ze juist/onjuist waren - besluiten welke producten in welke kwaliteit en hoeveelheden aangeboden moet worden - aanschaf: gebouwen, machines, grondstoffen en aannemen van arbeidskrachten
Innovatie: De ontwikkeling en succesvolle introductie van nieuwe of verbeterde goederen, diensten, productie- of distributieprocessen. Vb. de auto, radio en tv, de transistor, de chip, e.d. Hoeveelheid en kwaliteit van de productiefactoren: · Arbeid: - Hoeveelheid wordt gemeten in aantallen personen en het aantal arbeidsjaren (parttime- banen worden omgerekend naar fulltime-banen: 2halve banen is 1 arbeidsjaar) - Kwaliteit kan vooruitgaan d.m.v scholing en ervaring · Kapitaal: - Hoeveelheid kapitaal wordt in €uro uitgedrukt - Kwaliteit wordt verbeterd door ontwikkeling van de techniek · Natuur en Ondernemingsactiviteit: - Kan niet in hoeveelheden of geldeenheden worden uitgedrukt · Ondernemingsactiviteit: - Kan niet in hoeveelheden of geldeenheden worden uitgedrukt - Kwaliteit verbeteren door: efficiënter organiseren Hoofdstuk 2 Ondernemen in Nederland Op grond van de producten die een bedrijf voortbrengen, onderscheiden we 4 sectoren: Economische activiteiten
Markt sector Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Primaire sector: - agrarische sector en visserij (meeste agrarische bedrijven zijn eenmansbedrijven) - productie is sterk arbeidsintensief - in vergelijking tot de andere sectoren: veel arbeid
Secundaire sector: - Industrie, ofwel nijverheid - Je hebt zeer kleine, maar ook zeer grote bedrijven - Productie is hoofdzakelijk kapitaalintensief
Tertiaire sector: - Commerciële dienstverlening: winkels, vervoersbedrijven, notarissen, accountants, banken, verzekeringsmaatschappijen en reparatiebedrijven. - Productie in het algemeen zeer arbeidsintensief

Quartaire sector: - Niet-commerciële dienstverlening: de overheid, alle bedrijven die door de overheis gefinancierd worden, zoals ziekenhuizen en bibliotheken - In tegenstelling met de tertiaire sector gaat het hier niet op winst §2 Hoe kunnen bedrijven worden ingedeeld? Indeling bedrijven: - naar rechtsvorm - naar economische activiteit
Rechtsvorm of ondernemingsvorm: Dat is de juridische vorm waaronder een onderneming aan het economische verkeer deelneemt
Keuze voor bepaalde ondernemingsvorm wordt bepaald door: · Economische overwegingen: - Wie draagt/dragen de risico’s van het ondernemingsschap, op welke manier kan het eigen vermogen worden uitgebreid? · Juridische overwegingen: - Deze hangen samen met de aansprakelijkheid voor de verplichtingen die door de onderneming zijn aangegaan · Fiscale overwegingen: - de belastingdruk
2deling van de Rechtsvorm: · De ondernemingsvorm is met zijn gehele privé-vermogen aansprakelijk voor zijn
schulden. Het bedrijf heeft geen rechtspersoonlijkheid -Vb. Eenmanszaak en Vennootschap onder firma · De ondernemingsvorm is niet met hun privé-vermogen aansprakelijk voor de schulden, maar dat zijn de aandeelhouders met de waarde van hun aandeel.heeft. Het bedrijf heeft wel rechtspersoonlijkheid -Vb. Naamloze Vennootschap en Besloten Vennootschap
Rechtspersoon: een organisatie die zelfstandig rechten en verplichtingen kan hebben
De 4 ondernemingsvormen: De eenmanszaak - een bedrijf met 1 eigenaar, die aansprakelijk is voor alle verplichtingen die namens het bedrijf zijn aangegaan - De eigenaar van het bedrijf is met zijn gehele privé-vermogen aansprakelijk voor zijn schulden - De continuïteit is volledig afhankelijk van de eigenaar; vb. als hij ziek is ligt het werk stil. Er is immer 1 eigenaar
De vennootschap onder firma - Een ondernemingsvorm waarbij minstens 2 personen onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf hebben - De continuiteit is stabieler omdat er meerdere eigenaren zijn die aan arbeidsverdeling kunnen doen. - De firmanten nemen samen beslissingen - De eigenaren zijn ieder afzonderlijk met zijn privé-vermogen aansprakelijk voor alle verplichtingen die het bedrijf aangaat. Dit heet hoofdelijke aansprakelijkheid van de firmaneten

De naamloze vennootschap - Bij faillissement zijn de aandeelhouders de waarde van hun aandeel kwijt op de schulden aftelossen. Voor verdere schulden kunnen de aandeelhouders niet aansprakelijk worden gesteld - Er is een strikte scheiding tussen het vermogen van de aandeelhouders en dat van het bedrijf - Door de scheiding tussen leiding en eigendom is de continuïteit van de NV niet meer afhankelijk van de individuele eigenaar - De leiding ligt bij een professionele bestuurders:managers die worden betaald door de NV - De aandeelhouders kunnen hun stem laten horen op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders , maar de individuele aandeelhouder heeft weinig invloed doordat er vaak veel aandeelhouders zijn. - De aandelen van de aandeelhouders kunnen vrij gekocht en verkocht worden op de beurs
De Besloten Vennootschap - Strikte scheiding tussen privé- en zakelijk vermogen - Er is slechts een beperkt aantal aandeelhouders vb. een familie - De aandelen kunnen niet vrij worden verhandeld. De overdracht van de aandelen is alleen mogelijk aan familieleden of andere aandeelhouders - Vroeger was de BV erg populair omdat ze toen nog geen publiciteitsplicht hadden. De scheiding tussen privé- en zakelijk vermogen maakte het mogelijk bewust hoge schulden te maken, failliet te gaan en de schuldeisers met niets achter te laten - Tegenwoordig heeft de BV wel publiciteitsplicht en bij bewust mismanagement kan het privé-vermogen van de eigenaar toch worden aangesproken §3 De productiestructuur: bedrijfskolommen en bedrijfstakken Bedrijfskolom: Een schematisch overzicht van de belangrijkste productiefasen die een product doorloopt
Productiefase: Een bewerking die een product ondergaat
Bedrijfsrak: Omvat alle bedrijven die eenzelfde soort product voortbrengen, of een gelijke productieve handeling verrichten
Het productieproces: - Begin bij de oerproducent
Vb. cacaoplantage; het planten en verzorgen van een cacaoboom - Het product eindigt bij de eindproducenten
Vb. de winkels en supermarkten; daar wordt de verwerkte cacao in vb chocomel aan de consument verkocht. - De consument is geen bedrijfskolom; zij produceert niet - Tussen de verschillende fasen van de bedrijfskolom vinden we markten
Veranderingen in de productiestructuur: Individuele ondernemers: hebben een vaste plaats in de structuur die beschreven word d.m.v bedrijfskolommen en bedrijfstakken
Bedrijven: kunnen binnen de structuur schuiven: - Verticale beweging: bewegingen binnen 1 bedrijfskolom, te onderscheiden in intergratie en differentiatie - Horizontale beweging: bewegingen van de ene bedrijfskolom naar de ander , te onderscheiden in specialisatie en parallellisatie

Integratie: - Het samenvoegen van twee of meer opeenvolgende fasen van de bedrijfskolom in één bedrijf - Het is een verticale beweging binnen 1 bedrijfskolom - Het is een uitschakelingstendens, omdat de bedrijfskolom korter wordt - Het bedrijf wordt minder afhankelijk van zijn leveranciers - Hierdoor ontstaan vaak zeer grote bedrijven
Differentiatie: - Het afstoten van een bepaalde activiteit naar een voorgaande of een volgende fase in de bedrijfskolom - Het is een verticale beweging binnen 1 bedrijfkolom - Het is een inschakelingstendens, omdat de bedrijfskolom langer wordt - Vb Een winkelketen verzorgde eerste het vervoer van de producten naar de eigen supermarkten eerst zelf en verstoot dat nu naar een transportbedrijf
Bij integratie en differentiatie hebben de volgende bewegingen, die het bedrijf gaat maken, met meer dan 1 bedrijfskolom te maken. Parallellisatie: - Het verschijnsel dat een bedrijf producten uit andere bedrijfskolommen die in hetzelfde stadium van verwerking zijn, in zijn assortiment op. - Vb Een kledingwinkel die ook schoenen gaat verkopen, een warenhuis: er worden zeer veel verschillende producten uit verschillende bedrijfskolommen verkocht - De bedrijfskolom wordt breder - Het is een uitschakelingstendens, omdat het onderscheid tussen verschillende bedrijfskolommen steeds geringer wordt en het totaal aantal bedrijven wordt kleiner - Het is een horizontale beweging - Branchvervanging: het zeer sterk bewegen van de ene bedrijfskolom naar de ander. Vb een fotozaak die ook televisieapparaten en dergelijke gaat verkopen - Hierdoor ontstaan vaak zeer grote bedrijven
Specialisatie: - Een bedrijf dat zich gaat toeleggen op de productie van 1 of enkele producten in een bedrijfstak - De bedrijfskolom wordt smaller; het aantal leveranciers en de klantenkring wordt kleiner - Het is een inschakelingstendens: omdat het aantal bedrijven groter wordt - Vb een gespecialiseerde groentewinkel § 4 Economische macht en schaalvergroting Concentratie: Het verschijnsel dat beslissingen over de productie van goederen en diensten door steeds minder bedrijven worden genomen
Veroorzaakt door: - Grote bedrijven worden nog groter en kleinere bedrijven geven de strijd op. - Grote bedrijven hebben meer mogelijkheden om te investeren, om onderzoek te doen en dergelijke. Kleine bedrijven hebben deze mogelijkheden in veel kleinere mate - Zelfstandige bedrijven gaan op in een nieuwe grotere onderneming Dat komt door fusies en/of overnames - Zelfstandige bedrijven gaan samen zonder hun zelfstandigheid te verliezen: vb het kartel
Fusie: Als twee of meer gelijkwaardige partners besluiten op te gaan in een nieuw rechtspersoon
Fusiegedragsregels (voor het belang van het personeel van fuserende bedrijven): - een fusie moet worden aangemeld - er moeten waarborgen worden geschapen van de belangen van de werknemers - de vakbonden moeten tijdig worden ingelicht
Overname: - Als een groot bedrijf een ander bedrijf overneemt - Er bestaat geen gelijkwaardigheid tussen de beide bedrijven - Een overname kan een onvriendelijk karakter hebben
Motieven voor schaalvergroting (produceren op grotere schaal): - Kostenvoordeel - Risicospreiding - De toelevering kan beter worden gegarandeerd - Toegang tot de vermogenmarkt: hierdoor kunnen ze makkelijker groeien - Grote bedrijven kunnen meer geld vrij maken voor research - Doordat Europa steeds meer 1 markt is, worden bedrijven gedwongen te groeien om het hoofd boven water te houden met de toenemende concurrentie

De multinationale onderneming: Dat zijn bedrijven die de voordelen van productie op grote schaal ten volle willen benutten, oefenen hun activiteiten in veel verschillende landen uit

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.