? = -->
Ongeslachtelijke voortplanting is gunstig, wanneer de omstandigheden gelijk blijven.
Geslachtelijke voortplanting zorgt voor nakomelingen met nieuwe combinaties aan erfelijke eigenschappen.
Dat is gunstig voor een soort in een steeds veranderende omgeving.
Voorlopercellen duizenden cellen in de wand van de zaadbuisjes, die vanaf de puberteit constant delen.
Uit de voorlopercellen ontstaan de zaadcellen.
Als er binnen ongeveer 12 dagen geen zaadlozing is, worden de zaadcellen vernietigd door witte bloedcellen (fagocytose).
De voorlopercellen van de eicellen zitten in de eierstokken bij de geboorte 2 miljoen en in de puberteit nog maar 400.000.
Voorlopercel van een eicel + een laagje hulpcellen = Follikel.
“ Dus bij mannen ontstaan uit één gewone cel 4 cellen. En bij vrouwen ontstaat uit
één gewone cel maar 1 cel.”
Geslachtscellen worden vanuit ‘gewone’ lichaamscellen gemaakt door een bijzondere deling reductiedeling (of meiose) vindt plaats in de zaadballen en eierstokken.
Voordat de deling plaatsvindt, verdubbelt het DNA, zodat elk chromosoom uit twee chromatiden bestaat. Dan komt de meiose:
Meiose 1 in een aantal stappen gaan de chromosomen van de paren uit elkaar.
Meiose 2 de chromatiden scheiden.
Aan het eind van de meiose zijn uit 1 cel, 4 cellen ontstaan.
Bevruchtingsmembraan ondoordringbare laag om de bevruchte eicel ( verhindert binnenkomen van andere zaadcel).
Zygote (bevruchte eicel) begint in de eileider al te delen.
Trilhaarcellen in de wand van de eileider transporteren de delende zygote in enkele dagen naar de baarmoeder.
De eerste klievingen (delingen) zijn in het bevruchtingsmembraan.
Dan komt het klompje cellen (ongeveer 16 cellen) in de baarmoeder en verdwijnt in het bevruchtingsmembraan.
Innesteling het ontstane blaasje met uitsteeksels kruipt tussen de slijmvliescellen van de baarmoeder in.
Placenta permanente verbinding met het embryo.
Embryo de ontwikkelde binnenste cellaag van het blaasje.
Na ongeveer acht weken zijn alle organen aanwezig.
Vanaf dat moment heet het embryo foetus wordt beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen.
Met ongeveer vijf weken het hart van het embryo bloed te pompen.
Een deel daarvan stroomt via twee slagaders door de navelstreng naar de placenta (moederkoek).
De bevalling vindt plaats rond de 40e week.
Indaling het kind beweegt met zijn hoofd naar beneden richting baarmoederhals.
Weeën sterkere spiersamentrekkingen.
Een maandelijkse cyclus begint met de groei van één of meer follikels in een eierstok.
In de follikel rijpt de eicel.
Rond dag 14 vindt de ovulatie (eisprong) plaats het sterft af zonder bevruchting.
In de 10 – 14 na de ovulatie nemen de cellen van de follikel veel vetachtige stoffen op en vormen het gele lichaam.
Menstruatie het proces waarbij het lichaam het slijm en bloed van het baarmoederslijmvlies afstoot.
Hypofyse hormoonklier die zich in het midden van de hersenen bevindt.
Produceert FSH en LH.
FSH ( follikel stimulerend hormoon) stimuleert de rijping van de follikel en de eicel.
LH (luteïniserend hormoon) stimuleert de ovulatie en de vorming van het gele lichaam.
De cellen van de follikel maken diverse oestrogenen (oestron en oestradiol) zorgt voor groeien van nieuw baarmoederslijmvlies.
Het gele lichaam produceert ook progesteron verandert de bouw van het baarmoederslijmvlies.
HCG dit maakt het embryo in het begin dit hormoon houdt het gele lichaam stand, zodat de progesteronproductie doorgaat. (HCG = Humaan Chotion Gonadotropine).
IVF (in vitro fertilisatie) hormoonbehandeling.
Vlokkentest de arts zuigt via een punctie een aantal cellen op waarmee het embryo zich innestelt.
Erfelijke afwijkingen zijn te bepalen aan de hand van een karyogram en DNA-test.
Ongeslachtelijke voortplanting is gunstig, wanneer de omstandigheden gelijk blijven.
Geslachtelijke voortplanting zorgt voor nakomelingen met nieuwe combinaties aan erfelijke eigenschappen.
Dat is gunstig voor een soort in een steeds veranderende omgeving.
Voorlopercellen duizenden cellen in de wand van de zaadbuisjes, die vanaf de puberteit constant delen.
Uit de voorlopercellen ontstaan de zaadcellen.
Als er binnen ongeveer 12 dagen geen zaadlozing is, worden de zaadcellen vernietigd door witte bloedcellen (fagocytose).
Voorlopercel van een eicel + een laagje hulpcellen = Follikel.
“ Dus bij mannen ontstaan uit één gewone cel 4 cellen. En bij vrouwen ontstaat uit
één gewone cel maar 1 cel.”
Geslachtscellen worden vanuit ‘gewone’ lichaamscellen gemaakt door een bijzondere deling reductiedeling (of meiose) vindt plaats in de zaadballen en eierstokken.
Voordat de deling plaatsvindt, verdubbelt het DNA, zodat elk chromosoom uit twee chromatiden bestaat. Dan komt de meiose:
Meiose 1 in een aantal stappen gaan de chromosomen van de paren uit elkaar.
Meiose 2 de chromatiden scheiden.
Aan het eind van de meiose zijn uit 1 cel, 4 cellen ontstaan.
Bevruchtingsmembraan ondoordringbare laag om de bevruchte eicel ( verhindert binnenkomen van andere zaadcel).
Zygote (bevruchte eicel) begint in de eileider al te delen.
Trilhaarcellen in de wand van de eileider transporteren de delende zygote in enkele dagen naar de baarmoeder.
De eerste klievingen (delingen) zijn in het bevruchtingsmembraan.
Dan komt het klompje cellen (ongeveer 16 cellen) in de baarmoeder en verdwijnt in het bevruchtingsmembraan.
Placenta permanente verbinding met het embryo.
Embryo de ontwikkelde binnenste cellaag van het blaasje.
Na ongeveer acht weken zijn alle organen aanwezig.
Vanaf dat moment heet het embryo foetus wordt beschermd door vruchtwater en vruchtvliezen.
Met ongeveer vijf weken het hart van het embryo bloed te pompen.
Een deel daarvan stroomt via twee slagaders door de navelstreng naar de placenta (moederkoek).
De bevalling vindt plaats rond de 40e week.
Indaling het kind beweegt met zijn hoofd naar beneden richting baarmoederhals.
Weeën sterkere spiersamentrekkingen.
Een maandelijkse cyclus begint met de groei van één of meer follikels in een eierstok.
In de follikel rijpt de eicel.
Rond dag 14 vindt de ovulatie (eisprong) plaats het sterft af zonder bevruchting.
In de 10 – 14 na de ovulatie nemen de cellen van de follikel veel vetachtige stoffen op en vormen het gele lichaam.
Menstruatie het proces waarbij het lichaam het slijm en bloed van het baarmoederslijmvlies afstoot.
Produceert FSH en LH.
FSH ( follikel stimulerend hormoon) stimuleert de rijping van de follikel en de eicel.
LH (luteïniserend hormoon) stimuleert de ovulatie en de vorming van het gele lichaam.
De cellen van de follikel maken diverse oestrogenen (oestron en oestradiol) zorgt voor groeien van nieuw baarmoederslijmvlies.
Het gele lichaam produceert ook progesteron verandert de bouw van het baarmoederslijmvlies.
HCG dit maakt het embryo in het begin dit hormoon houdt het gele lichaam stand, zodat de progesteronproductie doorgaat. (HCG = Humaan Chotion Gonadotropine).
IVF (in vitro fertilisatie) hormoonbehandeling.
Vlokkentest de arts zuigt via een punctie een aantal cellen op waarmee het embryo zich innestelt.
Erfelijke afwijkingen zijn te bepalen aan de hand van een karyogram en DNA-test.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden