Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Ik heb altijd gelijk door Willem Frederik Hermans

Beoordeling 7.2
Foto van een scholier
Boekcover Ik heb altijd gelijk
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 5634 woorden
  • 6 februari 2003
  • 109 keer beoordeeld
Cijfer 7.2
109 keer beoordeeld

Boekcover Ik heb altijd gelijk
Shadow
Ik heb altijd gelijk door Willem Frederik Hermans
Shadow
ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Biografie van Willem Frederik Hermans. Willem Frederik Hermans werd op 1 september 1921 in Amsterdam geboren en overleed op 24 april 1995 te Utrecht. Hermans wordt gezien als één van de grote drie schrijvers van Nederland uit de tweede helft van de twintigste eeuw, waartoe ook Gerard Reve en Harry Mulisch behoren. De ouders van Hermans waren beide onderwijzers, maar zijn moeder was gestopt met lesgeven toen zij trouwde met de vader van Willem Frederik Hermans. Zijn jeugd was voor hem een periode vol van eenzaamheid, hij zei het gevoel te hebben gehad nooit gelukkig te zijn. De schuld werd gegeven aan zijn familieomstandigheden. Zijn bemoeizuchtige oma die tegenover het gezin woonde, de zuinigheid van zijn ouders, het feit dat zijn ouders relatief oud waren bij zijn geboorte en het feit dat hij, volgens eigen zeggen, niets mocht wat anderen kinderen wel mochten. Ook de verhouding met zijn drie jaar oudere zus was slecht. Zij was de intelligentste en werd daardoor voorgetrokken en ten voorbeeld gesteld door zijn ouders. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog pleegde zij zelfmoord, samen met haar geheime minnaar, een 25 jaar oudere, getrouwde neef, met wie zij eerst nog had getracht naar Engeland te vluchten. Na zijn eindexamen aan het Balaeus-gymnasium ging Hermans in 1940 sociologie studeren. Hermans stapt over naar fysische geologie en in 1943 doet hij daar ook kandidaatsexamen, maar hij weigert de Loyaliteitsverklaring te tekenen. In de oorlog begint Hermans met schrijven en al snel publiceert hij zijn eerste opstel in Algemeen Handelblad en in 1944 bracht de gedichtenbundel Kussen door een rag van woorden uit. Ook schrijft hij in deze tijd de novelle Conserve die pas in 1947 uit zou komen, maar helaas komt deze roman niet tot een succes. In de loop van de oorlog leert hij literaire 'vrienden' als Charles B. Timmer en Adriaan Morriën kennen. Hermans schrijft in deze tijd ook verhalen, zoals 'Elektrotherapie', die pas na de oorlog in Moedwil en misverstand worden gebundeld. Enige erkenning voor zijn literaire werk begint pas te komen met zijn roman De tranen der acacia's uit 1949. In deze roman, over een jongeman die aan het eind van de oorlog de chaos in Amsterdam ontvlucht en bij zijn vader in Brussel een soort paradijs binnenstapt, komt voor het eerst de nihilistische visie van Hermans naar voren. Nog sterker is de pessimistische blik in Ik heb altijd gelijk (1951), waarin de terugkeer van een Indië-ganger wordt geschetst. Vanwege een aantal kritische passages over Rooms-katholieken ("ouwelvreters") wordt hij voor het gerecht gedaagd wegens het beledigen van een bevolkingsgroep - Rooms-katholieken - maar hij wordt in 1952 vrijgesproken. In deze tijd publiceert hij voor talloze tijdschriften van Criterium tot Vrij Nederland, van Podium tot NRC Handelsblad. Hij is een meester in de polemiek. Met Mandarijnen op zwavelzuur uit 1964 zal hij vrijwel de gehele Nederlandse literaire wereld op de hak nemen. In 1948 reist hij naar Newfoundland en Canada, een reis die later zal beschreven worden in de verhalenbundel Een landingspoging op Newfoundland (1957). Pas in 1950 legt hij zijn doctoraalexamen af. In datzelfde jaar treedt Hermans in het huwelijk en na vijf jaar wordt zijn zoon Ruprecht geboren. In hetzelfde jaar promoveert hij ook nog cum laude op een bodemonderzoek in Luxemburg. Drie jaar later wordt hij lector Fysische Geografie in Groningen en verhuist het gezin naar het nabijgelegen Haren. In 1960 maakt hij een reis naar Zweden en Noorwegen, wat de inspiratie zal vormen voor de roman Nooit meer slapen uit 1966, over een mislukte expeditie naar een meteorietinslag. Daarvoor was al zijn belangrijkste en meestgeprezen boek verschenen, De donkere kamer van Damocles (1958), een oorlogsroman waarin op zeer ingenieuze wijze het dubbelgangersmotief is verwerkt. De roman zal later worden verfilmd door Fons Rademakers onder de titel Als twee druppels water en wordt in vele talen vertaald. Het zal Hermans' internationale doorbraak betekenen, hoewel hij nooit de status van Nobelprijskandidaten Mulisch, Boon of Claus zal bereiken. Een thema dat in Hermans' werk veel terugkomt is dat het leven een reeks vormt van toevalligheden. De mens heeft niet het inzicht dat nodig is om situaties goed te kunnen overzien en daarom maakt hij steeds beoordelingsfouten. Nooit is te bepalen wat onze handelingen zullen uitrichten. Bovendien hebben deze handelingen vaak niet het gewenste effect, wat leidt tot teleurstelling. Het enige dat een beetje houvast kan bieden is de exacte wetenschap. Daarin kun je met enige zekerheid vaststellen wat waar is en wat niet. Daarnaast komt vaak uit zijn boeken naar voren dat de taal in het algemeen een ontoereikend middel is om de werkelijkheid te beschrijven. De werkelijkheid is in Hermans' opvatting veelomvattend, ingewikkeld en verandert continu. “Taal is een gebrekkig begrip en het geeft mensen een schijngevoel van orde in een wereld zonder enige zinvolle samenhang.“ Soms brachten zijn boeken de lezers in verwarring. Dat is bijvoorbeeld in sterke mate zo geweest bij de roman Tranen der acacia's uit 1949. Sommige lezers zagen in deze roman een heel lasterlijke visie op de mensen uit het verzet in Nederland. Ook in de donkere kamer van Damocles is zo'n uitbeelding te vinden. Maar het is erg belangrijk om in te zien dat die lezers zich vergisten: zij zagen de houding en de mening van een hoofdpersoon als de mening van de schrijver. En dat is niet juist: Hermans tekende romanfiguren met verwrongen persoonlijkheden (denk aan Osewoudt uit De donkere kamer van Damocles). Wat deze personen zeiden en deden hoeft niet per se de opvatting van de auteur te zijn. Vanaf het midden van de jaren zeventig zal Hermans zich steeds verder van Nederland en de Nederlandse cultuur verwijderen. Eerst krijgt hij een conflict met zijn uitgever Van Oorschot over honoraria en het herdrukken van zijn werk, maar dat geschil wordt in 1971 ten gunste van Hermans beslist. "De Nederlandse uitgeverij kent een groot aantal gebruiken die volkomen onrechtmatig zijn, maar waaraan iedereen gewend is," zegt hij in Gard Sivik. "Zelfs een vent die met pakjes schuurpoeder aan de deur komt, stuur je toch ook niet een paar weken later de fooi die je goeddunkt. Zo gaat het hier bij kranten en tijdschriften." In dat jaar weigert hij ook de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre - net als hij jaren daarvoor al deed met de Prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1942-1945. Twee jaar later neemt hij na een conflict op de Universiteit van Groningen ontslag. Hermans dacht dat hij professor zou worden en de verhouding met zijn collega's is ten zeerste verslechterd. Hij verhuist naar Parijs vanwaar hij zijn 'kunstjes' naar Nederland zal blijven sturen. "Ik ga met mijn pet rond als orgeldraaier of kermisklant om in leven te blijven," schrijft hij in Malle Hugo (1994). Het dieptepunt in de relatie Hermans-Nederland komt in het midden van de jaren tachtig als het gemeentebestuur van Amsterdam een fototentoonstelling van Hermans wil sluiten vanwege zijn bezoek aan Zuid-Afrika in 1983. Het komt uiteindelijk niet tot een sluiting van de tentoonstelling, maar Hermans is vanaf dat moment een "ongewenste" in de hoofdstad. In Gard Sivik zei hij in 1963 al: "Schrijvers die later nog gelezen worden, waren allemaal met een of ander negatief etiket beplakt. Verlaine was altijd dronken, Rimbaud was een landloper, Multatuli een flessentrekker, dat wordt nog altijd beweerd. Ik heet dus een querulant. Het is niet te vermijden." Met zijn literaire werk gaat het vanaf het midden van de jaren zeventig ook minder. Hij lijkt steeds meer door negatieve invloeden van buitenaf gedreven te worden en minder van binnenuit. Zijn sleutelroman Onder Professoren uit 1975 was weliswaar scherp en geestig, maar de drie novelles uit het begin van de jaren tachtig, Filips' sonatine, Homme's hoest en Geyerstein's dynamiek worden door de kritiek schouderophalend ontvangen. Pas met de roman Au pair uit 1989 weet hij weer iets van zijn oude glorie terug te krijgen. Het recensentendom heeft het echter tegen die tijd al lang verbruid voor hem. In zijn bundel De laatste roker uit 1989 schrijft hij: "Hoe heb ik de brutaliteit van critici onderschat! En hoe heb ik kunnen vergeten dat critici in een klein land als het onze voornamelijk schrijven voor lezers die even grote misbaksels zijn als zijzelf en daarom even jaloers op rijke schrijvers!" Reinjan Mulder in NRC Handelsblad: "Ik weet niet of ik Hermans' ontwikkeling op dit punt moet toejuichen. Maar het is wel een zinnetje dat er mag zijn. Of de schrijver nu arm is of rijk, hij blijft om zich heen slaan. Frapper, frapper toujours. " In de jaren negentig begint ook de verhouding met Nederland iets te stabiliseren. In 1990 begin een driejarige tentoonstelling over het leven en werk van Hermans en in 1992 schrijft hij het Boekenweekgeschenk. Inmiddels is hij verhuisd van Parijs naar Etterbeek bij Brussel. Hij overlijdt op 27 april 1995 in een ziekenhuis in Utrecht. De opvattingen van Hermans samengevat verdeeld in drie punten. Levensopvatting 1. Deze wereld is een chaos waar niets zinnigs over te zeggen valt en waarin alles willekeurig gebeurt, zonder enige logische samenhang, zonder enig hoger doel. Zie: Preambule (= voorwoord) bij Paranoia. 2. De mens accepteert dit beeld van de wereld niet. Hij zal steeds proberen zich in te beelden dat zijn bestaan een zin heeft en dat er een orde te scheppen is in de chaos. (Dat hij zichzelf daarmee voor de gek houdt, heeft hij vaak niet door). 3. Daartoe ontwikkelt hij (waan)systemen, op grond waarvan hij uitspraken kan doen over de zin van zijn leven en dat van anderen en over het doel van de wereld. Tot die (waan)systemen horen: godsdienst, ethiek (= zedenleer: leer van goed en kwaad) en politiek. 4. Zijn pogingen om systeem aan te brengen zullen altijd gedoemd zijn te mislukken. Er is geen oplossing voor de mens: hij zal zich zo goed mogelijk door dit leven heen moeten slaan. In het vroege werk van Hermans wordt zelfmoord als oplossing gesuggereerd, wat voor nogal wat lezers reden genoeg was om zijn werk af te wijzen.
Thematiek (in nauwe samenhang met zijn levensopvatting) 1. De wereld is een jungle waar de chaos regeert en waarover niets zinnigs te zeggen valt. (De taal schiet tekort als zinvol communicatiemiddel en voor het vergaren van objectieve kennis; vergelijk Wittgensteins uitspraak: "De taal kan de werkelijkheid niet weergeven."). 2. De mens klampt zich vast aan waansystemen en waanideeën om greep op de werkelijkheid te krijgen. 3. De mens mislukt in zijn pogingen om zijn wereld aan te kunnen of om zich wáár te maken en zijn ideeën overdraagbaar te maken in die wereld. 4. Omdat niemand is wat hij lijkt, is een echt contact tussen mensen onmogelijk; de contacten worden beheerst door moedwil (= (boze) opzet) en misverstand. 5. Ontsnapping uit het isolement (= afzondering) door terugval op een beschermend familiemilieu is niet mogelijk. 6. Omdat de mens eenzaam en hulpeloos is, kan hij niets méér doen dan zijn driften uitleven: hij is agressief (= vechtlustig), kwaadaardig en wil de ander voorbijstreven; hij maakt daarbij gebruik van middelen als bedrog en wreedheid. Personages
De personages in de boeken van Hermans zijn vooral bedoeld om zijn ideeën over de mens in het algemeen uit te dragen. Vgl. in dit kader de hoofdstukken "Levensopvatting" en "Thematiek". De positie van de personages in de wereld kan als volgt samengevat worden: 1. Zij bevinden zich meestal in een ellendige situatie als gevolg van toevallige omstandigheden: het zijn buitenstaanders, machtelozen, bedrogenen, die tevergeefs een zoektocht naar de waarheid ondernemen. 2. Ze ondervinden geen steun van anderen of begrijpen de goede bedoelingen niet. 3. Ze proberen systeem in hun situatie aan te brengen maar slechts het toeval beheerst altijd hun leven: het menselijk handelen is irrationeel (= niet gebaseerd op verstandelijke overwegingen); deze poging is dus tot mislukken gedoemd. 4. De personages zijn onkenbaar: ze verkeren in een permanente identiteitscrisis (= persoonlijkheidscrisis), met als gevolg dat zij zichzelf niet goed kennen en van anderen nog minder begrijpen. 5. Ze zijn veelal niet zo zeer realistisch als wel symbolisch voor de positie van de mens in de onkenbare werkelijkheid en de chaotische wereld. N.B. De oorlog speelt vaak een belangrijke rol in Hermans' werk, omdat de mens zich, volgens hem, in een oorlogssituatie ontdoet van zijn laagje "beschaving" en zijn ware aard toont: een "beest" voor de anderen. "Homo homini lupus"(= De mens [is] voor de mens een wolf: een wolf in schaapskleren) (Citaat: "De mens is alleen goed uit berekening, krankzinnigheid of lafheid!"). In recentere publikaties is de moderne samenleving vaak het decor in Hermans' werk voor kritiek op actuele zaken als het huwelijk, de universiteit, het feminisme of de welvaart. Samenvatting. Lodewijk Stegman, een terugkerend soldaat uit Indonesië, wil niet terug naar Nederland en niet terug naar zijn ouderlijk huis. Hij zoekt zijn onderkomen in Nederland bij het eerste de beste meisje wat hij kan vinden. Gertie, een verpleegster waarmee hij op de boot terug van Indonesië zat, wordt zijn vriendin en hij trekt bij haar en haar familie in. Hij besteedt zijn tijd in Nederland aan “vreugdeloze uitspattingen” en “zinloze ondernemingen”. Lodewijk is nog diep teleurgesteld over het feit dat hij is teruggestuurd uit Indonesië en zijn teleurstelling neemt door gebrek aan redelijkheid en tegenwicht ziekelijke vormen aan. De oorzaak van zijn gedrag is zijn alles overheersende wraakgevoelens tegen zijn ouders, die volgens hem de schuld hebben aan zijn vergalde leven. Hij is op een bekrompen wijze opgevoed, altijd achtergesteld op zijn twee jaar oudere zusje en hierdoor niet geschikt geworden voor een normaal bestaan. Ook zijn zuster is aan deze opvoeding ten gronde gegaan. Bij de capitulatie van Nederland pleegde zij met haar 25 jaar oudere minnaar, die overigens ook haar neef was, zelfmoord. Dit heeft een indruk op Lodewijk gemaakt die hij nog steeds niet kan verwerken. Hij probeert zijn tijd te besteden aan het oprichten van een politieke partij met één van zijn oud collega soldaten Nico Kervezee. Als dit mislukt is hij gedwongen om een baantje te zoeken, maar dan moet hij naar zijn ouders om zijn diploma op te halen. Eenmaal binnen zoekt hij de kasten door en komt hij allemaal krantenknipsel tegen, waar hij commentaar bij verzint. Eindelijk vallen de laatste puzzelstukjes van zijn verknipte leven in elkaar. Politieke en sociaal-economische achtergronden bij het boek ik heb altijd gelijk. De politieke achtergrond is voornamelijk het bestuur van Indonesië door Nederland. Nederland heeft op het moment van het boek Indonesië verloren als kolonie. De Indonesiërs werden door de Japanners gesteund in hun strijd om de onafhankelijkheid. De Verenigde Staten deden niets aan deze omstandigheden, want zij hadden een sterke afkeer van kolonisatie. Het was dus een “oneerlijke” strijd in nadeel van de Nederlanders. Toch stuurde de Nederlandse autoriteiten soldaten naar Indonesië. Velen soldaten kwamen gedesillusioneerd terug uit Indonesië. Zij hadden één of meerdere jaren in Indonesië doorgebracht met als resultaat, niets. De mannen die terugkeerde van Indonesië moesten ook weer geïntegreerd worden in de Nederlandse maatschappij. Voor sommige soldaten was het moeilijk om zich weer aan te passen aan Nederland en hun leven weer op te pakken. Tijdens het verliezen van Indonesië was het Kabinet Drees/ Van Schaik aan de macht. Dit parlement heeft, voornamelijk dankzij Marshallhulp kunnen beginnen aan de wederopbouw van Nederland. In dit kabinet is de grootst regerende partij de katholieke volkspartij. De PvdA is de tweede grootste partij en begint al groter te worden als men kijkt naar de jaren daarvoor, maar is nog niet daadkrachtig genoeg. De sociaal-economische achtergronden hebben veel te maken met de politieke achtergronden. In de tijd dat het boek is geschreven, en het verhaal zich dus ook afspeelt, is Nederland bezig met de wederopbouw van het land na de Tweede Wereldoorlog. De wederopbouw kostte veel geld, maar met de Marshallhulp kwam het aardig op gang. Toch hadden de mensen het in die tijd niet breed, want er was aan allerlei spullen nog gebrek. De handel kwam wel weer langzaam op gang, maar het was moeilijk om werk te vinden. Het vertrouwen in mensen was geschaad en dat moest langzaam weer op gang komen. Deze achtergronden zijn van grote invloed op het boek Ik heb altijd gelijk van Hermans. Lodewijk Stegman zou het prototype van een ernstig geschade man in die tijd zijn. Lodewijk had gevochten voor Nederland om Indonesië te behouden en dat eindigde op een grote teleurstelling. Niet omdat hij Indonesië wilde behouden, maar hij had zo graag iets of iemand willen zijn en als hij terugkeert in Nederland voelt hij zich juist meer niemand dan ooit te voren. Hij wil niet terug naar Nederland want daar is hij helemaal niemand. Hij wil niet meedoen aan het burgerlijke Nederland, het land vol katholieken. Hij kan zich niet aanpassen aan wat eigenlijk zijn eigen vertrouwde omgeving had moeten zijn. Het is moeilijk om aan geld te komen, maar Lodewijk is op een smerige manier aan geld gekomen en geeft alles uit wat hij heeft. Hij heeft geen vertrouwen in de mensen die in Nederland rondlopen, deze mensen luisteren toch alleen maar naar de autoriteiten. En volgens Lodewijk hebben de autoriteiten niks goedgedaan. Historische Achtergronden Auteur Willem Frederick Hermans is geboren op 1-9-1921, hij studeerde fysische geografie in Amsterdam. Hij was medewerker van o.a. de Haagse Post, Het Vrije Volk, Propria Cures, het parool, NRC en Elsevier. Nadat hij enkele minder belangrijke boeken publiceerde kwam Hermans in 1949 met de roman “De tranen van acacia’s”. Deze zorgde voor grote opschudding. De manier waarop hij verteld en wat hij verteld wordt hem niet in dank afgenomen. In zijn ogen is de bevrijding van Nederland in de Tweede Wereldoorlog iets wat weinig goeds zal brengen. Hermans staat bekend om de lezer een hoofdpersoon voor te schetsen die af en toe een beetje verward wordt met de auteur zelf. Dit gebeurt in “Ik heb altijd gelijk” ook in “Nooit meer slapen” lijkt het alsof hij zelf de hoofdpersoon is. In de tijd dat Hermans boeken schreef was het politiek gezien geen makkelijke periode. Men wilde de situatie voor 1940 herstellen. Dit lukte vrij goed. Men wilde dit eigenlijk niet, men was voor vernieuwing, maar de oude politieke partijen keerden terug. De communisten hadden de eerste jaren een enorme aanhang, maar al snel vielen ze terug naar de vooroorlogse grootte. Later in de jaren zestig stegen de lonen tot ongekende hoogte en de woningsnood nam erg af. Het ging erg goed met Nederland, althans zo leek het in ieder geval. Men had ook het gevoel als of Nederland ‘klaar’ was. Hierdoor ontstonden veel protest groeperingen en rellen. Men wilde het anders en beter. Dit was niet altijd mogelijk maar soms ook wel en daarom werd er op verschillende manieren geprobeerd iets te bewerkstelligen. Dit gebeurde door middel van, liedjes, boeken en demonstraties. Hermans werd gezien als een zeer begaafd schrijver, maar iemand die wel erg een warhoofd was en als iemand met een sterk paranoïde inslag. Hij schroomde niet om (als dan niet in zijn boeken) uitspraken te doen die men niet door de beugel vond kunnen. Uitspraken over het geloof zoals Hermans zijn hoofdpersoon laat roepen in het boek “ik heb altijd gelijk” “De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige besodemieterde deel van ons volk!” Dit zorgden er zelfs voor dat er een proces heeft plaatsgevonden. Hij werd vrijgesproken. Kunststroming. In de jaren dat Hermans veel schreef liepen er allerlei kunststromingen door elkaar. Zo had je o.a het surrealisme, Pop Art, en het postmodernisme. Hermans’ gedachtegoed sluit nauw aan bij het postmodernisme, maar hij wordt daartoe zelden of nooit gerekend vanwege de hechte structuur van zijn romans en de helderheid waarmee hij zijn opvattingen uitdraagt, 2 kenmerken die niet bij het postmodernisme horen. Hij kan niet echt tot een kunststroming gerekend worden, hij staat als het ware boven de kunst en schrijft naar zijn eigen stijl. Twee werken echter worden regelmatig postmodernistisch genoemd, o.a. door de Utrechtse literatuurwetenschapper D.W. Fokkema. Dit zijn de roman De God Denbaar Denkbaar de God (1956) en het vervolg daarop Het evangelie van O. Dapper Dapper (1973). In beide werken staat de problematiek van taal en denken centraal. Hermans haalt de meest verbazende en voor de lezer verwarrende capriolen uit met de ruimte, tijd, oorzaak en gevolg. De meeste lezers haken helaas bij het lezen van beide boeken snel af vanwege hun duisterheid, iets wat bij de lectuur van postmodern werk geen uitzonderlijk verschijnsel is.
Thematiek Het thema van het boek is dat idealen niets te maken hebben met de werkelijk. Lodewijk maakt in het boek een ontwikkeling door; eerst ziet hij nog vol idealen. Hij wil generaal worden, hij gaat een eigen partij oprichten, hij zal afstand tot zijn burgerlijke ouders bewaren. Maar naarmate het eind van het boek nadert neemt hij meer en meer afstand van zijn idealen en zwicht hij voor de alledaagsheid. Een goed voorbeeld hiervan is het gesprek in het ziekenhuis met Nico Kervezee. Kervezee staat voor de idealist. Hij is waarheidsgetrouw en komt voor zijn idealen op, maar is wel straatarm. Dit in tegenstelling tot Key, die leugenachtig en egoïstisch is, maar die als zakenman wel geslaagd en rijk is. Lodewijk moet in feite keizen tussen de houding van Kervezee en die van Key. Hij zegt tegen Kervezee: "De werkelijkheid is de waarheid, maar niemand kent de werkelijkheid. De ideeën zijn niet een schaduwen van de werkelijkheid, nog niet eens schaduwen! En idealen, de ideeën over een werkelijkheid die niet eens bestaat, maar zou moeten nagestreefd worden, idealen zijn helemaal niets. Idealen zijn de kleuren van een blinde en de oorsuizingen van een stokdove! Dat zijn idealen!"(blz. 197) Duidelijk wordt dat het in Nederland niet gaat om idealen, maar om geld. De aalmoezenier zegt dit in het begin van het boek al tegen Lodewijk; net als in de Tachtigjarige Oorlog ging het bij de vechtpartij op het schip alleen maar om geld. De dode douaneambtenaar is daar het bewijs van. De laatste zinnen van het boek laten zien dat Lodewijk zich niet meer met idealen zal bezighouden, maar alleen met dat wat meetbaar is: geld. “Want geld is iets waarvoor meer te krijgen is dan voor wat anders ook. Hij die veel geld heeft, is altijd beter af dan een ander die het niet heeft, doet er niet toe waar hij zich bevindt, in een ziekenhuis, een gevangenis, ja zelfs in het concentratiekamp. Alleen mensen die het niet hebben, plegen lang uit te weiden over alles wat er voor geld niet te koop zou zijn. En bovendien, geld is in een nauwbehuisd land als het onze, het enige wat nog altijd een plaatsje vinden kan.”(blz. 258) Een ander belangrijk thema is het gelijk hebben. Dit is in combinatie met het thema altijd tegen de buitenwereld aan te willen schoppen. Lodewijk wil gelijk hebben, en probeert hiermee zijn leven te rechtvaardigen. Dit veroorzaakt vele conflicten met de maatschappij en zorgt ervoor dat Lodewijk niet erg kan vorderen in het opbouwen van een nieuw bestaan. Het gelijk hebben neemt voor Lodewijk nogal dwangmatige vormen aan en hierdoor krijgt hij een rare en sombere visie op de wereld en voornamelijk op Nederland. Niks kan meer positief zijn, en hij heeft altijd gelijk dus dan zal het ook welzo zijn. “Ik wist altijd alles. Ik heb altijd gelijk. Maar als je gelijk hebt, heb je niets. Ik heb veel te lang geleefd! Alleen wie dood is, heeft eindelijk ongelijk. Als je altijd zou blijven leven, komt er altijd weer een ogenblik dat je gelijk hebt. Dat is verdomd vervelend.”(blz.193) Zoals dit citaat duidelijk aantoont wordt Lodewijks visie op het leven steeds minder vrolijk. Gelijk hebben is niet fijn toont hij aan, maar hij wil altijd gelijk hebben. Want als je niet gelijk hebt waar leef je dan voor? Als je altijd ongelijk hebt, dan leef jij volgens de waarheden van andere mensen die wel gelijk hebben. Maar waarheden daarentegen bestaan weer niet. Want een waarheid is de werkelijkheid en de werkelijkheid is een leugen. En een leugen heeft ongelijk. Deze filosofieën van Lodewijk beheersen zijn leven en ze zullen hem altijd bezig houden. “Maar de waarheid? Wordt die ooit gevonden? Nee! Dacht je dat je de waarheid kon vinden? Nooit! Weet je waarom de mensen soms denken dat ze de waarheid gevonden hebben? Omdat het onderzoekingsmateriaal is uitgeput! Wat is waarheid? Waarheid is nets anders dan een rode slagboom waarachter de onzekerheid ligt. Waarheidszoekers zijn niets anders dan gedrevenen tot de onzekerheid!”(blz. 178) De relatie tussen het boek ik heb altijd gelijk en de literatuuropvatting van W. F. Hermans. Hermans wordt beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse prozaïsten na de Tweede Wereldoorlog. Zijn stijl is scherpzinnig en sarcastisch. Zijn boeken spelen zich vaak af tegen de achtergrond van een oorlogssituatie, waarin het onderscheid tussen helden en verraders twijfelachtig wordt. Hij gaat uit van een chaotische wereld, waarin moedwil, misverstand, vervreemding en angst een grote rol spelen. Hermans gelooft ook niet in de waarheid. Hij zegt dat de waarheid een mengsel is van allerlei leugen. De waarheid is niet te beschrijven want daar zijn niet genoeg woorden voor. Hermans ziet de wereld te omschrijven met deze vier levensopvattingen. 1. Deze wereld is een chaos waar niets zinnigs over te zeggen valt en waarin alles willekeurig gebeurt, zonder enige logische samenhang, zonder enig hoger doel. 2. De mens accepteert dit beeld van de wereld niet. Hij zal steeds proberen zich in te beelden dat zijn bestaan een zin heeft en dat er een orde te scheppen is in de chaos. (Dat hij zichzelf daarmee voor de gek houdt, heeft hij vaak niet door). 3. Daartoe ontwikkelt hij (waan)systemen, op grond waarvan hij uitspraken kan doen over de zin van zijn leven en dat van anderen en over het doel van de wereld. Tot die (waan)systemen horen: godsdienst, ethiek (= zedenleer: leer van goed en kwaad) en politiek. 4. Zijn pogingen om systeem aan te brengen zullen altijd gedoemd zijn te mislukken. Er is geen oplossing voor de mens: hij zal zich zo goed mogelijk door dit leven heen moeten slaan. In het vroege werk van Hermans wordt zelfmoord als oplossing gesuggereerd, wat voor nogal wat lezers reden genoeg was om zijn werk af te wijzen. Het boek ik heb altijd gelijk is voor een groot deel autobiografisch. Hermans zus pleegde ook zelfmoord met haar 25 jarige minnaar en neef bijvoorbeeld. Hermans heeft dan ook duidelijk zijn eigen literatuuropvatting door het hoofdpersonage over laten nemen. Lodewijk gelooft net als Hermans niet in de waarheid. Lodewijks wereld is zoals hierboven is omschreven, een wereld waarin moedwil, misverstand, vervreemding en angst een grote rol spelen. De opvattingen van Hermans worden dus letterlijk gedeeld door de hoofdpersonage van het boek. Ook Lodewijk gelooft niet in een ordelijke wereld waar alles in de hand te houden is. Lodewijk laat dit ook duidelijk blijken, hij scheld zelfs de katholieken, een van de waansystemen ontwikkelt door de mens, helemaal uit. Toch zijn lang niet alle opvattingen van de hoofdpersonage gelijk aan die van de schrijver. Lodewijk laat zich ronduit grof uit over de katholieken (meerdere keren zelfs) in Ik heb altijd gelijk. Hermans werd aangeklaagd, maar won alle processen, omdat de mening van een hoofdpersonage niet gelijk moet zijn aan die van de schrijver. Het hoofdpersonage is een persoon op zich met zijn eigen meningen. Plaats het gelezen werk in het oeuvre van de auteur. De thema’s in de boeken van Hermans hebben vaak betrekking op Hermans’ eigens leven. Hermans jeugd was niet prettig en zijn band met zijn familie was heel slecht. Hij kreeg van zijn vader het gevoel een mislukkeling te zijn en niks goeds te kunnen doen. De hoofdpersonen van Hermans zijn vaak mislukkelingen. Lodewijk Stegman is geen goede soldaat alhoewel dat altijd één van de belangrijkste doelen in zijn leven was. Ook in de rest van zijn leven wil Lodewijk niet slagen. Hij kan niet eens van zijn eigen vriendin houden. De verhouding tussen vader en hoofdpersoon spelen ook een grote rol in de boeken van Hermans. De relatie is vaak slecht en zorgt voor veel problemen in het leven van de hoofdpersoon. Bij Lodewijk Stegman is dit ook het geval. Hij meent dat zijn vader zijn leven heeft verpest en hij kan dan ook totaal niet opschieten met zijn vader. Lodewijk ziet zijn vader als iemand die en enorme hekel aan hem heeft. Belangrijk in de stijl van Hermans oeuvre is de “trefzekere stijl, de onthutsende taal, de dialoog, sfeer, humor.” Dit vind ik in mindere mate terugkomen in Ik heb altijd gelijk. De elementen komen zeker allemaal naar voren in het boek, maar het zijn bij mij niet de eerste dingen die opvallen. Bij mij vielen in dit boek namelijk eerder de rare monologen op. De Illustratie. Rene Magritte
Deze schilderijen tonen voor mij veel overeenkomsten met het boek. De schilders hebben in beide gevallen hun eigen wereld laten zien. Lodewijk leeft in het boek naar zijn eigen wereld en gelooft niet dat de waarheid bestaat. De ordelijke wereld waarin iedereen denkt te leven is er dus helemaal niet. De waarheid valt niet te achterhalen op de schilderijen en zo zou het ook moeten zijn volgens Lodewijk. Er zijn ook nog vele dingen letterlijk op te vatten over het schilderij. De wereldbol in schilderij 1 kan men zien als de wereld van de chaos, de echte wereld. De mensen die op de wereld leven hebben geen controle over de situatie. Er wordt met ze gesold. Het tweede schilderij associeer ik heel erg met Lodewijk zelf en minder met zijn opvattingen. Ik vind dat de man op het schilderij Lodewijk zelf voorstelt. Lodewijk in zijn eigen wereld waar geen waarheid is. Daar zou hij zich eigenlijk heel vrij moeten voelen, maar toch is hij een gevangen man. De gevangenis op het schilderij stelt voor mij de bekrompenheid van Lodewijk voor. Doordat Lodewijk vindt dat hij altijd gelijk heeft en de waarheid niet bestaat, beperkt hij zichzelf tot een hele kleine wereld. Een wereld van bekrompenheid en eigen waarheden die niet kunnen bestaan, want de waarheid is er niet. Persoonlijke mening. Eerlijk gezegd vond ik het boek echt heel erg vervelend lezen. Nadat ik er eenmaal in was gekomen ging het wel, maar ik heb er echt geen minuut van genoten. De hoofdpersoon komt heel erg over op mij als het meest zeikende personage ooit. Ik heb een hekel aan het feit dat alles maar volgens zijn manier moet gaan, want hij heeft toch gelijk. Het enige argument voor het feit dat hij gelijk heeft die hij geeft is dat het gewoon zo is. Hij onderbouwt niks met duidelijke argumenten waarin ik hem gelijk zou moeten geven. Ik kan best anderen mensen gelijk geven, als ze maar met redelijke argumenten komen en er ook een goede uitleg bij geven. Lodewijk heeft het ook de hele tijd over dat de waarheid niet bestaat, wat overigens ook de opvatting is van de schrijver zelf. Dit irriteert mij ook heel erg. Ook hier krijg je totaal geen duidelijke argumenten. De waarheid bestaat niet, PUNT. Geen redenering, niks. Beide, de schrijver en het hoofdpersonage, kunnen het beide ook niet aantonen. Ik respecteer mensen hun opvattingen, maar alsjeblieft onderbouw het tenminste met één goed argument! Nooit meer slapen: Je kan duidelijk zien aan het boek dat het door Hermans geschreven is. De hoofdpersoon doet een fysische geografisch onderzoek en Hermans heeft zelf fysische geografie gestudeerd. Hermans staat er ook om bekend dat hij graag en ook veel van de auteur laat doorklinken in de hoofdpersonen die hij creëert in zijn boeken. Typisch Hermans is ook het alsmaar mislukken van dingen. De expeditie in Noorwegen is niet echt een succesnummer. Er gaat een heleboel fout en je wordt af en toe moedeloos van het verhaal. “De geologie is een wetenschap die sterk aan geografische omstandigheden gebonden is. Om reultaten te krijgen die pakkend, verbluffend zijn, moet men de geologie beoefenen in gebieden waar nog iets te vinden is” “Aan de slaapzak voelen: nog te nat. Dan maar proberen zonder slaapzak te slapen, gewoon aangekleed. Om vier uur – elk halfuur kijk ik op mijn horloge, Arne snurkt – wordt het zo winderig dat de vodden van de tent klapperen. Ik verwelkom de wind die de muggen verdrijft. Maar onzichtbaar zijn de bloeddrinkende vliegen binnengekomen, kruipen in mijn overhemd, in mijn mouwen. Zij doen geen pijn, maar laten dikke bloeddruppels achter. Zij gaan niet op de vlucht om hun gerechte straf te ontkomen.” Aan deze passages kan je goed zien dat de manier van schrijven van Hermans zijn werk goed naar voren. Het typeert het boek, en ik denk niet alleen dit boek

Ik heb altijd gelijk. “ ‘Nou vader, ik hoop dat het een goede les voor hem geweest is.’Ik zei niets. Ik wist dat ik beter was dan hij, dan Debora, dan iedereen. Ik hoefde mijn mond niet open te doen om dat te bewijzen. Jaren later zou het voor iedereen vanzelfspreken. Ik zou het ver brengen! Ik was geen rebel.” “Ik wist altijd alles. Ik heb altijd gelijk. Maar als je gelijk hebt, heb je niets. Ik heb veel te lang geleefd! Alleen wie dood is, heeft eindelijk ongelijk. Als je altijd zou blijven leven, komt er altijd weer een ogenblik dat je gelijk hebt. Dat is verdomd vervelend.” “Maar de waarheid? Wordt die ooit gevonden? Nee! Dacht je dat je de waarheid kon vinden? Nooit! Weet je waarom de mensen soms denken dat ze de waarheid gevonden hebben? Omdat het onderzoekingsmateriaal is uitgeput! Wat is waarheid? Waarheid is nets anders dan een rode slagboom waarachter de onzekerheid ligt. Waarheidszoekers zijn niets anders dan gedrevenen tot de onzekerheid!” Ik heb deze passages uitgekozen omdat ze heel goed aantonen waar het in het boek omdraait: De slechte band tussen Lodewijk, het hoofdpersonage, en zijn familie(passage 1), het feit dat hij altijd gelijk wil hebben en alleen gelooft wat hij zegt(passage 2), maar dat ook weer tegenspreekt door te beweren dat de waarheid, dus ook zijn eigen niet bestaat(passage 3). Bronvermelding. Dautzenberg, J.A. Nederlandse Literatuur vanaf 1916. Geschiedenis, bloemlezing en theorie. 1e druk, Malmberg, Den bosch, deel 2. Literom Uitgave 2001
Smit, Gabriel ‘ “Ik heb altijd gelijk”, roman van een ontgoocheld mens’, Volkskrant, 15 maart 1952
www.oba.nl
www.schrijversnet.nl
www.samenvattingen.nl
www.wfhermans.net

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Ik heb altijd gelijk door Willem Frederik Hermans"