Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 5

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 353 woorden
  • 15 augustus 2006
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Begrippenlijst biologie hoofdstuk 5 Gezond: als je verkeert bent in een toestand van volledige lichamelijke en geestelijke en sociale welbevinden. Symptomen: bepaalde verschijnselen/kenmerken van een ziekte. Besmettelijk: de ene persoon kan de infectie op een andere overbrengen. Incubatietijd: het moment waarop ziekteverwekkers je lichaam binnendringen en het moment dat je ziek wordt. Fagocyten: eerste cellen van je afweersysteem die indringers onschadelijk proberen te maken
Fagocyteren: fagocyten die ziekteverwekkers gaan vernietigen. Aspecifiek: niet door een bijzondere oorzaak bepaald. ( het werkt bij alles) Antigenen: eiwitten op het celmembraan van ziekteverwekkers. eiwitten van eigen lichaam of vreemde eiwitten. RH: eiwit in het plasma

Enzymen: eiwitten onder invloed van het DNA
Antistof: stoffen die ziekteverwekkers doden en maken ze makkelijker herkenbaar voor fagocyten
Lymfocyten: cellen van de specifieke afweer
Immuun: je heb nog antistoffen van een ziekte omdat je die al eerder heb gehad, je lichaam hoeft niet weer opnieuw die antistoffen te maken
Natuurlijke immuniteit: je wordt zieke n je lichaam gaat antistoffen en geheugencellen maken
Kunstmatige immuniteit: het inspuiten van (verzwakte) antistoffen
Geheugencellen: cellen die je je hele leven bij je houd. Vaccin: je maakt een ziekte in een milde vorm door en je vormt geheugencellen die je je leven behoud. Kunstmatige actieve immuniteit: lichaam maakt antistoffen doordat je een ziekte krijgt. Kunstmatige passieve immuniteit: krijg je door injectie met kant en klare antistoffen(antiserum) Immuno competent: vanaf het moment dat cellen in staat zijn antistoffen te maken tegen lichaamsvreemde antigenen of antigenen combinatie. Resusantigeen: je heb resuspositief en resusnegatief. Resuspositief: het resus eiwit zit op je rode bloedcellen
Resusnegatief: Er zitten van nature geen antistoffen tegen het resus eiwit in hun plasma. (deze kunnen ze later wel gaan vormen) Antibiotica: remmen deling van bacteriën af. Resistent: organismen worden vaak blootgesteld aan een bepaalde stof: degene die tegen de stof bestand zijn blijven over. Allergie: het immuun systeem reageert op onschuldige antigenen. Aids: HIV virus tast je lymfocyten aan waardoor de werking van je immuunsysteem achteruitgaat hierdoor kunnen allerlei bacteriën inene je dodelijk ziek maken. Auto- immuunziekten: als lymfocyten op lichaamseigen antigenen reageren. Reuma: witte bloedcellen vallen het kraakbeen in de gewrichten aan.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.