Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1554 woorden
  • 6 februari 2009
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 6
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Maatschappijleer hoofdstuk 1 en 2 + aantekeningen kwartiel 1.

Maatschappelijke problemen;
- Sociale problemen (gaat veel mensen aan).
- Veroorzaakt door maatschappelijke ontwikkelingen.
- Gemeenschappelijke oplossing nodig.
- Tegenstrijdige belangen bijv:
- Politieke visies.
- Levensovertuiging.
- Sociale economische posities/status.
Waarden: Zaken die je graag wil bereiken. Zoals Gezondheid, Geluk en vriendschap.
Normen: Gedragsregels afgeleid uit waarden. Bijv. je moet per dag 2 stuks fruit eten ( gezondheid).

Belangen: Datgene waar je voordeel of nadeel bij hebt.
Macht: Je kunt het gedrag van een andere bepalen.
Formeel: Wettelijk vast gelegd.
Informeel: Niet wettelijk vast gelegd.
Gezag: Geaccepteerde macht.
Sociale cohesie: Als mensen in een land het gevoel hebben bij elkaar te horen.
Machtsmiddelen:
- functie.
- Geld.
- Aantal.
- Kennis.
- Aanzien.
- Geweld.
- Overtuigingskracht (bijv. door media).
Betrouwbaarheid kan je controleren aan de hand van:
- De bronvermelding (objectief/subjectief).
- Verschil tussen feiten en meningen.
- Hoor en wederhoor (van beide kanten hebben gehoord).

Sommige normen, waarden en belangen zijn dominant die hang af van:
- De plaats. (bijv. een land).
- De tijd ( bijv. dat men nu weinig tijd heeft voor kinderen).
- De groep (bijv. Christenen).


Theorieën over mediabeïnvloeding:
Injectietheorie: Klakkeloos overnemen van wat een ander zegt.
Voor beelden ervan zijn:
- Manupulatie: Het opzettelijk fouten weglaten en het verdraaien van informatie.
- Propaganda: Opzettelijk geven van eenzijdige informatie met als doel mensen te beïnvloeden.
- Indoctrinatie: Langdurig en systematisch opdringen van meningen en eenzijdige opvattingen.
Andere theorieën zijn:
- Multiple-step-flowtheorie: deze informatie komt via meerdere stapjes bij mensen terecht. Je denkt dat iemand ergens veel verstand van heeft dus neem je dat over en zo neemt iemand anders het weer over van jou.
- Cultivatietheorie: De media heeft een dominante rol in de overdracht van cultuur door bijvoorbeeld soaps waar ze de werkelijkheid gaan verwisselen met een televisiewerkelijkheid.
- Selectief perceptietheorie: Je neemt alleen die informatie op die past bij je referentiekader.
- Agendatheorie: Media bepalen waar over wordt gepraat.

- Framingtheorie: Media bepalen hoe wij onderwerpen zien.
Beeldvorming:
Stereotypering: Je hebt een vaststaand beeld van een groep mensen aan wie je allemaal dezelfde kenmerken toeschrijft.
Vooroordelen: Overtuiging dat een persoon bepaalde kenmerken heeft zonder dat je die persoon ook echt kent.
Discriminatie: Ongelijk behandelen van mensen op de grond van kenmerken die er niet toe doen.

Rechtstaat:
17e en 18e eeuw waren er feodale vorsten.
Montesquieu verzon machtverdeling genaamd Trias politica:
- Wetgevende macht.
- Uitvoerende macht.
- Rechtelijke macht.

Veel revoluties (Amerikaanse revolutie, franse revolutie)

Een klein begin van de rechtstaten ( constitutionele monarchie).

WO2 waarbij communisme ontstaat.

Rechtstaat is nodig geworden want:
- beidt garantie voor parlementaire democratie.
- Biedt binding voor pluriforme samenleving.
- Biedt een kader voor verzorgingsstaat.


Constitutionele monarchie: de koningen zijn gebonden aan de wet en hebben dus geen absolute macht.
Grondwettelijke bescherming: Godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering.
Grondrechten: Rechten die zo fundamenteel zijn voor de vrijheid, de ontplooiing, het welzijn en de bescherming van het individu en van groepen, dat ze in de grondwet zijn vastgelegd.
Verzorgingsstaat: Overheid moet ook andere taken nemen zoals zorgen voor de burgers.
Pluriforme samenleving: Verschillende culturen die door elkaar heen leven, die door dezelfde recht een binding met elkaar krijgen.

Grondwet:
Klassieke grondrechten: Zorgen voor een beperking van de bevoegdheden tegenover de burgers.
Sociale grondrechten: Bepalen dat de overheid een zorgplicht heeft tegenover de burgers.
Wat staat erin:
Klassieke grondrechten:
- Gelijkheid
Hierbij heb je een - Politierechten.
passieve overheid - Vrijheid.
Je kan dit afdwingen - Beschermingspersonen.
bij de rechter. - Juridische bescherming.
Sociale grondrechten:
Hierbij heb je een - Werk.
actieve overheid. - Welvaart.
Je kan dit niet - Gezondheidszorg.
afdwingen bij de - Leefbaarheid.

rechter. - onderwijs.
Doel van de grondwet:
- de beperking van de macht van de staat aan te geven en daarmee de vrijheden van burgers te garanderen.
- De eenheid van de staat uit te drukken en te zeggen dat de burgers, ondanks alle verschillen toch één willen zijn en één willen blijven.
- Fundamentele rechten van burgers vast te leggen.
- Aan te geven hoe de belangrijkste organen van de staat in grote lijnen zijn georganisteerd.
De wetten zijn allemaal gelijk aan elkaar er is er geen één die boven een ander staat.
Wijzigen kan onder 3 voorwaardes:
- Tweederde meerderheid in het parlement (1e en 2e kamer).
- Verkiezingen >> nieuw parlemant.
- Weer tweederde meerderheid.
Horizontale werking: de verhoudingen tussen burgers onderling.
Verticale werking: verhouding tussen burgers en overheid.


Trias politica:
Wetgevende macht:
- ministers; bedenken wetten (de regering).
- 2de kamer; wijzigt, keurt goed/af
- 1ste kamer; keurt goed/af.
Uitvoerende macht:

- ministers.
- ambtenaren >> 4e macht.
Rechtelijke macht:
- Rechters.
De regels waaraan de grondwetten aan moeten voldoen:
- Ze moeten algemeen zijn.
- Ze moeten duidelijk zijn.
- Ze moeten haalbaar en uitvoerbaar zijn.
Ministeriële verantwoordelijkheid: Ministers worden gecontroleerd door het parlement en moeten dan verantwoordelijkheid nemen voor alle daden van de ambtenaren.
Onafhankelijke rechters: Rechters hoeven niet bang te zijn dat ze ontslagen worden want worden voor het rest van hun leven benoemd, ze zijn niet af te zetten tenzij ze een misdrijf plegen. Hierdoor zorgen ze er ook voor dat ze niet partijdig worden omdat ze bang zijn anders hun baan te verliezen.
Toetsingrecht: De rechters hebben de macht om de wetten te toetsen aan de grondwet.



De rechtsorde:
Drie verschillende soorten Regels:
- Morele: goed/slecht
- Sociale: aardig/onaardig
- Rechts-: legaal/illegaal
 Doelmatigheid te bevorderen
 Om goede reden te waarborgen
NL recht:
• Publiekrecht (overheid burgers)
- Strafrecht
• Privaatrecht (burgers burgers)
- Burgerlijk recht, Civiel recht.
Drie gebieden die tot privaatrecht behoren:
- personenfamilierecht: huwelijk, geboorte, echtscheiding, overlijden.
- ondernemingsrecht: iedereen mag bv of stichting oprichten.
- Vermogensmarkt: regelt alle zaken die te maken hebben met iemands vermogen en in geld uit te drukken zijn.
De indeling van het publiekrecht:

- Het Staatsrecht: hierin staan de regels voor de inrichting van de nederlands bank.
- Het bestuursrecht: hierin gaat het om de bestuursactiviteiten van de overheid, bijv. bij vergunningen.
- Het Strafrecht: all wettelijke strafbepalingen.


Het Strafproces:
Rechtbescherming:
- gevangen rechten: je hebt recht op bezoek, ontspanning,voeding.
- onschuldvermoeden: Je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
Strafprocesrecht: Alle procesregels tezamen.
De zes fasen van het Strafproces:
- aanhouden; dit mag bijv. wanneer er voldoende verdenking is.
- Opsporing; dit gebeurt door de politie onder leiding van officier van justitie, soms hebben ze toestemming van rechter-commissaris nodig om iets te doen bij bijv. huiszoekingsbevel of DNA-onderzoek, van de opsporing wordt een proces verbaal gemaakt.
- O.V.J;
- Vervolgen; dan komt zaak voor de rechter.
- Schikking: alleen betalen maar geen strafblad.

- Seponeren; Veel te weinig bewijs, er komt geen zaak.
- Berechting;
- Getuigen worden gehoord.
- Bewijzen worden bekeken.
- O.V.J houdt zijn laatste requisitoir.
-Advocaat houdt pleidooi.
- verdachte heeft altijd het laatste woord.
- Eventueel hoger beroep en cassatie; bij hoger beroep kan men een lagere(hogere) straf krijgen. Bij Cassatie wordt alleen gekeken of het recht juist is toegepast.
- Uitspraak rechter; uitvoerende macht regelt dit.
Hoe lang mag men vast worden gehouden?
Men mag soweiso 6 uur op het politiebureau vastzitten. Maar moet toestemming aan commissaris toestemming vragen om iemand nog eens 3 dagen vast te houden. Uit eindelijk kan men nog 110 dagen in voorarrest zitten.

Het strafrecht:

Strafbepalingen moeten aan 3 eisen voldoen:
- vastgesteld zijn (legaliteitsbeginsel)
- duidelijk omschreven zijn.
- ne bis in idem-regel je kunt nooit twee keer voor dezelfde zaak voorkomen.
Wat is strafbaar?
- Wat in het wetboek van strafrecht staat.
- Strafbepalingen die in andere wetten staan.
Strafuitsluitingsgronden:
- Feit is niet strafbaar;
- noodweer.
- Overmacht.
- Ambt. Bevel.
- dader is niet schuldig;
- ontoerekingsvatbaar.
- Psychische overmacht.
- Noodweer exces. (doorschieten na noodzaak)
Functies van straffen:
-Wraak.
- Afschrikking.
- Verkoming van eigen richting. ( dat men het recht in eigen hand gaat nemen).
- Resocialisatie.
- Beveiliging van de samenleving.
Soorten straffen:
- Hoofdstraf; Vrijheidsstraf, Geldboete, Taakstraf.
- Bekomende Straf; Rijbewijs afpakken.

- Maatregelen; TBS, PLukze (crimineel geld afpakken).
De drie delen van het WvS:
- Alle algemene bepalingen.
- Alle misdrijven.
- Alle overtredingen.

Oorzaken en gevolgen criminaliteit.
Maatschappelijke oorzaken:
-Drugs en alcoholverslaving.
-De pakkans is klein.
-Minder sociale controle, normvervaging.
-Maatschappelijke achterstand.
-Verschuivende criminaliteit.
Persoonlijke oorzaken:
-Sociobiologische (aangeboren)
-Aangeleerd-gedragtheorie
-Persoonlijkheidstheorie (id, ego, superego)
-Anomietheorie (gefaald bij levensdoel)
-Bindingstheorie (bindingen familie,vrienden, etc ontbreken)
Criminaliteitscijfers
1. Politiecijfers  onbetrouwbaar: niet alles wordt aangegeven
2. Slachtofferenquête  onbetrouwbaar: van sommige delicten ben je liever geen slachtoffer

3. Daderenquête  onbetrouwbaar: je geeft niet toe dat je de wet overtreedt
Maatregelen:
-Preventieve maatregelen; zijn gericht op het voorkomen van crimineel gedrag bijv. stadwachten, conducteurs.
-Repressieve maatregelen; gaat het om strengere bestraffing bijv. extra politieagenten of nieuwe gevangenissen.
Maatschappelijke gevolgen:
-De materiële schade loopt in de miljoenen (Vernieling diefstal, belastingontduiking etc.)
-Inmateriële gevolgen; gevoelens van onveiligheid en slaaploosheid.


Burgerlijk recht en rechtsbescherming:
Verloop burgerlijke rechtszaak:
-Eiser laat dagvaarding sturen aan de gedaagde
-Eiser: eis (zelf of procureur)
-Gedaagde: verweer (schriftelijk)
-Rechter  vonnis
-Schadevergoeding.
-(afzien van) handeling (dwangsom).
Kort geding: Soms is het belangrijk dat er snel een uitspraak gedaan wordt, dan span je een kort geding aan!
Voorzieningenrechter: De rechter die een voorlopig oordeel geeft tijdens een kort geding.
Rechtsbescherming: Burgers worden beschermd tegen overheid, de burgers mogen bezwaar maken tegen de overheid. Bijv. bij vergunningen, uitkeringen of asielaanvragen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.