Regeling en Gedrag.

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 1970 woorden
  • 12 oktober 2007
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
24 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1 Het zenuwstelsel.

Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en, de zenuwen. De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen in je lichaam. Het zenuwstelsel heeft een belangrijke rol bij het waarnemen en, bij het tot stand komen van je gedrag. Een voorbeeld is:
Je ziet drop. Die drop vind je lekker. Je begint te watertanden. En je pakt een dropje.
Dit gebeurt allemaal in het zenuwstelsel, als volgt:
Je ziet de drop, je ogen vangen dan lichtstralen op, die afkomstig zijn van de drop. De geur van drop neemt het ruikzintuig waar. De lichtstralen en de geur zijn voorbeelden van prikkels. Impulsen zijn seintjes die elektrische signalen naar de zenuwen voorleiden. Impulsen worden door andere zenuwen naar de hersenen geleid. Je hersenen verwerken de ene impuls anders dan de andere impuls. Een impuls kan bijv. naar je speekselklieren gaan, hierdoor ga je watertanden. Een impuls kan ook naar een armspier gaan, zo trekken je spieren samen en kan je iets pakken.

Het zenuwstelsel.
Het zenuwstelsel verwerkt impulsen afkomstig van zintuigen. Ook regelt het zenuwstelsel de werking van de spieren en klieren.

2 Het centrale zenuwstelsel.

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het ruggenmerg en de hersenen. Het ruggenmerg ligt, in het wervel kanaal en begint bij de hersenstam. Het eindigt bij de lendenwervels. Uit deze wervels, steken ruggenmergszenuwen. Deze zenuwen verbinden het ruggenmerg met de delen van de romp en de lendenmaten. Als er impulsen van de romp of de ledematen naar de ruggenmergzenuwen komen, geleid het ruggenmerg de impulsen naar de hersenen. Ook geleid het ruggenmerg de impulsen van de hersenen naar de zintuigen.
De wervelkolom.
De hersenen bestaan uit de hersenstam, de kleine hersenen en de grote hersenen. De hersenstam geleid impulsen van de grote hersenen, kleine hersenen naar het ruggenmerg.
Maar dit gebeurt ook andersom.

De hersenzenuwen zorgen ervoor dat de hals en delen van het hoofd voorbonden worden, met de hersenstam.
De grote hersenen en kleine hersenen zijn gesplitst, in de linkhelft en rechterhelft. Het merg van de grote hersenen heeft de kleur, lichter dan grijs, en is het binnenste gedeelde van de grote hersenen. De schors is het buitenste gedeelte van de grote hersenen en, heeft als kleur grijs.

De grote hersenen verweken impulsen pas als ze in de schors van de grote hersenen komen. Wanneer die verwerkt zijn wordt je pas bewust van een prikkel. Het verwerken van een impuls gebeurt in het hersencentra. Het hersencentra is gespitst in het bewegingscentra en in het gevoelscentra. Er zijn ook centrums die apart liggen in de hersenschors. Als er een impuls verwerkt wordt in de gezichtscentra, betekend dat je iets ziet. Als dit niet het geval is, zit er een stroring in de gezichtcentra en kun je blind worden. Omdat in de gevoelscentra impulsen die binnenkomen worden verwerkt, is er een bewuste gewaarwording van prikkels. Als er impulsen naar de bewegingscentra komen, worden deze impulsen naar de spieren geleid. Dan ontstaat er een bewuste of gewilde beweging.
De kleine hersenen zorgen voor dat je meerde bewegingen tegelijk kan doen. Dit heet coördinatie. De kleine hersenen zorgen onder andere voor evenwicht te handhaven.


3 Alcohol

Steeds meer jongeren gaan alcohol drinken.
Dit doen ze om:
- er bij te horen;
- nieuwsgierig;
- verveling;
- ontspanning en gezelligheid;
- om stoer te doen;
- om hun problemen te vergeten.
Sommige mensen drinken niet omdat ze het te duur vinden. Of omdat het slecht voor de gezondheid is. Alcohol kun je verdelen in, bier, wijn en sterke dranken. Als je alcohol drinkt, is dit niet schadelijk. Maar als je het te veel of/en te vaak drinkt, kan het schadelijk zijn.

Alcohol, komt direct in het bloed terecht. Zo stroomt het door naar je hersenen. Je hersenen worden dan langzaam verdoofd.

Loskomen gebeurt naar een of twee glazen. Hier wordt je vrolijker van, en je gaat je er, vrolijker door voelen. Je wordt ook minder verlegen, en je durft meer. Je kan dan ook agressief worden.


Als je meer gaat drinken raak je aangeschoten. Je hersenen raken meer verdoofd. Zo denk je dat je meer kan. Je krijgt meer zelfvertrouwen. Je reactie vermogen wordt ook minder, en je ziet en hoort minder goed.

Als je nog meer gaat drinken, wordt je dronken. Zo zie je niet meer scherp, en je bewegingen kun je niet goed meer beheersen. De volgende dag weet je niks meer van wat je hebt gedaan. Je loopt ook een grote kans dat je die volgende dag een kater hebt. Je hebt dan erge dorst en hoofdpijn. Soms moet je dan overgeven. Alcohol is dus een giftige stof.

Als je gaat drinken uit gewoonte, kan dit op lange termijn uitlopen tot verslaving. Als je aan alcohol verslaafd bent, ben je daar geestelijk of lichamelijk afhankelijk van. Als je steeds maar aan alcohol denk, en het zo erg is dat je niet eens meer in slaap kan vallen. Of tot rust kan komen, ben je geestelijk verslaafd.

Als je doordat je geen alcohol drinkt, rillerig, ziek of koorts krijgt. Ben je lichamelijk afhankelijk van alcohol. Het kan ook zijn als je wilt stoppen met alcohol dat je dan ontwenteling verschijnselen krijgt. Campagne tegen alcohol.

Alcohol wordt bij een volwassenen persoon in anderhalf uur door de lever uit het bloed weg geleid. Bij iemand die te veel alcohol drinkt, werkt de lever niet meer zo goed. Je hersenen, maag en hart zijn dan ook beschadigt. Ze kunnen ook lijden aan geheugenverlies. Als je alcohol tijdens de zwangerschap drinkt, heeft dat gevolgend op het kind in de buik.

Omdat het percentage van mensen die alcohol drinken steeds meer stijgt, wordt er meer campagne gevoerd. Er wordt ook strenger opgetreden tegen het drinken van alcohol. Je kan ook in de het verkeer aangehouden worden om een blaastest te doen. Als je meer dan 0,5 promillage in je bloed zit, mag je niet neer fietsen of rijden.

4 Het hormoonstelsel.


Het hormoonstelsel bestaat uit hormoonklieren. Hormoonklieren maken hormonen aan. Dit zijn stoffen die van bepaalde organen de werking regelen. De stoffen die geproduceerd worden van de klieren worden afgevoerd via afvoerbuizen. Voorbeelden van klieren zijn, speekselklieren, zweetklieren en traanklieren. Hormoonklieren komen via de afvoerbuizen in het bloed. Zo komen de hormonen in heel het lichaam terecht. Dit is alleen werkzaam als er organen gevoelig voor zijn. Of ze komen in het weefsel. Het hormoonstelsel zorgt voor langzame, langdurige processen die van invloed zijn op de stofwisseling. Voortplanting, groei en ontwikkelingen. De afvoerbuis.
De belangrijkste hormoonklieren zijn:

- hypofyse;
- schildklier;
- bijnieren;
- eilandjes van Langerhans;
- teelballen;
- eierstokken.

5 Gedrag.

Als je moet blozen of als een kip een ei legt, is dat een gedrag. Onder gedrag verstaan we dus, alles wat een mens of dier doet. Een gedrag komt meestal tot stand, als spieren zich samen trekken. Als een mens of een dier reageert op een prikkel, noemen we dat een respons. Als een hond slaapt, of als hij zijn oren spitst, zijn dat de handelingen van die hond.

Het gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren, en leerprocessen. Bij erfelijke factoren wordt het gedrag bepaald door de genen. Dit gedrag is al bij de geboorte aanwezig. Bij leerprocessen is het gedrag bij de geboorte niet aanwezig. Dit gedrag leert een dier en een mens in zijn leven om te kunnen overleven.

6 Gedrag bij de mens.


Bij de mens speelt een leerproces een belangrijkere rol dan bij dieren. De erfelijke factoren van een mens zijn bijv., de gelaatsuitdrukkingen. Gelaatsuitdrukkingen kunnen zijn, glimlachen, huilen of woede. Een kind dat blind en doof is, heeft dezelfde gelaatsuitdrukkingen als een kind die wel kan zien en horen. Een kind leert zich sociaal te ontwikkelen door, signalen met het contact van hun verzorger. Leerprocessen spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van de mens. Mensen kunnen over hun gedrag nadenken en het beoordelen. Zo ontwikkelt de mens normen en waarden.


Normen zijn gedragsregels van wat mensen van hun verwachten. Waarden zijn uitgangspunten hoe een mens zijn eigen leven inricht. Normen en waarden zijn niet voor alle mensen hetzelfde. Het kan verschillen door de cultuur. Maar ook doordat dingen over de jaren veranderen.

Rolgedrag kan zijn dat een aanvoerder van een elftal leiderschap heeft. Rolgedrag houd dus in wat er van je verwacht wordt in een bepaalde situatie. Een ander rolgedrag is het traditionele man-vrouwrolpatroon. Van een man verwachten ze dat die werkt. Van de vrouw verwachten ze dat ze het huis doet, en de kinderen opvoed. Bij dieren komt er ook een rolpatroon voor. Van sommige hondenrassen verwachten ze dat ze vals en gemeen zijn. Van andere hondenrassen verwachten ze dat ze heel lief en onschuldig zijn.

7 Zenuwcellen en zenuwen.

Zenuwcellen zijn opgebouwd uit, uitlopers en een cellichaam. Je hebt drie type zenuwcellen, gevoelszenuwcellen, bewegingszenuwcellen en schakelcellen.

In het cellichaam van de zenuwcel bevindt zich een celkern. Deze cellichamen liggen vlak of in het centrale zenuwstelsel. De uitlopers in de zenuwcellen kunnen heel lang zijn. De uitlopers geleiden impulsen naar het cellichaam toe, of van het cellichaam af.

Gevoelszenuwcellen, hebben een lange uitloper, die impulsen naar het cellichaam toe geleiden. De cellichamen liggen vlak bij het centrale zenuwstelsel. Ze geleiden dan ook impulsen naar het centrale zenuwstelsel.

Bewegingszenuwcellen, hebben een lange uitloper, die impulsen naar het cellichaam af geleid. De cellichamen van de bewegingszenuwcellen liggen in het centrale zenuwstelsel. Ze geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel, naar de klieren of spieren.

Schakelcellen, verbinden de uitlopers van de bewegingszenuwcellen en de gevoelszenuwcellen met elkaar. Schakelcellen liggen in het centrale zenuwstelsel. Ze geleiden impulsen binnen in het centrale zenuwstelsel.

Een zenuw is een heleboel uitlopers van zenuwcellen, die geïsoleerd zijn met een beschermende laag. Ze zijn soms wel een meter lang. Doordat die zenuwen zo lang zijn, worden er impulsen met een grote snelheid door de zenuwen voorgeleid.
8 De weg die impulsen afleggen.


Bij bewuste reacties, en reflexen worden impulsen op verschillende manier door het zenuwstelsel voorgeleid.


Als je wordt geduwd, kijk je om wie je geduwd heeft. Je ziet die persoon, en je duwt terug. Dit terug duwen is een bewuste reactie. Dat is omdat, je bewust bent van dat je geduwd hebt. Het bewust worden gebeurd pas als er:
Impulsen van zintuigcellen in je huid via, gevoelscellen naar de schakelcellen in je ruggenmerg gaan. De uitlopers van de schakelcellen geven impulsen door aan de schakelcellen, in de hersenstam. Die schakelcellen geleiden de impulsen weer door naar de schakelcellen in de grote hersenen. Dan komen er impulsen terecht in het gevoelscentra, en worden ze hierin verwerkt. Dan kun je kiezen, terug duwen of weglopen. Als je kiest voor terug duwen, komen er impulsen in je bewegingscentra. Deze impulsen komen uiteindelijk in de spieren van je nek. Als dat verwekt is draai je, je om en kijk je opzij. Gapen is een onbewuste reactie.
Dan gaan er weer bewegingscellen naar je spieren van de romp en ledematen. Dan duw je terug. Je kleine hersenen coördineren de bewegingen, anders verlies je, je evenwicht.

Een reflex is een snelle, vaste onbewuste reactie op een prikkel. De terugreflex, ooglidreflex en de pupilreflex zij andere voorbeelden van reflexen. Als er warm water op je hand komt, ontstaan er impulsen in de zintuigcellen in je huid. Zo ontstaat er een heel geleidingsproces van impulsen naar bepaalde cellen. Uiteindelijk komen de impulsen in je armspieren waardoor je, je arm terug trekt.
De reflexboog is de weg die impulsen afleggen. Bij een reflex komen er veel impulsen bij de grote hersenen aan. Toch maken de grote hersenen geen deel uit van de reflexboog.

9 De bijnieren.


Bijnieren maken de hormoon adrenaline aan, als je woedend, bang of schrik hebt. Je hart gaat dan harder en sneller kloppen. Of je gaat sneller ademhalen. Er komt ook meer glucose in je bloed. Doordat, er dan een hoog glucosegehalte is, werken je spieren krachtiger en sneller. Adrenaline zorg er dus voor dat je spanning sneller gaat handelen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.