Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Internationale Handel

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2005 woorden
  • 9 mei 2008
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Samenvatting economie

Internationale Handel

Hoofdstuk 1
Nederland handelsland


Import en export
Invoer / import = goederen die uit het buitenland zijn gekocht en geïmporteerd
Uitvoer / export = goederen die aan het buitenland zijn verkocht en geëxporteerd
Het verschil tussen de waarde van de import en export wordt het exportsaldo genoemd (of uitvoersaldo). Als de waarde van de export groter is dan de waarde van de import, spreken we van een exportoverschot. Indien andersom heet het een importoverschot.

Redenen voor internationale handel

1. Natuurlijke omstandigheden, denk aan klimaat en aanwezigheid van grondstoffen. Waar de omstandigheden voor het produceren van een bepaald product gunstiger is, zullen de productiekosten lager liggen.
2. Technische ontwikkeling, landen waar de technische ontwikkelingen hoog zijn, met moderne productiemogelijkheden (machines) en geschoolde arbeiders zal producten sneller (dus goedkoper) en van betere kwaliteit kunnen produceren. De loonkosten per product zijn lager.
3. Infrastructuur, door betere infrastructuur kunnen grondstoffen en producten goedkoper aan- en afgevoerd worden, en de communicatie wordt vergemakkelijkt.
Open economie
Een open economie is een land dat relatief veel handelt met het buitenland. Er worden veel goederen en diensten geëxporteerd en geïmporteerd. Omdat de absolute geldcijfers van de import en export niets zeggen als je ze vergelijkt, worden de export- en importcijfers in verhouding tot het nationaal inkomen, oftewel nationaal product, bekeken. Dit wordt via import- en exportquotes gedaan. Als er zowel een hoge importquote als een hoge exportquote is, duidt dit op een open economie.

• Export = waarde export x 100%
Nationaal inkomen

• Import = waarde import x 100%
Nationaal inkomen

Een open economie komt vaker voor bij kleinere landen. Hiervoor zijn twee oorzaken te geven:
1. Doordat kleine landen vaak 1 klimaat en bodemgesteldheid hebben, kunnen ze niet veel verschillende goederen produceren.
2. Het ontbrekende schaalvoordeel bij sommige productieprocessen (d.w.z. dat de prijs per geproduceerde eenheid daalt naarmate de hoeveelheden stijgen). Dit komt door de hoge constante kosten. Grotere landen zijn vaak meer verzekerd van het verkoop van hun producten, gezien de grotere thuismarkt.

Betalingsbalans

De betalingsbalans is een overzicht van alle inkomsten en uitgaven van een land met betrekking tot het buitenland in 1 jaar. Het betreft hier zowel goederen als diensten.

 Lopende rekening

Ontvangsten uit het buitenland Uitgaven aan het buitenland
Export van diensten en goederen Import van diensten en goederen
Bij het exporteren van goederen en diensten wordt er geld ontvangen, bij de import juist besteed.

 Kapitaalrekening

Ontvangsten uit het buitenland Uitgaven
Kapitaalimport Kapitaalexport
De kapitaalrekening gaat niet over goederen of diensten, maar investeringen, leningen en beleggingen.

*Saldo is ontvangsten – uitgaven. Als de uitkomst positief is, spreekt men van een overschot op de lopende rekening of kapitaalrekening. Als het saldo negatief is, spreken we van een tekort.

Door de ontvangsten en uitgaven van de lopende rekening en de kapitaalrekening op te tellen en van elkaar af te trekken, kun je het totale saldo van de betalingsbalans berekenen.

De overheid en de betalingsbalans

Nederland heeft een overschot op de lopende rekening, dankzij onze sterke exportpositie. Natuurlijk wil de overheid deze behouden. Grote export is goed voor de economie, gezien dit weer tot meer werkgelegenheid leidt. Een middel om de export te bevorderen, is loonmatiging. Hierdoor dalen de loonkosten per product waardoor de producten goedkoper verkocht geëxporteerd kunnen worden ( en dat betekend een betere exportpositie). Ook houdt dit de import in bedwang. Door grote loonsstijgingen zouden mensen meer gaan besteden, zowel in binnen- als buitenland. Zo blijft het exportoverschot op de lopende rekening intact. Er worden ook handelsmissies ondernomen en staatsbezoeken afgelegd, om zo productieopdrachten voor die landen te verkrijgen. De overheid steekt ook geld in innovatie.

Multinationals
Handel tussen verschillende landen, vindt niet plaats via overheden, maar via bedrijven. Soms horen bedrijven in verschillende landen bij één en hetzelfde keten. Een bedrijf met vestigingen in meerdere landen wordt een multinational genoemd. Een belangrijke reden waarom men vestigingen in andere landen zou hebben, is kostenbesparing. Zo kan de productie verplaatst worden naar landen waar de productiekosten lager zijn (bijvoorbeeld door de lagere lonen of de milieuregels zijn soepeler, waardoor er makkelijker en goedkoper geproduceerd kan worden). Een andere reden kan zijn, dat zo internationale handelsbelemmeringen teniet te doen. Als de overheid regels instelt om de import in toom te houden, kunnen multinationals deze makkelijk omzeilen. Tenslotte, kan het overnemen van bedrijven in het buitenland voordelen bieden, omdat ze zich zo verzekeren van een stabiele grondstoffentoevoer. Zo is het gehele productieproces te overzien en controleerbaar.

Hoofdstuk 2
Wisselkoersen


Wisselkoersen en valuta’s
Een wisselkoers van een bepaalde munteenheid, of valuta, is de prijs vergeleken met andere valuta’s in het buitenland. De wisselkoers wordt bepaald door de vraag en het aanbod op de valutamarkt. Op de valuta kan de ene valuta ingewisseld worden voor een andere. Er is niet 1 bepaalde wisselkoers van een valuta. Een wisselkoers kan veranderen en er zijn verschillende wisselkoersen, afhankelijk van de andere valuta waartegen de munt wordt ingewisseld. Als het aanbod daalt, stijgt de wisselkoers en andersom. Als de wisselkoers stijgt als gevolg van vraag en aanbod, wordt dit appreciatie genoemd. Als deze juist daalt, heet het depreciatie.

Export en import
Export en import houden sterk verband met de wisselkoers van een bepaalde valuta. De hoogte van de wisselkoers in binnen- en buitenland, kunnen het aantrekkelijk maken om juist wel te importeren of exporteren of niet. Als de wisselkoers van de binnenlandse munt is gestegen t.o.v. van andere landen (door daling van de vraag van buitenlandse valuta’s of stijging van vraag van binnenlandse valuta), kan het aantrekkelijk zijn om te importeren. Producten uit het buitenland zijn nu goedkoper. Het zal echter niet andersom zijn. Geëxporteerde producten worden namelijk duurder. (Dit geldt natuurlijk ook andersom).

Het betreft niet alleen goederen en diensten, maar ook de kapitaalzijde raakt hierbij betrokken. Internationale beleggers beleggen hun geld om een hoge rente en koerswinst te krijgen. De koerswinst wil zeggen, dat als de wisselkoers van de valuta waarin belegd is stijgt, zij dan winst zullen maken. Als de rente stijgt in een bepaald land, zal er dus massaal in belegd worden. De vraag zal stijgen en de wisselkoers dus ook. Tegelijkertijd daalt het aanbod.


Wisselkoersen, handel en werkgelegenheid
Omdat wisselkoeren invloed uitoefenen op de internationale handel, hangt dit ook nauw samen met de productie en dus werkgelegenheid. Een voorbeeld: Als de wisselkoers van de euro daalt, worden Nederlandse producten in het buitenland goedkoper. Daarmee verbeterd onze concurrentiepositie. Andere landen zullen door de goedkopere producten meer Nederlandse producten importeren. Onze export stijgt dus, en daarmee onze productie wat voor meer werkgelegenheid zorgt.

Een stijging van de wisselkoers is echter weer gunstig voor de consument. Deze kan meer consumeren voor exact hetzelfde geld.

Wisselkoersen en prijzen
Wisselkoersen en prijzen houden nauw verband. Als de inflatie (=stijging van algemeen prijspeil) hoog is ten opzichte van andere landen, verslechterd de internationale concurrentiepositie. Daardoor daalt de vraag naar producten uit dat land. De vraag naar de valuta van dat land zal dalen, en daarmee de wisselkoers ook. Landen met een hoge inflatie hebben vaak een zwakke munteenheid en omgekeerd. Landen met een lage inflatie en een sterke valuta, hebben een sterke concurrentiepositie. Daardoor zal zowel de vraag naar producten hoog zijn als vraag naar de munt op de valutamarkt.

Het is niet zo dat alleen het prijspeil de wisselkoers beïnvloedt. Het kan ook omgekeerd zijn. Een appreciatie van de euro betekend dat importeren aantrekkelijker wordt. De daling van de importprijzen houdt de inflatie laag. Een depreciatie zorgt dus voor een hogere inflatie, omdat buitenlandse producten relatief duurder worden.

Voor internationale handelaren zijn stabiele wisselkoersen dus aangenaam. Het geeft zekerheid en er zit een minder groot risico aan vast. Als de wisselkoers te sterk verandert (stijgt of daalt) kan de Centrale Bank ingrijpen door de rente te verhogen. Andere banken moeten deze verandering volgen. Door de hogere rente zullen meer mensen gaan beleggen in de valuta waardoor de vraag stijgt en zo ook de wisselkoers. Als de valuta te snel stijgt kan de rente worden verlaagd.

De rentestand heeft niet alleen invloed op de wisselkoers, maar ook op het bestedingsgedrag in het binnenland. Als de rente hoger is, word lenen minder aantrekkelijk, maar sparen juist wel. Doordat er meer gespaard wordt en minder geleend, wordt er minder besteed. Dit kán gunstig zijn, maar dat hoeft niet. Dat hangt van de situatie in het land af. Een voorbeeld van een situatie waarin een daling van de bestedingen gewenst is: In een land is er sprake van overbesteding. Er is geen werkeloosheid, want er wordt meer gevraagd dan er geproduceerd kan worden. Hierdoor stijgen de prijzen, wat kan leiden tot een hogere inflatie. Als de situatie omgekeerd is, onderbesteding dus, heeft het land juist baat bij een rentedaling. Bij onderbesteding is er lage productie vanwege de lage bestedingen. Hierdoor is er werkeloosheid. Bij een rentedaling zullen dan de bestedingen stijgen, daarmee ook de productie en zo zal ook de werkeloosheid opgelost kunnen worden.

Hoofdstuk 3
Economische integratie

Vrijhandel en protectie

De Europese economische integratie is al vrij ver gevorderd. Veel landen zijn verenigd in de Europese Unie. Onderling zijn er geen invoerrechten en grensbelemmeringen. Economisch zijn ze veelal op elkaar afgestemd. Buiten Europa zijn er echter wel invoerbelemmeringen om de eigen economieën te beschermen.

Vrijhandel wil zeggen, dat de internationale handel niet wordt verhinderd. Iedereen kan, en zal, zijn spullen kopen waar ze het goedkoopst zijn. Hierdoor ontwikkeld ieder land zijn eigen specialiteit. Producten die zij heb best kunnen maken, waar de productiemogelijkheden het gunstigst zijn, zullen veelal daar vervaardigd worden. Bij vrijhandel worden dus producten gemaakt waar de kwaliteit het best is en de prijs het laagst. In theorie zorgt dit voor een hoge welvaart in de gehele wereld. In werkelijkheid zijn landen vaak goedkoper als de anderen omdat arbeiders slecht behandeld worden en de milieuwetten ontbreken of niet worden nagevolgd.

Hoewel sommige producten goedkoper kunnen worden geïmporteerd, worden ze toch in het binnenland vervaardigd. Dit vanwege protectionisme; oftewel het beschermen van de eigen productie. Bij protectie heb je tarifaire en non-tarifaire maatregelen. Tarifaire protectie gaat over invoerrechten. Er is een heffing of subsidie op de prijs. Ook subsidies op exportproducten vallen onder tarifaire protectie. Tarifair komt van het woord tarief, en heeft dus altijd betrekking tot de prijs van een product. Non-tarifaire protectie doelt op het stellen van kwaliteitseisen en controles van het productieproces en dergelijke.

Maatregelen bij protectie:
 Invoerrechten. Er wordt een tarief geheven op importproducten waardoor ze duurder worden. Zo kunnen ze minder goed concurreren met binnenlandse producten. (tarifair)
 Invoercontingentering / quotering. Er mag maar een bepaalde hoeveelheid van een product per jaar ingevoerd worden. (non-tarifair)
 Kwaliteitseisen. Er worden eisen gesteld waaraan binnenlandse producten wel en buitenlandse producten niet aan voldoen. Zo kunnen die producten geweigerd worden. (non-tarifair)
 Subsidiëring van de binnenlandse productie. Door het verstrekken van subsidies kunnen producten in het binnenland goedkoper geproduceerd worden. Er kan zo een lagere prijs gehanteerd worden waardoor de producten beter kunnen concurreren met buitenlandse producten. (tarifair)
 Subsidiëring van de export. Hierdoor kunnen producten goedkoper aangeboden worden in het buitenland.

Redenen voor protectie:
 Bescherming van de werkgelegenheid in het binnenland. Door een goede productie blijft de werkgelegenheid op peil. Dit kan niet als de producten uit het buitenland veel goedkoper zijn. De vraag naar binnenlandse producten zal dan namelijk dalen.

 Bescherming van beginnende industrieën. Door hoge opstartkosten zijn deze bedrijven extra kwetsbaar voor concurrentie uit het buitenland.
 Bewaren van onafhankelijkheid. Niemand wil volledig afhankelijk zijn van het buitenland zijn. Als het daar fout gaat, zit je zelf met de gebakken peren.
 Handelsoorlog. Protectie als reactie op het protectionisme van anderen. Dit kan een negatieve uitwerking hebben voor beide partijen.

Protectie is voor de consument zelf niet erg gunstig. De keuze is minder en de producten zijn duurder.

In rijke (westerse) landen worden vooral agrarische producten beschermt. Boeren worden hier veel gesubsidieerd. Hierdoor wordt er veel meer geproduceerd dan nodig. De overschotten worden opgeslagen of de overheid koopt de overschotten op en dumpt ze op de wereldmarkt voor lage prijzen. De invoerrechten op agrarische producten zijn erg hoog. Dit is vooral ongunstig voor ontwikkelingslanden. Zij produceren vaak agrarische producten en zouden deze maar al te graag exporteren naar rijke landen. Hun producten zijn niet opgewassen tegen de onze, die met veel subsidies worden geproduceerd. Zo kunnen ontwikkelingslanden geen eigen economie ontwikkelen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.