Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Eindexamenstof 2003: Politiek

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 8661 woorden
  • 20 mei 2003
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
27 keer beoordeeld

DEEL 1 ONDERZOEK DEEL 1 ONDERZOEK Hoofdstuk 2 Maatschappelijke Vraagstukken Delegeren: overdragen van beslissingen aan bijvoorbeeld politici Maatschappelijk vraagstuk: een probleem dat meer groepen in de samenleving raak en dat door een gemeenschappelijke aanpak opgelost moet worden (drugsproblematiek, milieuproblematiek enz.) Tegenstrijdige belangen: afweging aan de hand van; de verschillende meningen en opvattingen over de problematiek de invloed die de betrokkenen kunnen uitoefenen op de beslissers Hoofdstuk 3 De Invalshoeken Sociaal-economische invalshoek: materiele belangen spelen een grote rol, wie heeft er financieel voordeel of nadeel bij een bepaalde beslissing?
Sociaal-culturele invalshoek: waarden, normen en opvattingen zijn belangrijk Waarden: collectieve uitgangspunten en principes die mensen belangrijk vinden om na te streven, waarden kunnen verschillen per individu of groep, plaats en tijd. Normen: collectieve opvattingen over de manier waarop je je op grond van een bepaalde waarde behoort te gedragen. Een norm is een soort sociale verplichting (controle door andere mensen) Hecht je veel waarde aan eerlijkheid (waarde) dan steel je niet en verwacht je ook dat anderen dat niet doen (norm). Politiek-juridische invalshoek: hoe is een kwestie juridisch geregeld, welke wetten en welke belangen worden hierbij het meest vertegenwoordigd. Vergelijkende-invalshoek: combinatie van historische en geografische elementen. Het analyseren van veranderingen in de samenleving in de loop der tijd en de verschillen met andere culturen. Hoofdstuk 5 Onderzoek Doen Hypothese: een veronderstelling over de werkelijkheid Variabele: bepaald gegeven dat kan varieren (meestal een kenmerk of eigenschap van iemand) Operationaliseren: het meetbaar maken van een variabele Indicatoren: hulpmiddel bij operationaliseren, iets waarmee je dingen kunt vaststellen. Beschrijvende vragen: hoe, waar, wanneer Verklarende vragen: waarom, waardoor, hoe komt dat Beleidsvragen: wat is het belang van, welke waarde wordt er gehecht aan Onderzoeksmethoden: enquête interview observeren bronmateriaal (literatuur, massamedia (krant e.d.), gegevens uit informatiesystemen) DEEL 2 POLITIEKE BESLUITVORMING Hoofdstuk 1 Wat is Politiek? Politiek is de betekenis van `beslissingen van de regering': Er is een
overheidsbeleid om een probleem op te lossen Politiek heeft alles met staatsinrichting te maken Politiek is ook een handelwijze om een doel te bereiken Politiek is het hele proces van politieke besluitvorming Politiek is het hele proces van politieke besluitvorming Inhoud: toedeling van waarden; verdelingsvraagstukken; hoe groot mogen bijvoorbeeld inkomens verschillen zijn? Proces: gezaghebbende toedeling; manier waarop besluitvorming tot stand komt: er moet voldoende steun zijn Hoofdstuk 2 Rechtsstaat en Democratie Rechtsstaat: verhouding tussen burgers en overheid is nauwkeurig wettelijk vastgesteld Democratische rechtsstaat: rechterlijke macht is onafhankelijk
Grondwet: klassieke grondrechten recht op gelijke behandeling (geen discriminatie) kiesrecht vrijheid van drukpers, radio, televisie en film recht van vereniging, vergadering en betoging vrijheid van godsdienst of levensovertuiging vrijheid van onderwijs recht op een eerlijk proces recht onaantastbaarheid van het lichaam en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer sociale grondrechten werkgelegenheid sociale zekerheid leefomgeving volksgezondheid woonruimte maatschappelijke en culturele ontplooiing onderwijs Het verschil is de mate waarin de overheid verplicht is de rechten te waarborgen. De overheid is verplicht om de klassieke grondrechten te garanderen, en in de sociale grondrechten moet de overheid naar vermogen voorzien. Democratie: letterlijk: het volk regeert Belangrijkste kenmerken parlementaire democratie in ons land: de regering is verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging alle burgers zijn gelijkwaardig en voor de wet gelijk er is algemeen kiesrecht waarbij ieder burger een stem heeft en elke burger dus gelijk invloed heeft de verkiezingen zijn vrij en geheim er is sprake van een representatie-democratie of indirecte democratie; het volk wordt vertegenwoordigd door een parlement, dat door middel van verkiezingen word gekozen
de besluitvorming vindt plaats bij meerderheid der stemmen men houdt rekening met de rechten belangen van minderheden Nederland is een rechtsstaat waarin individuele vrijheidsrechten worden erkend Eind jaren zestig werden burgers mondiger en zelfbewuster. Men kwam zelf op voor belangen, er ontstonden allerlei bewegingen. Emancipatiebeweging: eiste voor vrouwen het recht op gelijke ontplooiing op Pluralistische democratie: er zijn verschillende groepen in de samenleving met verschillende belangen; spreiding van de macht Poldermodel: gebaseerd op intensief overleg tussen de sociale partners, de werkgevers, werknemers en de overheid om sociaal-economische kwesties op te lossen. Censuskiesrecht: toen ter tijd mochten alleen mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden stemmen. Actief kiesrecht: het recht om te kiezen
Passief kiesrecht: het recht om gekozen te worden Er zijn vier niveaus van besluitvorming: Europese niveau, om de vijf jaar landelijk niveau (het Rijk), om de vier jaar provinciale niveau gemeentelijk niveau Evenredig kiesstelsel: dat wil zeggen dat alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels. Bij de berekening gaat men uit van de kiesdeler: de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel. Voordeel: stemmen tellen allemaal even zwaar mee Nadeel: er ontstaan kleine partijen waardoor debatteren soms onoverzichtelijk wordt Kiesdrempel: voorkomt dat er te veel kleine partijen in de volksvertegenwoordiging zitten. (geld niet voor Nederland) Districtenstelsel: het land is dan verdeeld in een aantal gebieden, de kandidaat die in een bepaald gebied de meerderheid van de stemmen haalt wordt afgevaardigd naar het landelijke bestuur Verkiezingsprogramma: hierin staan de belangrijkste plannen en opvattingen van de partij Lijsttrekker: de persoon die als eerst op de kandidatenlijst is geplaatst
Zwevende kiezers: de mensen die niet weten waar ze op zullen stemmen Bij politieke vraagstukken gaat het meestal om collectieve belangen Collectieve belangen kunnen ook door particulieren worden behartigd (zoals gemeente e.d.) Solidariteit: in ruil voor de diensten die de overheid levert, aanvaarden de burgers een beperking van hun (financiele) vrijheid. Overheid moet zorgen voor de veiligheid van de burgers. Ook zorgt de overheid voor infrastructuur. Ook stelt de overheid zich verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers. Al deze ontwikkelingen komen samen in de verzorgingsstaat. Maar door de jaren heen heeft er veel privatisering plaatsgevonden. Ook zijn burgers meer calculerend geworden, ze zijn zoveel mogelijk op
eigen voordeel uit. Raad van State : belangrijkste adviesorgaan overheid Politieke participatie: actief worden in de politiek door burgers; zoals bijvoorbeeld stemmen lid worden van een politieke partij je aansluiten bij een pressie- of belangengroep actievoeren artikelen schrijven voor opiniebladen representativiteit: het gekozen beleid is een afspiegeling van wat de burgers willen Ostrogorski-paradox: model waarmee de spanning tussen kiezers en politici duidelijk wordt gemaakt omdat het voor een regering vrijwel onmogelijk is altijd precies te doen wat de kiezers willen. Hiermee kun je het probleem van de representativiteit uitleggen. Decentraliseren: naar lagere overheden Hoofdstuk 3 Het Landbestuur TRIAS POLITICA: Montesquieu; de scheiding der machten Wetgevende macht Uitvoerende macht Rechterlijke macht
Wetgevende macht; De wetgevende macht stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden. Het zijn in Nederland de regering (ministers en de Koningin) en het parlement (eerste en tweede kamer). Een minister dient meestal een wetsvoorstel in, en het parlement beslist uiteindelijk of het voorstel een wet wordt. Uitvoerende macht; De uitvoerende macht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook worden uitgevoerd. De ministers zijn hiervoor verantwoordelijk. Zij geven richtlijnen aan hun ambtenaren of aan instanties. Het parlement moet controleren of de uitvoering van wetten goed gaat. WETGEVENDE + UITVOERENDE MACHT WETGEVENDE MACHT Verantwoording Schuldig aan: : controleert Rechterlijke macht; De rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd. Deze macht is in handen van onafhankelijke rechters. De regering: Een regering bestaat uit een staatshoofd en de ministers. Iedere minister heeft een eigen `terrein'. Beleidsvoornemens worden besproken in de gezamenlijke vergadering van de ministers: de ministerraad. Voorzitter van de ministerraad is de minister-president. Staatssecretarissen werken voor de ministers. Alle ministers en staatssecretarissen vormen gezamenlijk het kabinet. Zowel de ministers als de staatssecretarissen zijn verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging en kunnen dus op het matje geroepen worden in de Tweede of Eerste kamer. Het staatshoofd is onschendbaar
Constitutionele monarchie: de positie van het koningshuis is vastgelegd in de Grondwet. De belangrijkste taken van de Koningin zijn: Het plaatsen van handtekeningen onder alle wetten Het voorlezen van de Troonrede op prinsjesdag Het benoemen van ministers en (in) formateurs Het voeren van regelmatig overleg met de minister-president over het kabinetsbeleid Ceremoniele functie: de ministers zijn verantwoordelijk voor de uitspraken van de Koningin. Presidentiele stelsel: staatshoofd is niet alleen staatshoofd maar ook meteen minister president. Er is sprake van een strikte scheiding der machten. Een regering moet kunnen rekenen op een meerderheid. Bij de totstandkoming van een regering vinden er coalities plaats tussen verschillende partijen. In de eerste fase van het totstandkomen van een regeringscoalitie speelt het staatshoofd een grote rol. De Koningin raadpleegt na de verkiezingen eerste de fractievoorzitters van alle politieke partijen in de Tweede kamer, de voorzitters van de Eerste en Tweede kamer en de vice-president van de Raad van State over de vraag welke combinatie van partijen volgens hen het beste een regering kan vormen. De Koningin benoemt een
informateur; iemand die uitzoekt welke partijen gezamenlijk een beleid zouden kunnen voeren dat op voldoende steun kan rekenen in de Tweede Kamer. In het regeerakkoord staan de hoofdlijnen van het beleid dat de partijen willen voeren. Als het de informateur gelukt is partijen bij elkaar te brengen, brengt hij verslag uit aan de Koningin en zij benoemt een formateur; iemand die daadwerkelijk een kabinet gaat vormen. De formateur zoekt naar personen die geschikt zijn voor de minister- en staatssecretarisposten. De grootste regeringspartij levert de minister-president. De Tweede kamer heeft te alle tijden het recht om wetsvoorstellen af te wijzen. Als de betrokken minister toch aan het wetsvoorstel vasthoudt, dan kan de Tweede kamer de bewindspersoon wegsturen.
Staten-Generaal / Parlement = Eerste kamer en Tweede kamer DE TWEEDE KAMER De Tweede kamer heeft 150 leden en heeft 3 taken: De tweede kamer is medewetgever Ook beslist de Tweede kamer mee over de financiele middelen De tweede kamer controleert de regering Om haar taak als medewetgever te vervullen heeft de Tweede kamer een aantal rechten; het aanvaarden of verwerpen van wetsvoorstellen het recht van amendement, het wijzigen van wetsvoorstellen het recht van initiatief, het zelf mogen indien van wetsvoorstellen het budgetrecht, het verwerpen of wijzigen van begrotingen Om haar taak als controleur van de regering te vervullen heeft de Tweede kamer de volgende rechten; het
vragenrecht, het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen aan de bewindslieden. De regering moet binnen drie weken op gestelde Kamervragen antwoorden het recht van interpellatie, het uitnodigen van bewindspersonen om in de Tweede kamer uitleg te geven over het (voorgenomen) regeringsbeleid het recht van motie, de mogelijkheid van de Tweede kamer een schriftelijke uitspraak te doen over het beleid van een minister waarover de kamer moet stemmen. Een motie met zeer veel kritiek kan leiden tot een kabinetscrisis. Het recht van enquête, waardoor de Tweede kamer de mogelijkheid heeft zelfstandig een onderzoek in te stellen als zijn aar haar mening niet voldoende informatie krijgt. In zo'n parlementaire enquête kunnen getuigen worden gedwongen om voor de enquêtecommissie te verschijnen. De opgeroepen getuigen worden onder ede verhoord. Informele middelen van de Tweede kamer om medewetgevende of controlerende taak te vervullen: Lobbyen, bij (eigen) ministers (slijmen)
Overleg met ambtenaren en pressiegroepen voor het verwerven van steun Gebruik van de massamedia, bijvoorbeeld kamerleden die hun visie via interviews aan kranten en opiniebladen naar buiten brengen, en soms opzettelijk nieuws laten `lekken' Uitoefenen van druk op de bewindspersoon via de politieke partij waar hij of zij lid van is DE EERSTE KAMER De eerste kamer wordt ook wel senaat genoemd. De Eerste kamer telt 75 leden en vervult voor die leden geen fulltime baan. De Eerste kamer vergadert een dag per week omdat de taak van de Eerste kamer veel beperkter is dan die van de Tweede kamer. De senaat moet wetsvoorstellen toetsen aan staatsrechtelijke normen en waarden van de wetgeving. De Eerste kamer doet de laatste controle. De senaat kan
geen veranderingen aanbrengen in een wetsvoorstel; zij kan wetsvoorstellen alleen aannemen of verwerpen omdat zij geen recht van amendement heeft. Ook heeft de Eerste kamer geen recht van initiatief en kan dus niet zelf wetsvoorstellen in dienen. De Eerste kamer heeft wel het recht om schriftelijke vragen te stellen en zij kan ook een parlementaire enquête instellen. De leden van de Eerste kamer worden indirect gekozen, namelijk door de Provinciale Staten. De leden van de Tweede kamer worden wel direct gekozen door het volk. Waarom delegeren naar lagere overheden? de gemeente en provincie zijn zo beter op de hoogte van de situatie en kunnen dus beter beoordelen wat er nodig is de gemeente en provincie staat dichter bij de burger zodat de burger het bestuur makkelijker kan aanspreken De provincie Taken: ruimtelijk ordening milieu Het Rijk kan de provincie dwingen het streekplan te herzien, het Rijk geeft dan een aanwijzing voor iets wat moet gebeuren. Eenmaal per vier jaar worden er verkiezingen gehouden.
De vertegenwoordigers van de provincies vormen de Provinciale Staten. Het aantal leden is afhankelijk van het aantal inwoners van de provincie. De leden van de Provinciale Staten kiezen uit hun midden het dagelijks bestuur; de Gedeputeerde Staten. De voorzitter van zowel Gedeputeerde Staten als van de Provinciale Staten is de Commissaris van de Koningin. Hij/zij wordt niet gekozen maar benoemd. Officieel door de Koningin, in de praktijk door de ministers van Binnenlandse zaken. De gemeente De gemeente is verantwoordelijk voor een ordelijk verloop van het openbare leven in een gemeente. De gemeente moet onder andere de huwelijken, geboorten en sterfgevallen bijhouden, maar ook dingen zoals het ophalen van het huisvuil en het zorgen voor verlichting zijn taken van de gemeente. De streekplannen van de provincie komen gedetailleerder terug in de bestemmingsplannen van de gemeente. Naast uitvoerende taken zijn er ook beleidstaken naar de gemeenten gedecentraliseerd. Voorbeelden zijn voorzieningen voor gehandicapten, opvang voor asielzoekers en het onderwijsbeleid. Het bestuur van de gemeente wordt gevormd door de
gemeenteraad. De raadsleden worden, net als de leden van Provinciale Staten eens in de vier jaar rechtstreeks gekozen. Het aantal gemeenteraadsleden is afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente Aan de gemeenteraadsverkiezingen mogen ook mensen die geen Nederlandse nationaliteit hebben meedoen mits ze minimaal vijf jaar in Nederland wonen. Het dagelijks bestuur van de gemeente is in handen van het College van Burgemeester en Wethouder (B&W). De wethouders worden gekozen door en uit de leden van de gemeenteraad. De burgemeester wordt voor zes jaar benoemd. Ook hierbij beslist de minister van binnenlandse zaken wie het wordt. Voor Provinciale Staten en gemeenteraden kunnen tussentijds geen nieuwe verkiezingen worden gehouden. Hoofdstuk 4 Politieke Besluitvorming Politieke bestluiten zijn gebaseerd op signalen uit de samenleving. Om een probleem aan te maken moet men eerst zorgen dat het op de politieke agenda komt te staan. Een wet komt als volgt tot stand: er ontstaan maatschappelijke problemen de problemen worden gesignaleerd, als probleem erkend en omgezet in politieke eisen. Er worden ideeen gemaakt die leiden tot politieke stellingnamen van politieke partijen Het onderwerp wordt besproken in de ministerraad, de Tweede Kamer en door ambtenaren Na de formulering van de voorgestelde plannen wordt door voor- en tegenstanders daarop commentaar geleverd, eventueel wordt het voorstel gewijzigd De verantwoordelijke minister of staatssecretaris dient het wetsvoorstel in bij de Tweede kamer. Als het wordt goedgekeurd wordt het gepubliceerd in het Staatsblad en verwerft het de status van wet Dat moet een minister de wet gaan
uitvoeren en handhaven en worden de uitvoerende ambtenaren aan het werk gezet Wetsvoorstellen kunnen ingediend worden door de regering maar ook door leden van de Tweede Kamer. Soms kunnen er besluiten worden genomen zonder dat de Tweede en Eerste kamer zich over het besluit uitspreken. Dit is het geval bij een Algemene Maatregel van Bestuur (AMVB) (onderdelen van wetten die snel gewijzigd moeten worden) en bij Koninklijke Besluiten (KB) (bijv. benoeming van burgemeesters). HET PROCES VAN POLITIEKE BESLUITVORMING Het systeemmodel in vereenvoudigde vorm: Invoer: waar burgers, pressiegroepen en massamedia een maatschappelijk probleem aankaarten dat in de publieke discussie zo belangrijk wordt gevonden dat politieke partijen en individuele politici er niet meer omheen kunnen en hun standpunt moeten bepalen. Omzetting: waarbij de politieke bestuurders zich informeren en op zoek gaan naar oplossingen. Er worden maatregelen geformuleerd en bediscussieerd met de gekozen politici. Dit moet in principe uitmonden in een maatregel die de meerderheid van de volksvertegenwoordigers goedkeurt.
Uitvoer: waarbij met name de ambtenaren zorg dragen voor de realisatie van de genomen besluiten Terugkoppeling: oftewel de feedback, waarbij wordt gekeken of de genomen maatregelen wel het effect hebben dat werd beoogd. Als dit niet zo is, zal dit wrevel bij de bevolking en politici opwerpen zodat er weer een (hernieuwde ) invoerfase van het maatschappelijk probleem ontstaat. Politicoloog Easton omschrijft een politiek systeem als: alle interacties (handelingen) in een samenleving die te maken hebben met het gezaghebbend (dwingend) toedelen van schaarse goederen en waarden. Maar een politiek systeem heeft maar een beperkte capaciteit om alle politieke eisen te realiseren. Grote plannen kunnen niet tegelijk gerealiseerd worden en bovendien speelt geld ook een belangrijke rol. Omgevingsfactoren: De economische omstandigheden bepalen in hoge mate de speelruimte van de politiek. Als er een redelijke economische groei is, kan de overheid meer doen dan wanneer het economisch tegenzit. Ook een belangrijke factor is cultuur en daarmee ook de
politieke cultuur. Geografische factoren, zoals milieuvervuiling en aanleg van infrastructuur. Internationale verdragen en verplichtingen. De politieke besluitvorming van Nederland ondergaat invloed van de buitenlandse wetgeving, regels en initiatieven. Technische ontwikkelingen en mogelijkheden. Sociale omstandigheden. Het economische beleid van een land is afhankelijk van de omvang van de middenklasse. Demografische factoren. De samenstelling van de bevolkingsopbouw. Factoren die specifiek voor Nederland zijn, zijn interne omgevingsfactoren. Factoren die worden bepaald door de internationale omstandigheden worden externe omgevingsfactoren genoemd. HET SYSTEEMMODEL VAN EASTON Invoer De invoer wordt gedaan door burgers, actiegroepen, massamedia en politieke partijen. Er zijn
wensen die gevormd worden door meningen van de burgers. Gatekeepers Bij de invoeringsfase zijn de `sluiswachters' erg belangrijk. Met sluiswachters wordt bedoeld; individuele personen of instellingen die door de rol die zij bekleden in de samenleving in staat zijn (vage) wensen te vertalen in concrete politieke eisen, en daarbij de nodige publiciteit weten te bereiken. Dit kunnen politieke partijen, vakbonden, actiegroepen, ambtenaren zijn. In een democratie behoren aan de ene kant de mogelijkheden om eisen naar voren te brengen zo groot mogelijk te zijn. Maar aan de andere kant mag de politiek niet overstelpt raken door al die eisen. Vandaag het beeld van sluiswachter, die niet alle schepen tegelijk doorlaat. Steun voor het politiek systeem In het proces van politieke besluitvorming gaat het in eerste instantie om eisen op de politieke agenda te krijgen. Daarvoor is een zekere continuïteit van het politieke systeem noodzakelijk, gebaseerd op de
steun van de bevolking en poortwachters. Er zijn drie vormen van steun: Steun voor de politieke gemeenschap, een zekere mate van verbondenheid of gemeenschapgevoel. Steun voor autoriteiten. Hoever de gezagsverhoudingen in ons land de afgelopen veertig jaar zijn veranderd, lijkt er relatief veel steun voor politici te blijven bestaan. Steun voor de waarden en normen. Ook de politieke cultuur van een land heet duidelijk invloed op het proces van politieke besluitvorming. Ook kun je steun nog splitsen in actieve steun (stemmen, lid worden van een partij, stukken in de krant schrijven) en passieve steun; als de burgers min of meer klakkeloos accepteren wat de overheid besluit. Omzetting In deze fase spelen de formele politieke instelling zoals de Tweede kamer, de regering, de gemeenteraden een belangrijke rol. De omzetting van wensen en eisen in een overheidsbeleid, ook wel conversie genoemd, is dan ook het werk van beroepspolitici en ambtenaren. Beleid = het doelgericht handelen in een bepaald maatschappelijk probleem op basis van (liefst wetenschappelijke) kennis of onderzoek. In de omzettingsfase zijn er 3 subfasen: De politieke agendavorming, waarbij de beleidsmakers beried zijn om de problemen uit de samenleving aan de pakken. Criteria: De maatschappelijke kwestie moet door een groot aantal als ongewenst wordt ervaren De negatief beoordeelde kwestie moet vaak voorkomen en/of heftige emoties oproepen De problematiek moet als oplosbaar worden beschouwd De gatekeepers moeten het probleem herkend hebben als een belangrijk probleem Er moet voldoende ruimte zijn op de politieke agenda zodat er prioriteit gegeven kan worden aan het zoeken naar politieke oplossingen De beleidsvoorbereiding waarin de oorzaken worden geanalyseerd en adviezen worden geformuleerd. Wat zijn de oorzaken? Hoeveel oorzaken zijn er en wat is de onderlinge wisselwerking? Er worden ambtenaren aan het werk gezet om wetsvoorstellen en beleidsnota's te formuleren die voldoende draagvlak hebben in het parlement. De
beleidsbepaling, het laatste onderdeel van de omzettingsfase, omvat de goedkeuring door de volksvertegenwoordiging van de wetsvoorstellen. Er wordt gediscussieerd over het voorstel waarbij de verantwoordelijke politici het voorstel verdedigen tegenover de volksvertegenwoordiging. De politieke partijen moeten dan afwegen of zij het er in voldoende mate mee eens zijn. Na eventuele doorgevoerde amendementen (wijzigingen) volgt de eigenlijk besluitvorming: de stemmingen in de volksvertegenwoordiging. Uitvoer De uitvoer omvat alle activiteiten die te maken hebben met de uitvoering van die regels en waarde de bevolking en de overheid handeling moet en plegen. De uitvoering van beleidsbeslissingen is meestal in handen van ambtenaren. Het gebeurt wel altijd onder eindverantwoordelijkheid van een minister of staatssecretaris. Terugkoppeling Terugkoppeling of feedback is de mogelijkheid van het politieke systeem te leren van het verleden en besluiten aan te passen aan de reacties van de bevolking. Het gaat hierbij om: De wijze waarop de bevolking reageert op besluiten met steun, met protest en geweld, passiviteit enz. De manier en mate waarin poortwachters die reacties weer `doorlaten' Het proces van politieke besluitvorming volgens Easton schematisch weergegeven burgers, actiegroepen, parlement en ministers, ambtenaren Massamedia, politieke partijen kabinet en belangengroepen POORTWACHTERS politieke wensen wensen politieke wetten c besluiten steun eisen eisen en en verlangens verlangens maatregelen
terugkoppeling Naast het systeemmodel kun je het proces van politieke besluitvorming ook analyseren aan de hand van het barrieremodel. De eerste fase van het barrieremodel lijkt op de eerste fase van het systeemmodel: een samenloop van omgevingsfactoren waaruit wensen en eisen kunnen voortkomen. Deze fase wordt in het barrieremodel gekenmerkt door het herkennen en erkennen van problemen, wensen en behoeften in de samenleving. Betrokkenen in deze fase zijn: particulieren, pressiegroepen, massamedia en politieke partijen. De volgende fase bestaat uit het vergelijken en afwegen van de behoeften, wensen en problemen in de politieke Barriere 3 is de besluitvorming. Het formuleren van maatregelen is een tijdrovende klus voor ambtenaren. Bovendien moet de meerderheid van de volksvertegenwoordiging instemmen. De laatste barriere kan ontstaan bij de uitvoering van regels en wetten. Als de nieuwe wetgeving onduidelijk of onzorgvuldig is geformuleerd, of als de bevolking de wet onaanvaardbaar vindt, ontstaat in deze laatste fase een probleem. De wet zal dan moeten worden aangepast d.m.v een heel nieuwe besluitvormingsproces. Het barrieremodel geeft dus aan waar in het politieke besluitvormings-proces problemen kunnen ontstaan. Het barrieremodel schematisch weergegeven: barriere 1 barriere 2 barriere 3 barriere 4 (h)erkennen afwegen besluitvorming uitvoering van problemen Politiek is niet alleen een zak van beroepspolitici. Ook ambtenaren, adviesorganen, pressiegroepen en de media hebben invloed op het proces van politieke besluitvorming, en zijn daardoor ook
politieke actoren. Ambtenaren Ministers, maar ook wethouders van gemeenten en gedeputeerden van de provincies, kunnen hun taken niet alleen uitvoeren. Ze maken daarom gebruik van ambtenaren. Een ambtenaar is iemand die bij de overheid in dienst is. Ambtenaren hebben soms een sterke positie. Politici zitten vaak maar vier jaar op een bepaalde post en moeten zich dan inwerken op een voor hen nieuwe beleidsterrein. De ambtenaren werken wel veel langer bij een departement of bij een afdeling van het provincie- of gemeentehuis en beschikken dus over veel meer kennis en specifieke ervaring op een bepaald vakgebied. Omdat ambtenaren zoveel macht hebben worden zij ook wel de vierde macht genoemd. De minisister is dan weliswaar de projectleider, maar de ambtenaren verdelen bijvoorbeeld het geld. Overheidsbureaucratie: hierarchisch geordend apparaat waarbinnen ambtenaren volgens vaste regels en procedures besluiten voorbereiden en uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de politieke ambtsdrager. Er is veel kritiek op dit apparaat. Het werkt traag en bied geen snelle oplossing bij noodsituaties. Ambtenaren werken volgens een bepaald systeem, en als er iets misgaat in de beleidsuitvoering is er niemand aanspreekbaar. Maar er zitten ook voordelen aan. De anonieme uitvoering voorkomt het ontstaan van `vriendjespolitiek' en omkoperij. In principe worden alle burgers gelijk behandeld. De politici zijn in feite aanspreekbaar als het fout gaat. Verkokering: ontstaat doordag elke departement zijn eigen beleid voert en er te weinig wordt samengewerkt met ander ministeries zodat de noodzakelijke coördinatie en eenheid in beleid ontbreekt.
Adviesorganen De belangrijkste adviesorganen van de ministers en het kabinet: De Raad van State De Sociaal-Economische Raad (SER) De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) De Onderwijsraad De planbureaus Raad van State: het hoogste rechtscollege in Nederland en wordt officieel voorgezeten door het staatshoofd. In de praktijd is de Koningin zelfden bij de vergaderingen aanwezig. De leden van de Raad van State worden benoemd door de regering. De Raad van State moet advies geven over alle wetsvoorstellen, voorstellen tot Algemene Maatsregelen van Bestuur en voorstellen tot goedkeuring van verdragen. De Raad van State kan grote invloed hebben en kan bijvoorbeeld zorgen voor wijziging van een wetsvoorstel. Daarnaast heeft de Raad van State een belangrijke functie in de administratieve rechtspraak. De Raad oordeelt in conflicten tussen bestuursorganen onderling en tussen een burger en een overheidsinstantie, de zogenaamde AROB-procedures. SER: De Sociaal-Economische Raad adviseert de regering over belangrijke maatregelen op sociaal en economisch gebied. De SER telt 33 leden, waarvan eenderde deel vertegenwoordigers zijn van de werknemersorganisaties en eenderde deel de werkgeversorganisaties vertegenwoordigt. De rest zijn onafhankelijke deskundigen; kroonleden. De SER kan advies uitbrengen op verzoek van de regering maar ook op eigen initiatief. De adviezen van de SER hebben de meeste invloed als zij unaniem zijn. WRR: De wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft onder meer tot taak om
`ten behoeve van het regeringsbeleid wetenschappelijk gefundeerde informatie te verschaffen over ontwikkelingen die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden en daarbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden en te verwachten knelpunten, probleemstellingen te formuleren ten aanzien van de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te geven'. De leden van de WRR worden benoemt door de regering. De WRR adviseert de regering op verschillende beleidsterreinen, zoals de werkgelegenheid, het minderhedenbeleid en de ruimtelijk ontwikkelingspolitiek. Onderwijsraad: De onderwijsraad ziet erop toe dat op het terrein van het onderwijs een wetsvoorstel of een aangekondigde maatregel niet een van de onderwijszuilen zou benadelen of bevoordelen. Planbureaus: dit zijn wetenschappelijke instellingen die op basis van feitenmateriaal en studies proberen aan te geven wat de gevolgen zullen zijn van beleidsvoornemens. Ook de politieke partijen kunnen een beroep doen op de planbureaus, bijvoorbeeld om hun verkiezingsprogramma's te laten doorreken. De belangrijkste planbureaus zijn het Centraal Planbureau, dat zich vooral bezighoudt met studies naar en voorspellingen van sociaal-economische ontwikkelingen, en het Sociaal en Cultureel Planbureau dat met name onderzoek verricht op sociaal-cultureel gebied, zoals gezondheidszorg, media, onderwijs en wonen. Pressiegroepen: pressiegroepen zijn groepen die trachten invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Pressiegroepen onderscheiden zich van politieke partijen omdat zij zich niet met alle facetten van de samenleving bezighouden. Hun doel is om de politiek te beïnvloeden op een speciaal onderdeel. Pressiegroepen proberen de politiek onder druk te zetten door te lobbyen en rechtstreeks steun te vragen. Het kunnen kleine plaatselijke actiegroepen zijn maar ook grote vakcentrales. Zij worden ook wel vijfde macht genoemd.
Belangengroepen die voor de belangen van een bepaalde groep uit de samenleving opkomen, zoals de Consumentenbond, vakbonden en werkgeversorganisaties. Actiegroepen die zich voor korte tijd inzetten voor een duidelijke kwestie. Actieorganisaties die zich voor langere tijd inzetten voor een duidelijke kwestie. (Greenpeace) Het zijn vaak multinationals; hebben ook vestigingen in het buitenland. Actieorganisaties gaan professioneler om met de problematiek dan de actiegroepen. Er wordt ook gebruik gemaakt van deskundigheid in de vorm van de medewerking van specialisten als juristen, milieudeskundigen, technologen enz. Naast protesten wordt met behulp van onderzoek en plannen aangegeven hoe het wel moet. Pressie- en actiegroepen kunnen op verschillende manier invloed proberen uit te oefenen; Lobbyen bij politici (onofficieel invloed uitoefenen, slijmen) Demonstraties organiseren Een publiciteitcampagne opzetten Contact zoeken met geestverwanten in bestuurlijke organisaties en adviesorganen Wetenschappelijke bureaus inschakelen om hun standpunten met feiten te onderbouwen Overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid De invloed van de pressie- of belangengroep in de praktijd hangt af van een aantal omgevingsfactoren, zoals of het al eerder voor is gekomen of als iets recent gebeurt is. Duidelijk is dat pressiegroepen meer kansen op succes hebben als; eensgezindheid of
cohesie van de groep groot is. Hoe eensgezinder de groep, hoe sterker hun argumenten. de macht van de groep groot is. Pressie- en belangengroepen kunnen macht ontlenen aan de omvang van hun aanhang, hun maatschappelijk positie, hun deskundigheid en hun financiele middelen. Burgerlijke ongehoorzaamheid: is de meest vergaande vorm van actievoeren; burgers overtreden bewust de wet om een maatschappelijk vraagstuk aan de orde te stellen. Andere kenmerken: het doel van de actie is gericht op het algemeen belang en niet op een persoonlijk belang; de actie vindt plaats in alle openbaarheid de actie is geweldloos de actievoerders kiezen voor dit middel als naar hun mening de legale manieren tekortschieten Massamedia: televisie, radio en krant. De massamedia oefenen op verschillende manieren invloed uit op de politieke besluitvorming. De poortwachterfunctie kan op onderstaande manieren worden vervuld; Informatieve functie: het verstrekken en inventariseren van informatie over allerlei politieke gebeurtenissen en besluiten. Dat ka neen verslag zijn van Kamerdebatten, de stellingname van politieke partijen, de inhouden van een nieuwe wet enz. Spreekbuisfunctie: standpunten die in de samenleving leven naar voren brengen. Politici kunnen er zo van af lezen wat er in de samenleving leeft. Er zijn ook massamedium die een bepaalde stroming vertegenwoordigen.
Onderzoekende functie: het signaleren van problemen die al dan niet onder de bevolking leven, zoals de onveiligheid op straat, giflozingen door fabrieken enz. Journalisten hebben dan als taak om politici kritische vragen te stellen over de aanpak van deze problemen. Controleren functie: het nauwlettend volgen van de toezeggingen die door ministers en andere vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties worden gedaan. Met name de opiniebladen controleren de beleidsbepalers door middel van diepte-interviews, evenals de meeste dagbladen. Commentaarfunctie: het leveren van kritiek op politieke besluiten. Elke krant heeft een redactioneel commentaar op politieke beslissingen. Ook in programma's als Netwerk, Nova en Het Buitenhof komen critici uitgebreid aan het woord. Integratiefunctie: het bevorderen van meer of minder cohesie of samenhang in het land. Pluriformiteit van massamedia: er is een verscheidenheid aan kranten die vanuit verschillende politieke en religieuze achtergronden verschijnen. Hoofdstuk 5 Politieke Stromingen en Partijen Politieke opvattingen worden gevormd door de ideeen van mensen over de inrichting van de samenleving. De harde aanpak van de criminaliteit, de afschaffing van het koningshuis, enz. Aan elke politieke stroming ligt een visie op de wereld ten grondslag, die we een
ideologie noemen: het geheel van ideeen over de mens, menselijke relaties en inrichting van de samenleving. Ideologieen hebben duidelijke standpunten over: Normen en waarden die voor iedereen in de samenleving zouden moeten gelden. Het betreft de mate van persoonlijk vrijheid die kan worden toegestaan. De gewenste sociaal-economische structuur van de samenleving, waarbij de opvattingen centraal staan over wat verstaan moet worden onder een rechtvaardige verdeling van welvaart. Dit mondt ui in de vraagstelling hoe groot de verschillen tussen arm en rijk mogen of moeten zijn. De gewenste machtsverdeling in de samenleving, waarbij het om de ideeen gaat in welke mate en op welke manier mensen politieke rechten moeten hebben. Functies van de ideologie voor mensen: Het geeft houvast Het biedt een interpretatiekader; je kunt er allerlei verschijnselen mee verklaren Het biedt een orientatiepunt: iets waar we naar streven Het versterkt groepsgevoelens, levert een groepsidentiteit juist door zich af te zetten tegen andere ideologieen. Progressief: vooruitstreven Conservatief: behoudend Progressief Progressieve politici benadrukken de gebreken in de samenleving en pleiten voor grondige veranderingen en hebben daarom vaak contacten met actiegroepen. Progressieve partijen gaan ervan uit dat de samenleving naast positieve ook negatieve veranderingen ondergaat. Op de veranderingen probeert men te reageren met bijsturende maatregelen Men veronderstelt dat de samenleving in zekere mate maakbaar is en allerlei problemen door de politiek kunnen worden opgelost.
Conservatief Conservatieve politici benadrukken met name datgene wat al is bereikt. Zij hebben daarom meer aandacht voor traditionele waarden en hebben bijvoorbeeld meer contacten met kerkelijke organisaties en gezaghebbende instanties. Conservatieve partijen benadrukken traditionele waarden en normen als gehoorzaamheid en trouw, en houden graag de bestaande regelingen in ons land bij het oude. Zij vinden dat de huidige nadruk op persoonlijke vrijheid te veel kan leiden tot excessen, uitwassen en (ongezond) individualisme. Conservatieve partijen vinden dat de overheid duidelijke normen moet stellen en zorgen dat die ook worden nageleefd. Soms wordt er door conservatieven naar gestreefd om oude regels die inmiddels door moderne bepalingen zijn vervangen te herstellen. Men noemt dit ook wel reactionair = letterlijk achteruitstrevend Links: progressief Rechts: conservatief Links Politiek links sluit direct aan op de progressieve uitgangspunten en het principe van gelijk(waardig)heid. Links komt met name op voor mensen met een achterstandspositie omdat zij nadruk legt op gelijke kansen voor iedereen op onderwijs, inkomen en werk. Ze gaat er vanuit dat de overheid een actieve rol moet spelen, vooral om zwakkeren in de samenleving te beschermen (werklozen, gehandicapten, bejaarden) Rechts Politiek rechts sluit vaak aan bij de conservatieve uitgangspunten en legt de nadruk op economische vrijheid, maar wel een beperking van de persoonlijke vrijheid Ze pleit voor een passieve overheid op economisch gebied maar voor een strenge regelgeving ten aanzien van de handhaving van normen en waarden. Politieke partijen met sterke religieuze achtergronden vinden dat euthanasie en abortus afgeschaft moeten worden. Rechts is een tegenstander van een te grote nadruk op de gelijke behandeling, ongelijkheid vinden zijn niet problematisch en soms zelfs nuttig. Wanneer bijvoorbeeld de inkomens ongelijk zijn, ontstaat er de prikkel om te concurreren en zelf initiatief te nemen. De overheid mag een grote rol spelen Bij links is de overheid beschermer, en bij rechts de beschermer van de samenleving. Tussen extreme partijen is er weinig acceptatie en zijn ze in zekere mate autoritair en intolerant. Tussen minder extreme partijen zijn de debatten meer open. Er is een acceptatie over andermans mening en deze zijn daarom ook democratisch en tolerant Midden Links en rechts schuiven beide naar het midden doordat niemand echt meer een volledig links of rechts partijprogramma steunt. Liberalisme De samenleving is er het meest bij gebaat als iedere individu zich zo optimaal mogelijk kan
ontplooien. Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig Ze moeten elkaars opvattingen respecteren Vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en verdraagzaamheid van de sleutelbegrippen in de liberale traditie De belangrijkste kenmerken van het liberalisme uit die tijd waren: Economische vrijheid. De overheid moet zich zo min mogelijk met het individu en de economie bemoeien. De liberalen waren voorstander van de nachtwakersstaat: de overheid zorgt voor de veiligheid van de burgers en hun eigendommen, maar houdt zich verder afzijdig. Politieke vrijheid. Scheiding van kerk en staat. Binnen die staat wilden zijn een scheiding van de wetgevende, uitvoeren en de rechterlijke macht; Trias Politica. De liberalen zijn voor volkssoevereiniteit; de macht ligt bij de bevolking. Principe van rechtsstaat. In de rechtsstaat handhaaft de regering wetten door politie en justitie, maar is de overheid zelf wel gebonden aan rechtsregels om de burgers te beschermen tegen misbruik van de macht van overheidsorganen. Bij het begrip gelijkheid van alle burger voor de wet bedoelden de liberalen echter de juridische gelijkheid en niet de maatschappelijke gelijkheid (zoals inkomens).
Rationalistisch individualisme. Dat wil zeggen dat liberalen ervan uitgaan dat wanneer iedereen zijn eigenbelang nastreeft dat voor de gehele samenleving het beste resultaat oplevert. Zo zal de concurrentie tussen bedrijven mensen prikkelen om meer prestaties te leveren. Dit leidt uiteindelijk tot technologische en economische groei. Socialisme Het socialisme constateert dat de mogelijkheden voor elk individu om ich te ontplooien ongelijk verdeeld zijn. Een belangrijk oorzaak voor het verschil in mogelijkheden ligt in de ongelijke verdeling van bezit. De begrippen vrijheid en gelijkwaardigheid krijgen pas betekenis als mensen ook gelijke kansen hebben. Het socialisme streeft naar gelijkheid De socialisten trekken zich het lot van de arbeiders aan Karl Marx en Friedrich Engels publiceerde in 1848 het Communistisch manifest; het was bedoeld als een soort beginselprogramma voor een kleine organisatie van revolutionaire socialisten van verschillende nationaliteiten. Zij riepen de arbeiders op tot omverwerping van de maatschappelijke orde. Om een eind te maken aan de kapitalistische uitbuiting van de arbeiders moesten alle fabrieken in handen komen van de staat. Dan zou iedereen kunnen werken, naar eigen kunnen, en krijgen wat hij nodig had voor zijn dagelijkse levensonderhoud. Deze ideeen stonden natuurlijk lijnrecht tegenover die van de liberalen. Marx was een voorstander van: Onteigening van de grond Zware progressieve belastingen (hoe meer inkomen, hoe groter het percentage belasting) Afschaffing van het erfrecht (vermogen gaat niet maar naar de kinderen maar naar de gemeenschap) Centralisatie van banken en transport in handen van de staat Nationalisatie van fabrieken en productiemiddelen, gemeenschappelijk plannen voor de landbouw Openbare en kosteloze opvoeding van kinderen en verbod op kinderarbei Marx voorspelde de ondergang van het kapitalisme in de zogenaamde: Verelendungstheorie: door concentratie van kapitaal en opeenvolgende economisch crises zou de situatie van de arbeiders steeds verder verslechteren, waardoor een moment zou aanbreken waarop zij massaal in verzet zouden komen. Deze proletarische revolutie die uiteindelijke de verlossing zou betekenen van de arbeidende klasse was volgens Marx onvermijdelijk. Op basis van de ideeen van Marx ontstonden er twee bewegingen: Een groep revolutionaire socialisten, later de communisten Sociaal-democraten; geloofden niet zo zeer in een revolutie maar wilden de socialistische maatschappij geleidelijk in kleine stappen bereiken, en waren voorstanders van het algemeen kiesrecht zodat de meerderheid van de arbeiders op hen zou stemmen en er weten konden worden gemaakt waarmee het socialisme via de parlementaire weg dichterbij zou worden gebracht Confessionalisme In het confessionalisme baseren mensen hun politieke opvattingen op hun geloofsovertuiging. In Nederland is dat vooral het christelijk geloof. Mensen moeten zich proberen te richten naar Gods wil. Mensen moeten samenwerken en daarom zijn de verschillen tussen mensen er niet voor niets. In het confessionalisme was een duidelijk
organische staatsopvatting zichtbaar, zoals bij een lichaam kunnen lossen onderdelen niets maar wel als zij onderdeel uitmaken van een groter geheel. De mens moeten zijn medemensen helpen Geloof, naastenliefde en harmonie zijn de trefwoorden van het confessionalisme CDA heeft kritiek op de verzorgingsstaat: mensen voel zich niet meer verantwoordelijk voor elkaar en zorg is afgeschoven naar onpersoonlijke instellingen. Het CDA wil een zorgzame samenleving in plaats van een verzorgingsstaat. Het CDA wil gespreide verantwoordelijkheid. Mensen moet voor elkaar verantwoordelijkheid en zorg op zich kunnen en willen nemen: de staat moet de mensen niet te veel uit handen nemen. Subsidiariteitsbeginsel: de overheid speel hooguit een aanvullende rol. De overheid moest initiatieven financieel mogelijk maken, maar de katholieke en protestantse organisaties behielden zo hun zeggenschap en invloed. Politieke partij: probeert, op basis van een samenhangend geheel van ideeen, mensen te mobiliseren om zich te bemoeien met de inrichting en het bestuur van de samenleving als geheel. Functies van politieke partijen: De articulatiefunctie; politieke partijen brengen wensen en eisen die in de maatschappij leven, publiekelijk naar voren en spreken deze ook uit via de massamedia. Hierdoor ontstaat een proces van meningsvorming over maatschappelijke vraagstukken. Binnen een politieke partij wordt gediscussieerd over het partijprogramma. Tweede-Kamerleden worden geacht zich aan zo'n programma te houden en de partijstandpunten te verdedigen. De informatieve functie; politieke partijen geven hun standpunt ten aanzien van verschillende kwesties. En informeren daardoor de keizers over het regeringsbeleid. Op deze wijze hebben politieke partijen een soort communicatiefunctie tussen overheid en burger; tussen kiezer en gekozenen. De
integratiefunctie; veel mensen hebben uitgesproken opvattingen over een of een paar maatschappelijke vraagstukken. Deze losse opvattingen moeten aan elkaar verbonden worden tot een samenhangend geheel. Op dat moment zijn politieke partijen de poortwachter: niet alle idealen kunnen dezelfde prioriteit krijgen. De participatiefunctie; op basis van informatie en de meningsvorming proberen politieke partijen burgers te interesseren voor hun activiteiten en hen ertoe over te halen passief of actief aan de politiek deel te nemen. De selectiefunctie; mensen die een bestuurlijke functie in de politiek willen vervullen, kunnen door een partij als kandidaat worden voorgedragen. Zonder politieke partij is het veel moeilijker om gekozen te worden. VVD Volkspartij voor Vrijheid en Democratie; liberaal. De samenleving is het beste gedijt als het individu zich zo goed mogelijk kan ontplooien. De overheid moet zo min mogelijk ingrijpen zodat de persoonlijke en economische vrijheid niet worden aangetast. Onderwijs is voor iedereen hard nodig en mensen moeten dus niet door financiele drempels van het onderwijs afgehouden worden. De VVD wil niet terug naar de nachtwakersstaat van vroeger De VVD is voorstander van het voorrang geven aan werknemers wanneer er wachtlijsten zijn en de partij ziet duidelijk voordelen van particuliere zorginstellingen. Het
verschil tussen uitkering en lonen moeten groter worden, de loonkosten moeten omlaag evenals de sociale premies. Dat maakt de loonkosten voor de werkgever lager die daardoor iemand makkelijker in dienst kan nemen. Standpunten VVD: Invoering prestatiebeloning Zo veel mogelijk bezuiniging op overheidsuitgaven Zo weinig mogelijk subsidies verstrekken Groei van de luchtvaart Cijferlijst bepaalt toegang tot verdere studies Verlaging van uitkeringen en wettelijk minimumloon met het doel om mensen te prikkelen uit de probleemsituatie te komen CDA Christen Democratisch Appel; confessioneel. Fusie van de Katholieke Volkspartij (KVP), Antirevolutionaire Partij (ARP) en de Christelijke Historische Unie (CHU). Mensen moeten zich zo veel mogelijk gezamenlijk redden Er moet wel zorg zijn voor zwakkeren in de samenleving maar de overheid moet niet al die zorg op zich nemen De overheid moet financiele voorwaarden scheppen waardoor mensen en particuliere instellingen zo veel mogelijk zelf persoonlijke (en maatschappelijke) problemen op kunnen lossen. Zo krijg je een zorgzame of verantwoordelijke samenleving. Er is sprake van
gespreide verantwoordelijkheid Het CDA staat op sociaal-economisch gebied in het politiek midden Normen en waarden moeten behouden worden (progressief) Rentmeesterschap: de wereld is in bruikleen van God Standpunten CDA: Het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden kan het beste overgelaten worden aan de werkgevers- en werknemersorganisaties Er moet meer betaald zorgverlof komen voor werknemers die kinderen of anderen verzorgen Mensen moeten meer voor elkaar zorgen en pas een beroep op de overheid doen als hun vrienden of familie hen onvoldoende helpen Een vrouw mag niet alleen beslissen over abortus Er moet een minister van gezinsbeleid komen PvdA Partij van de Arbeid; sociaal-democraat Eerlijke spreiding macht, kennis en inkomen Overheid moet de randvoorwaarden scheppen zodat iedereen gelijke mogelijkheden heeft om in de samenleving deel te nemen De overheid moet de zwakkere beschermen Sterkere rol van de overheid dan CDA of VVD wil Overheid moet sturend en regelend optreden zodat de te grote ongelijkheid in kansen tussen mensen kan worden voorkomen De samenleving is `maakbaar' Standpunten PvdA: Een progressieve belastingheffing en eigen bijdragen naar draagkracht Een sterke sturing van de economie door de overheid om massale werkeloosheid tegen te gaan. Het zo veel mogelijk beperken van een vergroting van de verschillen tussen de inkomens Het verlenen van kiesrecht voor alle politieke organen voor buitenlanders die langer dan vijf jaar legaal in ons land verblijven Kwijtschelding van het lesgeld voor gezinnen tot modaal Verhoging van het nettominimumloon GroenLinks; Progressief Fusie van Communistische Partij Nederland (CPN), Politieke Partij Radikalen (PPR), Pacifisctische Socialistische Partij (PSP) In veel gemeenten maakte GroenLinks deel uit van het bestuur van B en W. GroenLinks scoort vooral bij jongeren goed. Standpunten GroenLinks: De bescherming van het milieu verdient in ons lang een hogere prioriteit dan economische groei Bedrijven moeten worden gedwongen schoner te produceren Bezuinigingen op defensie-uitgaven en het leger inzetten voor humanitaire activiteiten Het streven naar zo goedkoop mogelijk openbaar vervoer als alternatief voor het autogebruik Een ruimhartig vreemdelingenbeleid
SP Socialistische partij Ontstaan uit onvrede met de matiging van de PvdA. Maar inmiddels is ook de SP gematigder geworden. Politiek maak je niet alleen in de Kamer of in de gemeente raad. Ook daarbuiten moet je zeer actief zijn. (SP heeft gezondheidscentra waar mensen gratis naar toe kunnen en een milieutelefoon waar mensen kunnen klagen over vervuilende bedrijven). Standpunten SP: Mensen in achterstandsituaties, ouderen met alleen AOW, mensen met een minimumloon, enz verdienen extra aandacht en hulp Inkomens moeten fors genivelleerd worden Speculatie met gebouwen en woningen moet worden tegengegaan; daarom is er een kritische houding bij overheidsgeweld bij ontruiming van kraakpanden D'66 Democraten 1966; sociaal liberaal; links Een partij die zich in 1966 bij haar ontstaan juist afzette tegen de ideologie als basis voor politiek. Burgers moeten directer bij de politiek betrokken worden Niet ideologische uitgangspunten maar pragmatisme moet de leidraad zijn Grote aandacht voor milieuproblematiek Standpunten D'66: Het invoeren van het districtenstelsel omdat de band tussen kiezer en gekozene directer wordt Het direct kiezen van de minister-president, die vervolgens zijn eigen ministers aanwijst Gevangenisstraffen moet worden vervangen door alternatieve straffen Extra investeringen voor technologische innovatie door de overheid Nederland moet voortrekker zijn op het terrein van Europese samenwerking Invoeren van studiecontacten tussen studenten en onderwijsinstelling Klein Rechts; confessioneel Reformatorische Politieke Federatie (RPF) ChristenUnie Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) Klein Rechts Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Strenge normen en waarden Weinig persoonlijke vrijheid ten aanzien van abortus, homofilie, euthanasie enz. Visie van deze kleinere confessionele partijen: Eerbied voor het ongeboren leven zodat de vrouw niet zelfstandig over abortus mag beslissen en euthanasie is niet toegestaan Een overheid die strikt volgens de Bijbel moet regeren Moord moet zeer zwaar gestraft worden (eventueel doodstraf) Samenwonen mag niet gelijk gesteld worden aan het huwelijk Aanleren van waarden en normen op school Zondagrust moet gehandhaafd worden Er is geen plaats voor 24-uurs economie omdat mensen een evenwichtig persoonlijk, maatschappelijk en religieus leven moeten lijden met het hele gezin Ouderenpartijen (ZITTEN NIET IN TWEEDE KAMER!) Zoals : Unnie55+, Algemene Ouderen Verbond (AOV), Senioren 2000. Komen op voor de belangen van ouderen. BELANGRIJKE BEGRIPPEN Solidariteit = in ruil voor overheidsdiensten aanvaren burgers een beperking van hun (financiele) vrijheid Subsidiariteitsbeginsel = overheid maakt initiatieven financieel mogelijk maar houd zich voor de rest afstandelijk Pluriformiteit = verscheidenheid
Soevereiniteit = baas in eigen huis/ beschermen van eigen land (VS mag bijvoorbeeld Irak niet aanvallen en zeggen: “wij komen jullie redden” = aantasting van de soevereiniteit) Referendum = Hoofdstuk 6 Internationale Politiek Intergouvernementeel overleg: regeringen belegden gezamenlijk vergaderingen om tot oplossingen te komen Voor een aantal besluit is de Nederlandse regering afhankelijk van de samenwerking met ander staten. Voor andere besluiten is de regering gebonden aan internationale verdragen. Dit wil zeggen dat de besluiten die de regerin neemt in overeenstemming moeten zijn met het internationale verdrag. Een verdergaande stap is het afstaan van bevoegdheden aan een hoger politiek orgaan. Met de bevoegdheden verdwijnt ook de beleidsvrijheid. Supranationaal bestuur: naarmate een instantie meer bevoegdheden krijgt wordt het meer en meer een boven de landen staand (supranationaal) bestuur, dat ten opzichte van de deelnemende landen dezelfde rol vervul als de landelijke overheid ten opzichte van provincies en gemeenten. Factoren die samenwerking bemoeilijken: Emotionele factoren, omdat men gedeeltelijk eigen soevereiniteit op moet geven Intensieve samenwerking is gebaseerd op onderling vertrouwen, dat vertrouwen ontbreekt soms `Prisoners dilemma': ook wel het dilemma van collectieve actie; het geeft een verklaring waarom staten zo vaak de voorkeur geven aan hun individuele belangen op korte termijn boven gemeenschappelijke belangen op lange termijn Nederland heeft de meeste bevoegdheden afgestaan aan de Europese Unie. Belgie, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italie, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk vormen een economische en monetaire unie; eigen Europese munt (euro) centrale Europese bank gemeenschappelijk buitenlands beleid en veiligheidsbeleid formuleren en uitvoeren een Europees burgerschap instellen Het Europees burgerschap geeft burgers van de EU-lidstaten een aantal aanvullende rechten; in principe vrij recht om in elke lidstaat te reizen, werken of wonen actief en passief kiesrecht bij zowel gemeenteraadsverkiezingen als verkiezingen voor het Europese Parlement in zijn of haar woonplaats ongeacht nationaliteit gemakkelijk toegang tot sociale zekerheid in andere lidstaten bij problemen in niet-EU-land diplomatieke en consulaire bescherming van elk EU-staat het recht om hun beklaag te doen bij de Europese Ombudsman als zij menen dat hun Europese rechten niet worden geeerbiedigd
Structuur van de EU De Raad van ministers bestuurd De Europese Commissie voert uit Het Europese Parlement controleert Het Hof van Justitie is de onafhankelijke rechterlijke macht De raad van ministers heeft wetgevende bevoegdheid en kan opdrachten verstrekken aan de Europese Commissie. De samen stelling van de Raad van Ministers is afhankelijk van het onderwerp dat op de agenda staat. Het dagelijkse bestuur van de EU wordt gevormd door de Europese Commissie die bestaat uit twintig commissarissen die door de lidstaten benoemd worden. De Europese Commissie bereidt de besluiten van de Raad van Ministers voor. De Europese Raad bestaat uit de regeringsleiders. Het voorzitterschap van de Europese Raad ligt bij toerbeurt bij de regering van een van de deelnemende landen. Ieder halfjaar wisselt het voorzitterschap.
De belangrijkste besluiten van de EU worden in de Europese Raad besproken. Daarnaast buigt de Europese Raad zich over probleemstukken waar de Raad van Ministers geen overeenstemming in kon vinden. Het land dat voorzitter is van de Europese Raad is ook voorzitter van de Raad van Ministers. Het Europese Parlement (EP) beslist mee over de wetgeving en controleert de Europese Commissie op de uitvoering. (heeft slechts controlerende macht; geen zeggenschap over besluiten?) Het Europese Parlement beslist over de begroting, toetreden van nieuwe lidstaten, associatieverdragen met niet-EU-landen en heeft een vetorecht op een deel van de Europese wetgeving. Het Europese Parlement wordt rechtstreeks gekozen door de burgers van de lidstaten voor een periode van vijf jaar. Het Europese Hof van Justitie is voor de EU wat de rechterlijke macht voor de afzonderlijke landen is. De belangrijkste taak is om erop toe te zien of de afzonderlijke landen wel aan hun wettelijke verplichtingen van de EU voldoen en of de wetgeving in alle landen op dezelfde manier geïnterpreteerd worden. Iedereen kan als belanghebbende een zaak voorleggen aan het Europese Hof van Justitie. Democratisch gat van de EU: De volksvertegenwoordigers mogen zelf geen wetten maken en indienen De samenstelling van het dagelijks bestuur (Europese Commissie) heeft geen enkele relatie met de Europese verkiezingen Volksvertegenwoordiging heeft nauwelijks middelen om de Europese Commissie te controleren De leden van de Europese Commissie worden benoemd door de regeringen van de afzonderlijke lidstaten. Het Europese Parlement kan de leden van de Europese Commissie niet ter verantwoording roepen omdat het niet op basis van een verkiezingsprogramma gaat Wel kan het Europese Parlement de Commissie in zijn geheel naar huis sturen Naast de Eu is Nederland ook lid van drie internationale organisaties: De Verenigde Naties (VN) De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) De Raad van Europa VN Idee achter de organisatie was dat een betere
samenwerking tussen de verschillende landen een wereldoorlog kon voorkomen. Dit moet bereikt worden door handhaven van de in internationale vrede en veiligheid. De secretaris-generaal is de hoogste ambtenaar van de VN. Hij is de hoogste verantwoordelijke persoon van de VN en geeft leiding aan het secretariaat, het ambtenarenapparaat van de VN. Algemene vergadering Is het belangrijkste orgaan. Elk jaar komen VN leden bijeen in New York om te vergaderen. Beleidsterreinen en specifieke organisaties Op basis van de doelstellingen heeft de VN vier belangrijke beleidsterreinen: vrede en veiligheid mensenrechten economische ontwikkeling van de derde wereld milieu De VN heeft een orgaan dat besluiten kan nemen die voor de leden bindend zijn: de Veiligheidsraad. De veiligheidsraad heeft vijftien zetels. VS, China, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Russische Federatie hebben een permanente zetel. Ook hebben zij allen vetorecht; zij kunne besluiten tegenhouden. De veiligheidsraad beslist waar en wanneer veiligheidstroepen worden ingezet. Daarnaast beschikt de VN onder andere over een eigen rechtbank: het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. De uitspraken van het Hof zijn bindend maar er zijn geen sancties op het niet naleven van de uitspraken. In het kader van ontwikkelingssamenwerking zijn het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank van belang. Deze financiele instellingen kunnen derdewereldlanden onder bepaalde voorwaarden leningen verstrekken en ook op andere manieren helpen bij de ontwikkeling van een land. Andere bekende organisaties zijn UNHCR, voor vluchtelingen, de FAO, de voedsel- en landbouworganisatie en WHO, wereldgezondheidsorganisatie. NAVO In 1949 opgericht als militaire (verdedigings) organisatie van de VS, Canada en een aantal West-Europese landen.
De NAVO is een veiligheidsorganisatie, en zet eenheden in voor puur militaire operaties of ter ondersteuning van humanitaire acties. Raad van Europa is bestaat uit 40 landen. Het belangrijkste doel is het bevorderen van culturele en democratische waarde. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de ministers van Buitenlandse Zaken. Zij vormen het Comite van Ministers dat wordt bijgestaan door een Raadgevende Vergadering, waarin leden van de nationale parlementen zitten. De Raadgevende vergadering heeft geen beslissingbevoegdheid maar kan slechts adviseren. Onderdeel van de Raad van Europa is het Europese Hof voor de Rechten van de Mensen en de fundamentele vrijheden. Het hof ziet toe op naleving van het in 1950 gesloten gelijknamige verdrag.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.