Beeldende Vorming

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Begrippenlijst door een scholier
  • 3e klas vwo | 725 woorden
  • 10 november 2009
  • 289 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
289 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Begrippenlijst Beeldende Vorming

Abstract, non-figuratief; Zonder herkenbare voorstelling
Affiche; aanplakbiljet voor reclame, bekendmakingen, meestal van groot formaat.
Afsnijding; manier van ruimtesuggestie. Het kader overlapt de vormen.
Arceren; techniek bij het tekenen: een toon maken door vele min of meer evenwijdige lijnen naast elkaar te zetten.
Asymmetrisch; niet symmetrisch.
Atmosferisch perspectief; ruimtesuggestie doordat de kleur en vorm dichter bij de horizon vervagen.
Basisvorm; vierkant, cirkel, driehoek, rechthoek, kubus, bol, kegel, cilinder enz.

Beeldaspect; een van de onderdelen waaruit een beeld is opgebouwd.
Beeldende middelen; alle middelen die men gebruikt om een twee- of driedimensionaal beeld te maken.
Beeldmerk; beeld dat in een oogopslag herkend kan worden en dat kenmerkend is voor bijv. een merk of vereniging.
Boetseren, modelleren; door materiaal, bijv. klei, toe te voegen of te verplaatsen, een vorm in model brengen.
Clair-obscur; tegenstelling met behulp van lichte en donkere kleuren.
Classicistisch; de Griekse en/of Romeinse oudheid navolgend.
Cliché, schema; vereenvoudigde voorstelling.
Collage; techniek waarbij materiaal, zoals papier of textiel, op een ondergrond bevestigd wordt.
Complementair contrast; tegenstelling tussen kleuren die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen.
Compositie, ordening; de manier waarop de belangrijkste, kleurigste en grootste vormen in (een) bepaalde richting(en) zijn geplaatst.
Driedimensionaal; met drie maten: breedte, hoogte en diepte.
Dynamisch; beweeglijk, of de suggestie wekkend dat te zijn.
Eigen schaduw; de schaduw op het voorwerp zelf.

Figuratief; met een herkenbare voorstelling.
Geabstraheerd; uit de concrete werkelijkheid als begrip afleiden
Gedetailleerd-vaag; manier van ruimtesuggestie: vooraan zijn de dingen in detail getekend, verder weg worden ze steeds vager.
Gesloten; vorm waarvan het oppervlak massief is of massief aandoet.
Glamour; betoverende glans, schone schijn
Glimlicht; een ‘witte’ vlek op een voorwerp.
Grafisch ontwerper; degene die de opmaak van teksten en beelden verzorgd.
Hanteringswijze; de manier waarop materiaal en gereedschap gebruikt zijn.
Harmonie; wanneer alle onderdelen met elkaar in evenwicht zijn.
Illusie; droombeeld
Industriële vormgeving; vormgeving van gebruiksvoorwerpen die met een machine in grote hoeveelheden worden gemaakt.
Kader; de begrenzing van het beeldvlak, waarbinnen getekend of geschilderd is.
Kleurenfamilie; een groep kleuren die onderling weinig verschillen of die verwant zijn.
Kleur-tegen-kleurcontrast; tegenstelling tussen verzadigde kleuren.

Koud-warmcontrast; tegenstelling tussen koude en warme kleuren.
Lettervorm;
Lijnperspectief; ruimtesuggestie volgens wiskunde methode, met behulp van lijnen die naar een of meer vluchtpunten op de horizon lopen.
Logo; beeldmerk waarin altijd een woord min of meer herkenbaar is.
Onderbewustzijn (onderbewuste);
Onverzadigde kleuren; kleuren vermengd met wit, zwart of grijs.
Organisch; van planten of dieren afkomstig.
Overlapping; gedeelten van vormen zijn niet te zien omdat er andere vormen vóór staan.
Plasticiteit; de ruimtesuggestie van een oppervlak van een voorwerp, dat je als het ware kunt voelen.
Primaire kleuren; geel, rood en blauw. Ze zijn niet door mening te verkrijgen.
Realistisch; manier van werken waarbij de werkelijkheid zo nauwkeurig en onverbloemd mogelijk wordt weergegeven.
Repoussoir; bijzondere combinatie van overlapping en afsnijding. Geeft het gevoel deel uit te maken van de voorstelling.
Restvorm; de vorm die men niet tekent, maar overblijft of de open ruimte in een vorm of tussen meerdere vormen in.

Romantiseren; iets er overdreven gevoelig uit laten zijn.
Rubbing; techniek waarbij het oppervlak van een voorwerp op papier wordt afgewreven
Schaalvergroting; uitbreiding van omvang
Secundaire kleuren; kleuren die gevormd worden door de primaire kleuren.
Silhouet; schaduw die ontstaat bij tegenlicht.
Slagschaduw; de schaduw van een voorwerp op de grond of een ander voorwerp
Standpunt; gezichtspunt; de plaats vanwaar iets is bekeken en in beeld gebracht.
Statisch; niet bewegend, zonder suggestie van beweging.
Stileren; een bepaalde stijl geven
Stofuitdrukking; zó teken of schilderen dat het materiaal net echt lijkt.
Suggestie; wanneer er op een plat vlak zó geschilderd of getekend is dat men de indruk krijgt dat de voorstelling echt aanwezig is.
Surrealisme; alledaagse voorwerpen worden op een niet-alledaagse manier met elkaar verbonden.
Symmetrisch; wanneer een beeld in twee helften verdeeld kan worden die precies of ongeveer elkaars spiegelbeeld zijn.
Toets; vlek die ontstaat door met een kwast of penseel korte vegen te maken.

Toon, tint; het karakter van een kleur.
Tussenvorm; een beeld dat niet direct herkenbaar is, maar ook niet helemaal non-figuratief.
Tweedimensionaal; met twee maten; breedte en lengte.
Typografie; het samenvoegen van letters tot woorden en zinnen, technieken die betrekking hebben op het drukken, bijvoorbeeld het gebruik van lettertypen.
Verbeelding; in beeld brengen, zichtbaar maken.
Vervreemding;
Verzadigde kleuren; kleuren in hun zuiverste vorm, pure kleuren.
Volume; alles wat ruimte inneemt heeft volume.
Vormgeving; het rangschikken en ordenen van teksten en beelden tot een geheel.




REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.