Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H1; Nederlanders en hun gezagsdragers 1950-1990

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1191 woorden
  • 10 maart 2003
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
29 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Nederlanders en hun gezagsdragers
Hoofdvraag: Hoe ontwikkelde zich de politieke cultuur in Nederland in de periode 1950-1990 ? Paragraaf 1.1 Verzuiling en consensus à( het streven van politieke partijen naar eensgezindheid over het te voeren beleid) Nederlandse samenleving was ingedeeld in 4 groepen: Katholieken, Protestantse, Socialisten en liberalen.à onderling hadden de groepen weinig contact met elkaar. Elke groep vormde een wereldje op zich. Pas na 1900 begon Nederland met verzuilingà een dicht netwerk van verzuilde organisaties, kranten, scholen, radio. En er waren Katholieken, protestantse en socialistische vakbonden gekomen. Katholieken en Protestantse hadden het dichtste netwerk, de socialisten hadden hun eigen “rode zuil’, maar beschikten niet over eigen onderwijs. De liberalen waren het minst georganiseerd, zij waren verzuild tegen wil en dank, omdat de rest al verzuild was bleven hun als Neutrale zuil over. >> Geen van de zuil had de meerderheid. 1/3 was katholiek, ¼ tot de protestantse zuil en ¼ socialistisch en de rest van Liberaal. 1945-1960 was de KVP en de PvdA de grootste partij, samen met de ARP en de CHU en de VVD hadden ze 90% v/d stemmen. Verschuivingen waren minimum!!!!! Bisschoppelijk mandementà1954, een herderlijke brief die in alle kerken werd voorgelezen dat de gelovigen trouw moesten blijven aan hun partij, want gelovigen waren geschokt toen PvdA in 1952 de grootste partij was en mensen bij de Katholieke en Protestantse zuil had losgebroken. Het was verboden om lid te zijn van socialistische vakbonden etc. etc. KVP was boos en waarschuwde bij de verkiezingen in 1956 mensen die de kerk uit kwamen d.m.v een pamflet uit te delen met de tekst: Als de rooie haan victorie kraait…. Stonden 4 brandende gebouwen met de opschriften Kath. Onderwijs, Caritas. Kath. Pers en KRO. àMaar de politieke stabiliteit en de sociale rust waren groter dan ooit. De PvdA en de KVP zaten gewoon in de regering en in het openbaar werden de ideologische verschillen opgeklopt en achter de schermen weren compromissen gesloten. Paragraaf 1.2 De politieke en maatschappelijke gezagsdragersà waren ook de leiders v/d 4 zuilen, elke zuil kende zijn hechte eenheid. Veel gezagsdragers zaten in het bestuur van meerdere verzuilde organisaties en kwamen elkaar dus steeds tegen en zo kende elke zuil elkaar goedà ze waren nauw met elkaar. Sociaal-Economische Raad (SER)à Was het belangrijkste advies orgaan op sociaal en economisch gebied en de stoelen waren eerlijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers naar aanvang v/d zuil. (NVV leverde 7 man v/d 15, KAB had 5 en de CHU had 3) Naast de werkgevers en –nemers zaten ook 15 deskundige gekozen door de regering. Evenredigheidsbeginselà ieder zijn deel volgens getalsmatige verhoudingen werd bij alle besluiten toegepast en omdat geen enkel zuil de meerderheid had werden er compromissen gesloten. Het ging niet om je gelijk halen maar om je deel te halen. Om concessies te behouden was geheimhouding een voorwaarde voor de succesvolle onderhandelingen. Het publiek kreeg weinig te horen, gewonen mensen moesten denken dat politiek veel te moeilijk voor hun was. Het vertrouwen in de leiders was groot Tegen over hun achter van vergrote zij het groepsgevoel door de ideologische verschillen te benadrukken en overdrijven. >> veel belangstelling voor de politiek was er niet. De gewone man deed wat van hem verwacht werd. De achterban was ook makkelijk op de been te brengen om tegen de opvattingen v/d andere zuilen te protesteren zoals bij het bisschoppelijk mandaat en de verkiezing in 1956. In de politieke cultuur werd grote waarde gehecht aan consensus en ordening, met z'n allen hardwerkende nette, zuinige voor het vaderland. Na de oorlog was iedereen het daar mee eens dat ze samen Nederland moesten opbouwen.
Paragraaf 1.3 1946 was de KVP en de PvdA de grootste partij en samen moesten ze Nederland opbouwen. Er was grote angst voor nieuwe massawerkeloosheid. 1951 dachten de meeste Nederlanders dat de toekomst nog slechter zou worden, de bevolking groeide hard, in de landsbouw waren minder banen, na der verlies van Indië was met somber over de handel à Nederland moest industrialiseren. De staat zorgde voor het bedrijfsleven, nieuwe wegen, ander infrastructuur, grote projecten werden gefinancierd zoals de grote staal fabriek in Ijmuiden. à de regering werkte nauw samen met de vakbondenà zo ontstond de SER. Ook bij de Stichting van de Arbeid werkte werkgevers & -nemers over het advies van bv loonhoogte en alle bonden en bedrijven moesten zich daar aan houden. 1945-1963 kon de regering een geleidelijke loonpolitiek voeren. Iedereen was het er over eens dat eerst de bedrijven, en daarmee de hele economie tot bloei komen en conflicten moesten in goed overleg opgelost worden. Alle vakbonden en werkgevers waren het daarmee eens. De sociale harmonie was de sleutel tot welvaart dachten ze allemaal. Vakbond leden hadden begrip voor de loonsmatiging die hun leiders voerden. Iedereen was er van overtuigd dat hardwerken en zuinig leven voor een betere toekomst zorgde. Vakbonden hadden meer te zeggen (en dat hield ze rustig), ze kwamen op voor heel de arbeider (ze bemoeide zich met volksgezondheid, vrijetijdsbesteding, huisvesting enz.) Op alle denkbare terreinen bevorderden ze het welzijn en de ontwikkeling v/d werkman en zijn gezin. Naast angst voor crisis en werkeloosheid was het 2e oorzaak de ordeningsdrang. De gezagsdragers zagen meer tekenen van moreel verval dan ooit, Ze dachten dat de echtscheidingen stegen, jeugd ten prooi zou vallen aan zedenverwildering, meisjes en ongewenste zwangerschappen en geslachtsziekten. Jaren ’50 waren ze bang voor de gevolgen van de industrialisatie: - grote gevolgen voor het dagelijks leven - voor de oorlog 1/3 v/d bevolking woonde in de stad ’56 was het 57% - er was gebrek aan sociale controle in de stad. - Er zou een maatschappelijke verwilderde jeugd komen de leefde voor seks en sensatie in de cafés
Het geneesmiddel: het gezin moest weer versterkt worden. Paragraaf 1.4
Het gezin moest de kern van de samenleving worden. De opvoeding werd gezien als de beste voorbereiding op de maatschappij. Overheid à actieve gezinspolitiek. àbv huisvestingsbeleid (er werd bijna alleen maar voor gezinnen huizen gebouwd. Ongehuwde moesten maar bij anderen in wonen. Ook financieel werd het gezin gesteundà jeugdlonen waren laag en kinderbijslag was hoog. Jongeren moesten niet veel geld in handen krijgen anders zouden ze onafhankelijk worden. Er kwam zelf filmcensuur en dansverbod en in ’52 een ministerie van het gezinsversterking. Jaren ’50 in het gezin hoorde de Harmonieuze ongelijkheid :vader moest de kost verdienen moeder moest thuis zitten met de kids
Oudere kinderen moesten voor de jongeren zorgen
Jongensà ambachtsschoolà HBS, gymnasiumà universiteit
Meisjesà Huishoudschool àMulo (mavo +) à MMS voor meisjes uit een rijker milieu (Frans, kunstvakken) Maatschappelijke gezagsdragers: Mannen, vaders, kerk, leraar
Economische gezagsdragers: werkgevers ,vakbonden. Katholieken gezinnen moesten groot zijn, als je niet genoeg kinderen kreeg kwam de pastoor om uitleg vragen. Je kon je aan het strenge gezag aanpassen of opkrassen gelovig of niet. In de kamer hadden de confessionele partijen de meerderheid (KVP, ARP en CHU) kerken hadden op landelijk niveau grote invloed. Wetten en regels waren gebaseerd op
Christelijk-etische manier van denken. Abortus was alleen toegestaan als de moeder in levensgevaar was. Door al die toezicht van de kerk in organisaties enz. enz. viel de crisis van het gezin mee en den echtscheidingen waren gedaald en de ongewenste kinderen ook. Alleenstaande waren ook minder geworden
Uit een enquête in ’50 kwam er uit dat 86% v/d meisjes tegen seks voor het huwelijk was. Nederland was een brave preutse natie.

REACTIES

J.

J.

bedankt voor de samenvatting komt me goed uit!

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.